De Iwonderel Kerstnacht H Kerststemming in de tropen KERST JLI1ED J1 HET STERRETJE kwam naar de aarde Kerstboom voor vogels th LICHT 'ft Hoe Rimpeltjes Kerstfeest ONS KERSTVERHAAL IN DE DUISTERNIS -V. <*- - Een verrassing w ONZE KERST-KRUISWOORD-PUZZLE ET GEHEIM stenen hoeve neer een echt werd Kerstfeest EVENTJES PRET Iets goeds! 'clowntje GEVEN, niet krijgen Dccembcr-bomcn .WOENSDAG 34 DECEMBER 1947 KERSTNUMMER ^ANT ^RRISTUS' GEBOORTEFEEST vieren wij morsen. Het feest wi Gods ••vwif licht, in een duister* wereld. Terwijl wij oud en jong -^Bfiteren na*r het evengeiie ven de gram Gods vrede. wordt op tal van plaatsen bloedig gestreden, wqrdt de oorlog gepredikt in het valse schijnsel van een vuur. dat door heat en wantrouwen levend wordt ge houden. Schijnbaar wordt van alles ge daan om de Kerstgedachte ongerijmd en «elf» onmogelijk te maken. Wanneer die Kerstgedachte niet sterk Is. laat »U rich gemakkelijk overheersen door swart galligheid en cynisme. En helaas, bij hoeveel mensen ook is het Kerstevangelie niet meer dan „een mooi verhaaltje bij een bijxondere gelegenheid'' of een treffend symbool van het weer kerend licht in de donkerste tijd van het Jaar? een verhaal of een zinnebeeld, dat daags na Kerstmis, als de Kerstboom rijn naalden gaat verlieten, in het vergeet boek raakt, omdat „het leven verder gaat". Maar wanneer de Kerstgedachte sterk is. hebben bitterheid en twijfel de ge ringste kans om op de voorgrond te tre den. Dan overheersen blijmoedigheid en vertrouwen, dan wordt de duisternis van dage wereld verbannen door een licht, dat van binnenuit straalt; dan is er geen on zekerheid meer. doch zekerheid. Dan zdggen wij leeft het Koninkrijk Gods in ons. de genade van de ware vrede. HIERAAN herkent men het ware licht van de Kerstgedachte, dat het van binnenuit komt en niet van buiten. De grootste schilders van alle tijden sedert de blijde gebeurtenis in Bethlehems stal, hebben dit begrepen. Als sij de Kerstgeschiedenis in beeld brachten, deden zij het steeds zó, dat het licht van de engelenscharen boven de velden van Ephrata bij de glped van het kleine tafe reel In het midden scheen te verbleken. Dit innige tafereeltje, het Kindeke Jezus, in doeken gewonden en liggende in de kribbe, omringd door Maria en Jozef en d« herders In aanbidding. Op de schil derijen zien wij het Kindeke zelf ats.een bron ven licht, een zon die de duisternis van de nachtelijke stal breekt en de ge stalten van mens en dier met een mild schijnsel bestraalt. Zwak en povertjes ligt HU daar, Die de Gezalfde zal heten. Die gekomen is om een Middelaar te zijn fa het altfjd-durende conflict tussen God en de mens, een Verlosser van allen, die bevrijd willen worden van de last hunner zonden, een Wegbereider naar Gods Koninkrijk. Broos en schamel kwam Hij onder de mensen, maar niettemin word HU hun Koning, de drager van Gods licht, dat de duisternis'der wereld ver breekt met de tedere glans van het wonder. TN IEDER MENS leeft toch al ia het «Ag xo weinig merkbaar het ver langen naar het wonder, naar de grootste mogelijkheid in een schijnbare onmoge lijkheid. En ook kent ieder mens al schijnt hij.n&g zo hard de ontroering bij het zien van een pasgeborene, omdat hy, ook zonder zich er rekenschap van te geven, beseft dat bat levenswonder hier zijn begin toont. Het grootste wonder van Christus' Blijde Boodschap is de betekenis van het kleine en zwakke. „MUn kracht wordt In zwak heid volbracht." Het Nieuwe Testament is vol van uitspraken, waarin het geringe tot Ret aanzienlijke wordt verheven, de verdrukte tot overwinnaar. In het zwakke en kleine schuilt de grootste kracht. Dit la de kern van Chriitus' leer, die gegrond vest ia op geloof, hoop en liefde. Oeloof, hoop en liefde; in het Kerst- licht, dat van het Kindeke in de donkere atal uitstraalt, vindt men deze drie voor naamste krachtelementen, die de Christen nodig heeft om met Christus het kruis mee te dragen langs de via dolorosa van het leven, de weg der smarten die naar Golgotha leidt. En ginds, boven het eind punt van deze weg. schijnt een nieuw licht, dat niet van binnen uit komt, doch van boven valt: het Paaslicht, Alzo Jlef beeft God da wereld.... H. B. "f IN MIJN EENTJE zit ik op de Gombel. -1 de hoogste heuvel van Semarang. en onder mij ontrolt zich Indlë's machtige landschap. De enige, die me gezelschap houdt, is Lorre de papegaal van het werkplaata- peloton en Lorre zegt niet» en slt maar wat In de zon met zijn kraaloogjes te knipperen, mummelend ais een oud man netje Het la warm. maar het zachteJbindje voor elke vrouwenden mei*f«»h«nd. vooral in herfjt en~vimet. ii een tube Hymce Gelei (Mijnhsrdt) pr.7)ct. DE «arde lag verdoken onder een wit doodskleed. De bomen bogen hun takken onder de zware vracht, die soms met eeft zachte plof vergleed en kreunden roerloos in de grote stilte. Aan de heldere vrieshemel pinkten millioenen en nog eens millioenen sterren. Stil lag de wijde Kempense heide onder de huiverende vrieswind, die het water had bevroren en grimmig beet in de bast van de bomen. Aan de kruisweg, die van het dorp naar het donkere bos leidde, hing het beeld van Ons Lieve Heer in een kapelleke aan een dikke boom en staarde in de lichte winternacht. Rondom de dorpskerk, die hoog en zwart oprees tegen de schemerige achtergrond, drukten .zich deemoedig de kleine huisjes als schapen rond de herder. Het was Kerstavond De deur vsn de herberg ,.ln den zoeten inval" zwaaide open. Het gele achijnsef van de petroleumlamp, die aan een der zwart-gerookie balken van da gelagkamer hing. tekende een vierkante gele plek op de witte aneeuw. Vloekend en zwaaiend «tommelde Jan- Sle», de atreuper. de ichandvlek van het dorp. naar buiten. Zijn zatte kop, waar de foezel van Tiaae. de herbergier in rond «pookte, begon hem te draaien in de zui vere vrieslucht. Hij struikelde, verloor een van zijn holsblokken en ging verwezen op de koude grond zitten. Even later zwaaide de deur opnieuw tos en Soarlowle, zijn trouwe makker, die zes jaar in het „kot" had gezeten, omdat hij een Jachtopziener had neergelegd, strom pelde de duisternis In. Achter hem kwam. een verwezen grljna op het bott* gezicht, Lowieke, d« dorpszot. Allee, riep Soarlowle gedempt over zijn schouder naar Lowieke, goa mee, ge kunt de hoazen dragen, 'k peins, dat ze vannacht wel in de strikken zitten. Gehoorzaam klotate de rot achter beide mannen aan. De