De Iwonderel Kerstnacht
H
Kerststemming in de tropen
KERST JLI1ED J1
HET STERRETJE
kwam naar de aarde
Kerstboom voor vogels
th
LICHT
'ft
Hoe Rimpeltjes
Kerstfeest
ONS KERSTVERHAAL
IN DE DUISTERNIS
-V. <*- -
Een verrassing
w
ONZE KERST-KRUISWOORD-PUZZLE
ET GEHEIM
stenen hoeve
neer
een echt
werd
Kerstfeest
EVENTJES PRET
Iets goeds!
'clowntje
GEVEN, niet krijgen
Dccembcr-bomcn
.WOENSDAG 34 DECEMBER 1947
KERSTNUMMER
^ANT
^RRISTUS' GEBOORTEFEEST vieren
wij morsen. Het feest wi Gods
••vwif licht, in een duister* wereld.
Terwijl wij oud en jong -^Bfiteren
na*r het evengeiie ven de gram Gods
vrede. wordt op tal van plaatsen bloedig
gestreden, wqrdt de oorlog gepredikt in
het valse schijnsel van een vuur. dat door
heat en wantrouwen levend wordt ge
houden. Schijnbaar wordt van alles ge
daan om de Kerstgedachte ongerijmd en
«elf» onmogelijk te maken.
Wanneer die Kerstgedachte niet sterk
Is. laat »U rich gemakkelijk overheersen
door swart galligheid en cynisme. En
helaas, bij hoeveel mensen ook is het
Kerstevangelie niet meer dan „een mooi
verhaaltje bij een bijxondere gelegenheid''
of een treffend symbool van het weer
kerend licht in de donkerste tijd van het
Jaar? een verhaal of een zinnebeeld, dat
daags na Kerstmis, als de Kerstboom rijn
naalden gaat verlieten, in het vergeet
boek raakt, omdat „het leven verder gaat".
Maar wanneer de Kerstgedachte sterk
is. hebben bitterheid en twijfel de ge
ringste kans om op de voorgrond te tre
den. Dan overheersen blijmoedigheid en
vertrouwen, dan wordt de duisternis van
dage wereld verbannen door een licht, dat
van binnenuit straalt; dan is er geen on
zekerheid meer. doch zekerheid. Dan
zdggen wij leeft het Koninkrijk Gods
in ons. de genade van de ware vrede.
HIERAAN herkent men het
ware licht van de Kerstgedachte,
dat het van binnenuit komt en niet van
buiten. De grootste schilders van alle
tijden sedert de blijde gebeurtenis in
Bethlehems stal, hebben dit begrepen. Als
sij de Kerstgeschiedenis in beeld brachten,
deden zij het steeds zó, dat het licht van
de engelenscharen boven de velden van
Ephrata bij de glped van het kleine tafe
reel In het midden scheen te verbleken.
Dit innige tafereeltje, het Kindeke Jezus,
in doeken gewonden en liggende in de
kribbe, omringd door Maria en Jozef en
d« herders In aanbidding. Op de schil
derijen zien wij het Kindeke zelf ats.een
bron ven licht, een zon die de duisternis
van de nachtelijke stal breekt en de ge
stalten van mens en dier met een mild
schijnsel bestraalt. Zwak en povertjes
ligt HU daar, Die de Gezalfde zal heten.
Die gekomen is om een Middelaar te zijn
fa het altfjd-durende conflict tussen God
en de mens, een Verlosser van allen,
die bevrijd willen worden van de last
hunner zonden, een Wegbereider naar
Gods Koninkrijk. Broos en schamel kwam
Hij onder de mensen, maar niettemin
word HU hun Koning, de drager van Gods
licht, dat de duisternis'der wereld ver
breekt met de tedere glans van het wonder.
TN IEDER MENS leeft toch al ia het
«Ag xo weinig merkbaar het ver
langen naar het wonder, naar de grootste
mogelijkheid in een schijnbare onmoge
lijkheid. En ook kent ieder mens al
schijnt hij.n&g zo hard de ontroering
bij het zien van een pasgeborene, omdat
hy, ook zonder zich er rekenschap van
te geven, beseft dat bat levenswonder hier
zijn begin toont.
Het grootste wonder van Christus' Blijde
Boodschap is de betekenis van het kleine
en zwakke. „MUn kracht wordt In zwak
heid volbracht." Het Nieuwe Testament
is vol van uitspraken, waarin het geringe
tot Ret aanzienlijke wordt verheven, de
verdrukte tot overwinnaar. In het zwakke
en kleine schuilt de grootste kracht. Dit
la de kern van Chriitus' leer, die gegrond
vest ia op geloof, hoop en liefde.
Oeloof, hoop en liefde; in het Kerst-
licht, dat van het Kindeke in de donkere
atal uitstraalt, vindt men deze drie voor
naamste krachtelementen, die de Christen
nodig heeft om met Christus het kruis
mee te dragen langs de via dolorosa van
het leven, de weg der smarten die naar
Golgotha leidt. En ginds, boven het eind
punt van deze weg. schijnt een nieuw
licht, dat niet van binnen uit komt, doch
van boven valt: het Paaslicht, Alzo Jlef
beeft God da wereld.... H. B.
"f
IN MIJN EENTJE zit ik op de Gombel.
-1 de hoogste heuvel van Semarang. en
onder mij ontrolt zich Indlë's machtige
landschap.
De enige, die me gezelschap houdt, is
Lorre de papegaal van het werkplaata-
peloton en Lorre zegt niet» en slt maar
wat In de zon met zijn kraaloogjes te
knipperen, mummelend ais een oud man
netje
Het la warm. maar het zachteJbindje
voor elke vrouwenden mei*f«»h«nd.
vooral in herfjt en~vimet. ii een
tube Hymce Gelei (Mijnhsrdt) pr.7)ct.
DE «arde lag verdoken onder een wit doodskleed. De bomen bogen
hun takken onder de zware vracht, die soms met eeft zachte plof
vergleed en kreunden roerloos in de grote stilte. Aan de heldere
vrieshemel pinkten millioenen en nog eens millioenen sterren.
Stil lag de wijde Kempense heide onder de huiverende vrieswind, die
het water had bevroren en grimmig beet in de bast van de bomen.
Aan de kruisweg, die van het dorp naar het donkere bos leidde, hing het
beeld van Ons Lieve Heer in een kapelleke aan een dikke boom en
staarde in de lichte winternacht. Rondom de dorpskerk, die hoog en
zwart oprees tegen de schemerige achtergrond, drukten .zich deemoedig
de kleine huisjes als schapen rond de herder.
Het was Kerstavond
De deur vsn de herberg ,.ln den zoeten
inval" zwaaide open. Het gele achijnsef
van de petroleumlamp, die aan een der
zwart-gerookie balken van da gelagkamer
hing. tekende een vierkante gele plek op
de witte aneeuw.
Vloekend en zwaaiend «tommelde Jan-
Sle», de atreuper. de ichandvlek van het
dorp. naar buiten. Zijn zatte kop, waar de
foezel van Tiaae. de herbergier in rond
«pookte, begon hem te draaien in de zui
vere vrieslucht. Hij struikelde, verloor een
van zijn holsblokken en ging verwezen op
de koude grond zitten.
Even later zwaaide de deur opnieuw tos
en Soarlowle, zijn trouwe makker, die zes
jaar in het „kot" had gezeten, omdat hij
een Jachtopziener had neergelegd, strom
pelde de duisternis In. Achter hem kwam.
een verwezen grljna op het bott* gezicht,
Lowieke, d« dorpszot.
Allee, riep Soarlowle gedempt over
zijn schouder naar Lowieke, goa mee, ge
kunt de hoazen dragen, 'k peins, dat ze
vannacht wel in de strikken zitten.
Gehoorzaam klotate de rot achter beide
mannen aan. De foezeldampen begonnen
uft de kop van Jan-Slea weg te trekken.
