Interview
Avontuur van een kip.
—op Paasmorgen-
De Vrouw op haar Paasbest
De Paashaas
geel zijn
met een ei
I
In vier eeuwen
't
HOE DONSJE
TOCH kwamen de eieren op tijd
WAS TE OUD
PRAAT
VAN. LEGE DOPPEN
dat |k
De reden waarom de kuikentjes
CLOWNTJE RICK OP AVONTUUR
Glimlach
For tup a
VAN NELLE
TWEEDE BLAD - PAGINA 2
PAASNUMMER.
ZATERDAG 27 MAART IMS
onder de
turner 14
guber in de oren En nog iets. Kunt ge
Di uw veelgeleaen blad onze oprechte dank
overbrengen aan alle Barnevelders en
(Van ona eierhootd)
TV hoofdredacteur zei: Ga en interview
«n ei.
wy lachten een aardig lachje, gelijk dat
•en Jong verslaggever tegenover het ge-
aag betaamt.
De hoofdredacteur lachte niet. en vroeg
°f ytt nog niet weg waren.
En wij waren weg. gedragen op de vleu-
Men. die de drong tot daden «chenkt. en
VU vonden ons terug, in een hotelkamer
van Centraal, kamer 14 met bad. en wij
aaten in een comfortabele club tegenover
net EL
Goedenmorgen. El. zelden wij. wel-
kom In onze goede stad. Sta ona toe u eni
ge vragen te atellen In verband met het
Paasfeest, het feest van lammetjes en eie-
De lammetje* zijn voor rekening van
«nze redacteur voor vee en vla. MIJ raat te
•lechta het ei.
- bedoelt ge met ..slechte"? vroeg
het El acherp.
Niets, c. niets kleinerende, haastten
•dj. Maar lammetjes zijn nu eenmaal iets
^oter dan een ei
Ge vergeet eén ding. zei het Ei. en
deed een haal aan een Camel. WU ztln
ulet bestemd als delicatesse te dienen
voor lekkerbekken- En dan. al* ge onzè
■roei niet remt. en ons in staat stelt onze-
levensroeping te volgen, iu b.v. een struis
vogel. hoewel kort uit hef ei j ongetwijfeld
het lammetje in afmeting ovirtreffen.
Natuurlük. natuurlijk, aast ten wij
•ns wederom toegeeflijk. wantwU vonden,
dat het El vqjl keek. WU aar%lden zelfs
Slet, ons wUs te maken, dat hf\ een Vuil
I was
Wat wilde u eigenlijk wel
Dit was een rare vraag. Als mên tegen
over een et m een hotelkamer zlt.Vril men
•llee weten, alles van en over eilren. en
daarom verzochten wij het Ei zo maar iets
In het algemeen te vertellen Een geslaag
de truc. die het bij verslaggever*, cffb geen
intelligente vragen bU de hand
tUd doet.
Tja. tja. tets algemeens. Ge/vraagt
i veel. al ben ik een vier en twialïgcenter.
Vooreerst dit: wanneer hoisd^het mens
dom op met die onmogeiijtoe nonsens om
streeks Pasen? De slacht.i«en odder mijn
volk zijn de laatate jarenr aanzienluk toe
genomen. En met mij vragen dan ook mfl-
11 oenen etereij zich af: waartoe dit allen?
Nu haastten wij ona niet. Had hefEi ge
lijk? Wat moesten wU antwoorden? Het
antwoord, dat wij gaven, klonk waar-
schtjnlijk dom. want wij zeiden: wtj vin
den u lekker.
Lekker, lekker, zei het Ei. dat toch
enigszins gevleid «cheen. Misschien moet
Ik het toegeven. Ge weet zeker niet. dat
lekkernij aan ook een verbastering is van
de woorden Jekker 'n ij?"
Wfl dachten een goede beurt te maken-
Maar m'n waarde EI. u wordt toch
inet e-i geschreven, en niet met, wat wij
noemen, een lange U?
Het El glimlachte fijntjes.
Ik moet u hierover een'kleine ge
schiedenis vertellen, want het la niet zon
der reden, dat wU onze naam met e-i
Apellen. U zult ongetwijfeld weten, waarom
wU.el heten, nietwaar? Ge weet 't niet?
Wel. wij bezitten deze eenlettergrepige
klank. *U1 men nooit tevoren weet of het
«en h(U) of een z(U) zal zUn. Vat Km?
Ja. maar dat is toch weer een Ialge U!
TuurlUk. tuurlUk. En daar zat 'm
Tiou Juist de kneep. Want die lange ging
niet in de eierdopjes, meneer, we vielen er
i*uit. We waren topzwaar, vat g*m?
a la er van ons een el gemaakt,
verlgens zijn we hier helemaal aan ge
wend. en wij achten het'zelfs een grote
«er voorjmze soort, dat het mensdom vaak
„ei ei" wgt. als het iets bijzonders ont
dekt. Zonder twUfel kenschetst de mens
heid hiermee onze grote verdiensten, het
geen echter niet wegneemt, dat wij op
•ommige gebieden helaas falen.
Het Ei zuchtte diep.
wU speurden nieuws, en «taken dit niet
nader de clubs en Louis Quatorzes van
kamer 14
Wat 1* uw probleem?, vroegen wij.
Rassenhaat, m'n waarde, rassenhaat.
Het £1 zweeg even. om dan op zachte toon
te vervolgen: het botert niet tussen de
witte en bruine eieren. De witte gevoelen
xich nog te superieur tegenover de kleur
lingen. Ik beo zelf wit. en ik ben er trots
op. maar Ik ben ei genoeg om te beseffen,
dat ook een bruin ei zUn trots kan hebben-
Ach. bU de jeugd Is dat zo eenvoudig. ZU
«likt het verhaaltje, dat bruine eieren /an
de haan komen. Maar heus voor de oude
ren weegt het ..wacht u voor de geteken
den" zwaar. En zo zijn er meer kwesties,
die ona verdriet doen. ona culturele leven
dreigen te vernietigen.
Wat bedoelt u? WU vroegen dit ver
schrikt
-é- Ik bedoel de miskenning'' vsn vele
culturele waarden in onze «ierengemeen-
achap. En ik duid hierbU speciaal op die
eieren, die geroepen zjjn tot grote daden
id opa kunstleven.
Kunstleven? vroegen wy.
Ja. kunstleven .de kunst met een hele
£ote K. de K van Krachtvoer. Denkt ge,
t men zonder toneelschool twee dooiers
tevoorschUn ksn toveren. Denkt ge. dat
een spiegelei zonder meer een spiegelei
wordt? om nog niet te spreken van een
uitsmijter of een ommelet. Hé. ik krUg
trek.
En gaat.het niet goed met de kunst?
-L Meneer, niet goed? Ze vloeien sf. stuk
voor stuk. UK gerenommeerde rennen ziet
men zd vertrekken naar El fluisterde
met afschuw in zUn ogen haar Holly
wood. Een film. méneer ..Het Ei en Ik", je
reinste kitsch.
El. e». zeiden wü-
Zeg dat wel. zeg dat wel. fiet maakt
me kapot. Sommigen worden er hard on
der. keihard. werkelUk hardgekbokte eie
ren. maar Ik kan er niet tegen. Et druppel
de een traan uit het oog van bet Ei en
het begon bepaald onwelriekend te geuren
id kamer 14.
WU Wilden weg.
Wacht even. Nog een enkelé opmer
king. Sommige intellectuelen noerhen onze
/-ingewanden soms eierdodcr. instlede van
eierdooier. Leer het af. het klinkt ons lu-
- - fa—
O&v
Wvandottes in Nederland? Wij zUn hun
veel. heel veel verschuldigd. Het Ei bloos
de diep.
