Interview Avontuur van een kip. —op Paasmorgen- De Vrouw op haar Paasbest De Paashaas geel zijn met een ei I In vier eeuwen 't HOE DONSJE TOCH kwamen de eieren op tijd WAS TE OUD PRAAT VAN. LEGE DOPPEN dat |k De reden waarom de kuikentjes CLOWNTJE RICK OP AVONTUUR Glimlach For tup a VAN NELLE TWEEDE BLAD - PAGINA 2 PAASNUMMER. ZATERDAG 27 MAART IMS onder de turner 14 guber in de oren En nog iets. Kunt ge Di uw veelgeleaen blad onze oprechte dank overbrengen aan alle Barnevelders en (Van ona eierhootd) TV hoofdredacteur zei: Ga en interview «n ei. wy lachten een aardig lachje, gelijk dat •en Jong verslaggever tegenover het ge- aag betaamt. De hoofdredacteur lachte niet. en vroeg °f ytt nog niet weg waren. En wij waren weg. gedragen op de vleu- Men. die de drong tot daden «chenkt. en VU vonden ons terug, in een hotelkamer van Centraal, kamer 14 met bad. en wij aaten in een comfortabele club tegenover net EL Goedenmorgen. El. zelden wij. wel- kom In onze goede stad. Sta ona toe u eni ge vragen te atellen In verband met het Paasfeest, het feest van lammetjes en eie- De lammetje* zijn voor rekening van «nze redacteur voor vee en vla. MIJ raat te •lechta het ei. - bedoelt ge met ..slechte"? vroeg het El acherp. Niets, c. niets kleinerende, haastten •dj. Maar lammetjes zijn nu eenmaal iets ^oter dan een ei Ge vergeet eén ding. zei het Ei. en deed een haal aan een Camel. WU ztln ulet bestemd als delicatesse te dienen voor lekkerbekken- En dan. al* ge onzè ■roei niet remt. en ons in staat stelt onze- levensroeping te volgen, iu b.v. een struis vogel. hoewel kort uit hef ei j ongetwijfeld het lammetje in afmeting ovirtreffen. Natuurlük. natuurlijk, aast ten wij •ns wederom toegeeflijk. wantwU vonden, dat het El vqjl keek. WU aar%lden zelfs Slet, ons wUs te maken, dat hf\ een Vuil I was Wat wilde u eigenlijk wel Dit was een rare vraag. Als mên tegen over een et m een hotelkamer zlt.Vril men •llee weten, alles van en over eilren. en daarom verzochten wij het Ei zo maar iets In het algemeen te vertellen Een geslaag de truc. die het bij verslaggever*, cffb geen intelligente vragen bU de hand tUd doet. Tja. tja. tets algemeens. Ge/vraagt i veel. al ben ik een vier en twialïgcenter. Vooreerst dit: wanneer hoisd^het mens dom op met die onmogeiijtoe nonsens om streeks Pasen? De slacht.i«en odder mijn volk zijn de laatate jarenr aanzienluk toe genomen. En met mij vragen dan ook mfl- 11 oenen etereij zich af: waartoe dit allen? Nu haastten wij ona niet. Had hefEi ge lijk? Wat moesten wU antwoorden? Het antwoord, dat wij gaven, klonk waar- schtjnlijk dom. want wij zeiden: wtj vin den u lekker. Lekker, lekker, zei het Ei. dat toch enigszins gevleid «cheen. Misschien moet Ik het toegeven. Ge weet zeker niet. dat lekkernij aan ook een verbastering is van de woorden Jekker 'n ij?" Wfl dachten een goede beurt te maken- Maar m'n waarde EI. u wordt toch inet e-i geschreven, en niet met, wat wij noemen, een lange U? Het El glimlachte fijntjes. Ik moet u hierover een'kleine ge schiedenis vertellen, want het la niet zon der reden, dat wU onze naam met e-i Apellen. U zult ongetwijfeld weten, waarom wU.el heten, nietwaar? Ge weet 't niet? Wel. wij bezitten deze eenlettergrepige klank. *U1 men nooit tevoren weet of het «en h(U) of een z(U) zal zUn. Vat Km? Ja. maar dat is toch weer een Ialge U! TuurlUk. tuurlUk. En daar zat 'm Tiou Juist de kneep. Want die lange ging niet in de eierdopjes, meneer, we vielen er i*uit. We waren topzwaar, vat g*m? a la er van ons een el gemaakt, verlgens zijn we hier helemaal aan ge wend. en wij achten het'zelfs een grote «er voorjmze soort, dat het mensdom vaak „ei ei" wgt. als het iets bijzonders ont dekt. Zonder twUfel kenschetst de mens heid hiermee onze grote verdiensten, het geen echter niet wegneemt, dat wij op •ommige gebieden helaas falen. Het Ei zuchtte diep. wU speurden nieuws, en «taken dit niet nader de clubs en Louis Quatorzes van kamer 14 Wat 1* uw probleem?, vroegen wij. Rassenhaat, m'n waarde, rassenhaat. Het £1 zweeg even. om dan op zachte toon te vervolgen: het botert niet tussen de witte en bruine eieren. De witte gevoelen xich nog te superieur tegenover de kleur lingen. Ik beo zelf wit. en ik ben er trots op. maar Ik ben ei genoeg om te beseffen, dat ook een bruin ei zUn trots kan hebben- Ach. bU de jeugd Is dat zo eenvoudig. ZU «likt het verhaaltje, dat bruine eieren /an de haan komen. Maar heus voor de oude ren weegt het ..wacht u voor de geteken den" zwaar. En zo zijn er meer kwesties, die ona verdriet doen. ona culturele leven dreigen te vernietigen. Wat bedoelt u? WU vroegen dit ver schrikt -é- Ik bedoel de miskenning'' vsn vele culturele waarden in onze «ierengemeen- achap. En ik duid hierbU speciaal op die eieren, die geroepen zjjn tot grote daden id opa kunstleven. Kunstleven? vroegen wy. Ja. kunstleven .de kunst met een hele £ote K. de K van Krachtvoer. Denkt ge, t men zonder toneelschool twee dooiers tevoorschUn ksn toveren. Denkt ge. dat een spiegelei zonder meer een spiegelei wordt? om nog niet te spreken van een uitsmijter of een ommelet. Hé. ik krUg trek. En gaat.het niet goed met de kunst? -L Meneer, niet goed? Ze vloeien sf. stuk voor stuk. UK gerenommeerde rennen ziet men zd vertrekken naar El fluisterde met afschuw in zUn ogen haar Holly wood. Een film. méneer ..Het Ei en Ik", je reinste kitsch. El. e». zeiden wü- Zeg dat wel. zeg dat wel. fiet maakt me kapot. Sommigen worden er hard on der. keihard. werkelUk hardgekbokte eie ren. maar Ik kan er niet tegen. Et druppel de een traan uit het oog van bet Ei en het begon bepaald onwelriekend te geuren id kamer 14. WU Wilden weg. Wacht even. Nog een enkelé opmer king. Sommige intellectuelen noerhen onze /-ingewanden soms eierdodcr. instlede van eierdooier. Leer het af. het klinkt ons lu- - - fa— O&v Wvandottes in Nederland? Wij zUn hun veel. heel veel verschuldigd. Het Ei bloos de diep. Toen namen wU afscheid Beekenkeur Beroepsvooriichting Beroepskeuze is een belangrijke aange legenheid en het kan du* nooit kwaad, wanneer een jongen of meisje, die een bepaald beroep op het oog hebben eens gaan praten met iönand, dip dit beroep uit eigen órvaring kent. Van dit stand- funt bezien is het een gelukkige gedachte an de C-V. Allert de Lange te Amster dam een reeks Carrière-boeken uit te geven, romans, die elk een beroep tot grondslag hebben. De uitgcvorU.zond ons Uit deze reeks ..Van onze speciale ver slaggever" door'Theo Ramaker. Uit de aard der zaak hebben wU dit met bijzon dere belangstelling gelezen. Het verhaal la vlot geschreven, de ervaringen, die Tom als jong verslaggever opdoet, komen wel zo wat overeen met de ondervindingen van jonge verslaggevers in het algemeen en toch lykt deze vorm van beroeps- voorlichting niet geheel geslaagd. Immers een auteur zal