foezeldampen begonnen uft de kop van Jan-Slea weg te trekken. Hij lachte schor, toen hij naar de blikke rende hemel keek en zei: *k Zie de Karstatarre Hou-d-oud stille, zatlap, ichold Soar lowle zachtjes, moeten de mensen ons ho ren? -Bei-nee, grinnikte Jan-Slea. d'r is geen meinse vanoa jnd bij den weg. Als schimmen waadden ze even later door de fijne jachtsneeuw. die kniehoog tussen de bomen lag. Soarlowle ging voorop, hij kende de weg en wist waar de strikken «tonden. Bij een boawalletje vonden ze de eerste haas, rondom het dier was de aneeuw omgewoeld, de kop lag achterover, de maan blonk In het dode oog als in een spiegel. De zot klapte In ztyn handen en stak met een gezwollen rode vinger naar het oog. We zijn de strikken langs geweest, zei Soarlowle eindelijk. *k Pelna, dat we naar hui» moesten gaan, d'r staat nog dzjenuiver In de kaste, we hebben een sloksken wel verdiend. Jan-Slea smakte met de lippen. Midden ln het bos Ug de stropershut. Vroeger hadden er kolenbranders gehuisd, mdar dat waa al lang geleden en toen Soarlowle uit het „kot" waa gekomen, had hij in de vervallen hut zijn intrek geno men. HIJ hield er een geit en een paar kippen en Jan-Sies woonde bij hem ln. Huiverend stapten de mannen aan; de zot schurkte zich In zijn gerafelde kleren. Plotseling atond Soarlowie stil, gebogen als een sprongbereld roofdier. Nondeju. vloekte hij zacht en keek schichtig om zich heen Wat is er? fiuiatecde Jan-Sies. Daar, weea Soarlowie, ln ons huls brandt licht. Een flauw schijnsel, een vage gele vlek schemerde (ussen de zwarte stammen. Voorzichtig slopen de mannen nader. Soarlowie rukte de deur open en deinsde toen op de drempel verwezen terug. Jan-Sies en zotte Lowieke staarden met open mond over zijn achouder. Midden in het enige vertrek, op het voddenbed, lag een Jonge, bleke vrouw. Van onder de ge- icheurde deken klonk het klagend krijten van een pasgeboren kind. Aan het voeten einde stond doodstil de geit.... De Kerststarre, lalde verwezen zotte Lowieke. Soarlowie rukte zich de klak van de ruige kop. Vreemde, lang vergeten beelden ■pookten door zijn verwezen brein. Jan- Sies volgde zijn voorbeeld en trilde op zijn magere benen. Het Kindeke, stamelde hij Het Kindeke De beide mannen huiverden van ont roering. Lang vergeten woorden kwamen ln hun gedachten. Pier de Waele. de rijke boer, wiens machtige hoeve Clak bij de bosrand lag, staarde verbeten in de sintels van het stervende haardvuur. Eenzaam zat de oude man. de dunne lippen vast opeen geklemd, gebogen ln de zware leuningstoel. In het achtërhuis vierden de knechts en meiden het Kerstfeest, maar gedempt, geen vro lijk lachen, geen uitbundig lawijt wilde de gramme boer horen. Kerstnacht Een Jaar geleden was zijn dochter. Ce lesta. zijn oogappel, na een heftige twist gevlucht met een foorreiziger, een rappe jongkerel, die 's zomers de kermissen af trok en die de winter op het dorp waa blij ven plakken. Zijn dochter, de erfgename van zijn hoeve, had zich .verslingerd aan een foorkerel.... HU had haar naam Ver vloekt en met een vaate hand gestreken uit de oude familiebijbel. Maar die nacht kon hU haar gedachtenis niet uit zijn stugge kop strijken. Piotdeling werd de boer opgeschrikt uit zijn «bittere overpeinzingen. Verwarde stemmen klonken uit het achterhuis, deu ren sloegen en toen stond Soarlowle voor hem. de atreuper. hijgend en opgewonden. Boer, schreeuwde hij, ga mee. Neem een lantaarn en warme doeken, ga mee.... Er is een wonder gebeurd! Tegen zijn zin stond de boer op, nam een stallantaarn en ging mee. Achter Rem volgden de verschrikte knechta en melden Hijgend wees Soarlowie de wég, maar op de vragen van de boer gaf hU geen ant woord meer. Bij de hut wierp hU de deur open en ging terzijde, om de boer voor te laten gaan. V De boer wierp een haastige blik in het vertrek. Zotte Lowieke lag in een hoek geknield, zijn bot gezicht scheen verheer lijkt. geruisloos bewogen zijn lippen. En Jan-Sies knielde bU de haardplaat en blies ln het gloeiend turfvuurtje Toen zag hij de jonge vrouw in het bed en deinsde achteruit Afwerend ging zijn hand omhoog. Celesta, wilde hij zeggen, maar geen woord kwam tussen zUn vast opeenge klemde lippen. KerstkindekeKerstkindeke. stamelde de zot. Tpfcn. plotseling, trilde een klare toon door de heldere vrieslucht. Bronzen klok- kenstemmen zongen over de wijde Kem pense heide Heden ls ons het Kerstkind geboren Dc stok viel uit de machteloze handen van de boer. een snik kropte in zijn keel. Langzaam ging hU naar het bed Celeattne.zijde ge teruggeko men mij, diep beneden, slingert zich de rivier als de scheidingslijn van een enor- me,legpuzzle, Ik zie de groenige heuvels met hier en Jaar donkere plekken van klapperbomen, de hulzen liggen verscho len In kleine bossages. heel in de verte glinsteren de Dakota's op het vliegveld en nog verder is de zee. die aan kim verwaast. Een prauwenzuil vlakt wit tegen de nevel. Op de vooruitstekende heuvel, links van me. staan drie lange, rechte tjemara's. hun fijne takkan «teken als dot-groe ne pluizen af tegen de blauwe lucht, waarin witte wolken, grillig van vorm. drijven langs dc eindeloze he mel. Tjemara's Indi sche Keratbomen. En dan wentelen mijn gedachten aneller dan de aarde en Ik ben thuis, in Neder land. waar de echte sparren zijn en waar het nu Kerstmis is. Kerstmis ln Nederland!! We denken er aan terug als aan de kleurige prentbrief-» kaarten, waarop een klein huisje, wlt- sneeuw-overpoederd. tegen een achter grond van hoge dennen. Uit de schoor steen kringelt een pluim van rook en Ie wist: daar binnen In dat huls. is het warm. daar zitten mensen bij elkaar. en buiten gesloten is de wereld met al haar Jagen en Jachten, daar binnen Is het stil en goed Ja. als kind vormden we dit mooie kaarten. De tijd van het kind-zijn gaat voorbij/ het leven eist zijn rechten, niemand kan zich afzonderen van de wereld, temidden waarvan hij werkt en zo vervaagt de ge dachte aan al dat mooie en vredige. Maar soms neemt dit vage herinneren weer vas te vorm «aan en word je gedwongen even te rusten bij de mijlpalen van het leven. Zo zit je dan nu In Indlë. dat uitgestrek te eilandenrijk, waar zoyeel duizenden jongens uit Nederland hun Kerstmis vie ren. Kunt U zich voorstellen hoe in deze da gen onze gedachten gaan paar on* land aan de zee' Naar zijn duinen, zijn bossen, naar de hei. het strand, de meren en ri- vieren? Hoe