Hij lachte schor, toen hij naar de blikke
rende hemel keek en zei:
*k Zie de Karstatarre
Hou-d-oud stille, zatlap, ichold Soar
lowle zachtjes, moeten de mensen ons ho
ren?
-Bei-nee, grinnikte Jan-Slea. d'r is geen
meinse vanoa jnd bij den weg.
Als schimmen waadden ze even later
door de fijne jachtsneeuw. die kniehoog
tussen de bomen lag. Soarlowle ging
voorop, hij kende de weg en wist waar
de strikken «tonden. Bij een boawalletje
vonden ze de eerste haas, rondom het dier
was de aneeuw omgewoeld, de kop lag
achterover, de maan blonk In het dode
oog als in een spiegel.
De zot klapte In ztyn handen en stak met
een gezwollen rode vinger naar het oog.
We zijn de strikken langs geweest,
zei Soarlowle eindelijk.
*k Pelna, dat we naar hui» moesten
gaan, d'r staat nog dzjenuiver In de kaste,
we hebben een sloksken wel verdiend.
Jan-Slea smakte met de lippen.
Midden ln het bos Ug de stropershut.
Vroeger hadden er kolenbranders gehuisd,
mdar dat waa al lang geleden en toen
Soarlowle uit het „kot" waa gekomen, had
hij in de vervallen hut zijn intrek geno
men. HIJ hield er een geit en een paar
kippen en Jan-Sies woonde bij hem ln.
Huiverend stapten de mannen aan; de
zot schurkte zich In zijn gerafelde kleren.
Plotseling atond Soarlowie stil, gebogen
als een sprongbereld roofdier.
Nondeju. vloekte hij zacht en keek
schichtig om zich heen
Wat is er? fiuiatecde Jan-Sies.
Daar, weea Soarlowie, ln ons huls
brandt licht.
Een flauw schijnsel, een vage gele vlek
schemerde (ussen de zwarte stammen.
Voorzichtig slopen de mannen nader.
Soarlowie rukte de deur open en deinsde
toen op de drempel verwezen terug.
Jan-Sies en zotte Lowieke staarden met
open mond over zijn achouder. Midden in
het enige vertrek, op het voddenbed, lag
een Jonge, bleke vrouw. Van onder de ge-
icheurde deken klonk het klagend krijten
van een pasgeboren kind. Aan het voeten
einde stond doodstil de geit....
De Kerststarre, lalde verwezen zotte
Lowieke.
Soarlowie rukte zich de klak van de
ruige kop. Vreemde, lang vergeten beelden
■pookten door zijn verwezen brein. Jan-
Sies volgde zijn voorbeeld en trilde op zijn
magere benen.
Het Kindeke, stamelde hij Het
Kindeke
De beide mannen huiverden van ont
roering. Lang vergeten woorden kwamen
ln hun gedachten.
Pier de Waele. de rijke boer, wiens
machtige hoeve Clak bij de bosrand lag,
staarde verbeten in de sintels van het
stervende haardvuur. Eenzaam zat de oude
man. de dunne lippen vast opeen geklemd,
gebogen ln de zware leuningstoel. In het
achtërhuis vierden de knechts en meiden
het Kerstfeest, maar gedempt, geen vro
lijk lachen, geen uitbundig lawijt wilde de
gramme boer horen.
Kerstnacht
Een Jaar geleden was zijn dochter. Ce
lesta. zijn oogappel, na een heftige twist
gevlucht met een foorreiziger, een rappe
jongkerel, die 's zomers de kermissen af
trok en die de winter op het dorp waa blij
ven plakken. Zijn dochter, de erfgename
van zijn hoeve, had zich .verslingerd aan
een foorkerel.... HU had haar naam Ver
vloekt en met een vaate hand gestreken
uit de oude familiebijbel.
Maar die nacht kon hU haar gedachtenis
niet uit zijn stugge kop strijken.
Piotdeling werd de boer opgeschrikt uit
zijn «bittere overpeinzingen. Verwarde
stemmen klonken uit het achterhuis, deu
ren sloegen en toen stond Soarlowle voor
hem. de atreuper. hijgend en opgewonden.
Boer, schreeuwde hij, ga mee. Neem
een lantaarn en warme doeken, ga mee....
Er is een wonder gebeurd!
Tegen zijn zin stond de boer op, nam
een stallantaarn en ging mee. Achter Rem
volgden de verschrikte knechta en melden
Hijgend wees Soarlowie de wég, maar op
de vragen van de boer gaf hU geen ant
woord meer.
Bij de hut wierp hU de deur open en
ging terzijde, om de boer voor te laten
gaan. V
De boer wierp een haastige blik in het
vertrek. Zotte Lowieke lag in een hoek
geknield, zijn bot gezicht scheen verheer
lijkt. geruisloos bewogen zijn lippen. En
Jan-Sies knielde bU de haardplaat en blies
ln het gloeiend turfvuurtje
Toen zag hij de jonge vrouw in het bed
en deinsde achteruit
Afwerend ging zijn hand omhoog.
Celesta, wilde hij zeggen, maar geen
woord kwam tussen zUn vast opeenge
klemde lippen.
KerstkindekeKerstkindeke.
stamelde de zot.
Tpfcn. plotseling, trilde een klare toon
door de heldere vrieslucht. Bronzen klok-
kenstemmen zongen over de wijde Kem
pense heide
Heden ls ons het Kerstkind geboren
Dc stok viel uit de machteloze handen
van de boer. een snik kropte in zijn keel.
Langzaam ging hU naar het bed
Celeattne.zijde ge teruggeko
men
mij, diep beneden, slingert zich de
rivier als de scheidingslijn van een enor-
me,legpuzzle, Ik zie de groenige heuvels
met hier en Jaar donkere plekken van
klapperbomen, de hulzen liggen verscho
len In kleine bossages. heel in de verte
glinsteren de Dakota's op het vliegveld
en nog verder is de zee. die aan
kim verwaast.
Een prauwenzuil vlakt wit tegen
de nevel.
Op de vooruitstekende heuvel,
links van me. staan drie lange,
rechte tjemara's. hun fijne
takkan «teken als dot-groe
ne pluizen af tegen de
blauwe lucht, waarin
witte wolken, grillig
van vorm. drijven
langs dc eindeloze he
mel.
Tjemara's Indi
sche Keratbomen.
En dan wentelen mijn gedachten aneller
dan de aarde en Ik ben thuis, in Neder
land. waar de echte sparren zijn en waar
het nu Kerstmis is.
Kerstmis ln Nederland!! We denken er
aan terug als aan de kleurige prentbrief-»
kaarten, waarop een klein huisje, wlt-
sneeuw-overpoederd. tegen een achter
grond van hoge dennen. Uit de schoor
steen kringelt een pluim van rook en Ie
wist: daar binnen In dat huls. is het warm.
daar zitten mensen bij elkaar. en buiten
gesloten is de wereld met al haar Jagen
en Jachten, daar binnen Is het stil en
goed Ja. als kind vormden we dit mooie
kaarten.
De tijd van het kind-zijn gaat voorbij/
het leven eist zijn rechten, niemand kan
zich afzonderen van de wereld, temidden
waarvan hij werkt en zo vervaagt de ge
dachte aan al dat mooie en vredige. Maar
soms neemt dit vage herinneren weer vas
te vorm «aan en word je gedwongen even
te rusten bij de mijlpalen van het leven.
Zo zit je dan nu In Indlë. dat uitgestrek
te eilandenrijk, waar zoyeel duizenden
jongens uit Nederland hun Kerstmis vie
ren.
Kunt U zich voorstellen hoe in deze da
gen onze gedachten gaan paar on* land
aan de zee' Naar zijn duinen, zijn bossen,
naar de hei. het strand, de meren en ri-
vieren? Hoe wij denken aan zijn staden en
•zijn dorpen?
Wie ziet nu niet voor zich het Hollandse
landschap, misschien niet van een groots,
heid en woestheid als dit Indische, maar
toch zeker niet minder achoop?
