Eeo Hollandsch kamp in Denemarken. t/cui de week. Waar de Goudsche kinderen nieuwe krachten opdoen. DE TENTOONSTELLING VAN OUDE KUNST IN HET MAURITSHUIS IN DEN HAAG. De oudste Nederlandsche schilderkunst en Gouda. Het Mauritshuis laat, na de bevrijding, zijn bezoekers een blik slaan in de oudste Neder landsche schilderkunst. Verrassend zijn de sierlijke illustraties in de oude middeleeuwsche boeken, die nog altijd helder van kleuren zijn. Boeken als deze waren in handen 'van de hooge geeste lijkheid en den adel; zij roepen voor ons oog op de wereld van kanunniken te Utrecht of het grafelijke hof te 's-Gravenhage. Menige bezoeker tuurt een tijd' op alle finesses van een weergegeven geschiedenis en de zwie rige versiering, die deze omijst. De schilderijen die hier getoond worden zijn uit den tijd van ongeveer 1400 tot 1570, een periode waarin de schilderkunst ook bin nen de muren van Gouda heeft gebloeid. Er is dan ook een „Doop in de Jordaan", waar schijnlijk uit den Goudschen tijd van Albert van Ouwater van omstreeks 1470, toen ook Erasmus hier opgroeide. Het doet ons naief en stijf aan, maar daarnaast treft telkens de rake weergave in portretten en de fijnheid bijv. van menige Maria met het Kind. Temidden van deze schilderijen, waaruit eenerzijds de ruwe samenleving van dorpers en poorters spreekt en anderzijds een kloos- tervroömheid die zich alleen verdiepte in de eigen ziel, begrijpt 'men pas hoe modem de glasschilderingen van Dirck en Wouter Cra- beth, aan het eind van ditzelfde tijdvak, geweest zijn. Daar is plotseling het leven in beweging gekomen, het menschenleven wordt er edel en grootsch uitgebeeld, Chris tus en de discipelen gaan door de menschen heen als van gelijke beweging. Ook het minutieuze van miniaturen en schilderijen wordt hier doorbroken door de scheppings drift die zich uitdrukt in pomposities van tientallen meters oppervlakte. De sprong, die de Nederlandsche cultuur reedt in den tijd vóór den' 80-jarigen oorlog neemt, wordt men zich bewust in den af stand tusschen de tentoonstelling in het Mauritshuis en de Goudsche Glazen, in de schildering van Albert van Ouwater met den doop van Christus en in het onlangs her plaatste oudste Glas uit de St. Janskerk, op gedragen door bisschop George van Egmond te Utrecht en uitgevoerd door Dirck Crabeth in 1555, dat eveneens den Doop van Chris tus door Johannes den Dooper weergeeft. FILMS VAN DEZE WEEK. „Leven in de brouwerij". Het zou George Formby niet zijn als hij niet in situaties zou komen, die voor hem nu niet direct van de aangenaamste zijn, maar waarom het publiek zich kostelijk amuseert, zonder veel van den inhoud mee te nemen. Formby is in deze film als letter zetter verbonden aan een dagblad de „Daily Sun". Naast zijn gewone dagelijksche bezig heden houdt hij zich met een hobby, als amateur-detective, bezig. Ondanks alle tegenslagen, die in vroolijke scènes worden weergegeven en waar hij o.af met een beroepsworstelaar zijn krachten moet meten, met den inspecteur van politie minder prettig kennis njaakt en in een bier-Jhe brouwerij om zijn vrijheid moet vechten, weet hij het in samenwerking met een col lega, tot een goed einde te brengen. De ont maskering van een stel valsche munters en een lieftallig vriendinnetje vormen een waar dig slot. Hollandsch nieuws en een leuke teekenfilm gaan de hoofdfilm in het Reünie- Bioscoop Theater vooraf. „De Gouden Poort". De „Schouwburg Bioscoop" brengt deze weck een film van Paramount en wel „Hold back the dawn" waarin naast Olivia de Haviland, Paulette Goddaid en Charles Boyer de hoofdrollen vertolken. Het is een magnific gespeelde rolprent, die in dit genre zeker als sterk gequalificeerd mag worden. Charles Boyer, actetir par excellence, geeft van den cynlschen minnaar een prachtige vertolking, verwonderlijk in zijn hartvochtig heid en meesleepend in zijn liefde. Het typische Spaansche temperament, een -kinderlijk godsdienstige scene en de koude Amerikaansche wetten maken dit verhaal tot een geheel, dat voer de liefhebbers van