wij denken aan zijn staden en •zijn dorpen? Wie ziet nu niet voor zich het Hollandse landschap, misschien niet van een groots, heid en woestheid als dit Indische, maar toch zeker niet minder achoop? Wie voelt niet de koude wind om xUn slapen, het tintelen van zijn oren, wie zou niet willen optornen tegen ae storm, dia over het lage land raast, die machtige bomen doet buigen en die de golven van de Noordzee tegen het vlakke strand doet beuken, schuimende rollers, uiteenspat tend in verwaaiende vlokken? O. land van mist en nevel, van storm en regen, van «i)*euw en ijs. wat missen we je In deze tijd. waarin onze gedachten onweerstaanbaar naar huis en naar de ver trouwde omgeving worden getrokken. Dui zenden harten kloppen nu warm voor Jul lie. duizenden gedachten toefen nu by jullie en duizenden nemen, als onzichtbare toeschouwers ln deze dagen de openstaan de plaatsen ln. Wij weten dat Jullie aan ons denken. zoals«wiJ aan jullie denken en wij troosten ons met de gedachte, dat. geve God. wy het volgend Jaar by jullie mogen zyn en ln de heldere ogen van onze kinderen het zachte schUnscl van de kaarsvlammetjes zullen rlen weergplegelen. Een Gezegend Kerstfeest voor U allen. En een gelukkig nieuw Jaar en moge het een jaar van behouden terugkeer tyn Naast me is Lorre zachtjesaan in «l«ap gedommeld. Kleine, nietige vogel tn die grote wyde wereld. De wind woelt ln zyn witte veertjes en de kuif op zUn kop staat parmantig overeind. Als verlamd onder de brandende zon ligt voor me het land van Semarang. Kerstmis In Indië De vertellende D-wagcn Als men verre reizen doet. kan men veel verhalen! Het ls dus een zeldzame bol als men ln een spoorwagen terecht komt. die vroeger een D-wagen is geweest, die vele buitenlandse reizen heeft gemaakt en die bovendien.... kan praten. L. J. K. Frltze ontmoette een ..Pappa", die het voorrecht heeft gehad vele verhalen van de ex-D- wagen CatrUn te krygen en die verhalen heeft hU geboekstaafd voor Papa'atienja rig zoontje en twaalfjarig dochtertje en voor alle andere kinderen van die leeftijd. De D-wagen haalde in zUn jeugd allerlei stoute streken uit. maar daaruit worden de nodige lessen getrokken. Verder vertelt CatrUn heel gezellig en interessant over Zwitserland, allerlei steden ln ons eigen land. o.a. Haarlem en Rotterdam zodat niet alleen de kinderen, maar ook vaders en moeders, die het verhaal voorlezen, er van zullen smullen. C. Icke zorgde voor aardige en geestige wit-zwart-rood te keningen en Ad. Donker te Rotterdam gaf het geheel utt. M. v. S. O O O O O Zij kwamen*)fedrieën van heel erg 14r, KasparMelchior en Balthazer. Drie koningen uit een vreemd, oud land en volgden hun hart en de sterrebrand. Die hun als een lamp is voorgegaan en boven een stal bleef stille staan. Er lag een schreiend kind in de stal er stonden een os, een ezel en dat was al. Een os en een ezelEen schreiend kind, maar door de bomen zong de wind. Een vreemd oud lied, een betoov'rende wijs Het klonk als de zang uit het Paradijs En eng'len vertelden in rijm na rijm de koningen fluist'rend het wond're geheim Van een winternacht en een schreiend kind, de sterrebrand en de zingende wind. R. KROES. u 0 O O o' .0 '.O O 'I O O O O Horizontaal 1. VrUwillige verbintenla, 8. matroos (meerv.), 12. stad in Italië, 19. uitstalling (meerv 21. spoedig. 22. dorpje ln Zeeland bU Brouwershaven. 23. muziek noot. 24. Item (afk.), 23. rivier in Zuid- Amerika, 28. Te weten (afk.). 29. Meester (afk), 30 landbouwwerktuig. 33. klein soort van hert. 34 openbaar lager onder- wijs (afk.). 36. Middel, om zUn gedachten uit te drukken. 38 Plechtige gelofte. 39. Turkse munt. 40. Kippenloop. 41. Tegen stelling van dorp. 43. Van alles evenveel (op recepten), 44. Bijschool (alk.). 43 Smal en dun stuk hout, 46. Als 21 hor., 48. Af korting voor dyne, 49. Verkeerd. 50. Bier soort. 52. Een groot aantal, 54. Met de eg bewerken. 56. Voorzetsel. 57. Ingenieur (afk.), 58. Lager onderwUs (afk.), 39. Koor van zangers. 61. Knaagdier, 62. Emeritus (afk.), 63. Voorzejsel. 64. tegenstelling van dik. 65. RechterbUnvlertje van de Maas. uit de Ardennen, bij de beroemde Grot van Han, 67. Opschrift ener enveloppe. 70. Deel van de mond. 71. Achting. 73. Secretaris-penningmeester (afk.), 75. Steen 77 Vaartuig. 78. Water in Friesland. 79. Werktuig voor de vangst van oesters. mosselen en alikruiken. 81. OningewUde, 83. sportterm. 83. Wapen, 86. Hevig, sterk, 87. Meer op de grens van de Verenigde Staten en Canada. 89. Gravin uit het Hollandse Huis, 91. Stok. 93. Omslag van een boek, 94. Greenwich TUd (afk.), 95. Ontkenning (Eng.). 97. Moedig onder de ogen zien, uitdagen, 100. Muzieknoot, 101. Lidwoord. 102. Een einde maken aan, 105. Als 38 hor., 106 Stad in OveriJsel. 109. Bezorgen, 110, Gemeente ln Zuid-Holland bU Gorinchem. 111. Snoekbaars (meerv.). Verticaal: 1. Met kennis toegerust, 2. Verdieping van een huis (meervj, 3. Als 23 hor., 4. Vette vloeistof, 5. Modepop. 6. Tsngena (afk.), 7. Rivier in Utrecht. 9. Giftslangetje onzer veenstreken. 10. pape gaai. 11. Stok by het kaartspel. 12. Lim burgs cirkelvormig baksel. 13. Eerst komende (afk.), 14. Keurig. 15. Bolrond vruchtje. 16. Ter zee (afk.). 17. Onb. voor naamwoord. 18. Binnenkort. 20. Vrouw van Abraham. 22. Zoon van Seth. 26. Persoon lijk voornaamwoord. 27. lengtemaat, 31. Afkorting voor gadallnlum. 32. Dot. 33. Smalle weg. 37 Water in Noord-Brabant, 39 Geesteiyk drama, 42 Soldaat, behorend tot de lichte ruitery (meerv.). 45. Strikje, 47. Wiersoort. 49. Kledingstuk voor dames, 51. comparatief van eer. 52. Keer. 53. Be hoeftige persoon, 54 Een der profeten. 55. Deel van het aangezicht. 56. Slede, 60. Als 63 hor.. 66 Geit. 68. Latwerk, 69 IJstap. 72 Ondergrondse bergruimte (meerv.), 74. Aandeel. 78 Bewoner van Ierland. 77. Voorvoegsel, 78. Hetzelfcre, 80. Romanum Imperium (afk 82. Boterton. 83. Bosgod met horens en bokspoten (Gr. Myth 64. Stap, 85. Verdriet. 86 Muzieknoot, 88 Einde. 90. Als 100 hor.. 92. Oude Rekening (afk.), 93 Vereniging. 96. Nakroost, 97. Voorzetsel. 98. Zware zoete wyn, 99. Land tong. 100 Boom. 103. Naamloze vennoot schap (afk104 Als 26 vert„ 107. Volgens andere (afk 108. Voorzetsel. BIJ juiste oplossing leest men op de nummers: 12, 33. 34. 45. 69. 72. 75. 78, 80. 83. 84. 86, 87. 88. 98. 