Wie voelt niet de koude wind om xUn
slapen, het tintelen van zijn oren, wie zou
niet willen optornen tegen ae storm, dia
over het lage land raast, die machtige
bomen doet buigen en die de golven van
de Noordzee tegen het vlakke strand doet
beuken, schuimende rollers, uiteenspat
tend in verwaaiende vlokken?
O. land van mist en nevel, van storm
en regen, van «i)*euw en ijs. wat missen
we je In deze tijd. waarin onze gedachten
onweerstaanbaar naar huis en naar de ver
trouwde omgeving worden getrokken. Dui
zenden harten kloppen nu warm voor Jul
lie. duizenden gedachten toefen nu by
jullie en duizenden nemen, als onzichtbare
toeschouwers ln deze dagen de openstaan
de plaatsen ln.
Wij weten dat Jullie aan ons denken.
zoals«wiJ aan jullie denken en wij troosten
ons met de gedachte, dat. geve God. wy
het volgend Jaar by jullie mogen zyn en
ln de heldere ogen van onze kinderen het
zachte schUnscl van de kaarsvlammetjes
zullen rlen weergplegelen.
Een Gezegend Kerstfeest voor U allen.
En een gelukkig nieuw Jaar en moge het
een jaar van behouden terugkeer tyn
Naast me is Lorre zachtjesaan in «l«ap
gedommeld. Kleine, nietige vogel tn die
grote wyde wereld. De wind woelt ln zyn
witte veertjes en de kuif op zUn kop staat
parmantig overeind.
Als verlamd onder de brandende zon
ligt voor me het land van Semarang.
Kerstmis In Indië
De vertellende D-wagcn
Als men verre reizen doet. kan men veel
verhalen! Het ls dus een zeldzame bol als
men ln een spoorwagen terecht komt. die
vroeger een D-wagen is geweest, die vele
buitenlandse reizen heeft gemaakt en die
bovendien.... kan praten. L. J. K. Frltze
ontmoette een ..Pappa", die het voorrecht
heeft gehad vele verhalen van de ex-D-
wagen CatrUn te krygen en die verhalen
heeft hU geboekstaafd voor Papa'atienja
rig zoontje en twaalfjarig dochtertje en
voor alle andere kinderen van die leeftijd.
De D-wagen haalde in zUn jeugd allerlei
stoute streken uit. maar daaruit worden de
nodige lessen getrokken. Verder vertelt
CatrUn heel gezellig en interessant over
Zwitserland, allerlei steden ln ons eigen
land. o.a. Haarlem en Rotterdam zodat
niet alleen de kinderen, maar ook vaders
en moeders, die het verhaal voorlezen, er
van zullen smullen. C. Icke zorgde voor
aardige en geestige wit-zwart-rood te
keningen en Ad. Donker te Rotterdam gaf
het geheel utt.
M. v. S.
O
O
O O
O
Zij kwamen*)fedrieën van heel erg 14r,
KasparMelchior en Balthazer.
Drie koningen uit een vreemd, oud land
en volgden hun hart en de sterrebrand.
Die hun als een lamp is voorgegaan
en boven een stal bleef stille staan.
Er lag een schreiend kind in de stal
er stonden een os, een ezel en dat was al.
Een os en een ezelEen schreiend kind,
maar door de bomen zong de wind.
Een vreemd oud lied, een betoov'rende wijs
Het klonk als de zang uit het Paradijs
En eng'len vertelden in rijm na rijm
de koningen fluist'rend het wond're geheim
Van een winternacht en een schreiend kind,
de sterrebrand en de zingende wind.
R. KROES.
u
0 O
O
o' .0
'.O
O 'I
O
O
O
O
Horizontaal 1. VrUwillige verbintenla,
8. matroos (meerv.), 12. stad in Italië, 19.
uitstalling (meerv 21. spoedig. 22. dorpje
ln Zeeland bU Brouwershaven. 23. muziek
noot. 24. Item (afk.), 23. rivier in Zuid-
Amerika, 28. Te weten (afk.). 29. Meester
(afk), 30 landbouwwerktuig. 33. klein
soort van hert. 34 openbaar lager onder-
wijs (afk.). 36. Middel, om zUn gedachten
uit te drukken. 38 Plechtige gelofte. 39.
Turkse munt. 40. Kippenloop. 41. Tegen
stelling van dorp. 43. Van alles evenveel
(op recepten), 44. Bijschool (alk.). 43 Smal
en dun stuk hout, 46. Als 21 hor., 48. Af
korting voor dyne, 49. Verkeerd. 50. Bier
soort. 52. Een groot aantal, 54. Met de eg
bewerken. 56. Voorzetsel. 57. Ingenieur
(afk.), 58. Lager onderwUs (afk.), 39. Koor
van zangers. 61. Knaagdier, 62. Emeritus
(afk.), 63. Voorzejsel. 64. tegenstelling van
dik. 65. RechterbUnvlertje van de Maas.
uit de Ardennen, bij de beroemde Grot
van Han, 67. Opschrift ener enveloppe.
70. Deel van de mond. 71. Achting. 73.
Secretaris-penningmeester (afk.), 75. Steen
77 Vaartuig. 78. Water in Friesland. 79.
Werktuig voor de vangst van oesters.
mosselen en alikruiken. 81. OningewUde,
83. sportterm. 83. Wapen, 86. Hevig, sterk,
87. Meer op de grens van de Verenigde
Staten en Canada. 89. Gravin uit het
Hollandse Huis, 91. Stok. 93. Omslag van
een boek, 94. Greenwich TUd (afk.), 95.
Ontkenning (Eng.). 97. Moedig onder de
ogen zien, uitdagen, 100. Muzieknoot, 101.
Lidwoord. 102. Een einde maken aan, 105.
Als 38 hor., 106 Stad in OveriJsel. 109.
Bezorgen, 110, Gemeente ln Zuid-Holland
bU Gorinchem. 111. Snoekbaars (meerv.).
Verticaal: 1. Met kennis toegerust, 2.
Verdieping van een huis (meervj, 3. Als
23 hor., 4. Vette vloeistof, 5. Modepop. 6.
Tsngena (afk.), 7. Rivier in Utrecht. 9.
Giftslangetje onzer veenstreken. 10. pape
gaai. 11. Stok by het kaartspel. 12. Lim
burgs cirkelvormig baksel. 13. Eerst
komende (afk.), 14. Keurig. 15. Bolrond
vruchtje. 16. Ter zee (afk.). 17. Onb. voor
naamwoord. 18. Binnenkort. 20. Vrouw van
Abraham. 22. Zoon van Seth. 26. Persoon
lijk voornaamwoord. 27. lengtemaat, 31.
Afkorting voor gadallnlum. 32. Dot. 33.
Smalle weg. 37 Water in Noord-Brabant,
39 Geesteiyk drama, 42 Soldaat, behorend
tot de lichte ruitery (meerv.). 45. Strikje,
47. Wiersoort. 49. Kledingstuk voor dames,
51. comparatief van eer. 52. Keer. 53. Be
hoeftige persoon, 54 Een der profeten. 55.
Deel van het aangezicht. 56. Slede, 60. Als
63 hor.. 66 Geit. 68. Latwerk, 69 IJstap.
72 Ondergrondse bergruimte (meerv.), 74.
Aandeel. 78 Bewoner van Ierland. 77.
Voorvoegsel, 78. Hetzelfcre, 80. Romanum
Imperium (afk 82. Boterton. 83. Bosgod
met horens en bokspoten (Gr. Myth 64.
Stap, 85. Verdriet. 86 Muzieknoot, 88
Einde. 90. Als 100 hor.. 92. Oude Rekening
(afk.), 93 Vereniging. 96. Nakroost, 97.
Voorzetsel. 98. Zware zoete wyn, 99. Land
tong. 100 Boom. 103. Naamloze vennoot
schap (afk104 Als 26 vert„ 107. Volgens
andere (afk 108. Voorzetsel.