in een roman altUd een bijzonder geval behandelen: de kleur loze middenstof levert geen stof voor een boeiend verhaal, maar wie beroepsvoor- lichtiOg geeft, zal-juist niet in den brede Jcunnln uitweiden over het bUzondcre geval, maar moet spreken over de ge middelde vertegenwoordiger van een be roep en hU zal zijn Jeugdig gehoor ook spreken over mislukkingen, over menaen. die in een bepaald beroep beneden het gemiddelde zUn gebleven of er zich mis schien zelfs in het geheel niet konden handhaven. Nu is In het onderhavige boek de held van het verhaal een kwiek ver- slaggevertje, dat het tamelUk vlug tot speciale verslaggever van een groot blad brengt: alle belevenissen worden smeuïg verteld en prettig voorgesteld, zodat de Jeugdige lezer ze geboeid zal lezen. Heel licht zal hU zich met de hoofdpersoon Identificeren en zich zelf al zien als een geslaagd journalist. terwUl hem de keer- zUde van de medaille niet wordt getoond. WijRouden dit boek dan ook liever zien aangekondigd als een gewoon jongens boek, dat meisjes ook met plezier zullen lezen. Voor beroepsvooriichting achten wU een Bureau van Beroepskeuze toch ge schikter. B. E. t r\E jonge dominee van Smalwegen ging, als ledera ochtend, op Klompen de pastorietuln in om eieren te halen en de deur van het kippenhok open te zetten. Hij deed dit afttód zelf. Ieder mens, zelfs de deftigste e^ geleerdste, houdt er hobbles op na; éh het stokpaardje ven de jongje predikant was (je kippenfokkerij. Al zijn kippen kende hQ bij naam. Zij heetten allemaal naar figuren 'uit de Griekse mythologie: er was een Ariadne bij en een Niobe, een Eurydice en een Melpomene; en een aardig Leghorntje drtteg de naam Pasithea. De mooiste haan werd Bellerophon genoemd. Goeiemo.rgen klppenvolk. zei dorllnee toen hij het deurtje opende. Hoe staat het met de legger ij? Kakelend trippelden de hoenderen langs de pyamabroekspljpen. die onder zijn kamerjas uitkwamen. Ze stoven de gras- tuin In en begonnen daar dadcUjk Ijverig te pikken. .Het zal hem wel vreselijk tegenvallen", zei Adriane terloops tegen Antigone. Ariadne had het bU 't rechte eind. er waren die ochtend minder eieren dan gewoonlijk, slechts zeven. „Begrijp je dat nou?'', prevelde dominee In zichzelf, „en dat Juist met Pasen". „De geest deugt niet", tokte de Leghorn Pasithea eigenwijs. Zij zei dit alleen om dominee's aandacht op zich te vestigen, maar dominee deed alsof hij het niet hoorde en ging met zijn .zeven eitjes naar de keuken. Daarna zagen de kippen hem voor het venster van zijn studeerkamer staan met vellen dichtbeschreven pap|er tn de hand: zijn preek, die hij straks in de kerk moest houden. „De geest deugt niet", herhaalde dominee peinzend, 't Was maar goed. dat de Leghorn dit niet hoorde, andop zou zij nog eigenwijzer zijn ge worden dan ze al was. „Ik beïnvloed zijp werk", zou zy gezegd hebben. •morgen.' Het regende zo'n beetje en tegelijk scheen de zon. ^ovtn Smalwegen prijkte een heldere regenboog -- Je, als je goed oplette, zag Je er zelfs twee De vergulde haaq. Op de bakstenen kerktoren keek trots op het dorp neer. Door de regen waren alle gevels, of ze nu ln de deftige dorpsstraat stopden dsn wel langs het dwarsweggetj«, even fris-rood getint; en de guitige zonneflitsen. die met de regendroppels meekwamen, deden alle daken glanzen en schitteren dat het een lieve lust was. De Leghorn Pasithea genoot. Zy liep op enige afstand van de andere kippen; om dat zy in etilte wilde genieten. Er was altyd iets philosoplsch aan haar. zy had wat men noemt een sterk Innerlijk leven; en daarbij k«*m. dat zU zich lp stand van de Leghornfamilie enigermate boven het gros van de kippen verheven voelde. ZU was yart alle kippen ook de- geen, die zich het meest Interesseerde voor de grote wereld buiten de pastorie- tuin. KUk. nu kwam er al wat meer leven in het dorp. De mensen deden de venster luiken open en goten kommetjes was water leeg. Dominee kwam ln zijn zwarte geklede jas op het stenen vloertje bulten de keukendeur em paar de kerkklok te kijlcen. Toen begon de oude toren te roepen. Blm bam: en door de dorpsstraat gingen vele voetstappen. Het echte Paas feest was begonnen. Wat bedoelde Je eigenlijk vanmorgen, vroeg de haan Bellerophon aan de Leg horn Paaithea. toen je zei „de geest deugt niet?". Tok-tok. antwoordde de%ip. Jij kunt dat toch niet begrijpen, ik kijk een beetje verder dan mijn snavel lang is. Zie je hèm daarginds? (en'zij richtte haar kopje op in de richting van de kerktoren). HU Is een goede kennis vat) mij. ren heel erg goede kennis zelfs, en als ik wil'de kon ik zijn gemalin worden, de hen van de torenhaan. Van hem weet ik. dat de geest.niat deugt, hier in deze tuin. Wij worden veel te eenzelvig en te lui; wij zijn veel -te gauw met een gelegd ei te vreden. wij hebben geen Idealen meer. Wie denkt eraan, een gouden ei te leggen? Wie wil de wijde wereld in? Bellerophon kraaide het uit van 't lachen „Dwaasjespotte hy. Bah!, zei Pasithea minachtend. Toen nam zU een gprongetje en stond ineens op een schutting, vanwaar zij in de dorps straat kon kijken. Tf/AAROM zou ik eigenlijk niet eens og deze mooie PaHsmorgan een nieuw leven beginnen?, dacht zij. Ze keek naar de gouden haan op de toren en h»t was alsof hij haar toeknikte: ..Kom maar by mU". Het werd ineens heel warrp in het kippehartje. Weer een sprong en zU stond ln een smal klinkerstraatje. Een ogenblik voelde zij zich eenzaam, nu ze Belle rophon. Ariadne, Antlgona en de anderen niet meer zag. maar nieuwsgierigheid dreef haar naar de brede dorpsstraat met de heldere blauwe stoepen en de schoon gewassen vensters, waarachter hier en daar potten met rode bloeipen stonden. Za keek haar ogen uit en het scheelde weinig of zU was door een voorbyrijdende auto gegrepen; heftig fladderend rende ze langs het stenen bordesje van het gemeentehuis en even verder kwam zij tot bedsren. vlak onder een groot "venster, dft versierd was met een blanke zwaan, die fUne groene varentjes dp de rug droeg. Van hieruit kon zy de kerktoren van onder tot boven waarnemen. Het was een prachtig gebouw, helemaal van dofrode baksteen, hier en daar kunstig opgetuigd met stenen vlecht werk en boogjes en allerhande sierlijke uitsteeksels. De gouden haan boven op de hoge metalen spits draaide een beetje,, zeker dacht zU om haar beter te kunnen zien. „Hier ben Ik", tokte Pasi thea. Nu had zU geen gavoel van een zaamheid meer. „Ik zal zien dat ik bij je kom", zei ze en haar stemmetje sloeg door van vreugde. Op dit ogenblik kwam er ergens uit een tuintje een kleine haan te voorschijn, die heel ordinair „hallo" zei. Natuurlijk ging Pasithea er niet op in, vooral niet onder de ogen van de toren haan. ..Wij zouden een goed paar zijn", stelde de nieuw-aangekomene voor. Zijn groene veren waren bijzonder mooi en hij stond kaarsrecht op zUn