filmkunst zeer aantrekkelijk is. „Vrouwenparadijs". Waarom de oorspronkelijke titel „Paradis Perdu" niet vertaald werd door „Verloren Paradijs" is ons niet duidelijk. Dit zou nl. wel beter den inhoud weergeven van de film, die deze week in het Thalia-Theater ver toond wordt, dan de thans gekozen vertaling. Deze film vèrhaalt ons den levensloop van een kunstschilder, die kennis maakt met een mannequin. Het is in 1914. Hij verandert het toilet, dat zij van een Russische Prinses ten geschenke kreeg en komt daardoor op het terrein van modeontwerper. Spoedig treden zij in het huwelijk, doch het paradijs waarin zij leven wordt wreed verstoord, wanneer de oorlog uitbreekt. In zijn kazemat wordt hem het bericht gebracht, dat Zijn vrouw bij de geboorte van een dochter het leven verloor. Het kortstondige paradijs is verloren. Maar t leven gaat verier. Na den oorlog Weet hij zich opnieuw naam te maken als mode ontwerper. Zijn dochter, waarvan hij aan vankelijk niets wilde weten, geniet weder zijn bescherming. Zij herinnert hem in alles aan haar Moeder, zelfs in haar opofferings gezindheid. Die toont zij, wanneer haar Va der een tweede huwelijk wil aangaan met een jong meisje. Het is inmiddels 1939 geworden. Zij koestert zelf trouwplannen met den broer van het bewuste meisje, die zich verzet tegen de ongewenschte verhoudingen, welke uit het huwelijk van den Vader zullen voortvloeien. De nu reeds op leeftijd gekomen Leblan geeft zijn plannen op en wanneer hij tegen het advies van den dokter in,, bij de bruiloft van zijn dochter aanwezig wil zijn, vergt dit te veel van zijn krachten. Een te kort aan actie wordt in deze film ruimschoots ver goed door uitstekend spel van de beide hoofdrolvertolkers, Femand Gravey en Micheline Presle van wie deze laatste zoowel de rol van de Moeder als van de dochter vertolkt. De Duitsche Filmindustrie. Ofschoon de UFA- en andere studio's in de omgeving van Berlijn ernstig bescha digd zijn, hoopt men toch in de eerstkomende 12 maanden ongeveer 16 films te kunnen 'produceeren. De meeste dezer films zullen een sterke anti-fascistische en anti-militaire strekking hebben. De bekende satyre op het' Pruisische militairisme „de kapitein van Koepenick" zal o.m. worden verfilmd, even als de geschiedenis van het Duitsche Ernst Thaelmann-bataljon in den Spaanschen bur geroorlog. Deze laatste film zal tot titel heb ben: „Unter Spaniens stemenklaren Himmel". Onder de politieke films, welke men het plan heeft te vervaardigen kunnen genoemd worden „Der Mann den ich töte werde" en „Sieg der Jugend". Bij de niet-politieke films zullen er ver schillende zijn, die bijna voltooid waren, toen Duitschland ineenstortte. Daarvan noemen we „Die Fledermaus". Ook de teekenfilms zullen politieke'trekjes vertoonen. Een ervan zed een satyre zijn op Hitler's „duizendjarig rijk". „Wy slaen het oog, Tot u omhoog. Die ons in anexst en noot, Verlossen komt ,Tot aller stont', Ja selfs oock van de doot". Het is het lied dat gezongen werd toen de Engelschen, in het jaar 1585, na den dood van Prins Willem van Oranje, Holland te hulp kwamen. Toen de zaak verloren scheen, bracht dit uitkomst. Dit lied bleef ook in de jaren der bezetting nog klinken van de Nederlandsche torens en deed het menig hart goed. Hier volgt een gedicht uit een verzameling illegale liederen, dat hiervan spreekt. In den tijd van druk zijn er telkens momenten geweest, die de herinnering opriepen aan den 80-jarigen oorlog, toen door onderdrukking heen het Nederlandsche. volk omhoog kwam en zijn zelfstandigheid veroverde. In deze hernieuwde toewijding aan de oor sprongen van ons volksbestaan kreeg het Wilhelmus een andere klank en kreeg het plaats in het hart van alle volksgroepen. Ook menig lied uit den Gedenck-Clapck van Valerius, notaris uit Veere, die tijdens den 80-jarigen oorlog, een aantal liederen bijeenbracht die op gebeurtenissen uit dien strijd sloegen, kreeg een eigen beteekenis en werd een lied van dezen tijd. Daartoe hoort ook het bekende „O Heer die daer des Hemels tente spreyt" met