BIJ juiste oplossing leest men op de
nummers:
12, 33. 34. 45. 69. 72. 75. 78, 80. 83. 84. 86,
87. 88. 98. 108 een wena voor al onze
lezer s(eisen).
Laten onze puzzelaars bU het inzenden
van hun oplossingen es san denken, dat
er nog Kinderpostzegels verkrUgbaar syn
en wij hopen, dat zij deze zoveel mogeiyk
zullen gebruiken by het verzenden van
hun antwoorden, opdat weer een beJang-
ryk bedrag het menslievende doel ten
goede komt.
Oplossingen van deze puzzle kunnen
vóór 1 Januari 1948 worden Ingezonden
aan het bureau van ons blad. Voor goede
oplossingen worden één prijs van 5 en
twee van 2.50 beschikbaar gesteld. Op
het adres vermelden: Puzzlerubrlek.
Over deze rubriek kan niet worden
gecorrespondeerd.
têèruk verbede*-
Door RUFUS KING
M)
Linda keek om en de knokkels van haar
hand w»ren wit van de Inspanning, waar
mee ze zich asm haar zitplaats moes*
Vastklemmen, o™ niet door de onver
wachte heftige schommelingen der boot
«verboord geworpen fe worden. Met haar
andere band bièld ze npjg steeds hsar re
volver omklemd in haar echoot. Met
moeite kon ze de achtervolgende polltie-
boot nog onderscheiden. Die waa ver ach
terop geraakt, en bleef eteeds meer ach
ter, nauwelijks zichtbaar in de witschui
mende golven, hobbelend als een atuk
speelgoed op de wilde wateren. „Hoe diep
ia het hier?" schreeuwde ze tegen Walter.
Waltera gezicht vertoonde vinnige ze
nuwtrekken en zün fletse ogen stonden
radeloos. HU schreeuwde tegen Linda
««rug: „'n Kerel in Burlington zei. dat het
meer op sommige plekken zestig of tach
tig meter diep is.
Linda staarde met angstige ogen naar
de kokende watermassa's, die zich naar
het Zuiden voor hen uitstrekten. Het
acheen haar natuurlijk, dat uitgestrekt
heid van een watervlak samenging met
grote diepte. Ze overdacht heel nuchter,
wat ze had horen vertellen over de wijze
waarop dode lichamen zich in hel water
gedroegen. Als ze zich goed herinnerde,
dan zonken ze onmiddellijk en bleven on
der water, totdat hei onlbindingzpro es
in een vergevorderd stadium kwam: dan
eerst bestond de mogelUkheid. dat ze.
vooral in zout water, weer naar de op
pervlakte kwamen t
Ze schreeuwde tegen TValter: „ft het
water hier zout of zoet?"
..Hoe kan ik dat weten"''" Hij hield zljji
mond wat open. zodat hij leta van het
telkens overspattende water te proeven
kreeg en riep. „Proef het zelf maar! Ik
vind dat het zoet water ls!"
In zoet water komt een dode niet bovan,
dacht Linda.
Jane's gedachten stonden plotseling stil,
alsof ze geremd werden. Ze kon hele
maal niet meer denken. Ze had geen ge
voel meer. In haar hoofd dreunde het
waanzinnig: In orde.. alles in orde.
Ze vroeg zich af. of opgejaagde dieren,
die niet meer weg konden komen voor
de loop van Jagers geweer, zich *ook
zo gevoelden En toen rees de gedachte,
ha*] vaag. bij haar op: flr wij nog Zo
graag blijven levenIk wil In leven
blijven....? En het leven drong zich aan
haar op ala een onbetaalbaar, kostbaar
iets. dat Linda op het punt stond, haar te
ontroven.
>nard stak zijn hand uit en hield die
Llnda tegen, zeggend: .Je moet die
revolver niet gebruiken. Ze zouden later
schotwond vinden."
In zoet water komt een dode niet meer
?nf" zei Linda.
lane dacht: „Mijn lichaam zal in zoet
iter nooit meer bovèn komen!"
Llnda hief de revolver op.
Leonard schreeuwde: „Je moet niet
vergeten, dat ik er óók in betrokken ben!
Die kerels achter ona zullan my even
goed verantwoordelUk rekenen als jou.
alt er hier ieta gebeurt!"
„Ze halen ons nooit in!"
..Maar ik zeg je", hield Leonard vol,
„dat lijk zal het 'm doen!"
„En ik zeg Je. dat het zal zinken!"
Jane dacht: „Ik zal zinken!"
Leonard wrong omzichtig de revolver
uit Linda'a hand. Hij schreeuwde: „Ito
waag het in geen geval!"
Llnda waa bleek van woede. „Wat wil
je dan?"
Leonard staarde nadenkend op zijn be
haarde vingers. „We zouden altyd kun
nen bewegen", zei hU langzeam, „dat ze
zelf over boord gesprongen ia!"
Valcour dacht Er bestaat niets er gars
dan de onmachtige getuige te moeten zyn
van de dood van iemand die men liefheeft.
Hy keek naar het jonge verwrongen
gezicht van Clark, naar de kijker in dlena
hand. die hy niet kon gebruiken, omdat
hij drijfnat was van het overspattende
water. Toch hield Clark hem kramp
achtig omkneld, alsof hy nog een zekere
verbinding vormde tussen hem en de weg
vluchtende motorboot, alsof hy een brug
vormde, waarover hij.
Valcour voelde hoe gevaarlijk 'n der
gelijke spanning was. Hy wist maar al
te goed. hoe veel mannen en vrouwen in
het leven verongelukt waren op derge
lijke. onstoffelijke, en toch zo gevaarlijke
klippen. HU trachtte Clark s aandacht af
te leiden van het treurspel dat zich on
getwijfeld zou afspelen, daar tn de verte
ln dat woeste water, en, om boven het
lawaai van de storm en het geronk van
dc machine uit te komen schreeuwde hij
zUn longen byna stuk. Hy richtte zyn op
merkingen tot de grenscommies aan het
•tuur. in de hoop, dat ze zijdelings hun
Invloed op Clark zouden doen gelden.
Hy zei: .Je hebt groot geUjk te menen,
dat ze hun plannen zorgvuldig hadden
voorbereid: maar dat is altyd het geval
met misdaden, die door meer ontwikkel
den worden gepleegd. Belfling was in
ieder geval uiterst bescheiden In zijn
•isen. Ik veronderstel dat die hoeve aan
da rivitr hem niet meer dan "honderd
dollars per maand gekoat heeft. Zich
hogere uftgaven getroosten, zou hij den
kelijk een misdaad op zichzelf gevonden
hebben, ik vind hem eerder handig dan
omzichtig. Er zUn weinig andere beroepen,
die zulk een sfeer van eerbiedwaardigheid
om zich heen hebben hangen, dan Julat
het professoraat. Ik denk dat het bij de
meeste mensen nog een soort overblijfsel
is van de eerbied, die ze voelden toen ze
als kind op de schoolbanken zaten. Voor
Jonge mensen zijn professoren zoiets als
halfgoden, en de eerbied mag op latere
leeftijd wat verminderen, iets ervan blijft
gewoonlijk toch nog wel hangen.
Clark vroeg opeens: .Hoeveel water
staat er daar, boven dat rif?"
De jonge commies antwoordde: „Dat
loopt zo var* eep tot vier of vijf meter, op
sommige plekken is het nog dieper."
Clark herhaalde: „Een meter."
Valcour spande zijn stem nog meer in.
Hij vervolgde: „En hij zette zUn zo
genaamde dochter In het bijzonder voor
delig licht, door haar niet alleen een va
der te geven. die professor was. maar ook
Iemand ala Leonard tdt verloofde. HU had
genoeg mensenkennis, om te beseffen, dat
men veel minder verdenking koestert te
gen een hele familie, dan tegen een man
alleen; en veel minder tegen een knap
jong malaje. als ze verloofd ls. dan als ze
nog vrij rondloopt.
De joaga commies schreeuwde: „Hoe
bent u te weten gekomen. «fit ze zUn doch
ter nfet wis?"