Toen namen wU afscheid
Beekenkeur
Beroepsvooriichting
Beroepskeuze is een belangrijke aange
legenheid en het kan du* nooit kwaad,
wanneer een jongen of meisje, die een
bepaald beroep op het oog hebben eens
gaan praten met iönand, dip dit beroep
uit eigen órvaring kent. Van dit stand-
funt bezien is het een gelukkige gedachte
an de C-V. Allert de Lange te Amster
dam een reeks Carrière-boeken uit te
geven, romans, die elk een beroep tot
grondslag hebben. De uitgcvorU.zond ons
Uit deze reeks ..Van onze speciale ver
slaggever" door'Theo Ramaker. Uit de
aard der zaak hebben wU dit met bijzon
dere belangstelling gelezen. Het verhaal
la vlot geschreven, de ervaringen, die Tom
als jong verslaggever opdoet, komen wel
zo wat overeen met de ondervindingen
van jonge verslaggevers in het algemeen
en toch lykt deze vorm van beroeps-
voorlichting niet geheel geslaagd. Immers
een auteur zal in een roman altUd een
bijzonder geval behandelen: de kleur
loze middenstof levert geen stof voor een
boeiend verhaal, maar wie beroepsvoor-
lichtiOg geeft, zal-juist niet in den brede
Jcunnln uitweiden over het bUzondcre
geval, maar moet spreken over de ge
middelde vertegenwoordiger van een be
roep en hU zal zijn Jeugdig gehoor ook
spreken over mislukkingen, over menaen.
die in een bepaald beroep beneden het
gemiddelde zUn gebleven of er zich mis
schien zelfs in het geheel niet konden
handhaven. Nu is In het onderhavige boek
de held van het verhaal een kwiek ver-
slaggevertje, dat het tamelUk vlug tot
speciale verslaggever van een groot blad
brengt: alle belevenissen worden smeuïg
verteld en prettig voorgesteld, zodat de
Jeugdige lezer ze geboeid zal lezen. Heel
licht zal hU zich met de hoofdpersoon
Identificeren en zich zelf al zien als een
geslaagd journalist. terwUl hem de keer-
zUde van de medaille niet wordt getoond.
WijRouden dit boek dan ook liever zien
aangekondigd als een gewoon jongens
boek, dat meisjes ook met plezier zullen
lezen. Voor beroepsvooriichting achten wU
een Bureau van Beroepskeuze toch ge
schikter. B. E.
t
r\E jonge dominee van Smalwegen ging,
als ledera ochtend, op Klompen de
pastorietuln in om eieren te halen en de
deur van het kippenhok open te zetten.
Hij deed dit afttód zelf. Ieder mens, zelfs
de deftigste e^ geleerdste, houdt er
hobbles op na; éh het stokpaardje ven de
jongje predikant was (je kippenfokkerij.
Al zijn kippen kende hQ bij naam. Zij
heetten allemaal naar figuren 'uit de
Griekse mythologie: er was een Ariadne
bij en een Niobe, een Eurydice en een
Melpomene; en een aardig Leghorntje
drtteg de naam Pasithea. De mooiste haan
werd Bellerophon genoemd.
Goeiemo.rgen klppenvolk. zei dorllnee
toen hij het deurtje opende. Hoe staat het
met de legger ij?
Kakelend trippelden de hoenderen langs
de pyamabroekspljpen. die onder zijn
kamerjas uitkwamen. Ze stoven de gras-
tuin In en begonnen daar dadcUjk Ijverig
te pikken. .Het zal hem wel vreselijk
tegenvallen", zei Adriane terloops tegen
Antigone. Ariadne had het bU 't rechte
eind. er waren die ochtend minder
eieren dan gewoonlijk, slechts zeven.
„Begrijp je dat nou?'', prevelde dominee
In zichzelf, „en dat Juist met Pasen".
„De geest deugt niet", tokte de Leghorn
Pasithea eigenwijs. Zij zei dit alleen om
dominee's aandacht op zich te vestigen,
maar dominee deed alsof hij het niet
hoorde en ging met zijn .zeven eitjes naar
de keuken. Daarna zagen de kippen hem
voor het venster van zijn studeerkamer
staan met vellen dichtbeschreven pap|er
tn de hand: zijn preek, die hij straks in
de kerk moest houden. „De geest deugt
niet", herhaalde dominee peinzend, 't Was
maar goed. dat de Leghorn dit niet hoorde,
andop zou zij nog eigenwijzer zijn ge
worden dan ze al was. „Ik beïnvloed zijp
werk", zou zy gezegd hebben.
•morgen.' Het regende zo'n beetje en
tegelijk scheen de zon. ^ovtn Smalwegen
prijkte een heldere regenboog -- Je, als
je goed oplette, zag Je er zelfs twee De
vergulde haaq. Op de bakstenen kerktoren
keek trots op het dorp neer. Door de
regen waren alle gevels, of ze nu ln de
deftige dorpsstraat stopden dsn wel langs
het dwarsweggetj«, even fris-rood getint;
en de guitige zonneflitsen. die met de
regendroppels meekwamen, deden alle
daken glanzen en schitteren dat het een
lieve lust was.
De Leghorn Pasithea genoot. Zy liep op
enige afstand van de andere kippen; om
dat zy in etilte wilde genieten. Er was
altyd iets philosoplsch aan haar. zy had
wat men noemt een sterk Innerlijk leven;
en daarbij k«*m. dat zU zich lp stand
van de Leghornfamilie enigermate
boven het gros van de kippen verheven
voelde. ZU was yart alle kippen ook de-
geen, die zich het meest Interesseerde
voor de grote wereld buiten de pastorie-
tuin. KUk. nu kwam er al wat meer leven
in het dorp. De mensen deden de venster
luiken open en goten kommetjes was
water leeg. Dominee kwam ln zijn zwarte
geklede jas op het stenen vloertje bulten
de keukendeur em paar de kerkklok te
kijlcen. Toen begon de oude toren te
roepen. Blm bam: en door de dorpsstraat
gingen vele voetstappen. Het echte Paas
feest was begonnen.
Wat bedoelde Je eigenlijk vanmorgen,
vroeg de haan Bellerophon aan de Leg
horn Paaithea. toen je zei „de geest deugt
niet?".
Tok-tok. antwoordde de%ip. Jij kunt
dat toch niet begrijpen, ik kijk een beetje
verder dan mijn snavel lang is. Zie je
hèm daarginds? (en'zij richtte haar kopje
op in de richting van de kerktoren). HU
Is een goede kennis vat) mij. ren heel
erg goede kennis zelfs, en als ik wil'de
kon ik zijn gemalin worden, de hen
van de torenhaan. Van hem weet ik. dat
de geest.niat deugt, hier in deze tuin. Wij
worden veel te eenzelvig en te lui; wij
zijn veel -te gauw met een gelegd ei te
vreden. wij hebben geen Idealen meer.
Wie denkt eraan, een gouden ei te leggen?
Wie wil de wijde wereld in?
Bellerophon kraaide het uit van 't lachen
„Dwaasjespotte hy.
Bah!, zei Pasithea minachtend. Toen
nam zU een gprongetje en stond ineens
op een schutting, vanwaar zij in de dorps
straat kon kijken.
Tf/AAROM zou ik eigenlijk niet eens og
deze mooie PaHsmorgan een nieuw
leven beginnen?, dacht zij. Ze keek naar
de gouden haan op de toren en h»t was
alsof hij haar toeknikte: ..Kom maar by
mU". Het werd ineens heel warrp in het
kippehartje. Weer een sprong en zU stond
ln een smal klinkerstraatje. Een ogenblik
voelde zij zich eenzaam, nu ze Belle
rophon. Ariadne, Antlgona en de anderen
niet meer zag. maar nieuwsgierigheid
dreef haar naar de brede dorpsstraat met
de heldere blauwe stoepen en de schoon
gewassen vensters, waarachter hier en
daar potten met rode bloeipen stonden. Za
keek haar ogen uit en het scheelde weinig
of zU was door een voorbyrijdende auto
gegrepen; heftig fladderend rende ze langs
het stenen bordesje van het gemeentehuis
en even verder kwam zij tot bedsren. vlak
onder een groot "venster, dft versierd was
met een blanke zwaan, die fUne groene
varentjes dp de rug droeg. Van hieruit
kon zy de kerktoren van onder tot boven
waarnemen. Het was een prachtig gebouw,
helemaal van dofrode baksteen, hier en
daar kunstig opgetuigd met stenen vlecht
werk en boogjes en allerhande sierlijke
uitsteeksels. De gouden haan boven op de
hoge metalen spits draaide een beetje,,
zeker dacht zU om haar beter te
kunnen zien. „Hier ben Ik", tokte Pasi
thea. Nu had zU geen gavoel van een
zaamheid meer. „Ik zal zien dat ik bij je
kom", zei ze en haar stemmetje sloeg door
van vreugde. Op dit ogenblik kwam er
ergens uit een tuintje een kleine haan
te voorschijn, die heel ordinair „hallo"
zei. Natuurlijk ging Pasithea er niet op in,
vooral niet onder de ogen van de toren
haan. ..Wij zouden een goed paar zijn",
stelde de nieuw-aangekomene voor. Zijn
groene veren waren bijzonder mooi en
hij stond kaarsrecht op zUn fiere pootjes.