fiere pootjes. „Ik weet niet waarover je het hebt", zei Paslthec. „trouwens je hebt je niet eens fatsoenlijk yoorgcsteld „MUn naam is Krelis". zei hÈ eenvoudig, „en lk kan je een goed levép aanbieden". „Maar lk ben van de dominee", antwoordde Pasi thea. „bovendien ben ik een Leghorn van halve adel en mUn verloofde is van goud, ziedaar drie dingen. di^lTet voor mU on- mogelUk maken mU langer met éne Krelis op te houden. Vaarwel". Jk wacht op je", zei Krelis en Pasithea zag iets als een traan in zijn ogen blinken. Om te laten zien hoe zelfstandig zU was. liep ze de straat over naar een pleintje, sprong op een muurtje en verdween tussen de graf stenen van het kerkhof rondom de kerk. „nnoK-TOKalle Je mU nbg?" vroeg A Pasithea aan de hann op de foren. Er kwam geen antwoord. De torenhaan zag het kippetje niet. hij keek zeker naar andere dingen, naar de kilometerswijde akkers büiten heg dorp. nair de omtrek ken v4an de verf/; stad met haar torens en fabrieksschoorstenen, naar de vier windstreken Zie je dan niet wat ik allemaal voor Je over heb', vroeg de Leghorn, lk ben uit een goed huls weggelopen, het heeft mij nog bijna het leven gekost, ik heb een goed aanzoek afgeslagen. Waarom zeg je niets? De torenhaan zweeg. Toen kwam er ln ho\ kippekopje een wonderlijkj. plan op. 'sis schrikkeljaar, dacht zij, en wij vrouwen hebben nu het recht, het Initiatief te nemen. Juist op het ogenblik, dat binnen ln de kerk het prgel begon te spelen, sprong Pasithea vtegen de torenmuur, vond een richel waaraan zij houvast had. fladderde nog hoger op wat stenen vlechtwerk. Het moet een allerzotst gezicht zijn geweest. Jammer, dat het hele dorp in de kgrk zat. "I7óór Posen met de schoonmaak klaar en met Pasen uit. een nieuw hoedja op. een nieuw jurkje en manteltje aan) dat waren de dromen onzer overgroot moeders en bet-over-grootmoeders. Wy huiveren bij het denkbeeld dat het huis schoon, d.w.z. de kachel uit, moest zijn wanneer Jiet feest van da Opstanding werd gevierd. Als Pasen zó vroeg in het voorjaar viel als nu moet dat geen pretje zUn geweest. Echter, tegen het nieuwe hoedje, het nieuwe jurkje en het nieuwe manteltje heeft de vrouw ook heden ten dage geen bezwaar. AU ze maar punten hadi Een nieuwe lente vraagt, neen schreeuwt, om een nieuw gewaad en wij kunnen ons best vooratellen, dat alle eeuwen door de vrouwen er op haar Paas best hebben willen uitzien als de hele na tuur ontwaakte. In dit jubileumjaar denken wij aan onza grootmoeders van drie eeuwen geleden. Pasen 18481 Wat moeten de dames, die er toen toch ook heel graag netje# uit •wilden zien. armoedig toegetakeld zijn geweestn« tachtig Jaar oorlog. AU men eens bedenkt hoe droevig het met strijd Weer honderd jaar later. 1848. Jear van de arbeidersrevolutie, waarvan Nederland een «taartje kreeg in de GrondweUwiJ- ziging van dat jaar. Deze gebeurtenis bracht enige stagnatie in het mondaine leven, voor velen betekende ze financiële verliezen. De iljde-induatrle in Lyon stond een tijdlang stil en ongetwijfeld hebben de dames dier dagen enige moeite gehad voldoende zijde te krijgen.voor haar Paaekledij, maar verder ondervond de pode geen invloed van de staatkundige gebeurtenis. Men droeg een crinoline {zo genaamd naar het „erin", paardenhaar, waarvan de hoepel, dte de rok' ln model hield, was gemaakt) lngepend middel, nauwe mouwen. Het haar woa eenvoudig opgemaakt glad. met een scheiding ln het midden, maar tijdens avonduitgangen en bij feestelijke gelegenheden werd het ver sierd met bloemen on linten. Op dc wan deling droegen de dames een kBperaehtlg hoedje, da{ afhterop dralen. zodat het vi kopse! te zien kwam. het hoofd werd ge- voorate Nleel van het &TERDA&S7 MAART 1848 PAASNUMMER. TWEEDE BLAD - PAGINA Pasen 184f. Foto overgenomen uit Les modes parisiennea". onze garderobe was gesteld na een van vUf jaar Gelukkig, wU beleven, achteraf, geen medeiyden te hebben met de vrouwen, die juichten om de vrede ln 1648 Want het was geenszins een berooid Nederland, dat uit de strijd te voorschUn kwam. Wü waren tegen de verdrukking in gegroeid en Inleefden juist onze Gouden Eeuw. Vooral de koopmansvrouwen kregen een heel aardig sp«ldengeldje en het kostte geen moeite dit om te zetten ln mooie gewaden. Neen, hoofdbreken kostte het haar niet er bekoorlijk uit te zien en daarby kon ze het trotse besef met zich omdragen, de hele vrouwenwereld ten voorbeeld te zijn. Want hoe wonderlijk het kllnke: Nederland sprak toen een woordje mee inzake de mdde. Hel is de enige periode in de gehele geschiedenis geweest, dat er een Nederlandse mode be- *ond en dat was te danken aan het. feit, dat ons land toen het toppunt van zUn politieke macht had gereikt, waardoor het een sociale invloed uitoefende, die zich ook in de mode deed gevoe len. Misschien kwam dit ook door het feit, dat er van 1630 tot 1680 geen enkel Hof was, dat de toon kon aangeven: aan het Frans» Hof droeg de koningin-regentes Anna van Oostenrijk weduwenrouw, in Engeland voerde Karei I een heftige strijd tegen het parlement, welke eindigde n\et zijn onthoofding in 1849. waarna de koningin en de prinsessen zich in ballingschap moesten begeven. De hoven van Wenen en Madrid waren trouw gebitven aan de Spaanse mode. waarvan de rest der wereld niets wildé weten en zo was het dus niet te verwonderen, dat de dracht van de Tijke koopmansvrouwen tot voorbeeld werd genomen. Nu waren die koopmansvrouwen, hoe rijk ook. Hollandse koopmansvrouwen. Iwt. oer-degelijk en natuurlyk. Ze moesten niets hebben van al die opvulsels, die de kleding stijf maakten, ze verlangden eenvoudige kleding en ze waren afkerig van alles wat naar overdryvlng zweemde. Zo werden de jurken veel soepeler, de rokken stonden niet meer ln stijve crinolines uit, maar vielen ruim en glad omlaag, het zeer diepe décolleté werd tot bescheidener proportie# teruggebracht en 1ronn««r de halsuitsnUding nog te diep naar haar sin waa, weyd deze bedekt met een grote kraag van kant, linnen of batist. Ook de kleuren werden eenvoudiger: zwart ging overheersen. Vroeger werd een bont, ve«lk|eurig coetuum elegant geacht; hét werd heel gewoon gevonden tien, Reproductie schilderij van Corn Troost. Een familie omstreeks 1748. Moeder is. volpens de mode dier dagen, gekleed in een. toilet waarvan de rok de z.g. „paniers" vertoont, ln die tijd bestond nog geen afzonderlijke mode voor kinderen. Het meisje is precies zoals de moeder uitgedost. De vrouw Pasen 1948. twaalf verschillends kleuren met zich om te dragen, maar nu kwamen neutrale tin ten in zwang: bleekblauw, lichtrood, lichtgroen, enz. En eén heel nieuw, pnac- tiach kledingstuk, de t g- matlné, een een voudig jasje om des ochtends thuis ta dra gen. ging deel uitmaken van de dames- garderobe. Op de genre-schilderijen van Van Mieris, Welschap, Van der Neer, Jan Steen, Terborch