„Uit een brief, die Balding heeft laten
slingeren. Hy had die geschreven, toen hy
pas in die hoeve zet en nog vóórdat ze
by hem gekomen was. Het was een beslist
onhandige brief, maar misdadigers, en ge-
wooniyk Juist de geveariykste. doen nu en
dan domme dingen. Die brief bevatte niet
alleen gegevens over de manier, waarop ie
zich ala dochter te gedragen had. maar
bevatte tevens een vrij volledig relaas
over het gehele smokkelplan. Degene, die
een wenk aan de regering gegeven heeft,
had die brief in handen gekregen. denkeHJk
voordat hij gesloten en verzegeld was en
heeft hem overgeschreven. Diezelfde dame
copieerde een tweede brief, handelend
over het voornemen van de vertegenwoor
diger der juwelier*, die overkomen zou.
om de koop te sluiten. Ze was tllm genoeg
om te begrUpen. dat het haar een voor
deeltje zou inbrengen, ala ze de overheid
van die dingen in kennla stelde. Maar in
dit geval is de dood haar enigs belonine
geweest.
„In dit geval?"
.Ja, het was de oude vrouw natuur'.l
die als huishoudster dienst deed. Madnrr-
Berthier. Ze was niet zo gek, als men vsn
haar veronderstelde. In geen geval was ze
dom. waar bet haar geldelijk voordeel be
trof- Ik heb gehoord, dat se vroeger kame
nier moet zyn geweest en aat l«
Washington een rapport hebben over de
.WOENSDAG 24 DECEMBER 1947
KERSTNUMMER'
91-92 Met 'n bons kwam Rick op de «traat
Het deed 'n wel wat pijn. en hij zat
versuft op de stenen Maar dc man
had gelukkig niets gemerkt en liep door
Rick was weer vrij! Hij wreef zijn bol en
keek om zich heen. Ook hier was hij on
bekend. die straat had hij nooit gezien.
Nou Ja, ik zal wel weer verder lopen
verschillende wenken, door hsar aan de
overheid gegeven, waardoor verscheidene
«mokkelzaakjes van haar vroegere meeste
ressen aan het licht zyn gekomen. Je ziet
du«. dat ze wel veratand van dat aoort
dingen had. En zo ging ze ook op dit ge
val uit en vond. ais beloning, haar dood
„Hebben ze haar dan dood in die kel
der gevonden?"
.Ja. En ik meen. dat juffrouw Ruasel
haar daar gezien heeft en dat ze. ala we
haar nu redden, wel genegen zal zyn. dat
feit te erkennen."
Met de hoopvolle verwachting, waarmee
wy mensen ons gewooniyk nog aan een
strohalm vastklampen, vroeg Clark:
..Denkt u. dat we haar kunnen redden?
Zou dat nog lukken?"
Valcour antwoordde: „Ongetwijfeld,
maar Je zult er een eindje voor moeten
zwemmen, om haar van dat rif al te halen.
Je kunt immers zwemmen?"
„Ik kan do hele dag door zwemmen, als
ik zin heb. zei Clark. ..Bestaat er dan
karn. dat lk naar haar toe kan zwem
men?"
„Waarom niet? Ze hebben helemaal het
gevoel niet. dat ze In de val gelopen zyn.
Ze hebben de juwelen en ze hebben, zoals
te tenminste menen, het vrU« water kilo
meters ver voor zich uit. om te ontsnap
pen. Ze zyn waarschüniyk in een dolle
overwinningsroes. omdat ze denken, ons
•«tsnspt te zyn en zijn van plan ergens
w» heel eind weg, op een of ander ver
laten plekje te landen.... ergens in Ver
mont. veronderstel Ik. Ze hebben geen en
kele reden meer. om juffrouw Russel te
vermoorden."
Maar Valcour dacht: „HU ia te opge
wonden om te snappen, dat het niet waar
lsze moeten haar wel vermoorden.
omdat ze denken, dat zy de enige is. die
het ïyk van de oude vrouw gezien heeft
De commies zei: ..Ze hebben het huls
dus in brand gestoken, in de hoop. dat die
oude vrouw mee verbranden zou?"
.Julat."
Valcour voegde er niet bij. dat het den-
keiyk de bedoeling van Linda geweeat
was. door de brand meteen ieder spoor
van Jane te doen verdwijnen.
HU zei: ..Ze vormden een eigenaardig
gezelschap dat binnen de muren van het
tamelUk kleine huis bUeengepakt was. ver
weg van hun wereld van klatergoud en
nachtclubs en stadsgewoel, alsof ze ge
strand waren op een afgelegen eiland. En
ze ondergingen steeds de betovering van
het vooruitzicht op grote rijkdom en de
verleiding om. door een gemene streek,
die rijkdom voor zich zelf te houden.
Hadden ze het er dan allemaal opge-
xet. elkaar uit de weg te ruimen?"
„Vast en zeker! Je moet goed begrijpen,
dat hun gedachten een volle maand lang
dag en nacht vergiftigd zyn geworden
door onderlinge verdenking, geldzucht en
angst. Linda Belding waa bovenal doods
bang ln die nacht, dat ze Janc wist te be
wegen, bij haar op haar kamer te komen
slapen Dat was de onbewuste drang. die.
wij allen in ogenblikken van gevaar on
dervinden. om Iets levends, iets werke
lijks in onze nabijheid te hebben Ze was
buitengewoon bang. en dat niet zonder
gegronde reden, die avond, nadat haar
hondje gedood wat."
„Haar hondje?"
.Ja. Want Leonard moet haar hond in
een staat van angstige opgewondenheid
doodgeslagen hebben. Leonard was natuur
lijk net zo begerig als de rest. om de ju
welen voor zichzelf te veroveren en hij
kan onmogelijk door Belding of Llnda In
vertrouwen zijn geftomen over de plaats,
waar zy die verborgen hielden. Hij moet
't voornemen hebben opgevat, haar te
fouilleren in haar slaap. Maar daarvoor
was nodig, dat het hondje, dat bij haar op
de kamer sliep, eerst dood wasLinda
Belding heeft verder het huls In brand
gestoken. Daar hsd ze alle gelegenheid
voor in de tijd. dat wij naar haar op zoek
waren |n de dikke mist en ze waa hele
maal niet zo van streek, als ze wel wilde
doen voorkomen; want toen we haar von
den. was ze vrij normaal. Ze deed bet, om
ieder spoor te vernietigen van de wUze.
waarop ze de dood van Belding had ver
oorzaakt."
Da commies zei: „U hebt immers gezegd.
rFINKELTJE waa ean klein* star. HU
hing mat zUn vriendjes hoog aan de
hemel. De sterretjes praatten allemaal
door elkaar, want Twinkeltje zou van
avond voor het eerzt gaan verschieten.
Dat was erg prettig. HU zou dan op een
ander plaatsje aan de hemel komen te
hangen. HU kreeg weer nieuwe vriend-
Jee. Ook kon hU de wereld dan van een
andere kant bekUken. Het fUnstc van
alles was nog. als een kind op aarde hem
zag verschieten. Dan mocht dat kind een
went doen. Het was een prettig gevoel,
dat die kinderen dat aan hem te danken
hadden. Nog even wachten! Daar begon
nen de hemelklokken te lulden. Nu kon
htl gaan. Haastig nam hU afscheid van
zün vrlendjea. maakte het haakje, waar
mee hU aan de .wolk hing. los en daar
schoot hU weg. Twin
keltje werd bijna
duizelig, zo hard ging
het. Toch deed hU
zijn best om mooi te
schitteren. Zoveel te
eerder zagen de kin
deren beneden hem.
HU lette goed op.
Daar in dat huiaje
stond een mclije voor het raam. Zou zij
hem zien? Zou zeJa. daar hoorde hij
haar al wensen.
Ik wou. dat ik op mijn Kerstboom
ret zo'n mooie iter had. als die daar aan
de hemel verschiet.
Met een schok stond Twinkeltje stil.