„Ik weet niet waarover je het hebt",
zei Paslthec. „trouwens je hebt je niet
eens fatsoenlijk yoorgcsteld „MUn naam
is Krelis". zei hÈ eenvoudig, „en lk kan
je een goed levép aanbieden". „Maar lk
ben van de dominee", antwoordde Pasi
thea. „bovendien ben ik een Leghorn van
halve adel en mUn verloofde is van goud,
ziedaar drie dingen. di^lTet voor mU on-
mogelUk maken mU langer met éne Krelis
op te houden. Vaarwel". Jk wacht op je",
zei Krelis en Pasithea zag iets als een
traan in zijn ogen blinken. Om te laten
zien hoe zelfstandig zU was. liep ze de
straat over naar een pleintje, sprong op
een muurtje en verdween tussen de graf
stenen van het kerkhof rondom de kerk.
„nnoK-TOKalle Je mU nbg?" vroeg
A Pasithea aan de hann op de foren.
Er kwam geen antwoord. De torenhaan
zag het kippetje niet. hij keek zeker naar
andere dingen, naar de kilometerswijde
akkers büiten heg dorp. nair de omtrek
ken v4an de verf/; stad met haar torens
en fabrieksschoorstenen, naar de vier
windstreken
Zie je dan niet wat ik allemaal voor
Je over heb', vroeg de Leghorn, lk ben
uit een goed huls weggelopen, het heeft
mij nog bijna het leven gekost, ik heb
een goed aanzoek afgeslagen. Waarom zeg
je niets?
De torenhaan zweeg.
Toen kwam er ln ho\ kippekopje een
wonderlijkj. plan op. 'sis schrikkeljaar,
dacht zij, en wij vrouwen hebben nu het
recht, het Initiatief te nemen.
Juist op het ogenblik, dat binnen ln de
kerk het prgel begon te spelen, sprong
Pasithea vtegen de torenmuur, vond een
richel waaraan zij houvast had. fladderde
nog hoger op wat stenen vlechtwerk. Het
moet een allerzotst gezicht zijn geweest.
Jammer, dat het hele dorp in de kgrk zat.
"I7óór Posen met de schoonmaak klaar
en met Pasen uit. een nieuw hoedja
op. een nieuw jurkje en manteltje aan)
dat waren de dromen onzer overgroot
moeders en bet-over-grootmoeders. Wy
huiveren bij het denkbeeld dat het huis
schoon, d.w.z. de kachel uit, moest zijn
wanneer Jiet feest van da Opstanding
werd gevierd. Als Pasen zó vroeg in het
voorjaar viel als nu moet dat geen pretje
zUn geweest. Echter, tegen het nieuwe
hoedje, het nieuwe jurkje en het nieuwe
manteltje heeft de vrouw ook heden ten
dage geen bezwaar. AU ze maar punten
hadi Een nieuwe lente vraagt, neen
schreeuwt, om een nieuw gewaad en wij
kunnen ons best vooratellen, dat alle
eeuwen door de vrouwen er op haar Paas
best hebben willen uitzien als de hele na
tuur ontwaakte.
In dit jubileumjaar denken wij aan onza
grootmoeders van drie eeuwen geleden.
Pasen 18481 Wat moeten de dames, die
er toen toch ook heel graag netje# uit
•wilden zien. armoedig toegetakeld zijn
geweestn« tachtig Jaar oorlog. AU
men eens bedenkt hoe droevig het met
strijd
Weer honderd jaar later. 1848. Jear van
de arbeidersrevolutie, waarvan Nederland
een «taartje kreeg in de GrondweUwiJ-
ziging van dat jaar. Deze gebeurtenis
bracht enige stagnatie in het mondaine
leven, voor velen betekende ze financiële
verliezen. De iljde-induatrle in Lyon
stond een tijdlang stil en ongetwijfeld
hebben de dames dier dagen enige moeite
gehad voldoende zijde te krijgen.voor haar
Paaekledij, maar verder ondervond de
pode geen invloed van de staatkundige
gebeurtenis. Men droeg een crinoline {zo
genaamd naar het „erin", paardenhaar,
waarvan de hoepel, dte de rok' ln model
hield, was gemaakt) lngepend middel,
nauwe mouwen. Het haar woa eenvoudig
opgemaakt glad. met een scheiding ln het
midden, maar tijdens avonduitgangen en
bij feestelijke gelegenheden werd het ver
sierd met bloemen on linten. Op dc wan
deling droegen de dames een kBperaehtlg
hoedje, da{ afhterop
dralen. zodat het vi
kopse! te zien kwam.
het hoofd werd ge-
voorate Nleel van het
&TERDA&S7 MAART 1848
PAASNUMMER.
TWEEDE BLAD - PAGINA
Pasen 184f. Foto overgenomen uit
Les modes parisiennea".
onze garderobe was gesteld na een
van vUf jaar
Gelukkig, wU beleven, achteraf, geen medeiyden te hebben
met de vrouwen, die juichten om de vrede ln 1648 Want het was
geenszins een berooid Nederland, dat uit de strijd te voorschUn
kwam. Wü waren tegen de verdrukking in gegroeid en Inleefden
juist onze Gouden Eeuw. Vooral de koopmansvrouwen kregen
een heel aardig sp«ldengeldje en het kostte geen moeite dit om
te zetten ln mooie gewaden. Neen, hoofdbreken kostte het haar
niet er bekoorlijk uit te zien en daarby kon ze het trotse besef
met zich omdragen, de hele vrouwenwereld ten voorbeeld te
zijn. Want hoe wonderlijk het kllnke: Nederland sprak toen een
woordje mee inzake de mdde. Hel is de enige periode in de
gehele geschiedenis geweest, dat er een Nederlandse mode be-
*ond en dat was te danken aan het. feit, dat ons land toen het
toppunt van zUn politieke macht had gereikt, waardoor het een
sociale invloed uitoefende, die zich ook in de mode deed gevoe
len. Misschien kwam dit ook door het feit, dat er van 1630 tot
1680 geen enkel Hof was, dat de toon kon aangeven: aan het
Frans» Hof droeg de koningin-regentes Anna van Oostenrijk
weduwenrouw, in Engeland voerde Karei I een heftige strijd
tegen het parlement, welke eindigde n\et zijn onthoofding in
1849. waarna de koningin en de prinsessen zich in ballingschap
moesten begeven. De hoven van Wenen en Madrid waren trouw
gebitven aan de Spaanse mode. waarvan de rest der wereld niets
wildé weten en zo was het dus niet te verwonderen, dat de
dracht van de Tijke koopmansvrouwen tot voorbeeld werd
genomen.
Nu waren die koopmansvrouwen, hoe rijk ook. Hollandse
koopmansvrouwen. Iwt. oer-degelijk en natuurlyk. Ze moesten
niets hebben van al die opvulsels, die de kleding stijf maakten,
ze verlangden eenvoudige kleding en ze waren afkerig van alles
wat naar overdryvlng zweemde. Zo werden de jurken veel
soepeler, de rokken stonden niet meer ln stijve crinolines uit,
maar vielen ruim en glad omlaag,
het zeer diepe décolleté werd tot
bescheidener proportie# teruggebracht en
1ronn««r de halsuitsnUding nog te diep
naar haar sin waa, weyd deze bedekt met
een grote kraag van kant, linnen of batist.
Ook de kleuren werden eenvoudiger:
zwart ging overheersen. Vroeger werd een
bont, ve«lk|eurig coetuum elegant geacht;
hét werd heel gewoon gevonden tien,
Reproductie schilderij van Corn Troost. Een familie omstreeks 1748. Moeder is. volpens
de mode dier dagen, gekleed in een. toilet waarvan de rok de z.g. „paniers" vertoont,
ln die tijd bestond nog geen afzonderlijke mode voor kinderen. Het meisje is precies
zoals de moeder uitgedost.
De vrouw
Pasen 1948.
twaalf verschillends kleuren met zich om
te dragen, maar nu kwamen neutrale tin
ten in zwang: bleekblauw, lichtrood,
lichtgroen, enz. En eén heel nieuw, pnac-
tiach kledingstuk, de t g- matlné, een een
voudig jasje om des ochtends thuis ta dra
gen. ging deel uitmaken van de dames-
garderobe. Op de genre-schilderijen van
Van Mieris, Welschap, Van der Neer, Jan
Steen, Terborch en andere Hollandse in»
terieura ziet men heel vaak vrouwen en
jonge meisjes Jn dit halve négligé, dat,
els men de schilders mag gelóven, meestal
van fluweel of zijde was vervaarJlgd. De
vrouwenmode was ln die jaren practlach,
eenvoudig en doelmatig hetgeen ook gold
voor de mooie japonnen,^waarmee rle
vrouwen op haar Paasbest waren en ln de
geschiedenis der Mode neemt NederlanJ
daarom een eervolle plaats in.