en andere Hollandse in» terieura ziet men heel vaak vrouwen en jonge meisjes Jn dit halve négligé, dat, els men de schilders mag gelóven, meestal van fluweel of zijde was vervaarJlgd. De vrouwenmode was ln die jaren practlach, eenvoudig en doelmatig hetgeen ook gold voor de mooie japonnen,^waarmee rle vrouwen op haar Paasbest waren en ln de geschiedenis der Mode neemt NederlanJ daarom een eervolle plaats in. Honderd Jaar later. Het Franse 'Hof straalt ln volle luister. Lcdewijk XV. dl® van 1723 tot 1774 regeerde, wilde even op permachtig zijm als zijn overgrootvader Lodewijk XIV. Hij herstelde de Hofcere- moniën ln al haar pralende, vervelende omslachtigheid en het spreekt vanzelf, dat de Mode In die dagen vah het aller grootste belang was en geheel de geest van de tijd uitstraalde. Vooral de gala japon had de aandacht der Mode-ont werpers. Nederland keek naar Parijs, als het wilde weten hoe de vrouw zich be hoorde te kleden. De geklede Japon, het gewaad, dat de vrouw droeg als zij op haar Paasbest was uitgedost, had een nauwgjultend lijfje, waaronder een stevig. Ingesnoerd corset werd gedragen. De ro)c stond wUd uit in een zogenaamde „panier." De panier was een hoepelrok, waarvan de ronding van voren en van •chteren werd afgeplat. Men kende toen al het trucje van jurken „twee in éént, want vele galagewaden hadden «en losse «leep. die werd aangedaan voor men pen feestzaal betrad en die men waer aflegde wanneer men, na het festijn, hulstoe ging. Nu zijn wij weer honderd Jaar verder en schrijven 1948. Een nieuwe mode heeft haar Intrede gedaan, een mode. die een reactie vormt op het sobere kleed, dat wy gedurende de oorlog droegen en de maniyk aandoende uniform, die zoveel vrouwen, tydens en na de oorlog heeft ge sierd. Wij gaan naar langere rokken en fynare taille, naar hoedjes met bloemen en veren versierd. En wij voelen ons rijk, omdat wy dit Jaar voor het eerst weer het gevoel kunnen hebben er met Pasen op ons Passbest uit te zieh. al was het slechts dank zy een nieuw dopje, dat het hoofddoekje komt vervangen. Pasen, feest van Opstanding. Met be trekking tot de Mode. klinkt het profsan en toch.als wij ons dit Jaar kleden op ons Paasbest, zullen wij voor de zoveelste maal beseffen, welk een zegen het Js te zyn bevrijd en in vrede te leven. Pasen 1648. Het te diept decolleté wordt bedekt met een kanten of batisten kraag. Reproductie van achilderij in het RUks- museum. Schilder en afgebeelde vrouw onbekend. zodat nienmnd het kon zien. Het hart bonsde in Pasithea*s kippekeel. Wat zag alles er Ineens vreemd uit Het was alsof zij van de wereld afscheid had genomen; het was eigeniyk „haar" wereld niet meer, het kerkhofje lag meters onder haar. zij was al net zo hoog als het dak van de kosterswoning, ln het achtertuintje van het kosterhuis bcharrelden enige kippen rond, maar die leken zo dwaas-klein, ze waren allemaal precies eender, uit da verte gezien. Een moment dacht de kip erover, zich naar de begane grond terug te laten vallen, vooral ook omdat zU haar gouden haan niet meer kon zien. Ook was *y zenuwachtig door het dreunen van het kerkorgel en het zingen van zovele mensen. Tok-tok, ik kom. Ik kom!, riep zU enige malen om zichzelf moed te geven. Telkens fladderde zU naar een hoger gelegen punt. Weldra was zy even hoog als het kerkdak. Het orgelspel en het zingen hielden op. het begon weer een beetje tc regenen, de wereld zag er nu al angstwekkend wyd en leeg uit. Het suisde onbehaagiyj ln het bolletje van de Leg horn. Zy zag. dat het dorp volstrekt niet groot was; vlakby eindigde de bebouwing al. maar het dorp lag ki een oneindigheid van groen en boven het groen hingen ontzaglijke regenwolken. Help mij. help mij', smeekte de kip, triest en bang. Een vogel scheerde langs. Er kwam geen antwoord. Of toch? een vreemd knarsend geluid als van verroest yzer. dat om een spil loopt. Het had veel weg van sarcastisch lachen. Zou de gouden haan haar uitlachen? Maar dan zou zij héh» laten zien, waartoe zij ln staat was. Nóg hoger ging ze. Nu zat zij op de grote wyzer van de klok. die kwart voor elf aanwees. Zij voelde hoe de wyzer lang-* zaam omhoog gin& langer dan vyf minu ten kon zij niet blijven zitten. Lichte duizeligheid kreeg haar te pakken. Zij moest de ogen sluiten. Beneden in het dorp hoorde zU een haan kraaien. „Ik behoor niet meer tot deze wereld", dacht zU tragisch. Dicht boven de wijzerplaat wdti een balustrade, waarop Pasithea iets gemak- kélijkcr kon rusten. Weer kraaide de haan ln de diepte. Zij wist: dat ,was Krelis. ..Zie je mij?", riep ze terug. ..roep je mU?" Maar toen ze goed luisterde, hoorde zU, dat Krelis een liefdesliedjd voor een andere kip kraalde. „Hy ls mU al ver geten", dacht ze met bitterheid. Dan keek zy omhoog en zagde gouden haan. HU was mooier dan ooit, want juist gleed een zonnestraal over zUn lijf. TLj'IJN haan!, riep Pasithea ln vervoering, Zie je niet wie daar komt? Iemand, die veel van Je houdt, die een ïydensweg heeft willen gaan om bU je te kunnen wezen. Kom mU toch een eindje tegemoet, lk ben zo vernioeid. Het is niet goed, eenzaam te zUn, het la immera Paasfeest vandaag?". De torenhaan antwoordde niet en keek. naar de verte; hU draalde een beetje met .de 'wind mee.-zo was zUn politiek. HU lette niet op eenzame kippetjes; hy lette op „het geheel". Pastthea sloot weer de ogen. Zij luister de naar het knarsen van de gouden haan, het bijgeluid van zUn politiek. Toen zU weer om zich heen keek, zat er een kraai vlak bij haar. 7»Prettlg Pasen", zei kraal. „Leg eens gauw een el voor me, 'k hchktrek". Pasithea schudde het kopje treurig* en zei: „Als alles goed afloopt, een gouden el; hy daarboven ia mUp aan- ataandé gemaal". r. Nu grinnikte de kraal: „Die daar? Laat je niet voor de gek houden, kippetje. Ik ben een heel oude. wUze torenkraai en ik heb ontzaglUk veel van m'n leven gezien. Je hebt je aan een droombeeld opgeofferd misschien uit eerzucht Neen. uit liefde!, sprak Pasithea met een snik. Men verwart de dingen zo gauw, zei de kraai (hij hield zyn kopje meewarig scheef). Mijn grootvader waa eens uit de verte verliefd op een zwaan met groene planten op haar rug. maar toen hy erheen ging om haar van dichtby te zien, bleek ze van steen te zUn. Het was óók geen echte liefde, het was de zucht naar het ongewone, de drang naar avontuur. Jouw dorenhaan is van verguld hout en van verroest ijzer. Je bent op een idee ver liefd geweest, op Je eigen ideaal. Maar wees getroost, kip, JU bertt de enige niet; de wereld is vol van zulke vergissingen en dat komt, omdat de geest niet deugt, omdat er meer gedweept wordt en ge- avonturlerd dan rustig gewerkt en wer kelijk „g electa''. Was dan mijn tocht tevergeefs?, vroeg de kip wanheplg. O neen, zei de kraal opgewekt Je hebt vandaag, met Pasen, iets gekregen dat heus niet lederéén