Had hU goed gehoord? Dat meisje wilde
een ster zoals hU? Maar dat kon immers
niet' Mensen kunnen zulke mooie ster
ren Plet maken.
Twinkeltje gluurde de kamer ln. In dé
hoek stond een kleine Kerstboom. Er hin
gen glanzende ballen en slingers in. maar.
er stond geen ater op.
De ouders van dat meisje hebben vast
geen geld genoeg om een ster te kopen,
dacht hij.
HU had gelijk, want de vader van
Guuaje. zo heette het meisje, verdiende
Riet veel geld.
Kon Ik maar naar beneden gaan.
zuchtte Twinkeltje. dan zou dat meisje
wel vrolUker kUken Maar wacht eens. ik
ga het aan de Keratengc! vragen. Maar
hoe kom ik daar. want het ls een heel
eind weg
Er suisde juist een grofe ster voorbij.
O. o. wacht eens even, gaat u de
kant van de Kerstengcl op?
Ja. een heel eind.
Mag lk met u mee schieten?
Dat ls goed hoor. kom maar mee.
Zo schoot Twinkeltje Weer door de
lucht.
Wat moet je bU de Kerstengcl gaan
doen?
Vragen of Ik naar de aarde mag.
Daar Is een meisje, dat geen Kerstster
heeft. Nu wou ik in haar boom gaan han
gen.
Toch toneelspeelster
Weer een boek van Freddie Stroh. ach
ter welk pseudoniem zich. blijkens een
door Uitgeverij Hollandia te Baarn. inge
sloten circulaire, een bekend Nederlands
schrijver verschuilt.
Niet lang geleden kondigden wij van deze
auteur aan ..Waarom ben ik anders?" Fred
dy Stroh's nieuwe meisjesboek „Twaalf
ambachten één geluk" behandelt evenals
het vorige bock de geschiedenis van een
meisje in haar laatste schooljaar en haar
eerste ervaringen in hat beroepsleven. De
heldin Marjan wil toneelspeelster worden;
haar oom en voogd is echter van mening,
dat zij eerst op het toneel des levens maar
eens wat rollen moet spelen. Zij tracht de
raad in letterlijke zin op te volgen en
kemt in dc meest uiteenlopende en
voor een meisje met einddiploma H B S -
«oma heel wonderlijke baantjes terecht.
Tenslotte bereikt zij haar doel en hoe'
De ontknoping is misschien wat gefor
ceerd. de redenen waarom zij haar b> trek
king neerlegt, zijn niet altijd gehcc i ver
antwoord voor Iemand, die het daarmee
nauw neemt (per slot zullen heel weinig
moeders wensen, dat de gouvernante van
haar kfnd elk ogenblik herenbezoek krijgt,
al weet de Ingewijde lezer dat deze om
gang van onschuldige aard ls) maar alles
bij elkaar genomen is het toch een vlot.
prettig geschreven boek. dat onze oudere
meisjes misschien ook nog wel eens tot
nadenken zal «temmen. Ook nu moeten
wii bezwaar maken tegen woorden als
„begeesteren" en „verwachtingsvoldie
niet zuiver Nederlands zUn.
Hans Borrebach zorgde voor aardige
Illustraties.
M. v. S.
Ik breng Je er wel even heen, ant
woordde de grote ster.
Zo kwam Twinkeltje bü de Kerstengel.
HU was een beetje verlegen en het duur
de wel even voof hij aan dé deur van het
wolkenpaleis durfde kloppen.
De Kerstengcl deed zeif ogen.
Meneer de Kerstengel, ik ben Twin
keltje. Ik wilde graag naar de aarde.
Daar woont een meisje, dat geen ster
heeft voor haar boom. Vind U het goed?
Kom maar even binnen. Twinkeltje.
Vind je niet. dat je nog een beetje jong
bent om naar de aarde te gaan? Het i»
een verre reis en dxar beneden is het erg
donker.
Dat is het juist bU dat meisje, by
Guusje ook *n daarom wil ik er schynen
Dat vind ik erg flink van je.
We zullen het ér dan
maar op wagen.
Maar. je moet op
Tweede Kerstdag om
middernacht terug
zijn.
Nu. daar zou
Twinkeltje wel voor
zorgen. HU was echt
blij. De Kerstcngel
wenste hem goede reis en dsar ging
Twinkeltje op weg.
Buiten was het gaan sneeuwen. Grote
dikke vlokken vielen dicht opeen naar
beneden. Dat was fijn voor Twinkeltje.
Nu hielden die vlokken hem een beetje
tegen en kwam hij zacht neer op het
raamkozijn. Hij maakte zich heel klein
en kroop onder een kier door. Niema.id
had hem nog gezien Guusje was met
moeder in de '«euken. Vader las de krant
Op zUn kleine beentjes liep Twinkeltje
vlug naar de Kerstboom. Hij klom langs
de stam naar boven. HU maakte zUn
haakje aan de hoogste tak vast en daar
hing hU. Net op tijd. want Guusje kwam
binnen.
O moeder, vader. kUk eens. er hangt'
een ster aan de boom en wat een mooie'
lk had het gewenst. O. o. kUk toch eens.
Guusjes ouders waren net zo blij als het
meisje. Wat zouden zU nu een prettig
Kerstfeest hebben. En eigenlUk waren er
drie sterretjes, want Guusjes ogen schit
terden van 'blijdschap.
En Twinkeltje? HU had binnenpretjes
en schitteren dat hij deed. zo mooi. als
niet één Kerstboomster op de hele sarde.
In de kamer was het warm en gezellig.
Dc kachel had een rood buikje. De
kerstboom ln de hoek geurde, de ballen
glinsterden en de kaarsjes stonden te
wachten om te worden aangestoken.
Riet en Piet waren tweelingen. Zij had
den de hefe morgen buiten gespeeld. Ru
was het we! erg koud geworden Daarom
waren zij naar binnen gekomen. Zij wisten
niet goed. wat ze zouden gaan doen. Riet
keek voor het raam.
Kijk eens, daar zit een koolmeesje.
Och. wat zal dat beestje het koud hebben!
Geloof ik niets van. vond Piet. HU is
er op gekleed, moet je denken. Hy heeft
zijn winterverenpak aan.
Heb JU het dan nooit koud in je win
terjas?
Plet haalde zUn schou
ders op.
Misschien heeft dat
vogeltje wel hoijger.
dacht Riet en zouden
vogels ook Kerstfeest
vieren? vroeg zU zich
af.
Jó. lk weet wst.
Weet je wat we gaan
doen?
Nou, wat dan?
wy gaan zorgen,
dat de vogels ook
kerstfeest hebben.
Hoe wou je dat nu
doen?
We hebben immers
een denneboompje in
de tuin staan Daar
hangen wij bakjes met
voedsel in.
Hoe kom je daar
aan?
Och. sput'er toch
niet altijd zo tegen, als
ik eens iets leuks bedenk. We nemen een
voudig een paar flikken doosjes of dek
seltjes of van karton, dat kan ook# als
het stevig genoeg is en die hangen wc met
een ijzerdraadje in de takken. Ik heb nog
een paar van die kleine hengselmandjes,
die kunnen er ook nog by. Doen?
Oké! Laten we dan maar meteen be
ginnen.
Alle doosjfs en blikjes, die geschikt
waren, gebruikten rU-
Piet maakté-er de ijzerdraadjes aan vast.
netjes en goed stevig door drie gaatjes en
Riet vulde ze met aardappelkruim, dob
belsteentjes brood en zaadkorrels. Ook
hlnfMij oude kapjes brood zo aan een
draadje. Toen ze klaar waren, hingen zU
alles in de boom. Het had een beetje ge
sneeuwd en nu was het net een echte
kerstboom. met engelenhaar en lekkers.
Even later stonden Riet en Plet al weer
Walk* plaatsnaam ts tn deze tekening verborgen?
Vanuit de kamer zagen zij de vogels
aj en aan vliegen.
voor het raam Zij hadden geen oog vap
de boom af. Zouden de vogels komen?