Honderd Jaar later. Het Franse 'Hof
straalt ln volle luister. Lcdewijk XV. dl®
van 1723 tot 1774 regeerde, wilde even op
permachtig zijm als zijn overgrootvader
Lodewijk XIV. Hij herstelde de Hofcere-
moniën ln al haar pralende, vervelende
omslachtigheid en het spreekt vanzelf,
dat de Mode In die dagen vah het aller
grootste belang was en geheel de geest
van de tijd uitstraalde. Vooral de gala
japon had de aandacht der Mode-ont
werpers. Nederland keek naar Parijs, als
het wilde weten hoe de vrouw zich be
hoorde te kleden. De geklede Japon, het
gewaad, dat de vrouw droeg als zij op
haar Paasbest was uitgedost, had een
nauwgjultend lijfje, waaronder een stevig.
Ingesnoerd corset werd gedragen. De ro)c
stond wUd uit in een zogenaamde
„panier." De panier was een hoepelrok,
waarvan de ronding van voren en van
•chteren werd afgeplat. Men kende toen
al het trucje van jurken „twee in éént,
want vele galagewaden hadden «en losse
«leep. die werd aangedaan voor men pen
feestzaal betrad en die men waer aflegde
wanneer men, na het festijn, hulstoe ging.
Nu zijn wij weer honderd Jaar verder
en schrijven 1948. Een nieuwe mode heeft
haar Intrede gedaan, een mode. die een
reactie vormt op het sobere kleed, dat
wy gedurende de oorlog droegen en de
maniyk aandoende uniform, die zoveel
vrouwen, tydens en na de oorlog heeft ge
sierd. Wij gaan naar langere rokken en
fynare taille, naar hoedjes met bloemen
en veren versierd. En wij voelen ons rijk,
omdat wy dit Jaar voor het eerst weer
het gevoel kunnen hebben er met Pasen
op ons Passbest uit te zieh. al was het
slechts dank zy een nieuw dopje, dat het
hoofddoekje komt vervangen.
Pasen, feest van Opstanding. Met be
trekking tot de Mode. klinkt het profsan
en toch.als wij ons dit Jaar kleden op
ons Paasbest, zullen wij voor de zoveelste
maal beseffen, welk een zegen het Js te
zyn bevrijd en in vrede te leven.
Pasen 1648. Het te diept decolleté wordt
bedekt met een kanten of batisten kraag.
Reproductie van achilderij in het RUks-
museum. Schilder en afgebeelde vrouw
onbekend.
zodat nienmnd het kon zien. Het hart
bonsde in Pasithea*s kippekeel. Wat zag
alles er Ineens vreemd uit Het was alsof
zij van de wereld afscheid had genomen;
het was eigeniyk „haar" wereld niet meer,
het kerkhofje lag meters onder haar. zij
was al net zo hoog als het dak van de
kosterswoning, ln het achtertuintje van
het kosterhuis bcharrelden enige kippen
rond, maar die leken zo dwaas-klein, ze
waren allemaal precies eender, uit da
verte gezien. Een moment dacht de kip
erover, zich naar de begane grond terug
te laten vallen, vooral ook omdat zU haar
gouden haan niet meer kon zien. Ook was
*y zenuwachtig door het dreunen van het
kerkorgel en het zingen van zovele
mensen.
Tok-tok, ik kom. Ik kom!, riep zU
enige malen om zichzelf moed te geven.
Telkens fladderde zU naar een hoger
gelegen punt. Weldra was zy even hoog
als het kerkdak. Het orgelspel en het
zingen hielden op. het begon weer een
beetje tc regenen, de wereld zag er nu al
angstwekkend wyd en leeg uit. Het suisde
onbehaagiyj ln het bolletje van de Leg
horn. Zy zag. dat het dorp volstrekt niet
groot was; vlakby eindigde de bebouwing
al. maar het dorp lag ki een oneindigheid
van groen en boven het groen hingen
ontzaglijke regenwolken.
Help mij. help mij', smeekte de kip,
triest en bang. Een vogel scheerde langs.
Er kwam geen antwoord. Of toch? een
vreemd knarsend geluid als van verroest
yzer. dat om een spil loopt. Het had veel
weg van sarcastisch lachen. Zou de gouden
haan haar uitlachen? Maar dan zou zij
héh» laten zien, waartoe zij ln staat was.
Nóg hoger ging ze. Nu zat zij op de grote
wyzer van de klok. die kwart voor elf
aanwees. Zij voelde hoe de wyzer lang-*
zaam omhoog gin& langer dan vyf minu
ten kon zij niet blijven zitten. Lichte
duizeligheid kreeg haar te pakken. Zij
moest de ogen sluiten. Beneden in het
dorp hoorde zU een haan kraaien. „Ik
behoor niet meer tot deze wereld", dacht
zU tragisch.
Dicht boven de wijzerplaat wdti een
balustrade, waarop Pasithea iets gemak-
kélijkcr kon rusten. Weer kraaide de haan
ln de diepte. Zij wist: dat ,was Krelis.
..Zie je mij?", riep ze terug. ..roep je mU?"
Maar toen ze goed luisterde, hoorde zU,
dat Krelis een liefdesliedjd voor een
andere kip kraalde. „Hy ls mU al ver
geten", dacht ze met bitterheid. Dan keek
zy omhoog en zagde gouden haan. HU
was mooier dan ooit, want juist gleed een
zonnestraal over zUn lijf.
TLj'IJN haan!, riep Pasithea ln vervoering,
Zie je niet wie daar komt? Iemand,
die veel van Je houdt, die een ïydensweg
heeft willen gaan om bU je te kunnen
wezen. Kom mU toch een eindje tegemoet,
lk ben zo vernioeid. Het is niet goed,
eenzaam te zUn, het la immera Paasfeest
vandaag?".
De torenhaan antwoordde niet en keek.
naar de verte; hU draalde een beetje met
.de 'wind mee.-zo was zUn politiek. HU
lette niet op eenzame kippetjes; hy lette
op „het geheel".
Pastthea sloot weer de ogen. Zij luister
de naar het knarsen van de gouden haan,
het bijgeluid van zUn politiek. Toen zU
weer om zich heen keek, zat er een kraai
vlak bij haar. 7»Prettlg Pasen", zei
kraal. „Leg eens gauw een el voor me,
'k hchktrek". Pasithea schudde het kopje
treurig* en zei: „Als alles goed afloopt,
een gouden el; hy daarboven ia mUp aan-
ataandé gemaal". r.
Nu grinnikte de kraal: „Die daar? Laat
je niet voor de gek houden, kippetje. Ik
ben een heel oude. wUze torenkraai en ik
heb ontzaglUk veel van m'n leven gezien.
Je hebt je aan een droombeeld opgeofferd
misschien uit eerzucht
Neen. uit liefde!, sprak Pasithea met
een snik.
Men verwart de dingen zo gauw, zei
de kraai (hij hield zyn kopje meewarig
scheef). Mijn grootvader waa eens uit de
verte verliefd op een zwaan met groene
planten op haar rug. maar toen hy erheen
ging om haar van dichtby te zien, bleek
ze van steen te zUn. Het was óók geen
echte liefde, het was de zucht naar het
ongewone, de drang naar avontuur. Jouw
dorenhaan is van verguld hout en van
verroest ijzer. Je bent op een idee ver
liefd geweest, op Je eigen ideaal. Maar
wees getroost, kip, JU bertt de enige niet;
de wereld is vol van zulke vergissingen
en dat komt, omdat de geest niet deugt,
omdat er meer gedweept wordt en ge-
avonturlerd dan rustig gewerkt en wer
kelijk „g electa''.
Was dan mijn tocht tevergeefs?,
vroeg de kip wanheplg.