heeft, namelUk Inzicht. Ik wed. dat, je door deze geschie denis een „andere kip" bent geworden, bijna egn vogel die hoog kan vliegen. Je hebt je'„gouden verloofde" verloren, maar daarvoor heb je je verborgen capaciteiten alen üg of niet? leren kennen en bovendien gezien hoe geweldig wijd en mooi de wereld ls. Waar De Leghorn Pasithea was stil. Zy zag hoe de kerk uitging, de mensen stroomden door de dorpsstraat eó langs de dwarsweg naar hun huizen. Een donker figuurtje met een hoge hoed stapte, omringd van andere donkere mannetjes, naar de pastorie Dat was de jonge dominee. Pasithea wist wel wat hy ging doen: straks zou hU voêr In het kippenhok strooien en „tok-tok- tok" roepen voor Niobe, Antigone en de anderen. Toen sprong de kip met eén blU kreetje van de balustrade en ofschoon zij niet kon vliegen kwam zy ongedeerd óp het zachte, vochtige, malse gras van het kerkhof terecht. In het dorp rookten de schoorstenen, de huisvrouwen bereidden het middagmaal spinazie natuurlijk en ln de tuin van de dominee stonden alle kippen met de haan Bellerophon op hun eten te wachten. Goedenmiddag saAm, zei Pasithea met lets van triomf ln haar stem. toen zU hijgend van alle empties op het schut tinkje zat. Niemand zei „goedenmiddag" terug, omdat ieder het te druk had met denken aan het komende Paasmaal. En trouwens men wordt zuinig met goedendagjes als men elkander veel ziet. Niemand had Pasithea gemist en daarom wilde later niemand het verhaal varl Paslthea's avon tuur geloven. Zo ls da wereld, waarin wy leven. H. B. EEN WAGEN KREEG rpoKTOK was een kipje. Zy woonde ln A een ren. Die stond op een boerenerf. In de ren woonden ook tndere kippen. Toktok was de kleinste. De grote kippen bemoeiden zich niet veel met haar. Tok- tok wilde altyd Iets byzonders. Zy vond mensen iets geweldigs. Vooral de boerin. Zij deed haar dan ook graag na. Daarom had zij een Jurkje aangetrokken en een muts opgezet. Zij liep ook op schoenen. De andere kippen lachten haar wel eens uit. Daar trok zy zich niets van aan. Toktok ging haar eigen gangetje. Op een dag legde Toktok een el. Haar eerste. Na een poosje kwam er een kui kentje uit. Krakkrak daar was het. Een geel donzen balletje. Net zo geel als de zon. Wat was Toktok trots op Donsje! Het kuikentje kreeg ook meteen kleertjes aan. Toktok vond het jammer, dat Donsje nog te klein was om lange wandelingen te maken. Hefwas na een klein eindje al moe. Zo zaten Toktok en Donsje in het zon netje op hét erf. Daar zag het kipje de boerin, zy duwde een wagentje, in dat wagentje zat e«n kind. Dat bracht Toktok op een idee. ZU wou ook zo'n wagentje hebben. Dan kon zij ook met Donsje uit rijden gaan. IKaar, hoe kwam zy nu aan een wagentje? Wacht«ls zij eens Kom mee Donsje we gaan naar Gan- zientje. ZIJ zal my wel helpen. Ganzientje woonde san de slootkant. Zy was Tpktok's vriendin. Als zij nu maar thuis was. Ja, gelukkig. Ganzientje was juist met de was bezig. Dag Ganzlen. Hallo Toktok. Is dat nu Donsje? Ja. Hy ziet er aardig uit Dat vind ik ook. Hoe is het met jouw kinderen? Best. Kijk. daar spelen ze. Zeg Ganzlen heb jij een grote eier schaal voor me. t Waar heb je die voor nodig? Dat zal Jh je zeggen. Zo vertelde het kipje van het plan om van een el een kinderwagen te maken. Ganzlen knikte. Ik geloof wel, dat ik heb wat je be doelt. Kijk. deze schaal is byna niet stuk. Alleen die ene hoek is er uit. O. dat is prachtig, juichte Toktok. Mag ik hem hebben? Ik vinj het be#t, rnrfsr hoe moet Je er nu wielen onder krijgen? Daar weet lk wel raad opl hoorden Ganzlen en Toktok een stem zeggen. Zij hadden geen van belden gemerkt, dat een valt de grootste ganzen langs was ge komen en had gehoord, waar zij over praatten. Ik zal jullie wel helpen, zei hij. Van een dikke tak zaagde hy ronde plankjes en maakte ze aan het el vast. Toen maakte hy de rand van de schaal mooi gelijk. Nu nog een koordje eraan, om te trekken. De kinderwagen was klaar. Evenfproberen. Ja hoor, het wagentje deed het. Donsje klauterde erin. Daar gingen zy een lange wandeling maken en Donsje werd nu fyn niet moe. TJet waa nog vroeg ln de morgen. Uit AAéén van de hazenholletjes kwam een snoetje naar buiten, toen oortjes, t>ootjes, een lyfje, waer pootjés en tenslotte een prachtige staart met een mooie pluim. Al les by elkaar was dat Haasje Pluimstaart.' Het was mooi weer buiten. Pluimpje ging nu eens fyn zyn nieuwe springtouw proberen. Net had hij het uit de knoop gehaald pf daar riep moeder Haae hem. Pluimpje. jU moet eens even dit laatste mandje eieren naar het dorp bren gen. De andere zijn al weggebracht. Al leen dit ene mandje nog. Je weet het adres hè. dan zorgen ze daar wel. dat zy verstopt worden. Hè. wat vond Pluimpje dat vervelend. Hy had niet veel zin helemaal naar het dorp te lopen. Maar ja. er zat niets an dera op. Voorzichtig zyn hoor! laat ze niet vallen. En onderweg r iet stil blijven staan want anders wordt het te laat en het is al bijna Pasen. Zo ging Pluimpje pp weg. het mandje eieren stevig ln zijn poot. Hij had zijn springtouw meegenomen. Dan kon hij terug springen. De weg naar het dorp was lang. het mandie zwuar en de zon warm. Zou ik even rusten?, dacht Pluimpje. Heel eventjes maar? Ja. dAt kan best. Hij zette het mandje neer en ging[ er naast zitten. Het springtouw hield hy ste vig vast. 7.ou hy het even proberen. Hij had nog nooit met een touw gesprongen. HU kon haagt niet wachten tot straks. Daar wikkelde hij het al van de klossen af. Hij ging staan en zwaaide het ovér zyn hoofd. Het gaat!, het gaat!. Juichte hij. Hij sprong, éénmaal, tweemaal, driemaal, viermaal, en toen gebeurde het. Zijn ene pootje bleef ln het touw haken en dapr buitelde hij op zijn rug. Hij zwaai de met zUn voorpootjes en zo kwam het. dat cr een dubbele lus om zijn kop en om zijn lijfje kwapj. Daar lag hy nu, helemaal ln het touw gedraaid. HU probeerde los te komen, maar hU was veel te wild en raakte steeds vaster. O. o. wat moest hij nu beginnen. Was hij nu malr niet ongehoorzaam geweest. Het werd nog veel erger. want. terwijl Pluimpj^ daar zó lag tc spartelen, was Kwakwa dc eend aangekomen, zonder dat Pluimpje het bemerkte. Kwakwa begreep direct, wat er aan de hand was. Wacht, dacht hU, lk zal hem eens een poets bakken. HU haalt het dorp nooit meer o& tUd en dan komen de eieren te laat. 