108 een wena voor al onze lezer s(eisen). Laten onze puzzelaars bU het inzenden van hun oplossingen es san denken, dat er nog Kinderpostzegels verkrUgbaar syn en wij hopen, dat zij deze zoveel mogeiyk zullen gebruiken by het verzenden van hun antwoorden, opdat weer een beJang- ryk bedrag het menslievende doel ten goede komt. Oplossingen van deze puzzle kunnen vóór 1 Januari 1948 worden Ingezonden aan het bureau van ons blad. Voor goede oplossingen worden één prijs van 5 en twee van 2.50 beschikbaar gesteld. Op het adres vermelden: Puzzlerubrlek. Over deze rubriek kan niet worden gecorrespondeerd. têèruk verbede*- Door RUFUS KING M) Linda keek om en de knokkels van haar hand w»ren wit van de Inspanning, waar mee ze zich asm haar zitplaats moes* Vastklemmen, o™ niet door de onver wachte heftige schommelingen der boot «verboord geworpen fe worden. Met haar andere band bièld ze npjg steeds hsar re volver omklemd in haar echoot. Met moeite kon ze de achtervolgende polltie- boot nog onderscheiden. Die waa ver ach terop geraakt, en bleef eteeds meer ach ter, nauwelijks zichtbaar in de witschui mende golven, hobbelend als een atuk speelgoed op de wilde wateren. „Hoe diep ia het hier?" schreeuwde ze tegen Walter. Waltera gezicht vertoonde vinnige ze nuwtrekken en zün fletse ogen stonden radeloos. HU schreeuwde tegen Linda ««rug: „'n Kerel in Burlington zei. dat het meer op sommige plekken zestig of tach tig meter diep is. Linda staarde met angstige ogen naar de kokende watermassa's, die zich naar het Zuiden voor hen uitstrekten. Het acheen haar natuurlijk, dat uitgestrekt heid van een watervlak samenging met grote diepte. Ze overdacht heel nuchter, wat ze had horen vertellen over de wijze waarop dode lichamen zich in hel water gedroegen. Als ze zich goed herinnerde, dan zonken ze onmiddellijk en bleven on der water, totdat hei onlbindingzpro es in een vergevorderd stadium kwam: dan eerst bestond de mogelUkheid. dat ze. vooral in zout water, weer naar de op pervlakte kwamen t Ze schreeuwde tegen TValter: „ft het water hier zout of zoet?" ..Hoe kan ik dat weten"''" Hij hield zljji mond wat open. zodat hij leta van het telkens overspattende water te proeven kreeg en riep. „Proef het zelf maar! Ik vind dat het zoet water ls!" In zoet water komt een dode niet bovan, dacht Linda. Jane's gedachten stonden plotseling stil, alsof ze geremd werden. Ze kon hele maal niet meer denken. Ze had geen ge voel meer. In haar hoofd dreunde het waanzinnig: In orde.. alles in orde. Ze vroeg zich af. of opgejaagde dieren, die niet meer weg konden komen voor de loop van Jagers geweer, zich *ook zo gevoelden En toen rees de gedachte, ha*] vaag. bij haar op: flr wij nog Zo graag blijven levenIk wil In leven blijven....? En het leven drong zich aan haar op ala een onbetaalbaar, kostbaar iets. dat Linda op het punt stond, haar te ontroven. >nard stak zijn hand uit en hield die Llnda tegen, zeggend: .Je moet die revolver niet gebruiken. Ze zouden later schotwond vinden." In zoet water komt een dode niet meer ?nf" zei Linda. lane dacht: „Mijn lichaam zal in zoet iter nooit meer bovèn komen!" Llnda hief de revolver op. Leonard schreeuwde: „Je moet niet vergeten, dat ik er óók in betrokken ben! Die kerels achter ona zullan my even goed verantwoordelUk rekenen als jou. alt er hier ieta gebeurt!" „Ze halen ons nooit in!" ..Maar ik zeg je", hield Leonard vol, „dat lijk zal het 'm doen!" „En ik zeg Je. dat het zal zinken!" Jane dacht: „Ik zal zinken!" Leonard wrong omzichtig de revolver uit Linda'a hand. Hij schreeuwde: „Ito waag het in geen geval!" Llnda waa bleek van woede. „Wat wil je dan?" Leonard staarde nadenkend op zijn be haarde vingers. „We zouden altyd kun nen bewegen", zei hU langzeam, „dat ze zelf over boord gesprongen ia!" Valcour dacht Er bestaat niets er gars dan de onmachtige getuige te moeten zyn van de dood van iemand die men liefheeft. Hy keek naar het jonge verwrongen gezicht van Clark, naar de kijker in dlena hand. die hy niet kon gebruiken, omdat hij drijfnat was van het overspattende water. Toch hield Clark hem kramp achtig omkneld, alsof hy nog een zekere verbinding vormde tussen hem en de weg vluchtende motorboot, alsof hy een brug vormde, waarover hij. Valcour voelde hoe gevaarlijk 'n der gelijke spanning was. Hy wist maar al te goed. hoe veel mannen en vrouwen in het leven verongelukt waren op derge lijke. onstoffelijke, en toch zo gevaarlijke klippen. HU trachtte Clark s aandacht af te leiden van het treurspel dat zich on getwijfeld zou afspelen, daar tn de verte ln dat woeste water, en, om boven het lawaai van de storm en het geronk van dc machine uit te komen schreeuwde hij zUn longen byna stuk. Hy richtte zyn op merkingen tot de grenscommies aan het •tuur. in de hoop, dat ze zijdelings hun Invloed op Clark zouden doen gelden. Hy zei: .Je hebt groot geUjk te menen, dat ze hun plannen zorgvuldig hadden voorbereid: maar dat is altyd het geval met misdaden, die door meer ontwikkel den worden gepleegd. Belfling was in ieder geval uiterst bescheiden In zijn •isen. Ik veronderstel dat die hoeve aan da rivitr hem niet meer dan "honderd dollars per maand gekoat heeft. Zich hogere uftgaven getroosten, zou hij den kelijk een misdaad op zichzelf gevonden hebben, ik vind hem eerder handig dan omzichtig. Er zUn weinig andere beroepen, die zulk een sfeer van eerbiedwaardigheid om zich heen hebben hangen, dan Julat het professoraat. Ik denk dat het bij de meeste mensen nog een soort overblijfsel is van de eerbied, die ze voelden toen ze als kind op de schoolbanken zaten. Voor Jonge mensen zijn professoren zoiets als halfgoden, en de eerbied mag op latere leeftijd wat verminderen, iets ervan blijft gewoonlijk toch nog wel hangen. Clark vroeg opeens: .Hoeveel water staat er daar, boven dat rif?" De jonge commies antwoordde: „Dat loopt zo var* eep tot vier of vijf meter, op sommige plekken is het nog dieper." Clark herhaalde: „Een meter." Valcour spande zijn stem nog meer in. Hij vervolgde: „En hij zette zUn zo genaamde dochter In het bijzonder voor delig licht, door haar niet alleen een va der te geven. die professor was. maar ook Iemand ala Leonard tdt verloofde. HU had genoeg mensenkennis, om te beseffen, dat men veel minder verdenking koestert te gen een hele familie, dan tegen een man alleen; en veel minder tegen een knap jong malaje. als ze verloofd ls. dan als ze nog vrij rondloopt. De joaga commies schreeuwde: „Hoe bent u te weten gekomen. «fit ze zUn doch ter nfet