O neen, zei de kraal opgewekt Je
hebt vandaag, met Pasen, iets gekregen
dat heus niet lederéén heeft, namelUk
Inzicht. Ik wed. dat, je door deze geschie
denis een „andere kip" bent geworden,
bijna egn vogel die hoog kan vliegen. Je
hebt je'„gouden verloofde" verloren, maar
daarvoor heb je je verborgen capaciteiten
alen
üg
of niet?
leren kennen en bovendien gezien hoe
geweldig wijd en mooi de wereld ls. Waar
De Leghorn Pasithea was stil. Zy zag
hoe de kerk uitging, de mensen stroomden
door de dorpsstraat eó langs de dwarsweg
naar hun huizen. Een donker figuurtje
met een hoge hoed stapte, omringd van
andere donkere mannetjes, naar de pastorie
Dat was de jonge dominee. Pasithea wist
wel wat hy ging doen: straks zou hU voêr
In het kippenhok strooien en „tok-tok-
tok" roepen voor Niobe, Antigone en de
anderen. Toen sprong de kip met eén blU
kreetje van de balustrade en ofschoon zij
niet kon vliegen kwam zy ongedeerd óp
het zachte, vochtige, malse gras van het
kerkhof terecht. In het dorp rookten de
schoorstenen, de huisvrouwen bereidden
het middagmaal spinazie natuurlijk
en ln de tuin van de dominee stonden
alle kippen met de haan Bellerophon op
hun eten te wachten.
Goedenmiddag saAm, zei Pasithea met
lets van triomf ln haar stem. toen zU
hijgend van alle empties op het schut
tinkje zat.
Niemand zei „goedenmiddag" terug,
omdat ieder het te druk had met denken
aan het komende Paasmaal. En trouwens
men wordt zuinig met goedendagjes als
men elkander veel ziet. Niemand had
Pasithea gemist en daarom wilde later
niemand het verhaal varl Paslthea's avon
tuur geloven. Zo ls da wereld, waarin
wy leven.
H. B.
EEN WAGEN KREEG
rpoKTOK was een kipje. Zy woonde ln
A een ren. Die stond op een boerenerf.
In de ren woonden ook tndere kippen.
Toktok was de kleinste. De grote kippen
bemoeiden zich niet veel met haar. Tok-
tok wilde altyd Iets byzonders. Zy vond
mensen iets geweldigs. Vooral de boerin.
Zij deed haar dan ook graag na. Daarom
had zij een Jurkje aangetrokken en een
muts opgezet. Zij liep ook op schoenen. De
andere kippen lachten haar wel eens uit.
Daar trok zy zich niets van aan. Toktok
ging haar eigen gangetje.
Op een dag legde Toktok een el. Haar
eerste. Na een poosje kwam er een kui
kentje uit. Krakkrak daar was het. Een
geel donzen balletje. Net zo geel als de
zon. Wat was Toktok trots op Donsje!
Het kuikentje kreeg ook meteen kleertjes
aan.
Toktok vond het jammer, dat Donsje
nog te klein was om lange wandelingen
te maken. Hefwas na een klein eindje al
moe.
Zo zaten Toktok en Donsje in het zon
netje op hét erf. Daar zag het kipje de
boerin, zy duwde een wagentje, in dat
wagentje zat e«n kind. Dat bracht Toktok
op een idee. ZU wou ook zo'n wagentje
hebben. Dan kon zij ook met Donsje uit
rijden gaan. IKaar, hoe kwam zy nu aan
een wagentje?
Wacht«ls zij eens
Kom mee Donsje we gaan naar Gan-
zientje. ZIJ zal my wel helpen. Ganzientje
woonde san de slootkant. Zy was Tpktok's
vriendin.
Als zij nu maar thuis was. Ja, gelukkig.
Ganzientje was juist met de was bezig.
Dag Ganzlen.
Hallo Toktok. Is dat nu Donsje?
Ja.
Hy ziet er aardig uit
Dat vind ik ook. Hoe is het met jouw
kinderen?
Best. Kijk. daar spelen ze.
Zeg Ganzlen heb jij een grote eier
schaal voor me. t
Waar heb je die voor nodig?
Dat zal Jh je zeggen.
Zo vertelde het kipje van het plan om
van een el een kinderwagen te maken.
Ganzlen knikte.
Ik geloof wel, dat ik heb wat je be
doelt. Kijk. deze schaal is byna niet stuk.
Alleen die ene hoek is er uit.
O. dat is prachtig, juichte Toktok.
Mag ik hem hebben?
Ik vinj het be#t, rnrfsr hoe moet Je
er nu wielen onder krijgen?
Daar weet lk wel raad opl hoorden
Ganzlen en Toktok een stem zeggen.
Zij hadden geen van belden gemerkt, dat
een valt de grootste ganzen langs was ge
komen en had gehoord, waar zij over
praatten.
Ik zal jullie wel helpen, zei hij.
Van een dikke tak zaagde hy ronde
plankjes en maakte ze aan het el vast.
Toen maakte hy de rand van de schaal
mooi gelijk. Nu nog een koordje eraan, om
te trekken. De kinderwagen was klaar.
Evenfproberen. Ja hoor, het wagentje deed
het. Donsje klauterde erin. Daar gingen
zy een lange wandeling maken en Donsje
werd nu fyn niet moe.
TJet waa nog vroeg ln de morgen. Uit
AAéén van de hazenholletjes kwam een
snoetje naar buiten, toen oortjes, t>ootjes,
een lyfje, waer pootjés en tenslotte een
prachtige staart met een mooie pluim. Al
les by elkaar was dat Haasje Pluimstaart.'
Het was mooi weer buiten. Pluimpje
ging nu eens fyn zyn nieuwe springtouw
proberen.
Net had hij het uit de knoop gehaald pf
daar riep moeder Haae hem.
Pluimpje. jU moet eens even dit
laatste mandje eieren naar het dorp bren
gen. De andere zijn al weggebracht. Al
leen dit ene mandje nog.
Je weet het adres hè. dan
zorgen ze daar wel. dat
zy verstopt worden.
Hè. wat vond Pluimpje
dat vervelend. Hy had
niet veel zin helemaal
naar het dorp te lopen.
Maar ja. er zat niets an
dera op.
Voorzichtig zyn hoor!
laat ze niet vallen. En
onderweg r iet stil blijven
staan want anders wordt
het te laat en het is al
bijna Pasen.
Zo ging Pluimpje pp
weg. het mandje eieren
stevig ln zijn poot. Hij had zijn springtouw
meegenomen. Dan kon hij terug springen.
De weg naar het dorp was lang. het
mandie zwuar en de zon warm.
Zou ik even rusten?, dacht Pluimpje.
Heel eventjes maar?
Ja. dAt kan best.
Hij zette het mandje neer en ging[ er
naast zitten. Het springtouw hield hy ste
vig vast.
7.ou hy het even proberen. Hij had
nog nooit met een touw gesprongen. HU
kon haagt niet wachten tot straks.
Daar wikkelde hij het al van de klossen
af. Hij ging staan en zwaaide het ovér zyn
hoofd.
Het gaat!, het gaat!. Juichte hij. Hij
sprong, éénmaal, tweemaal, driemaal,
viermaal, en toen gebeurde het. Zijn
ene pootje bleef ln het touw haken en
dapr buitelde hij op zijn rug. Hij zwaai
de met zUn voorpootjes en zo kwam het.
dat cr een dubbele lus om zijn kop en om
zijn lijfje kwapj. Daar lag hy nu, helemaal
ln het touw gedraaid. HU probeerde los
te komen, maar hU was veel te wild en
raakte steeds vaster.
O. o. wat moest hij nu beginnen. Was
hij nu malr niet ongehoorzaam geweest.
Het werd nog veel erger. want. terwijl
Pluimpj^ daar zó lag tc spartelen, was
Kwakwa dc eend aangekomen, zonder dat
Pluimpje het bemerkte.
Kwakwa begreep direct, wat er aan de
hand was.
Wacht, dacht hU, lk zal hem eens een
poets bakken. HU haalt het dorp nooit
meer o& tUd en dan komen de eieren te
laat. 'Daarom zal ik ze wegbrengen. Hy
moet dan voor zUn straf maar denken,
dat de eieren verdwenen "zijn.
Voorzichtig nam hy het hengselmandje
tussen zijn snavel en vloo* er mee weg.
Pluimpje was moe geworden. Nu keek
hy eindeiyk eens rustig hoe feet precies
ln elkaar zat. HU rolde zich om en om
en gelukkig, dafcr was hy Vrij.
Nu op een holletje verder.
Maar. wat was datr De eieren! HU
had het mandje toch daar neergezet! Ver
dwenen!
Wat moest hU nu beginnen? Er kwamen
echte hazentranen in zUn ogen. HU
zocht en zocht, maar het mandje bleef
weg
Zou hij naar-huis gaan en het vertel
len. Ja, dat moest wel.
Langzaam liep hij terug. Zin om te
springen had hy niet meer.
Wat zou moeder boos zUn.
Plotseling boorde hU geklapwiek boven
zich.