'Daarom zal ik ze wegbrengen. Hy moet dan voor zUn straf maar denken, dat de eieren verdwenen "zijn. Voorzichtig nam hy het hengselmandje tussen zijn snavel en vloo* er mee weg. Pluimpje was moe geworden. Nu keek hy eindeiyk eens rustig hoe feet precies ln elkaar zat. HU rolde zich om en om en gelukkig, dafcr was hy Vrij. Nu op een holletje verder. Maar. wat was datr De eieren! HU had het mandje toch daar neergezet! Ver dwenen! Wat moest hU nu beginnen? Er kwamen echte hazentranen in zUn ogen. HU zocht en zocht, maar het mandje bleef weg Zou hij naar-huis gaan en het vertel len. Ja, dat moest wel. Langzaam liep hij terug. Zin om te springen had hy niet meer. Wat zou moeder boos zUn. Plotseling boorde hU geklapwiek boven zich. HU keek op en zag Kwakwa. Dc eend streek neer en kwam naast Pluim lopen. Wat zie JU er bedroefd uit. zei hU. Ie er iets? Och. praat me er niet vanen toen vertelde hij het hele verhaal. Nou en toen zat lk ln het touw ver warden toen waren plotseling de eieren verdwenen, vulde Kwakwa aan. Ia. hoe weet 4U dat?, vroeg Pluim ver baasd Omdat ik ze zelf heb weggenomen, antwoordde de eend droog. Heb jij????? -Ja. en ik heb ze naar 'het* dorp ge bracht. omdat het anders te laat zou wor den. Dus????? Ja hoor. de eieren zUn waar ze wezen moeten. O. Kwakwa wat ben lk blij! Maar wat was ik geschrokken! Als ik eens iets voor,Jou kan doen.. Ja. dat kun je, want lk wil graag touwtje springen. Dat moet JU me leren. Ha. ha. lachte Pluim, en ik kan het zelf niet eens. Laten we het toch maar eens probe ren. Warempel het ging. Pluim kon het zo maar in eens. Toen bond Pluim het ene eind van het touw- aan een boomstammetje vast. Aan het andere eind draalde hU. En Kwakwa sprong met zUn korte pootjes zo goed als het ging. Hij trapte wel eens op het touw. Het iwnm wel eens tussen zUn snavel, maar dat hinderde niet. ZU hadden de grootste pret Na een poosje begon Pluimpje zUn maag te voelen. Samen gingen zU toen naar het holletje. Moeder Haas had de knollen al klaar. Kwakwa bleef mee-eten. Geen knollen, maar kroos, want Pluim bracht wel eena meer een vriendje mee naar huls. Daar rekende moeder al op. En toen zU vroeg of de eieren wegge bracht waren, gaven Pluimstaart en Kwakwa elkaar een knipoog en zelden: Ja hoor, dat II ln orde. t' Het ene oor van de Paashaas hing naar beneden, een bewijs, dat hU zat na te denken. Dat gebeurde wel meer tegen Pasen. Ieder jaar hing het dieper. Dat wds he* teken, dat hy leder jaar dieper nadacht Geen wonder. De Paashaas werd al oud. Hy vond het steeds moeilijker om te be denken, hoe hU de eieren zou beschilderen. Het was nog steeds gelukt. Maar nu wilde het niet. Hoe hU ook dacht en dacht, het Ring niet. Ja. en er moest iets op gevon- den, worden, want een Pasen zonder ver sierde eieren, dat kan. nee dat mocht niet. Dat wav nu allemaal wel heel flink ge zegd, maar de Paashaas wist nu toch echt niet, wat hU moest doen. Hazantje, dat was dc oudste zoon van de Paashaas, en Hazlentje, zUn jongste dochter, hadden wel gemerkt, dat er iets niet ln orde was. Zij durfden echfer niets te vragen, omdat vaaer Haas zo brommerig was. Het was een, dpg voor Pasen. Dc Paas-~ haas zat ln een boekje van zijn huisje ver- U drletlg voor zich uit te kyken. Het moet mis lopen, dat kon niet an ders! Wat zouden de kinderen hetnaar vin den als zU geen mooie eieren kregen. Toen gingHazantje naar hem toe en zei met een heel klein •temmetje: Juist daarom! WIJ weten misschien nieuws te bedenken. Het oor van de Paashaas zakte nog dieper. Ja, dat kon wel waar zijn. Zou hU het erop wagen? Het was de entge kans! Goed. sprak hU en tegelijk ging zijn oor recht overeind staan. Ik heb hier een heel groot ci. Daar mogen jullie het op proberen. Lukt het. dan mag je ze alle maal beschilderén. Hoera! juichte Hazantje en Hera! riep-Hazlentje. toen haar bryer het grote nieéfws vertelde. Meteen begonnen zU. Maar het was toch moeliyker dan zij had den gedacht. Eerst wildo het ei niet biyven staan. Daar hadden zU echter gauw wat op gevonden. ZU zetten het ei, dat groter - Vader, mogen wU het eens proberen? logen ^robei Hazlentje et lk? Och. antwoordde de Paashaas, jullie hebt het Immers nog Goed, sprak Vader Paashaas, en meteen ging zijn trndere oor ook nooit gedaan. recht overeind staan. 1 was dan zy zelf, voorzichtig tegen een klein bankje aan. Nee, zo was het niet stevig genoeg. Stel je voor, dat het kapot zou vallen! Maar. Hazlentje wist er wel iets op. Wij kunnen toch niet allebei tegeiyk schilderen, dus zal ik het vasthouden. Zo ging zij heeriyk op haar gemakje op een kussen tegen de muuri zitten. Haar pootjes legde zU op het bankje en zo steunde zij het el. Maar dat was nog niet genoeg. ZU trók een rond ruggetje eq steunde het ook nog met haar kopje. Zo. nu kon Hazantje beginnen. Hij was nu schilder en hy had zich ook zo aangekleed. Een baret op één oor. een lange broek en een wild fluwelen Ja*je met een grote strlkdas. ZUn palet had hU in de ene en een grote penseel in de an dere hand. Zo, *la het nu niet zqu lukken, dan «gaten zy het niet Daar zette hy de eerste streek op de eierschaal.'Steeds kwamen er meer lUnen en vlakken. Het werd een figuur, zo mooi, als zelfs de Paashaas ia zyn goede tUd nooit had gemaakt. Nogvoordat het helemaal klaar was zag de Paashaas al dat de proef gelukt was. HU was echt trots op zijn zoon en ook op zlln dochter, die zo flink had ge holpen. Zy kregen allebei een extra kool als beloning. En zy mochten alle eleécD schilderen. Niet aleen nu, maar voortaan ieder jaar. Nog diezelfde dag deed de Paashaas af stand. Hy benoemde Hazantje en Hazlentje tot Paashazantje en Paashazlcntje en gaf hen allebei een nieuwe penseel en een nieuw palet, want Paashazlentje hoefde niet altyd de eieren vast te houden, zU mocht ook schilderen. En de kinderen ln de atad? Zjj begrepen maar niet, hoe het toch kwam, dat de eieren zoveel mooier waren dan verleden Jaar. KIESPIJN Waar was je gisteren. Hans? vroeg de onderwUzeres. Ik had kletpUn. juf. Is het nu over? Ik weet het niet, antwoordde Hans. Wat bedoel je, jongen? Je weet toch wel of je kies nog pUn doet? -r- Nee juf, de tandarts heeft hem ge houden. Daar lagen ze nu. allemaal ln een schotel op de keukentafel. De lege halve dop pen en de stukjes Behaal van de Paas eieren. Op het ene stukje was een deel van een gezicht te zien, op een ander een halve neus. een oog. een gedeelte van een krullebol, of een mond. De monden en de stukjes mond zuchtten. Och. och, Waren wc nog maar gewone witte of bruine kippeneieren. Dan was er niets aan de hand. Waren we maar niet beschilderd, dan waren we nu alleen maar schaal. Dan zouden wc het niet erg vinden om stuk te zyn en weggegooid te worden. Maar nu, nu is alles anders. Nu zUn we iets bijzonders geweest. En dat alles is de schuld van die nare Paashaas. Als hij ons niet gemaakt had met z'n verf en penseel Daar heb Je nu üe drie kabouters BromkA. Glchel en Plapuit. die op zUn haasje reed. Dan nog de elf ln haar vlin derwagen, het nikkertje en ik. Ik ben 'de jongste van de kabouters en ze noemen me wysneus. Eerst vonden we het wel leuk, toen de Paashaas ons njet zUn verf maatye. We hRdden een praats, dat horen en zien ver ging. Vooral Flapuit. En op alles wat hij zei begon Bromka te brommen en Glchel te lachen Het nikkertje gaf dan de een, dan de anöer