wis?" „Uit een brief, die Balding heeft laten slingeren. Hy had die geschreven, toen hy pas in die hoeve zet en nog vóórdat ze by hem gekomen was. Het was een beslist onhandige brief, maar misdadigers, en ge- wooniyk Juist de geveariykste. doen nu en dan domme dingen. Die brief bevatte niet alleen gegevens over de manier, waarop ie zich ala dochter te gedragen had. maar bevatte tevens een vrij volledig relaas over het gehele smokkelplan. Degene, die een wenk aan de regering gegeven heeft, had die brief in handen gekregen. denkeHJk voordat hij gesloten en verzegeld was en heeft hem overgeschreven. Diezelfde dame copieerde een tweede brief, handelend over het voornemen van de vertegenwoor diger der juwelier*, die overkomen zou. om de koop te sluiten. Ze was tllm genoeg om te begrUpen. dat het haar een voor deeltje zou inbrengen, ala ze de overheid van die dingen in kennla stelde. Maar in dit geval is de dood haar enigs belonine geweest. „In dit geval?" .Ja, het was de oude vrouw natuur'.l die als huishoudster dienst deed. Madnrr- Berthier. Ze was niet zo gek, als men vsn haar veronderstelde. In geen geval was ze dom. waar bet haar geldelijk voordeel be trof- Ik heb gehoord, dat se vroeger kame nier moet zyn geweest en aat l« Washington een rapport hebben over de .WOENSDAG 24 DECEMBER 1947 KERSTNUMMER' 91-92 Met 'n bons kwam Rick op de «traat Het deed 'n wel wat pijn. en hij zat versuft op de stenen Maar dc man had gelukkig niets gemerkt en liep door Rick was weer vrij! Hij wreef zijn bol en keek om zich heen. Ook hier was hij on bekend. die straat had hij nooit gezien. Nou Ja, ik zal wel weer verder lopen verschillende wenken, door hsar aan de overheid gegeven, waardoor verscheidene «mokkelzaakjes van haar vroegere meeste ressen aan het licht zyn gekomen. Je ziet du«. dat ze wel veratand van dat aoort dingen had. En zo ging ze ook op dit ge val uit en vond. ais beloning, haar dood „Hebben ze haar dan dood in die kel der gevonden?" .Ja. En ik meen. dat juffrouw Ruasel haar daar gezien heeft en dat ze. ala we haar nu redden, wel genegen zal zyn. dat feit te erkennen." Met de hoopvolle verwachting, waarmee wy mensen ons gewooniyk nog aan een strohalm vastklampen, vroeg Clark: ..Denkt u. dat we haar kunnen redden? Zou dat nog lukken?" Valcour antwoordde: „Ongetwijfeld, maar Je zult er een eindje voor moeten zwemmen, om haar van dat rif al te halen. Je kunt immers zwemmen?" „Ik kan do hele dag door zwemmen, als ik zin heb. zei Clark. ..Bestaat er dan karn. dat lk naar haar toe kan zwem men?" „Waarom niet? Ze hebben helemaal het gevoel niet. dat ze In de val gelopen zyn. Ze hebben de juwelen en ze hebben, zoals te tenminste menen, het vrU« water kilo meters ver voor zich uit. om te ontsnap pen. Ze zyn waarschüniyk in een dolle overwinningsroes. omdat ze denken, ons •«tsnspt te zyn en zijn van plan ergens w» heel eind weg, op een of ander ver laten plekje te landen.... ergens in Ver mont. veronderstel Ik. Ze hebben geen en kele reden meer. om juffrouw Russel te vermoorden." Maar Valcour dacht: „HU ia te opge wonden om te snappen, dat het niet waar lsze moeten haar wel vermoorden. omdat ze denken, dat zy de enige is. die het ïyk van de oude vrouw gezien heeft De commies zei: ..Ze hebben het huls dus in brand gestoken, in de hoop. dat die oude vrouw mee verbranden zou?" .Julat." Valcour voegde er niet bij. dat het den- keiyk de bedoeling van Linda geweeat was. door de brand meteen ieder spoor van Jane te doen verdwijnen. HU zei: ..Ze vormden een eigenaardig gezelschap dat binnen de muren van het tamelUk kleine huis bUeengepakt was. ver weg van hun wereld van klatergoud en nachtclubs en stadsgewoel, alsof ze ge strand waren op een afgelegen eiland. En ze ondergingen steeds de betovering van het vooruitzicht op grote rijkdom en de verleiding om. door een gemene streek, die rijkdom voor zich zelf te houden. Hadden ze het er dan allemaal opge- xet. elkaar uit de weg te ruimen?" „Vast en zeker! Je moet goed begrijpen, dat hun gedachten een volle maand lang dag en nacht vergiftigd zyn geworden door onderlinge verdenking, geldzucht en angst. Linda Belding waa bovenal doods bang ln die nacht, dat ze Janc wist te be wegen, bij haar op haar kamer te komen slapen Dat was de onbewuste drang. die. wij allen in ogenblikken van gevaar on dervinden. om Iets levends, iets werke lijks in onze nabijheid te hebben Ze was buitengewoon bang. en dat niet zonder gegronde reden, die avond, nadat haar hondje gedood wat." „Haar hondje?" .Ja. Want Leonard moet haar hond in een staat van angstige opgewondenheid doodgeslagen hebben. Leonard was natuur lijk net zo begerig als de rest. om de ju welen voor zichzelf te veroveren en hij kan onmogelijk door Belding of Llnda In vertrouwen zijn geftomen over de plaats, waar zy die verborgen hielden. Hij moet 't voornemen hebben opgevat, haar te fouilleren in haar slaap. Maar daarvoor was nodig, dat het hondje, dat bij haar op de kamer sliep, eerst dood wasLinda Belding heeft verder het huls In brand gestoken. Daar hsd ze alle gelegenheid voor in de tijd. dat wij naar haar op zoek waren |n de dikke mist en ze waa hele maal niet zo van streek, als ze wel wilde doen voorkomen; want toen we haar von den. was ze vrij normaal. Ze deed bet, om ieder spoor te vernietigen van de wUze. waarop ze de dood van Belding had ver oorzaakt." Da commies zei: „U hebt immers gezegd. rFINKELTJE waa ean klein* star. HU hing mat zUn vriendjes hoog aan de hemel. De sterretjes praatten allemaal door elkaar, want Twinkeltje zou van avond voor het eerzt gaan verschieten. Dat was erg prettig. HU zou dan op een ander plaatsje aan de hemel komen te hangen. HU kreeg weer nieuwe vriend- Jee. Ook kon hU de wereld dan van een andere kant bekUken. Het fUnstc van alles was nog. als een kind op aarde hem zag verschieten. Dan mocht dat kind een went doen. Het was een prettig gevoel, dat die kinderen dat aan hem te danken hadden. Nog even wachten! Daar begon nen de hemelklokken te lulden. Nu kon htl gaan. Haastig nam hU afscheid van zün vrlendjea. maakte het haakje, waar mee hU aan de .wolk hing. los en daar schoot hU weg. Twin keltje werd bijna duizelig, zo hard ging het. Toch deed hU zijn best om mooi te schitteren. Zoveel te eerder zagen de kin deren beneden hem. HU lette goed op. Daar in dat huiaje stond een mclije voor het raam. Zou zij hem zien? Zou zeJa. daar