HU keek op en zag Kwakwa. Dc eend
streek neer en kwam naast Pluim lopen.
Wat zie JU er bedroefd uit. zei hU. Ie
er iets?
Och. praat me er niet vanen toen
vertelde hij het hele verhaal.
Nou en toen zat lk ln het touw ver
warden toen waren plotseling de
eieren verdwenen, vulde Kwakwa aan.
Ia. hoe weet 4U dat?, vroeg Pluim ver
baasd
Omdat ik ze zelf heb weggenomen,
antwoordde de eend droog.
Heb jij?????
-Ja. en ik heb ze naar 'het* dorp ge
bracht. omdat het anders te laat zou wor
den.
Dus?????
Ja hoor. de eieren zUn waar ze wezen
moeten.
O. Kwakwa wat ben lk blij! Maar
wat was ik geschrokken!
Als ik eens iets voor,Jou kan doen..
Ja. dat kun je, want lk wil graag
touwtje springen. Dat moet JU me leren.
Ha. ha. lachte Pluim, en ik kan het
zelf niet eens.
Laten we het toch maar eens probe
ren.
Warempel het ging. Pluim kon het zo
maar in eens.
Toen bond Pluim het ene eind van het
touw- aan een boomstammetje vast. Aan
het andere eind draalde hU. En Kwakwa
sprong met zUn korte pootjes zo goed als
het ging. Hij trapte wel eens op het touw.
Het iwnm wel eens tussen zUn snavel,
maar dat hinderde niet. ZU hadden de
grootste pret
Na een poosje begon Pluimpje zUn
maag te voelen.
Samen gingen zU toen naar het holletje.
Moeder Haas had de knollen al klaar.
Kwakwa bleef mee-eten. Geen knollen,
maar kroos, want Pluim bracht wel eena
meer een vriendje mee naar huls. Daar
rekende moeder al op.
En toen zU vroeg of de eieren wegge
bracht waren, gaven Pluimstaart en
Kwakwa elkaar een knipoog en zelden:
Ja hoor, dat II ln orde.
t'
Het ene oor van de Paashaas hing naar
beneden, een bewijs, dat hU zat na te
denken. Dat gebeurde wel meer tegen
Pasen. Ieder jaar hing het dieper. Dat wds
he* teken, dat hy leder jaar dieper nadacht
Geen wonder. De Paashaas werd al oud.
Hy vond het steeds moeilijker om te be
denken, hoe hU de eieren zou beschilderen.
Het was nog steeds gelukt. Maar nu wilde
het niet. Hoe hU ook dacht en dacht, het
Ring niet. Ja. en er moest iets op gevon-
den, worden, want een Pasen zonder ver
sierde eieren, dat kan. nee dat mocht niet.
Dat wav nu allemaal wel heel flink ge
zegd, maar de Paashaas wist nu toch echt
niet, wat hU moest doen.
Hazantje, dat was dc oudste zoon van
de Paashaas, en Hazlentje, zUn jongste
dochter, hadden wel gemerkt, dat er iets
niet ln orde was. Zij
durfden echfer niets te
vragen, omdat vaaer
Haas zo brommerig
was.
Het was een, dpg
voor Pasen. Dc Paas-~
haas zat ln een boekje
van zijn huisje ver-
U drletlg voor zich uit te
kyken. Het moet mis
lopen, dat kon niet an
ders! Wat zouden de
kinderen hetnaar vin
den als zU geen mooie
eieren kregen.
Toen gingHazantje
naar hem toe en zei
met een heel klein
•temmetje:
Juist daarom! WIJ weten misschien
nieuws te bedenken.
Het oor van de Paashaas zakte nog
dieper. Ja, dat kon wel waar zijn.
Zou hU het erop wagen? Het was de
entge kans!
Goed. sprak hU en tegelijk ging zijn
oor recht overeind staan. Ik heb hier een
heel groot ci. Daar mogen jullie het op
proberen. Lukt het. dan mag je ze alle
maal beschilderén.
Hoera! juichte Hazantje en Hera!
riep-Hazlentje. toen haar bryer het grote
nieéfws vertelde. Meteen begonnen zU.
Maar het was toch moeliyker dan zij had
den gedacht. Eerst wildo het ei niet biyven
staan. Daar hadden zU echter gauw wat
op gevonden. ZU zetten het ei, dat groter
- Vader, mogen wU
het eens proberen?
logen
^robei
Hazlentje et lk?
Och. antwoordde
de Paashaas, jullie
hebt het Immers nog Goed, sprak Vader Paashaas, en meteen ging zijn trndere oor ook
nooit gedaan. recht overeind staan. 1
was dan zy zelf, voorzichtig tegen een
klein bankje aan. Nee, zo was het niet
stevig genoeg. Stel je voor, dat het kapot
zou vallen!
Maar. Hazlentje wist er wel iets op.
Wij kunnen toch niet allebei tegeiyk
schilderen, dus zal ik het vasthouden.
Zo ging zij heeriyk op haar gemakje op
een kussen tegen de muuri zitten. Haar
pootjes legde zU op het bankje en zo
steunde zij het el. Maar dat was nog niet
genoeg. ZU trók een rond ruggetje eq
steunde het ook nog met haar kopje. Zo.
nu kon Hazantje beginnen.
Hij was nu schilder en hy had zich ook
zo aangekleed. Een baret op één oor. een
lange broek en een wild fluwelen Ja*je
met een grote strlkdas. ZUn palet had hU
in de ene en een grote penseel in de an
dere hand. Zo, *la het nu niet zqu lukken,
dan «gaten zy het niet
Daar zette hy de eerste streek op de
eierschaal.'Steeds kwamen er meer lUnen
en vlakken. Het werd een figuur, zo mooi,
als zelfs de Paashaas ia zyn goede tUd
nooit had gemaakt.
Nogvoordat het helemaal klaar was
zag de Paashaas al dat de proef gelukt
was. HU was echt trots op zijn zoon en
ook op zlln dochter, die zo flink had ge
holpen. Zy kregen allebei een extra kool
als beloning. En zy mochten alle eleécD
schilderen. Niet aleen nu, maar voortaan
ieder jaar.
Nog diezelfde dag deed de Paashaas af
stand. Hy benoemde Hazantje en Hazlentje
tot Paashazantje en Paashazlcntje en gaf
hen allebei een nieuwe penseel en een
nieuw palet, want Paashazlentje hoefde
niet altyd de eieren vast te houden, zU
mocht ook schilderen.
En de kinderen ln de atad? Zjj begrepen
maar niet, hoe het toch kwam, dat de
eieren zoveel mooier waren dan verleden
Jaar.
KIESPIJN
Waar was je gisteren. Hans? vroeg de
onderwUzeres.
Ik had kletpUn. juf.
Is het nu over?
Ik weet het niet, antwoordde Hans.
Wat bedoel je, jongen? Je weet toch
wel of je kies nog pUn doet?
-r- Nee juf, de tandarts heeft hem ge
houden.
Daar lagen ze nu. allemaal ln een schotel
op de keukentafel. De lege halve dop
pen en de stukjes Behaal van de Paas
eieren. Op het ene stukje was een deel
van een gezicht te zien, op een ander een
halve neus. een oog. een gedeelte van een
krullebol, of een mond.
De monden en de stukjes mond zuchtten.
Och. och, Waren wc nog maar gewone
witte of bruine kippeneieren. Dan was
er niets aan de hand. Waren we maar niet
beschilderd, dan waren we nu alleen maar
schaal. Dan zouden wc het niet erg vinden
om stuk te zyn en weggegooid te worden.
Maar nu, nu is alles anders. Nu zUn we
iets bijzonders geweest. En dat alles is
de schuld van die nare Paashaas. Als hij
ons niet gemaakt had met z'n verf en
penseel
Daar heb Je nu üe drie kabouters
BromkA. Glchel en Plapuit. die op zUn
haasje reed. Dan nog de elf ln haar vlin
derwagen, het nikkertje en ik. Ik ben 'de
jongste van de kabouters en ze noemen
me wysneus.
Eerst vonden we het wel leuk, toen de
Paashaas ons njet zUn verf maatye. We
hRdden een praats, dat horen en zien ver
ging. Vooral Flapuit. En op alles wat hij
zei begon Bromka te brommen en Glchel
te lachen Het nikkertje gaf dan de een,
dan de anöer gelijk. De elf trok alleed
maar haar wenkbrauwen op Met zulk
dóm gepraat kon zij zich niet ophouden.