gelijk. De elf trok alleed maar haar wenkbrauwen op Met zulk dóm gepraat kon zij zich niet ophouden. Daar was zij te verstandig voor.. Zo Rib belden we steeds, ja ik ook hoor. Maar, als we hadden geweten, dat het maar zo kort zou duren, dan hadden we het stellig niet gedaan. Dan hadden we iets prettigs van ons leven gemaakt. Nu is alles voor bij. Nu zijn we stuk. We hebben er niets aan gehad. Alleen maar narigheid. Alle monden zuchtten mee. Ze waren het wonder boven wondet deze keer met me eens. Plotseling gebeurde er Iets vreemds. Op de rand vari de schotel zat een fi guurtje. Dat was stellig een fee. ZU jtad een glazen stokje in de hand. Daarmee raakte sy de stukjes schaal aan en opeens waren we boel, hele legedoppen. Toeh sprak ae fee: 2o, nu zijn Jullie weer gemaakt. Nu krijg je kans om je leven te beteren. Lukt dat. dan komt alles ,wel goed: Lukt het niet, dan Weg was de fee, Zo. nu kunnen wc opnlauw beginnen proestte Glchel. Bromka jij begint al goed. JIJ kykt net zo boos als vroeger. Och, jU met Je gelach altijd. Het was Jouw schuld, dat we kibbelden. O nee. zei het nikkertje. Flapuit ls begonnen my te plagen. HU zei, alleen maar een nikkertje ben. omdat lk op een bruin ei ben geschilderd. Dat is niet wasrl riep Flapuit. Wel Niet Wel De elf ergerde zich over dat geharrewar. Maar ze deed geen njoette om ben op te laten houden. Houden jullie nu stil. kermde Ik angstig, itraks gaat het weer mis. Maar eigeniyk vond lk dat geklbbal wel leuk. Ze werden allemaal steeda bozer. „Eén ei (s gevn ei. twee ei is een half el en drie ei is een Paat-eiV' zegt een Paasrijmpje. Maar niemand zsl willen beweren, dat het omvangrijke struisvogel-ei geen ei is en dus mag het worden beschouwd als een Paas-ei. De jonge struisjes zijn eigenlijk nog proter symbolen proot ln alle betekenissen t an hei woord van het Kieuwe l.even.dat zich omstreeks Pasen aankondigt dan ktppen-kulkene. Daarom verdienden ze te worden gefotografeerd. De vlinders hieipen de Paashaas Ga toch'een beetje op zij, bromde Bromka. Je staat helemaal tegen mU aan. Maar gat liet Flapuit zich niet zeggen. Ga zelf opzij. JIJ staat tegen mij aan. en daar gaf hij Bromka een duw. Bromka viel om, tegen Giöhel, die viel tegen Wijsneus, Wysneus tegen het nikkertje, hij tegen de elf en de elf tegen Flapuit. Ze vielen allemaal en omdat ze lege doppen waren vielen ze stuk, in scherven. Wèer zuchtten de stukjes mond. Mtsr te zelden nu masr niets meer. Een poosje later kwam er een mensen hand. Die pakte de schotel op en gooide hem leeg. Toen was hét afgelopen met de Paaseierschalen. L leef de eens, lang geleden, een Paas haas. Wit? zul je zeggen lee^ de Paas haas dan niet méér? NatuurlUk wel, maarje weet toch zeker dat, telkens als de Paas-haas te oud la geworden, een jongere hem opvolgt. Vandpar dat ik dan ook zei: er leefde eens lang geleden een Paas-haas. Hoe die heette? Bolletje Pluim. Vind Je dat geen grappige naam? .HU was zo rond en dik als een bolletje en zUn staart was net ean pluimpje. Bolletje Pluim was héél erg geliefd onder de dieren. Niet alle«i onder de hazen dat bléék wel. nietwaar, om dat ze hem tot Paas-haas hadden uitge roepen, toen de tijd ervoor weer daar 'was. want dat 1* een erg hoge onderschei ding. hoor!maar ook onder de an- .dere dieren van het bos. en van het veld dat aan het bos grensde. De eekhoorntjes bijvoorbeeld. En de .vogels. En de vlinders.... ja. vooril de vlin ders. Toen nu Bolletje Pluim tot Paiw-hasa was uitgeroepen, zat hy een beetje met zUn handen in z'n hazen-haar. Want '«jonge, jongedat had-ie nog nooit gedaan en wéér haalde bij de kleuren vandaan om die eieren allemaal zo mooi mogelijk *.e verven? Want mooi 'moeet het Wprden, andei* begon hU er niet eene aan. Bolletje Pluim \hield namelijk heel veel van kinderen. En hij zóg het al voor zich wanneer zo'n kleine hummel met Pasen bij zyn ontbijtbordje een leiyk. gtauw gekleurd el zou vinden. Het zou ;n wel tranen met tuiten huilen. Nee. dat mocht niet, dat mocht in geen geval. Mooie kteuVen móest hU hebben, mooie, friese kleuren. O. hy wist ze wel te vinden, maar,...' hoe kreeg hy die Wer? Al* er masr Iemand was dia hem zou wiHetL helpen, dacht hU en..,, zie daar! De vlinders wilden htm helpen. De vlinders staken de hoofden bU el kaar en ze telden: wy zullen je helpen ■Bolletje Pluim, wees maar niet ongerust. piepjon» en stam Een kuiken parmantig 171/72. Ze hadden sl 'n hele tUd ge varen; toen kwamen es bU de plaats, waar het kanaal uitkwam in een groot meer. Dat leek voor hen wel 'n zee, zo groot breidde het water zich voor hen uit. Nou. Bunklehier hebben we de ruimte! juichte Rick. Hier kunnen we 'n heel eind varen! Bunkie knikte en keek glunder rond. Ze kregen nu zo echt het idee van éen werkelUke reis. een ontdekkingsreis! Heel in' de verte zsgen ze de andere oever van het meer; maar ze zouden nog heel lug moeten varan, om daar te komen. Maar we hebben helemaal geen haast, vond Rick. Hoe langer hat duurt, hoe leuker. Ik hoog alleen maar dat er geen storm komt! zei Bunkle. Welnee, zei Rick. die naar dc stra lende blguwe lucht keek. Het ziet cr helemaal niet naar uit! En deze boot kan veel meer hebben dsn dte gewone klomp van toen! Een van Oteard Revert Then ging lk de inhoud vin do porte feuille minutieus onderzoeken. Ze bevatte tienduizend pond aan En gels bankpapier, negen biljetten van dui zend pond en de rest aan kleinere coupures. Verder een envelop zonder adres, waarin een stukje züde bedrukt met lettertekens, dit lk mU niet herinnerde ooit eerder te hebben gezien. En verder zat er een ovaal doosje in van een goudglanzend metaal, waarin uitarat ÖJne. sierlijke tekens wa ren gegraveerd. Het gelukte mU niet da delijk het doosje te openen, al was ik nog zo brandend nieuwsgierig naar de Inhoud. Opeens door een druk op 'n vrijwel on zichtbaar aangebracht knobbeltje, sprong het open en glinsterde mU een steen tege moet, groter dan ik mU ooit had voorge steld, dat edelstenen konden zUn. En on middellijk kwam de gedachte bij my op, dat die steen niet echt kon zyn enik knoopte daar even onmiddellijk het ver moeden aan vast, dat ook die bankbiljet ten waardeloze papleren zouden zyn. Dit dempte in niet geringe mate de he vige biydschap, die zich van mU had mees ter "gemaakt by het zien van deze gewel dige schat. Ik denk. dat niemand mU die biydschap euvel zal duiden. Het was'waar, 'k wist, dat dit geld mUn eigendom niet was. en dat lk het dus geenszins als zo danig kon beschouwen. Maar aan de an dere kant was lk er evenzeer van over tuigd, dat niemand, menselijkerwijze ge sproken, wist of weten kon. dat deze ont- zagiyke som in mUn bezit was. Ook moet worden gezegd, dat lk nog lóng niet by mUzelf had uitgemaakt, wat ik zou doen. Natuurlyk zou het mUn plicht zUn om de vondst by de politie te deponeren. Maar lk vond, dat