hoorde hij haar al wensen. Ik wou. dat ik op mijn Kerstboom ret zo'n mooie iter had. als die daar aan de hemel verschiet. Met een schok stond Twinkeltje stil. Had hU goed gehoord? Dat meisje wilde een ster zoals hU? Maar dat kon immers niet' Mensen kunnen zulke mooie ster ren Plet maken. Twinkeltje gluurde de kamer ln. In dé hoek stond een kleine Kerstboom. Er hin gen glanzende ballen en slingers in. maar. er stond geen ater op. De ouders van dat meisje hebben vast geen geld genoeg om een ster te kopen, dacht hij. HU had gelijk, want de vader van Guuaje. zo heette het meisje, verdiende Riet veel geld. Kon Ik maar naar beneden gaan. zuchtte Twinkeltje. dan zou dat meisje wel vrolUker kUken Maar wacht eens. ik ga het aan de Keratengc! vragen. Maar hoe kom ik daar. want het ls een heel eind weg Er suisde juist een grofe ster voorbij. O. o. wacht eens even, gaat u de kant van de Kerstengcl op? Ja. een heel eind. Mag lk met u mee schieten? Dat ls goed hoor. kom maar mee. Zo schoot Twinkeltje Weer door de lucht. Wat moet je bU de Kerstengcl gaan doen? Vragen of Ik naar de aarde mag. Daar Is een meisje, dat geen Kerstster heeft. Nu wou ik in haar boom gaan han gen. Toch toneelspeelster Weer een boek van Freddie Stroh. ach ter welk pseudoniem zich. blijkens een door Uitgeverij Hollandia te Baarn. inge sloten circulaire, een bekend Nederlands schrijver verschuilt. Niet lang geleden kondigden wij van deze auteur aan ..Waarom ben ik anders?" Fred dy Stroh's nieuwe meisjesboek „Twaalf ambachten één geluk" behandelt evenals het vorige bock de geschiedenis van een meisje in haar laatste schooljaar en haar eerste ervaringen in hat beroepsleven. De heldin Marjan wil toneelspeelster worden; haar oom en voogd is echter van mening, dat zij eerst op het toneel des levens maar eens wat rollen moet spelen. Zij tracht de raad in letterlijke zin op te volgen en kemt in dc meest uiteenlopende en voor een meisje met einddiploma H B S - «oma heel wonderlijke baantjes terecht. Tenslotte bereikt zij haar doel en hoe' De ontknoping is misschien wat gefor ceerd. de redenen waarom zij haar b> trek king neerlegt, zijn niet altijd gehcc i ver antwoord voor Iemand, die het daarmee nauw neemt (per slot zullen heel weinig moeders wensen, dat de gouvernante van haar kfnd elk ogenblik herenbezoek krijgt, al weet de Ingewijde lezer dat deze om gang van onschuldige aard ls) maar alles bij elkaar genomen is het toch een vlot. prettig geschreven boek. dat onze oudere meisjes misschien ook nog wel eens tot nadenken zal «temmen. Ook nu moeten wii bezwaar maken tegen woorden als „begeesteren" en „verwachtingsvoldie niet zuiver Nederlands zUn. Hans Borrebach zorgde voor aardige Illustraties. M. v. S. Ik breng Je er wel even heen, ant woordde de grote ster. Zo kwam Twinkeltje bü de Kerstengel. HU was een beetje verlegen en het duur de wel even voof hij aan dé deur van het wolkenpaleis durfde kloppen. De Kerstengcl deed zeif ogen. Meneer de Kerstengel, ik ben Twin keltje. Ik wilde graag naar de aarde. Daar woont een meisje, dat geen ster heeft voor haar boom. Vind U het goed? Kom maar even binnen. Twinkeltje. Vind je niet. dat je nog een beetje jong bent om naar de aarde te gaan? Het i» een verre reis en dxar beneden is het erg donker. Dat is het juist bU dat meisje, by Guusje ook *n daarom wil ik er schynen Dat vind ik erg flink van je. We zullen het ér dan maar op wagen. Maar. je moet op Tweede Kerstdag om middernacht terug zijn. Nu. daar zou Twinkeltje wel voor zorgen. HU was echt blij. De Kerstcngel wenste hem goede reis en dsar ging Twinkeltje op weg. Buiten was het gaan sneeuwen. Grote dikke vlokken vielen dicht opeen naar beneden. Dat was fijn voor Twinkeltje. Nu hielden die vlokken hem een beetje tegen en kwam hij zacht neer op het raamkozijn. Hij maakte zich heel klein en kroop onder een kier door. Niema.id had hem nog gezien Guusje was met moeder in de '«euken. Vader las de krant Op zUn kleine beentjes liep Twinkeltje vlug naar de Kerstboom. Hij klom langs de stam naar boven. HU maakte zUn haakje aan de hoogste tak vast en daar hing hU. Net op tijd. want Guusje kwam binnen. O moeder, vader. kUk eens. er hangt' een ster aan de boom en wat een mooie' lk had het gewenst. O. o. kUk toch eens. Guusjes ouders waren net zo blij als het meisje. Wat zouden zU nu een prettig Kerstfeest hebben. En eigenlUk waren er drie sterretjes, want Guusjes ogen schit terden van 'blijdschap. En Twinkeltje? HU had binnenpretjes en schitteren dat hij deed. zo mooi. als niet één Kerstboomster op de hele sarde. In de kamer was het warm en gezellig. Dc kachel had een rood buikje. De kerstboom ln de hoek geurde, de ballen glinsterden en de kaarsjes stonden te wachten om te worden aangestoken. Riet en Piet waren tweelingen. Zij had den de hefe morgen buiten gespeeld. Ru was het we! erg koud geworden Daarom waren zij naar binnen gekomen. Zij wisten niet goed. wat ze zouden gaan doen. Riet keek voor het raam. Kijk eens, daar zit een koolmeesje. Och. wat zal dat beestje het koud hebben! Geloof ik niets van. vond Piet. HU is er op gekleed, moet je denken. Hy heeft zijn winterverenpak aan. Heb JU het dan nooit koud in je win terjas? Plet haalde zUn schou ders op. Misschien heeft dat vogeltje wel hoijger. dacht Riet en zouden vogels ook Kerstfeest vieren? vroeg zU zich af. Jó. lk weet wst. Weet je wat we gaan doen? Nou, wat dan? wy gaan zorgen, dat de vogels ook kerstfeest hebben. Hoe wou je dat nu doen? We hebben immers een denneboompje in de tuin staan Daar hangen wij bakjes met voedsel in. Hoe kom je daar aan? Och. sput'er toch niet altijd zo tegen, als ik eens iets leuks bedenk. We nemen een voudig een paar flikken doosjes of dek seltjes of van karton, dat kan ook# als het stevig genoeg is en die hangen wc met een ijzerdraadje in de takken. Ik heb nog een paar van die kleine hengselmandjes, die kunnen er ook nog by. Doen? Oké! Laten we dan maar meteen be ginnen. Alle doosjfs en blikjes, die geschikt waren, gebruikten rU- Piet maakté-er de ijzerdraadjes aan vast. netjes en goed stevig door drie gaatjes en Riet vulde ze met aardappelkruim, dob belsteentjes brood en zaadkorrels. Ook hlnfMij oude kapjes brood zo aan een draadje. Toen ze klaar waren, hingen zU alles in de boom. Het had een beetje ge sneeuwd en nu was het net een echte kerstboom. met engelenhaar en lekkers. Even later stonden Riet en Plet