Daar was zij te verstandig voor.. Zo Rib
belden we steeds, ja ik ook hoor. Maar,
als we hadden geweten, dat het maar zo
kort zou duren, dan hadden we het stellig
niet gedaan. Dan hadden we iets prettigs
van ons leven gemaakt. Nu is alles voor
bij. Nu zijn we stuk. We hebben er niets
aan gehad. Alleen maar narigheid.
Alle monden zuchtten mee. Ze waren
het wonder boven wondet deze keer met
me eens.
Plotseling gebeurde er Iets vreemds.
Op de rand vari de schotel zat een fi
guurtje. Dat was stellig een fee. ZU jtad
een glazen stokje in de hand. Daarmee
raakte sy de stukjes schaal aan en opeens
waren we boel, hele legedoppen.
Toeh sprak ae fee: 2o, nu zijn Jullie
weer gemaakt. Nu krijg je kans om je
leven te beteren. Lukt dat. dan komt
alles ,wel goed: Lukt het niet, dan
Weg was de fee,
Zo. nu kunnen wc opnlauw beginnen
proestte Glchel. Bromka jij begint al
goed. JIJ kykt net zo boos als vroeger.
Och, jU met Je gelach altijd. Het was
Jouw schuld, dat we kibbelden.
O nee. zei het nikkertje. Flapuit
ls begonnen my te plagen. HU zei,
alleen maar een nikkertje ben. omdat lk
op een bruin ei ben geschilderd.
Dat is niet wasrl riep Flapuit. Wel
Niet Wel
De elf ergerde zich over dat geharrewar.
Maar ze deed geen njoette om ben op te
laten houden.
Houden jullie nu stil. kermde Ik
angstig, itraks gaat het weer mis. Maar
eigeniyk vond lk dat geklbbal wel leuk.
Ze werden allemaal steeda bozer.
„Eén ei (s gevn ei. twee ei is een half el en drie ei is een Paat-eiV' zegt een
Paasrijmpje. Maar niemand zsl willen beweren, dat het omvangrijke struisvogel-ei
geen ei is en dus mag het worden beschouwd als een Paas-ei. De jonge struisjes
zijn eigenlijk nog proter symbolen proot ln alle betekenissen t an hei woord
van het Kieuwe l.even.dat zich omstreeks Pasen aankondigt dan ktppen-kulkene.
Daarom verdienden ze te worden gefotografeerd.
De vlinders
hieipen de
Paashaas
Ga toch'een beetje op zij, bromde
Bromka. Je staat helemaal tegen mU aan.
Maar gat liet Flapuit zich niet zeggen.
Ga zelf opzij. JIJ staat tegen mij aan.
en daar gaf hij Bromka een duw. Bromka
viel om, tegen Giöhel, die viel tegen
Wijsneus, Wysneus tegen het nikkertje,
hij tegen de elf en de elf tegen Flapuit.
Ze vielen allemaal en omdat ze lege
doppen waren vielen ze stuk, in scherven.
Wèer zuchtten de stukjes mond. Mtsr te
zelden nu masr niets meer.
Een poosje later kwam er een mensen
hand. Die pakte de schotel op en gooide
hem leeg. Toen was hét afgelopen met de
Paaseierschalen.
L leef de eens, lang geleden, een Paas
haas.
Wit? zul je zeggen lee^ de Paas
haas dan niet méér? NatuurlUk wel,
maarje weet toch zeker dat, telkens
als de Paas-haas te oud la geworden, een
jongere hem opvolgt. Vandpar dat ik dan
ook zei: er leefde eens lang geleden een
Paas-haas. Hoe die heette? Bolletje
Pluim. Vind Je dat geen grappige naam?
.HU was zo rond en dik als een bolletje en
zUn staart was net ean pluimpje.
Bolletje Pluim was héél erg geliefd
onder de dieren. Niet alle«i onder de
hazen dat bléék wel. nietwaar, om
dat ze hem tot Paas-haas hadden uitge
roepen, toen de tijd ervoor weer daar
'was. want dat 1* een erg hoge onderschei
ding. hoor!maar ook onder de an-
.dere dieren van het bos. en van het veld
dat aan het bos grensde.
De eekhoorntjes bijvoorbeeld.
En de .vogels.
En de vlinders.... ja. vooril de vlin
ders.
Toen nu Bolletje Pluim tot Paiw-hasa
was uitgeroepen, zat hy een beetje met
zUn handen in z'n hazen-haar. Want
'«jonge, jongedat had-ie nog nooit
gedaan en wéér haalde bij de kleuren
vandaan om die eieren allemaal zo mooi
mogelijk *.e verven? Want mooi 'moeet het
Wprden, andei* begon hU er niet eene
aan. Bolletje Pluim \hield namelijk heel
veel van kinderen. En hij zóg het al voor
zich wanneer zo'n kleine hummel met
Pasen bij zyn ontbijtbordje een leiyk.
gtauw gekleurd el zou vinden. Het zou
;n wel tranen met tuiten huilen.
Nee. dat mocht niet, dat mocht in geen
geval. Mooie kteuVen móest hU hebben,
mooie, friese kleuren. O. hy wist ze wel
te vinden, maar,...' hoe kreeg hy die
Wer? Al* er masr Iemand was dia hem
zou wiHetL helpen, dacht hU en..,, zie
daar!
De vlinders wilden htm helpen.
De vlinders staken de hoofden bU el
kaar en ze telden: wy zullen je helpen
■Bolletje Pluim, wees maar niet ongerust.
piepjon»
en stam
Een
kuiken
parmantig
171/72. Ze hadden sl 'n hele tUd ge
varen; toen kwamen es bU de plaats,
waar het kanaal uitkwam in een groot
meer. Dat leek voor hen wel 'n zee, zo
groot breidde het water zich voor hen uit.
Nou. Bunklehier hebben we de
ruimte! juichte Rick. Hier kunnen we
'n heel eind varen!
Bunkie knikte en keek glunder rond.
Ze kregen nu zo echt het idee van éen
werkelUke reis. een ontdekkingsreis!
Heel in' de verte zsgen ze de andere
oever van het meer; maar ze zouden nog
heel lug moeten varan, om daar te
komen.
Maar we hebben helemaal geen
haast, vond Rick. Hoe langer hat duurt,
hoe leuker.
Ik hoog alleen maar dat er geen
storm komt! zei Bunkle.
Welnee, zei Rick. die naar dc stra
lende blguwe lucht keek. Het ziet cr
helemaal niet naar uit! En deze boot kan
veel meer hebben dsn dte gewone klomp
van toen!
Een
van
Oteard Revert
Then ging lk de inhoud vin do porte
feuille minutieus onderzoeken.
Ze bevatte tienduizend pond aan En
gels bankpapier, negen biljetten van dui
zend pond en de rest aan kleinere coupures.
Verder een envelop zonder adres, waarin
een stukje züde bedrukt met lettertekens,
dit lk mU niet herinnerde ooit eerder te
hebben gezien. En verder zat er een ovaal
doosje in van een goudglanzend metaal,
waarin uitarat ÖJne. sierlijke tekens wa
ren gegraveerd. Het gelukte mU niet da
delijk het doosje te openen, al was ik nog
zo brandend nieuwsgierig naar de Inhoud.
Opeens door een druk op 'n vrijwel on
zichtbaar aangebracht knobbeltje, sprong
het open en glinsterde mU een steen tege
moet, groter dan ik mU ooit had voorge
steld, dat edelstenen konden zUn. En on
middellijk kwam de gedachte bij my op,
dat die steen niet echt kon zyn enik
knoopte daar even onmiddellijk het ver
moeden aan vast, dat ook die bankbiljet
ten waardeloze papleren zouden zyn.
Dit dempte in niet geringe mate de he
vige biydschap, die zich van mU had mees
ter "gemaakt by het zien van deze gewel
dige schat. Ik denk. dat niemand mU die
biydschap euvel zal duiden. Het was'waar,
'k wist, dat dit geld mUn eigendom niet
was. en dat lk het dus geenszins als zo
danig kon beschouwen. Maar aan de an
dere kant was lk er evenzeer van over
tuigd, dat niemand, menselijkerwijze ge
sproken, wist of weten kon. dat deze ont-
zagiyke som in mUn bezit was. Ook moet
worden gezegd, dat lk nog lóng niet by
mUzelf had uitgemaakt, wat ik zou doen.