dit ln dit buitengewone »- val toch eigeniyk ni«t nodig was. Stellig zou de elgenasr van dit fortuin zUn ver lies niet verzwygen, er zouden grote be loningen worden uitgeloofd en den zou lk altyd nog wel kunnen overleggen wat ik zou doenMssr lk wil het wal be kennen: achter al die redeneringen waar»- mèe ik- mijn geweten paalde, lag de be geerte verborgen de som te behquden. Ik zou een rijk man zyrfj Jaren en jaren van dc meest noeste viyt zouden my-zulk een schat niet opleveren. Tienduizend pond. Ik rekende uit: dat Is honderdtwintigdui zend gulden, dat ft tegen 4 petdat is per jaarJa, de gedachten vlogen me met bliksemsnelheid door het brein, tot dat daar weer die gedachte kwam aan die steen en aan de mogeiykheld. dat het alles Valse papieren zouden zUn en dat ook die steen, een vrijwel waardeloze imitatie was.... Ik bekeek nog eens de bankbil jetten. ze leken mU op doodgewoon Wit pe pier gedrukt te zijn Manmoedig probeerde lk my over mUn teleurstelling heen te zetten: En toch is het een goede mop! Hoewel mijn geloof in de echtheid van de bankbiljetten en van de steen bulten- f'ewoon gering was. besloot ik geen mens ets van mijn vondst te vertellen. Want tenslotte: je kon het toch niet weten! Zo is een mens! Pas bad lk getwUf«ld ean de echtheid van de biljetten en nu weer kwam er twyfel by me opaan de valaheid! Als ze nu tenslotte toch echt bleken? Ik kende wel Engels geld. bU ons op kantoor had lk het dikwijls genoeg in handen gehad en ln elk geval, als de bil jetten vals waren, waren ze meesteriyk nagemaakt. Maar ji, die valse munters. ~"~~ir; dat zyn ook geen kwajongens, mensen, die zoiets doen. maken natuurlyk geen bankbiljet van 1000 pond zo stumperig ns, <Ut hét by de eerste oogopjlsg als veis te herkenpen ls Ik -overdacht lang wat lk zou doen. Eindelijk had lk mUn besluit genomen. Ik nam uit de portefeuille twee bankbil jetten van één pond. stak ze bU me en borg de portefeuille toen zorgvuldig op ln mijn koffer, helemaal op de bodem. Ik pakte er kleren en boeken bóvenop, prentte mU>de ligging goed ln het geheu- ~~:n, zodat lk zou kunnca zien of er bU- val iemand bij sou zUn geweest en aloot koffer zorgvuldig. De eleutpl. die ik andera zorgeloos liet rondslingeren, stsk lk in mijn zak. Ik inspecteerde nog «ens goed de kmmer of fk niets had achterge laten, om daarna weg te gaan. Wel. meneer, gsst u nu weer uit? Ja. juffrouw, zei ik tamelUk kortaf. Bent u weer beter? 't Osst. Meneer most mssr voorzichtig zijn! set de juffrouw- Voorzichtig?.Wakrom?.H«t duur de een ogenblik vóór het tot mUn bewuat- zyn doordrong dat de goede Juffrouw mU die voorzichtigheid aanbeval met het oog op mUn geschokte gezondheidstoestand Ik lachte: Ik kom niet thuis eten.... Ik geloot niet. dat ik vanavond vroeg thuis zal zUn, zei lk. En lk ging. Hoofdschuddend ging d« Juffrouw naar de keuken. Js. js, die Jongelui van tegen woordig.... Maar. enfin. mogelUk dacht ze aan haar eigen jeugd. Ze was toch ook eens Jong geweest! Ik ging etteiyke malen voorbU een wisselkantoor. Maar lk waagde het niet naar binnen te gaan- Het was niet uit vrees om als verdacht van valse munterlj bij de kraag te worden gepakt, maar het was veeleer de angst voor het vonnis, dat lk uit de mond van de bediende vafh het wisselkantoor verwaehtte en dat lk. reeds als een huivering langs mUn rug voelde gsap- Ik was.bang de bediende te horen zetten: Meneer, dat biljet U vals! Wordt vervolgd. We zullen je dé mooUte kleuren brengen die je Je- masr kunt bedenken, wacht maar eens even! En daar gingen ze: tiao, twintig, dertig wel vUftig vlinder», alle richtingen uit. Een heleboel streken er nepr óp d* klaprozen die biociden tussen het koren, want jBom Paaseieren te vervea moet Je sl heel lang van te voren be ginnen. Ze wiekten met hun vleugeUjNi over het diep-gloelcnd rood van de blos- men. zodat ze er helemaal bestoven on der vandaan kwamen. Toen vlogen te terug. KUk eens! riepen ze al vanuit at verte kijk eens. heb Je wel een» zulle mooi rood gezien? Nee. dat had Bolletje PJulm zeker niet, nog nooit. Hl?rzo. dat ls voor Jou! En ze schudden hun vleugeltje* uit boven een plekje het bos. zodat het een heel bergje, werd. Een bergje van. rood. Anderen vlogen naar de Korenbloemen. Prachtige, blauwe korenbloemen. En z* dede.i cr hetzelfde. Blauw-bestoven kwamen ze terug. KUk eens! KUk eens! Heb je wel eens zulk mooi blauw gezlen?4 0ok dé» had Bolletje Pluim niet. nooit! En naast het rode bérgje verscheen een blauw. Naast het b^auw een geel van da mooie gele bremstruiken, die aan de rand van de hel groeiden en naast het geel een' groen van Al de Jonge blaadje*, dl* overal aan de bomen kwamen, west bet was voorjaar. Rood. blauw, geel. groen.... Bolletje Pluim roerdq wat van Al al» kleurtje* door elkaar, en toen kreeg nlj weer Andere, en waér andere en weer.... Het leefc wel een regenboog, zo prachtig. Nu zou niemand verdriet hoeven hebben, want alle Paaa-eleren kregen een ander kleurtje en allemaal even mooi. Haastig greep hU er een paar van d* stapel, die klaar lag om geschilderd te worden cn toet»o. wat was dat? Krlk-krak-krlkll daar brak er crotje open en.. een piepjong kuikentje «tik parmantig z'n kopje naar bulten. Piep, gei het daar ben lk. Van schrik liet Bolletje Pluim het val len. én Fladderdefladderl middenin het bergje vao geel. Hoe het eruit 1e voorachün kwam hoef lk je niet te vertellen, maar ieSereea vond dat kleine, gele kuikentje zó schat tig. dat van dié dag afAlle kuiken tjes geel werden geboren. Nu weet je dua meteen, hoe dAt kwam. DAAAgll RAADSELS. MUn geheel bestaat uit 12 letters en li een man, die een bepaald soort houten voorwerpen maakt. 10. 9. 5. 6. 12 is een zeerover. Een 1. 12, 9. 8 «laat men in de muur. 13. 3, 4. 11 is oen 8tad In Italië. 1, 9, 2, 10 gebruikt de atucadoor. Een B. 3. 8^ 5, 3, 8. 7 is een vrucht. En een 10, 3, 8, 1, 3, 4. 4. 11, 12 la óf geet óf groen. Ik ben een vloeistof en rtUn nearo be* staat uit 5 letters. Vervangt men mUn vierde letter door een andere, dan krijgt men een dier. dat nooit heeft bestaan. Ik bep een lekkernij, maar neem Je mUn. staart weg, dan heb ik vier poten. Je kunt mU ean het strand vinden. Neem mUn eerste twee letters weg en geef mU een andere staart, dan kun je mU op het hoofd zetten. Je kunfmU op de wastafel vinden, masr geef Je my een andere staart, dan moet je mU in do keuken gaan zoeken. EVENTJES LACHEN. VLIEGEN Oude dame: U brengt ma toch wéér veilig naar beneden? Piloot: ik h*b nog nooit Iemand bo ven gelaten. NIET DUUR. Jan: Vader, ls Inkt zo duurt Vader: Nee, waarom? Jan: V/el, moeder was h««l «rg boos, toan Ik de pot Inkt omstootte. DE SLIMME KUIKENTJES Onderwijzeres: Waarom kruipen d« kuikentjes uit de eieren? Jentje: Omdat ze anders meegekeekt Worden.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1948 | | pagina 3