de regels: HET CARILLON. Ik zag de menschen in de straten hun armoe en hun grauw gezicht, toen streek er over de gelaten een schemering, een vleug van licht. Valerius: Een statig zingen waarin de klok bewoog, doorstrooid van lichte sprankelingen: „Wij slaan het oog tot U omhoog". Want boven in de klokketoren na 't donker-bronzen urenslaan ving, over heel de stad te hooren de beiaardier te spelen aan. En één tusschen de naamloos velen, gedrongen aan den huizenkant stond ik te luisteren naar dit spelen dat zong van mijn geteisterd' land. Dit sprakelooze samenkomen en Hollands licht over de stad, nooit heb ik wat ons werd ontnomen zoo bitter, bitter liefgehad. Temidden van bosch en hei, op pl.m. 1 uur gaans van Aalboek, ligt daar in het uiterste Noorden van Jutland een kamp, waarin ongeveer 150 Nederlandsche jongens en meisjes van 7—15 jaar verblijven om weer nieuwe krachten te verzamelen voor de taak, die hen wacht, als ze weer naar het Vaderland terugkeeren. In ruime barakken, waarin licht, lucht en' zon overvloedig kunnen toetreden, zijn ze ondergebracht, ongeveer 10 kinderen per kamer. Verder zijn er een eetkamer, waar de ge meenschappelijke maaltijden plaats vinden, een woonkamer, een gymnastieklokaal en een badkamer. Want op reinheid zijn we hier erg gesteld. Om 7 uur 's morgens gaat de bel voor het opstaan. Om 8 uur het ontbijt, bestaande uit pap en brood, waarna de verdere ochtend besteed wordt aan sport en spel. Om 12 uur volgt dan het middageten, waarna tot 2.30 uur gerust wordt. Na een glas melk en een boterham zijn ze dan paraat voor een wan deling door de bosschen of naar het strand. U moet ze zien uitzwermen, zoo lekker bruin gebrand door de zon, waarvan ze hier iederen dag volop genieten. En U moet ze elkaar na een contróle hooi*en vertellen, hoe veel ze „aangekomen" zijn. Om 6 uur eten ze hun avondboterham en om 8 uur gaat het heele span onder de wol. De stemming in het kamp is uitstekend, zoowel onder de kinderen als onder de lei ders. Allen willen graag nog eenigen tijd genieten van de Deensche gastvrijheid en overvloed. Natuurlijk verlangen ze allemaal naar „post" uit Holland. Deze wordt iederen dag met groot gejuich ontvangen. Maar zelf willen de kinderen hier graag nog een poos blijven. Van de zijde der bevolking in de omge ving hier wordt ontzettend veel voor de Hollandsche kinderen gedaan. Een fabrikant- in textielproducten schonk spontaan 50 wol len truien en zoo zijn er meerdere voor beelden. Het groote probleem vormde het schoeisel, doch ook dit vraagstuk hoopt men onder de knie te krijgen. Zoo doen de Denen hun best om het onze Hollandsche kinderen zoo aangenaam moge lijk te maken, z-ij hebben dan ook ten volle recht op onze dankbaarheid. Moge dit in de toekomst blijven. Lang leve Denemarken. Een Holl. leider in het kamp. W ADDINX VEEN G*ldzuivering. De navolgende cijfers geven eenig inzicht in den omvang van de hoeveelheid papieren geld, welke in de gemeente Waddinxveen aanwezig was voor de geldznivering. Aan stonds moet er op worden gewezen, dat de hier volgende cijfers uitsluitend betrekking hebben op wat in verband met de geldzuive- ring hier ter plaatse is geschied; in feite zullen de cijfers wel hooger zijn, omdat velen hun fiaancieële aangelegenheden ia Gouda of elders behandelen. 7516 van de 8400 inwoners haalden op het Distributiebureau het bedrag van f 10.— af, te samen dus 1 f 75.160,— Van 13 September (de dag nadat Z.Ex. de Minister van Financiën zijn radiorede had gehouden) tot 2 October 1945 werd op allerlei rekeningen gestort rond f 1.207.413.— f 1.282.573.- Uitgereikt werden 1793 geldkaarten A en 187 geldkaarten B. Alleen in Waddinxsveen werd dus per inwoner rond f 153.— ingeleverd. Ia 1938/1939 telde deze gemeente 1032 aangeslageaen in de Rijks-Inkomstenbelasting, met een gemiddeld inkomen per aangeslagene van f 1844,- of wel 247,- per inwoner. In 1945 blijkt de Waddlnxveener derhalve 62% van zijn jaarinkomen uit 1938/1939 alleen al ih papieren geld te bezitten. I

Groot Gouda | 1945 | | pagina 2