Zouden zij het zien?
Het duurde wel een beetje lang. Daar
kwamen een paar musjes voorbij en Ja
hoor. zij streken neer op een dennetak en
pikten uit het bakje. KUk. daar zat een
winterkoninkje, en daar een merel en o.
kUk eens. zelfs een roodborstje en die
spreeuwen, ja hoor. die gaan er ook heen!
Riet en Plet glunderden. Zij vonden het
zo leuk. dat de vogeltjes af en aan vlogen,
misschien wel net zo leuk als hun eigen
kerstboom in de warme kamer.
Zeg. hebben jullie ook een boom In Je
tuin? Nou. wat denk je ervan'
De vogeltjes zouden dankbaar zUn hoor!
Heeft altijd niet de kinderzang.
Het kaarslicht en de stille nacht
En 't kerkgewelf al eeuwenlang
De mens tot inkeer steeds gebracht
Onderwijzer Ik heb gegaan, dat Is
fout nietmaar'
Jantje: Ja meneer
OnderwUzer: Waarom ia het ver
keerd?
Jantje: U bent er immers nog.
Piet: Vader, ls Inkt erg duur?
Vader: Nee. waarom?
Piel: Moeder was erg boos. omdat ik
het potje inkt heb omgestoten over het
tafelkleed.
Onderwijzer: Waarom was je van
morgen te laat?
Leerling: Ik weet het niet. Ik denk
omdat de school begon voor lk er was.
OnderwUzer- Oesters komen altijd
alleen maar op banken voor.
Hansje: - AltUd?
OnderwUzer: Ja
Hansje: fk heb nooit geweten, dat
oesters zo lui zUn.
IVOROL voor Uw tanden
P U R O L voor Uw handen
dat eeft kind het gedaan kon hebben".
t Was doodeenvoudig. Ze gebruikten
'n stelletje kopspijkers en een sterke,
zwarte draad
..Ze ving hem dus ln een soort strik
Ja, ze trok aan de draad, die langs de
spijkers geleid was. op het juiste ogen-
blik. nl waarop ze een getuige (ln dit
geval mij) naast zich had staan een
getuige, die onder ede zou moeten ver
klaren. dat ze een heel eind van de oude
man af was. toen hij vlei.
Clark vroeg: „Kan ze zwemmen?"
Valcour snapte hem niet dadelijk.
„Zwemmen?"
„Jakan Jane zwemmen?"
„Komt dat erop aan? Ook al kan ze dat
niet dan kan ze zich allicht op het rif
staande houden, tot je bij haar bent
..Dat is zo!" Clark stood op en bleef in
gebogen houding tegen dé striemende wind
In staan. „Ik trek vast'mUn schoenen uit.
Ik blijf op de vooralècht
De Jonge commlpi keek vol sympathie
naar Clark. HU zfi tegen Valcour.
„Waarom hovr Je die Jongen eigenlUk
voor de gek? Je weet toch ook wel. dat
zulke golven iedereen ondersteboven
gooien, die zou proberen, op een glibberig
rif te biyven staan?"
Valcour staarde nadenkend naar de woe
lende watermaaaa. „Er gebeuren meer
4 lie dieren ln' het bos noemden de ka-
bouter Rimpeltje. Zo heette hU hele
maal hijft. Maar. niemand wist beter. Het
was ook geen wonder, want Rimpie had
diepe rimpels ln zijn voorhoofd. Dat kwam
omdat hij altijd ontevreden was. Hij had
onder de dieren niet één vriendje Als zy
hem op het bospad zagen «ankomen. kro
pen de konijntjes in hun hol. de vogels
vlogen in de hoogste tak van de boom en
ook de eekhoorntjes en alle andere dier
tjes kropen weg. ZIJ waren er zeker van.
dat hij toch maar iets onvriendeiyks tegen
ze zou ztfien.
Het was de dag vóór Kerstmis. Iedereen
was druk in de weer-voor het feest Alleen
Rimpeltje niet. Hij zat ln zijn huisje. Zijn
rimpels waren nog dieper dan anders. Met
zyn hoofd in de hand staarde hij boos
voor zich uit.
Plotseling kreeg hij een plannetje
Weet Je wat. dacht hU, ik ga een
Kerstboom maken, net als de mensen dat
doen. dan zal het hier wel wal gezelliger
worden.
Hij liep het bos in. Al gauw zag hij een
denneboompje staan Dat waa nu juist, wat
hy zocht. Hy hakte het
om en nam het op zijn
rug mee naar huls. ln
de hoek van de kamer
zette hi/ het neer. Hij
keek er aandachtig
naar Nee. zo was het
nog geen Kerstboom.
Maar. ik moet hem ook
versieren, dacht hij.
Weer ging Rimpie het
bos in. Onder de
sneeuw zocht hl/ naar
beukenootjes en den
nenappels. Hij stak ze
in zUn zak en hing ze
thuis in de boom. Van
opgespaard zilverpa
pier knipte hij glan
zende sterretjes
Weer keek Rimpie
naar de boom Nog
was het niet echt.
Er moeten cadeautjes ln nangen Na-
tuuriyk. dat wa» het' Voor dc derde maal
ging hij op weg. Nu om in Kabouterdorp
presentje» voor zichzelf te gaan kopen
Onderweg kwam hij grootmoeder Konijn
tegen Zij kwam terug van het dorp. ZIJ
had pakjes gekocht voor haar hele familie
Grootmoeder Konijn was een wijze vrouw
Zij was ook altijd vriendelijk. Zelf* tegen
Rimpeltje Zij had medelijden met hem.
omdat ze begreep, dat hij ongelukkig was.
Goede middag. Rimpeltje!
Dag. antwoordde Rimpie
Waar ga je zo haastig naar toe?
Naar het dorp. lk ga cadeautjes voor
mezelf kopen Ik heb fijn een Kerstboom
Zo heb ik ook een prettige Kerstmis
Grootmoeder Konijn keek bedenkelijk
Weet Je u-el. vroeg zij. dat het Kerst
feest niet een feest is van krijgen, maar
van geven' En dat niet alleen, Je moet
geven met een vroiyk hart.
Grootmoeder liep door /en Rimpeltje liep
door Maar Rimpeltje had geen haaat
meer. Langzaam liep hij verder. Geven,
geven, dacht hij. Zou lk het een» probe
ren? Meteen nam hij een beiluit. Op een
drafje liep hij door In Kabouterdorp kocht
hij van allerlei. Kool voor de konljntjea.
een blikje boomschors vooiteen eekhoorn
tje. voor een ander, heel IJdel eekhoorntje
een borstel om zijn staart te borstelen,
voor de vogels een paar pakjea zaad en
bevroren Insecten Zo had hy voor al zUn
buren Iets gekocht.
Bepakt en bezakt ging hy naar hul*
Onderweg liep hij even langs het hol van
grootmoeder Konijn. HU klopte aan en
vroeg
Komt u morgenavond met uw hele
familie bij mU thuia? Er zijn voor jullie
allemaal pakjes in de Kerstboom. Vlug
liep hij toen weer verder. Juist zsg hy een
eekhoorntje ln een boom schieten.
Hé. wacht eens even. riep hij met zUn
vriendelijkste stemmetje. Kom je morgen
avond bij mij Kerstfeest vieren? Breng je
vader en moeder, je broertjes en zusjes
maar mee! Er zijn cadeautjes in de Kerst
boom.
Het eekhoorntje vertrouwde zijn oren
niet; zo vrlendeiyk hsd hij Rimpie nog
nooit gehoord! Hij was te verbaasd om Iets
terug tr zeggen.
Maar, dat gaf niet. want het kaboutertje
was al weer weg. Naar de vogels riep hö
hetzelfde. Niemand begreep *f ie* »«»-
Alleen Grootmoeder KonUn natuurlijk,
maar die vertelde nleta. Toen Rimpritj*
thuia waa. hing hU de pakjes zorgvuldig
in de boom. Een vroiyk gezicht was hët,
al de kleurige pakjes. Rimpeltje stookt*
de kachel lekker op. Gauw ging h
zijn beste pak aantrekken. HU waa net
klaar, toen de eerst* konUntjes aan *Un
deur klopten.