Natuurlyk zou het mUn plicht zUn om de
vondst by de politie te deponeren. Maar
lk vond, dat dit ln dit buitengewone »-
val toch eigeniyk ni«t nodig was. Stellig
zou de elgenasr van dit fortuin zUn ver
lies niet verzwygen, er zouden grote be
loningen worden uitgeloofd en den zou
lk altyd nog wel kunnen overleggen wat
ik zou doenMssr lk wil het wal be
kennen: achter al die redeneringen waar»-
mèe ik- mijn geweten paalde, lag de be
geerte verborgen de som te behquden. Ik
zou een rijk man zyrfj Jaren en jaren van
dc meest noeste viyt zouden my-zulk een
schat niet opleveren. Tienduizend pond.
Ik rekende uit: dat Is honderdtwintigdui
zend gulden, dat ft tegen 4 petdat is
per jaarJa, de gedachten vlogen me
met bliksemsnelheid door het brein, tot
dat daar weer die gedachte kwam aan die
steen en aan de mogeiykheld. dat het alles
Valse papieren zouden zUn en dat ook die
steen, een vrijwel waardeloze imitatie
was.... Ik bekeek nog eens de bankbil
jetten. ze leken mU op doodgewoon Wit pe
pier gedrukt te zijn
Manmoedig probeerde lk my over mUn
teleurstelling heen te zetten:
En toch is het een goede mop!
Hoewel mijn geloof in de echtheid van
de bankbiljetten en van de steen bulten-
f'ewoon gering was. besloot ik geen mens
ets van mijn vondst te vertellen. Want
tenslotte: je kon het toch niet weten!
Zo is een mens! Pas bad lk getwUf«ld
ean de echtheid van de biljetten en nu
weer kwam er twyfel by me opaan de
valaheid! Als ze nu tenslotte toch echt
bleken? Ik kende wel Engels geld. bU ons
op kantoor had lk het dikwijls genoeg in
handen gehad en ln elk geval, als de bil
jetten vals waren, waren ze meesteriyk
nagemaakt. Maar ji, die valse munters.
~"~~ir;
dat zyn ook geen kwajongens, mensen,
die zoiets doen. maken natuurlyk geen
bankbiljet van 1000 pond zo stumperig ns,
<Ut hét by de eerste oogopjlsg als veis te
herkenpen ls
Ik -overdacht lang wat lk zou doen.
Eindelijk had lk mUn besluit genomen.
Ik nam uit de portefeuille twee bankbil
jetten van één pond. stak ze bU me en
borg de portefeuille toen zorgvuldig op ln
mijn koffer, helemaal op de bodem. Ik
pakte er kleren en boeken bóvenop,
prentte mU>de ligging goed ln het geheu-
~~:n, zodat lk zou kunnca zien of er bU-
val iemand bij sou zUn geweest en aloot
koffer zorgvuldig. De eleutpl. die ik
andera zorgeloos liet rondslingeren, stsk
lk in mijn zak. Ik inspecteerde nog «ens
goed de kmmer of fk niets had achterge
laten, om daarna weg te gaan.
Wel. meneer, gsst u nu weer uit?
Ja. juffrouw, zei ik tamelUk kortaf.
Bent u weer beter?
't Osst.
Meneer most mssr voorzichtig zijn!
set de juffrouw-
Voorzichtig?.Wakrom?.H«t duur
de een ogenblik vóór het tot mUn bewuat-
zyn doordrong dat de goede Juffrouw mU
die voorzichtigheid aanbeval met het oog
op mUn geschokte gezondheidstoestand
Ik lachte:
Ik kom niet thuis eten.... Ik geloot
niet. dat ik vanavond vroeg thuis zal zUn,
zei lk.
En lk ging.
Hoofdschuddend ging d« Juffrouw naar
de keuken. Js. js, die Jongelui van tegen
woordig.... Maar. enfin. mogelUk dacht
ze aan haar eigen jeugd. Ze was toch ook
eens Jong geweest!
Ik ging etteiyke malen voorbU een
wisselkantoor. Maar lk waagde het niet
naar binnen te gaan- Het was niet uit
vrees om als verdacht van valse munterlj
bij de kraag te worden gepakt, maar het
was veeleer de angst voor het vonnis, dat
lk uit de mond van de bediende vafh het
wisselkantoor verwaehtte en dat lk. reeds
als een huivering langs mUn rug voelde
gsap- Ik was.bang de bediende te horen
zetten:
Meneer, dat biljet U vals!
Wordt vervolgd.
We zullen je dé mooUte kleuren brengen
die je Je- masr kunt bedenken, wacht
maar eens even! En daar gingen ze: tiao,
twintig, dertig wel vUftig vlinder»,
alle richtingen uit.
Een heleboel streken er nepr óp d*
klaprozen die biociden tussen het koren,
want jBom Paaseieren te vervea
moet Je sl heel lang van te voren be
ginnen. Ze wiekten met hun vleugeUjNi
over het diep-gloelcnd rood van de blos-
men. zodat ze er helemaal bestoven on
der vandaan kwamen. Toen vlogen te
terug.
KUk eens! riepen ze al vanuit at
verte kijk eens. heb Je wel een» zulle
mooi rood gezien?
Nee. dat had Bolletje PJulm zeker niet,
nog nooit.
Hl?rzo. dat ls voor Jou!
En ze schudden hun vleugeltje* uit
boven een plekje het bos. zodat het
een heel bergje, werd. Een bergje van.
rood.
Anderen vlogen naar de Korenbloemen.
Prachtige, blauwe korenbloemen. En z*
dede.i cr hetzelfde.
Blauw-bestoven kwamen ze terug.
KUk eens! KUk eens! Heb je wel
eens zulk mooi blauw gezlen?4 0ok dé»
had Bolletje Pluim niet. nooit!
En naast het rode bérgje verscheen een
blauw. Naast het b^auw een geel van da
mooie gele bremstruiken, die aan de rand
van de hel groeiden en naast het
geel een' groen van Al de Jonge blaadje*,
dl* overal aan de bomen kwamen, west
bet was voorjaar.
Rood. blauw, geel. groen....
Bolletje Pluim roerdq wat van Al al»
kleurtje* door elkaar, en toen kreeg nlj
weer Andere, en waér andere en weer....
Het leefc wel een regenboog, zo prachtig.
Nu zou niemand verdriet hoeven hebben,
want alle Paaa-eleren kregen een ander
kleurtje en allemaal even mooi.
Haastig greep hU er een paar van d*
stapel, die klaar lag om geschilderd te
worden cn toet»o. wat was dat?
Krlk-krak-krlkll daar brak er crotje
open en.. een piepjong kuikentje «tik
parmantig z'n kopje naar bulten. Piep,
gei het daar ben lk.
Van schrik liet Bolletje Pluim het val
len. én
Fladderdefladderl middenin het bergje
vao geel.
Hoe het eruit 1e voorachün kwam hoef
lk je niet te vertellen, maar ieSereea
vond dat kleine, gele kuikentje zó schat
tig. dat van dié dag afAlle kuiken
tjes geel werden geboren.
Nu weet je dua meteen, hoe dAt
kwam.
DAAAgll
RAADSELS.
MUn geheel bestaat uit 12 letters en
li een man, die een bepaald soort houten
voorwerpen maakt.
10. 9. 5. 6. 12 is een zeerover.
Een 1. 12, 9. 8 «laat men in de muur.
13. 3, 4. 11 is oen 8tad In Italië.
1, 9, 2, 10 gebruikt de atucadoor.
Een B. 3. 8^ 5, 3, 8. 7 is een vrucht.
En een 10, 3, 8, 1, 3, 4. 4. 11, 12 la óf geet
óf groen.
Ik ben een vloeistof en rtUn nearo be*
staat uit 5 letters. Vervangt men mUn
vierde letter door een andere, dan krijgt
men een dier. dat nooit heeft bestaan.
Ik bep een lekkernij, maar neem Je mUn.
staart weg, dan heb ik vier poten.
Je kunt mU ean het strand vinden.
Neem mUn eerste twee letters weg en geef
mU een andere staart, dan kun je mU op
het hoofd zetten.
Je kunfmU op de wastafel vinden, masr
geef Je my een andere staart, dan moet
je mU in do keuken gaan zoeken.
EVENTJES LACHEN.
VLIEGEN
Oude dame: U brengt ma toch wéér
veilig naar beneden?
Piloot: ik h*b nog nooit Iemand bo
ven gelaten.
NIET DUUR.
Jan: Vader, ls Inkt zo duurt
Vader: Nee, waarom?
Jan: V/el, moeder was h««l «rg boos,
toan Ik de pot Inkt omstootte.
DE SLIMME KUIKENTJES
Onderwijzeres: Waarom kruipen d«
kuikentjes uit de eieren?
Jentje: Omdat ze anders meegekeekt
Worden.