al weer Walk* plaatsnaam ts tn deze tekening verborgen? Vanuit de kamer zagen zij de vogels aj en aan vliegen. voor het raam Zij hadden geen oog vap de boom af. Zouden de vogels komen? Zouden zij het zien? Het duurde wel een beetje lang. Daar kwamen een paar musjes voorbij en Ja hoor. zij streken neer op een dennetak en pikten uit het bakje. KUk. daar zat een winterkoninkje, en daar een merel en o. kUk eens. zelfs een roodborstje en die spreeuwen, ja hoor. die gaan er ook heen! Riet en Plet glunderden. Zij vonden het zo leuk. dat de vogeltjes af en aan vlogen, misschien wel net zo leuk als hun eigen kerstboom in de warme kamer. Zeg. hebben jullie ook een boom In Je tuin? Nou. wat denk je ervan' De vogeltjes zouden dankbaar zUn hoor! Heeft altijd niet de kinderzang. Het kaarslicht en de stille nacht En 't kerkgewelf al eeuwenlang De mens tot inkeer steeds gebracht Onderwijzer Ik heb gegaan, dat Is fout nietmaar' Jantje: Ja meneer OnderwUzer: Waarom ia het ver keerd? Jantje: U bent er immers nog. Piet: Vader, ls Inkt erg duur? Vader: Nee. waarom? Piel: Moeder was erg boos. omdat ik het potje inkt heb omgestoten over het tafelkleed. Onderwijzer: Waarom was je van morgen te laat? Leerling: Ik weet het niet. Ik denk omdat de school begon voor lk er was. OnderwUzer- Oesters komen altijd alleen maar op banken voor. Hansje: - AltUd? OnderwUzer: Ja Hansje: fk heb nooit geweten, dat oesters zo lui zUn. IVOROL voor Uw tanden P U R O L voor Uw handen dat eeft kind het gedaan kon hebben". t Was doodeenvoudig. Ze gebruikten 'n stelletje kopspijkers en een sterke, zwarte draad ..Ze ving hem dus ln een soort strik Ja, ze trok aan de draad, die langs de spijkers geleid was. op het juiste ogen- blik. nl waarop ze een getuige (ln dit geval mij) naast zich had staan een getuige, die onder ede zou moeten ver klaren. dat ze een heel eind van de oude man af was. toen hij vlei. Clark vroeg: „Kan ze zwemmen?" Valcour snapte hem niet dadelijk. „Zwemmen?" „Jakan Jane zwemmen?" „Komt dat erop aan? Ook al kan ze dat niet dan kan ze zich allicht op het rif staande houden, tot je bij haar bent ..Dat is zo!" Clark stood op en bleef in gebogen houding tegen dé striemende wind In staan. „Ik trek vast'mUn schoenen uit. Ik blijf op de vooralècht De Jonge commlpi keek vol sympathie naar Clark. HU zfi tegen Valcour. „Waarom hovr Je die Jongen eigenlUk voor de gek? Je weet toch ook wel. dat zulke golven iedereen ondersteboven gooien, die zou proberen, op een glibberig rif te biyven staan?" Valcour staarde nadenkend naar de woe lende watermaaaa. „Er gebeuren meer 4 lie dieren ln' het bos noemden de ka- bouter Rimpeltje. Zo heette hU hele maal hijft. Maar. niemand wist beter. Het was ook geen wonder, want Rimpie had diepe rimpels ln zijn voorhoofd. Dat kwam omdat hij altijd ontevreden was. Hij had onder de dieren niet één vriendje Als zy hem op het bospad zagen «ankomen. kro pen de konijntjes in hun hol. de vogels vlogen in de hoogste tak van de boom en ook de eekhoorntjes en alle andere dier tjes kropen weg. ZIJ waren er zeker van. dat hij toch maar iets onvriendeiyks tegen ze zou ztfien. Het was de dag vóór Kerstmis. Iedereen was druk in de weer-voor het feest Alleen Rimpeltje niet. Hij zat ln zijn huisje. Zijn rimpels waren nog dieper dan anders. Met zyn hoofd in de hand staarde hij boos voor zich uit. Plotseling kreeg hij een plannetje Weet Je wat. dacht hU, ik ga een Kerstboom maken, net als de mensen dat doen. dan zal het hier wel wal gezelliger worden. Hij liep het bos in. Al gauw zag hij een denneboompje staan Dat waa nu juist, wat hy zocht. Hy hakte het om en nam het op zijn rug mee naar huls. ln de hoek van de kamer zette hi/ het neer. Hij keek er aandachtig naar Nee. zo was het nog geen Kerstboom. Maar. ik moet hem ook versieren, dacht hij. Weer ging Rimpie het bos in. Onder de sneeuw zocht hl/ naar beukenootjes en den nenappels. Hij stak ze in zUn zak en hing ze thuis in de boom. Van opgespaard zilverpa pier knipte hij glan zende sterretjes Weer keek Rimpie naar de boom Nog was het niet echt. Er moeten cadeautjes ln nangen Na- tuuriyk. dat wa» het' Voor dc derde maal ging hij op weg. Nu om in Kabouterdorp presentje» voor zichzelf te gaan kopen Onderweg kwam hij grootmoeder Konijn tegen Zij kwam terug van het dorp. ZIJ had pakjes gekocht voor haar hele familie Grootmoeder Konijn was een wijze vrouw Zij was ook altijd vriendelijk. Zelf* tegen Rimpeltje Zij had medelijden met hem. omdat ze begreep, dat hij ongelukkig was. Goede middag. Rimpeltje! Dag. antwoordde Rimpie Waar ga je zo haastig naar toe? Naar het dorp. lk ga cadeautjes voor mezelf kopen Ik heb fijn een Kerstboom Zo heb ik ook een prettige Kerstmis Grootmoeder Konijn keek bedenkelijk Weet Je u-el. vroeg zij. dat het Kerst feest niet een feest is van krijgen, maar van geven' En dat niet alleen, Je moet geven met een vroiyk hart. Grootmoeder liep door /en Rimpeltje liep door Maar Rimpeltje had geen haaat meer. Langzaam liep hij verder. Geven, geven, dacht hij. Zou lk het een» probe ren? Meteen nam hij een beiluit. Op een drafje liep hij door In Kabouterdorp kocht hij van allerlei. Kool voor de konljntjea. een blikje boomschors vooiteen eekhoorn tje. voor een ander, heel IJdel eekhoorntje een borstel om zijn staart te borstelen, voor de vogels een paar pakjea zaad en bevroren Insecten Zo had hy voor al zUn buren Iets gekocht. Bepakt en bezakt ging hy naar hul* Onderweg liep hij even langs het hol van grootmoeder Konijn. HU klopte aan en vroeg Komt u morgenavond met uw hele familie bij mU thuia? Er zijn voor jullie allemaal pakjes in de Kerstboom. Vlug liep hij toen weer verder. Juist zsg hy een eekhoorntje ln een boom schieten. Hé. wacht eens even. riep hij met zUn vriendelijkste stemmetje. Kom je morgen avond bij mij Kerstfeest vieren? Breng je vader en moeder, je broertjes en zusjes maar mee! Er zijn cadeautjes in de Kerst boom. Het eekhoorntje vertrouwde zijn oren niet; zo vrlendeiyk hsd hij Rimpie nog nooit gehoord! Hij was te verbaasd om Iets terug tr zeggen. Maar, dat gaf niet. want het kaboutertje was al weer weg. Naar de vogels riep hö hetzelfde. Niemand begreep *f ie* »«»- Alleen Grootmoeder KonUn natuurlijk, maar die vertelde nleta. Toen Rimpritj* thuia waa. hing hU de pakjes zorgvuldig in de boom. Een vroiyk gezicht was hët, al de kleurige pakjes. Rimpeltje stookt* de kachel lekker