O, o. wat is het hier gezellig! En zo
fyn warm! En wst een schitterende Kerst
boom!
Dat vonden ze allemaal. Rimpeltje glun
derde. Pakje na pakje deelde hy uit. Het
ene was al mooier en fijner dan hef an
dere Wat vonden zij het leuk Grootmoe
der Konijn had gelUk gehad, rimpeltj*
voelde zich gelukkig Maar. toen all*
cadeautjes waren uitgedeeld, kwam er een
grote verrassing voor Rimpeltje. Al zUn
vriendjes hadden ook- Iets voor hem mee
gebracht. Van Grootmoeder KonUn kreeg
hU niemVe. echt wollen sokken. De vogel
tje* hadden een paar donzen wanten voor
hem gemaakt en van de eekhoorntjes
kreeg hij een spiegel. Rimpeltje keek in
de spiegel. HU kon zyn ogen byna niet
geloven. Was dat heus zijn gezicht? Dl*
Met zijn hoofd in de hand staarde hif boos voor zich ui».
vrolijke ogen. die lachende mond? Maar,
die spiegel Jokte niet. Hij was het acht.
Nog de hele avond bleven zij allemaal
bij elkaar. Het was een Kerstfeest, dat zU
niet gauw zouden vergeten.
Sinds die Kerstavond wsi de kabouter
helemaal veranderd HU was voor iedereen
vriendeiyk en aardig Toch bleven de die
ren hem Rimpeltje noemen en met recht,
want hij had nu allemaal IsohrimpritjM
om zUn ogen.
OP AVONTUUR
en zoeken, ik bén tenminste weer aan dat
gevaar ontkomen! dacht hij.
Rick wou juist opstaan en op weg gaan.
toen opeens een jongetje hard kwam aan
gelopen. die een houten karretje aan 'n
touw achter zich aan trok. Dus verstijfde
hij weer terstond, want het was te laat.
om zlqh te verschuilen.
O. wat 'n leuke pop ligt daar! Juichte
hei jochie.
Tegen Kerstmi* zia Je ze In grot* getale
op straten en pleinen verschijnen, die
Kerstdennen, die veelal geen dennen,
maar jonge sparretjes zUn. Altijd groen*,
«till* bomen zijn het, de aparrep. die zo
trouw leder Jaar ln onze hulzen verichU-
nen. Van hen willen we wat vertellen.
De spar
Dé spar Is in ons land niet inheems; hü
komt uit midden- en Noord-Europa, maar
toch. als de grond maar los i* en vocht-
houdend. dan wil de spar ook bU ons wel
zijn best doen en al zie je dan ook ln ona
lage land geen echte sparren-wouden,
verspreid telt ona land heel wat aparreji.
vooral op uitgestrekte landgoederen vin
den wU er veel. 7.U hebben behoorlUke
afmetingen en doen niet onder voor hun
familie in het buitenland*
Buitengewoon mooi zUn de sparren van
hel Asser-Stadsbos. Grote, breed uitge
groeide exemplaren zUn daar bU. Het
hout van de spar ls bekend als het ik#.
vurenhout, dat witte hout. waarvan aller
lei eenvoudige dingen worden gemaakt,
kisten, tafels, banken.
Een bijzondere spar. die ook ln ons land
wel groeit is dc Sitka- of Menziësapar.
Zijn vaderland is Brlts-Columbla (eiland
Sit'<a) Vandaar de naam Sltka-spar. Ge
woonlijk echter geeft men hem de naam
van zijn ontdekker Mcnzics. De naalden
van de Menzlëa-spar zUn blauwgroen en
zeer stekelig.
De pijnboom
De pUnboom is de voornaamste naald
boom in ons land. „Naald-bómen" noe
men wU die bomen, die geen bladeren,
masr „naalden" dragen. Het zün de spar
ren. dc pynbomen en de dennen.
Onze bossen bestaan voor iets meer dan
de helft uit naaldbomen. Het rijn gemak
kelijke bomen, die af tevreden zijn met
een beetje goede grond en dan al hun
best doen om prachtig hout te leveren.
De zilverden
De gewone- of zilverden groeit ln het
bergland van midden- en zuid-Europa.
Maar ook op onze zandgrond groeten
mooie dennen. Prachtig kunnen zij zün.
met hun beschermend uitgespreide tak
ken. hun donkere kronen, die by de
oude bomen sterk afgeplat riJn. by de
Jongere daarentegen uitlopen In een Ule
piek De naalden van de zilverdennen zUn
donkergroen en plat, met aan de onder
zijde witte strepen.
De '«egels die zij dragen zUn eivormig.
ZIJ vallen niet ln hun geheel af. zoMa de
kegels van pUnbomen en sparren. de
dennenkegels bladeren langzaam af. tot
eindelUk de spil eenzaam op de twUgen
staat.
wonderen dan wij vermoeden", zei hU
ernstig.
Waiter kreeg Inwendig een schok. Hij
herinnerde zich. nu hy er wat rustiger
over kon nadenken, dat die varensgast^
hem ook iets gezegd had over een rif. dat
zich ergens moest bevinden. Hij hsd er
niet veel idee van wat een rif was en
kende zon ding alleen van plaatjes uit
de krant, waarop grote zeeschepen afge
beeld stonden, die op een rots vastzaten
en schuin ha If hoven water uitstaken.
Maar hij had daardoor ook het idee ge
kregen. dat kleine boten, ja zelfs tamelijk
'grote, altijd nog wel langszij van zo'n zee
schip konden kómen en dus blijkbaar wei
nig last VHn een rif schenen te hebben De
gevolgtrekking was vrij simpel: alleen
grote boten zaten zo diep met hun kiel on
der water, dat ze tegen een rif konden sto
ten. met kleinere boten was dat niet het
geval.
En nu had Walter een schok gekregen,
die hem ervan overtuigde, dat er met dit
plaatjes In de kranten iets niet ln orde
was Want hU had Juist, vjak onder een
geweldige. voorbUrollende golf. een harde,
zwarte rots ontdekt. De grote, brede wa
tervlakte. die zich voor hem uitstrekte
kalmeerde hem wel een beetje, maar zijn
gevoel van zekerheid en macht waa toch
op alag verdwenen HU voelde zich Int*^
gendeel klein en onmachtig. Zenuwachtig
gaf hU nog wat meer gss.... en d« boot,
die toch al overbelast waa, acheen «11*
krachten ln te spannen, om ta voldoen aan
de drang naar groter anelhheld van d«
motor.
Llnda zei tegen Leonard: „Maak er nu
een eind aan!
Ze staarde met elgenaerJIge, lusteloze
nieuwsgierigheid naar zijn behaarde vin
gers. Ze zag. hoe ze zich kromden tot ster4
ke. vinnige haken. En toentoen voelde
ze een. geweldige srhok vsn onder op,
die haar ruggegraat bijna deed breken en'
een scherpe rotspunt schaafde ln het Uzig
koude water het vel van haar been af....
Jane voelde vaste rotsgrond onder
,hasr han Jen. Ze klemde zich vaat aan een.
«cheur in het gesteente. terwUl de golven
over haar heensloegen, haar gelaat striem
den. haar mond vulden en haar bUna
deden stikken. Vlak by haar klonk een
scherpe knal een vlammenzuil «teeg op
uit' de benzinetank van de boot, die ont
redderd en versplinterd op een rotspunt
zat.
Jane zag een pokdalig, wazenlóoa ge
zicht voorbUdrijvan. langzaam om en óra
rollen J. en dat gezicht zat vast a«n een
lichaam, dat niet meer In staat was, zich
te bewegen.
(Blot volgt.)
'n bons kwam Rick op de «traat
én hij zat
RICK