op. Gauw ging h zijn beste pak aantrekken. HU waa net klaar, toen de eerst* konUntjes aan *Un deur klopten. O, o. wat is het hier gezellig! En zo fyn warm! En wst een schitterende Kerst boom! Dat vonden ze allemaal. Rimpeltje glun derde. Pakje na pakje deelde hy uit. Het ene was al mooier en fijner dan hef an dere Wat vonden zij het leuk Grootmoe der Konijn had gelUk gehad, rimpeltj* voelde zich gelukkig Maar. toen all* cadeautjes waren uitgedeeld, kwam er een grote verrassing voor Rimpeltje. Al zUn vriendjes hadden ook- Iets voor hem mee gebracht. Van Grootmoeder KonUn kreeg hU niemVe. echt wollen sokken. De vogel tje* hadden een paar donzen wanten voor hem gemaakt en van de eekhoorntjes kreeg hij een spiegel. Rimpeltje keek in de spiegel. HU kon zyn ogen byna niet geloven. Was dat heus zijn gezicht? Dl* Met zijn hoofd in de hand staarde hif boos voor zich ui». vrolijke ogen. die lachende mond? Maar, die spiegel Jokte niet. Hij was het acht. Nog de hele avond bleven zij allemaal bij elkaar. Het was een Kerstfeest, dat zU niet gauw zouden vergeten. Sinds die Kerstavond wsi de kabouter helemaal veranderd HU was voor iedereen vriendeiyk en aardig Toch bleven de die ren hem Rimpeltje noemen en met recht, want hij had nu allemaal IsohrimpritjM om zUn ogen. OP AVONTUUR en zoeken, ik bén tenminste weer aan dat gevaar ontkomen! dacht hij. Rick wou juist opstaan en op weg gaan. toen opeens een jongetje hard kwam aan gelopen. die een houten karretje aan 'n touw achter zich aan trok. Dus verstijfde hij weer terstond, want het was te laat. om zlqh te verschuilen. O. wat 'n leuke pop ligt daar! Juichte hei jochie. Tegen Kerstmi* zia Je ze In grot* getale op straten en pleinen verschijnen, die Kerstdennen, die veelal geen dennen, maar jonge sparretjes zUn. Altijd groen*, «till* bomen zijn het, de aparrep. die zo trouw leder Jaar ln onze hulzen verichU- nen. Van hen willen we wat vertellen. De spar Dé spar Is in ons land niet inheems; hü komt uit midden- en Noord-Europa, maar toch. als de grond maar los i* en vocht- houdend. dan wil de spar ook bU ons wel zijn best doen en al zie je dan ook ln ona lage land geen echte sparren-wouden, verspreid telt ona land heel wat aparreji. vooral op uitgestrekte landgoederen vin den wU er veel. 7.U hebben behoorlUke afmetingen en doen niet onder voor hun familie in het buitenland* Buitengewoon mooi zUn de sparren van hel Asser-Stadsbos. Grote, breed uitge groeide exemplaren zUn daar bU. Het hout van de spar ls bekend als het ik#. vurenhout, dat witte hout. waarvan aller lei eenvoudige dingen worden gemaakt, kisten, tafels, banken. Een bijzondere spar. die ook ln ons land wel groeit is dc Sitka- of Menziësapar. Zijn vaderland is Brlts-Columbla (eiland Sit'<a) Vandaar de naam Sltka-spar. Ge woonlijk echter geeft men hem de naam van zijn ontdekker Mcnzics. De naalden van de Menzlëa-spar zUn blauwgroen en zeer stekelig. De pijnboom De pUnboom is de voornaamste naald boom in ons land. „Naald-bómen" noe men wU die bomen, die geen bladeren, masr „naalden" dragen. Het zün de spar ren. dc pynbomen en de dennen. Onze bossen bestaan voor iets meer dan de helft uit naaldbomen. Het rijn gemak kelijke bomen, die af tevreden zijn met een beetje goede grond en dan al hun best doen om prachtig hout te leveren. De zilverden De gewone- of zilverden groeit ln het bergland van midden- en zuid-Europa. Maar ook op onze zandgrond groeten mooie dennen. Prachtig kunnen zij zün. met hun beschermend uitgespreide tak ken. hun donkere kronen, die by de oude bomen sterk afgeplat riJn. by de Jongere daarentegen uitlopen In een Ule piek De naalden van de zilverdennen zUn donkergroen en plat, met aan de onder zijde witte strepen. De '«egels die zij dragen zUn eivormig. ZIJ vallen niet ln hun geheel af. zoMa de kegels van pUnbomen en sparren. de dennenkegels bladeren langzaam af. tot eindelUk de spil eenzaam op de twUgen staat. wonderen dan wij vermoeden", zei hU ernstig. Waiter kreeg Inwendig een schok. Hij herinnerde zich. nu hy er wat rustiger over kon nadenken, dat die varensgast^ hem ook iets gezegd had over een rif. dat zich ergens moest bevinden. Hij hsd er niet veel idee van wat een rif was en kende zon ding alleen van plaatjes uit de krant, waarop grote zeeschepen afge beeld stonden, die op een rots vastzaten en schuin ha If hoven water uitstaken. Maar hij had daardoor ook het idee ge kregen. dat kleine boten, ja zelfs tamelijk 'grote, altijd nog wel langszij van zo'n zee schip konden kómen en dus blijkbaar wei nig last VHn een rif schenen te hebben De gevolgtrekking was vrij simpel: alleen grote boten zaten zo diep met hun kiel on der water, dat ze tegen een rif konden sto ten. met kleinere boten was dat niet het geval. En nu had Walter een schok gekregen, die hem ervan overtuigde, dat er met dit plaatjes In de kranten iets niet ln orde was Want hU had Juist, vjak onder een geweldige. voorbUrollende golf. een harde, zwarte rots ontdekt. De grote, brede wa tervlakte. die zich voor hem uitstrekte kalmeerde hem wel een beetje, maar zijn gevoel van zekerheid en macht waa toch op alag verdwenen HU voelde zich Int*^ gendeel klein en onmachtig. Zenuwachtig gaf hU nog wat meer gss.... en d« boot, die toch al overbelast waa, acheen «11* krachten ln te spannen, om ta voldoen aan de drang naar groter anelhheld van d« motor. Llnda zei tegen Leonard: „Maak er nu een eind aan! Ze staarde met elgenaerJIge, lusteloze nieuwsgierigheid naar zijn behaarde vin gers. Ze zag. hoe ze zich kromden tot ster4 ke. vinnige haken. En toentoen voelde ze een. geweldige srhok vsn onder op, die haar ruggegraat bijna deed breken en' een scherpe rotspunt schaafde ln het Uzig koude water het vel van haar been af.... Jane voelde vaste rotsgrond onder ,hasr han Jen. Ze klemde zich vaat aan een. «cheur in het gesteente. terwUl de golven over haar heensloegen, haar gelaat striem den. haar mond vulden en haar bUna deden stikken. Vlak by haar klonk een scherpe knal een vlammenzuil «teeg op uit' de benzinetank van de boot, die ont redderd en versplinterd op een rotspunt zat. Jane zag een pokdalig, wazenlóoa ge zicht voorbUdrijvan. langzaam om en óra rollen J. en dat gezicht zat vast a«n een lichaam, dat niet meer In staat was, zich te bewegen. (Blot volgt.) 'n bons kwam Rick op de «traat én hij zat RICK

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1947 | | pagina 3