Tuberculose-sterfte in de oorlogsjaren BOEKBESPREKING Vooruitgang van een kwart-eeuw werd te niet gedaan Voor Gouda relatief-gunstige cijfers In den strijd tegen de tuberculose is 9e moderne wetenschap langen tijd aan de windende hand geweest. Dank zij de vor deringen, die ojt medisch gebied in de laatste tientallen* jaren gemaakt zijn, en de sociaal-hygienische verbeteringen, waartoe deze vorderingen mede den stoot gaven, bewoog zich de sterfte aan tuber culose in ons land voortdurend in dalende lijn. Dfc economische neergang in de jaren na 1930 met de daaruit voortvloeiende ondervoeding in breede lagen der bevol king, riep het gevaar op van een keer ten kwade. Blijkbaar kon dit gevaar ech- etr geheel worden opgevangen, want de Nederlandsche tuberculose-sterfte bleef tot en met 1939 van jaar tot jaar dalen, waardoor zij tenslotte op 4,1 per tiendui zend inwoners was aangeland. Hoe gunstig dit cijfer was, wordt pas goed duidelijk als daarbij bedacht wordt, dat de t.b.c.-sterfte omstreeks 1920 nog 7,5 bedroeg en opistreeks 1890 zelfs nog 14.- per tienduizend. Anders dan de economische depressie heeft de oorlog onmiddellijk een ongun stige wending in de cijfers gebracht. Reeds in 1940 liep het sterftecijfer aan t.b.c. in ons land op tot 4,4. De verhoo ging in vergelijking tot het voorafgaan de'jaar was nog wel niet aanzienlijk, maar dat de curve na een jarenlange da ling plotseling in ongunstigen zin werd omgebogen, werd in de sociaal medische wereld toch als alarmeerend beschouwd. En terecht! Want de verdere oorlogsja ren is maar al te duidelijk gebleken. Dat de stijging van 1940 geen incidenteele af wijking was. Reeds in 1941 kwam de t.b.c.-sterfte op 5,9 per tienduizend in woners. Het volgende jaar, 1942, bracht een verdere stijging tot 6,1 terwijl 1943 een sprong naar boven te zien gaf. In dat jaar moest een sterftecijfer aan tu berculose van 7,- per tienduizend worden geregistreerd, welk cijfer in de eerste maanden va-n 1944 tot 8,- opliep In Zuid-Holland was de t.b.c.-sterfte de laatste jaren voor den oorlog steeds wat gunstiger dan het riiksgemiddelde. In 1939 was zij gedaald tot 3,3 per tien duizend inwoners, in 1940 liep zijop tot 4,2 om in de drie volgende jaren te stij gen tot resp. 5,6; 5,7 en 6,5. Het eerste halfjaar, van 1944 gaf vervolgens een grootere toename te zien, n.l. tot 7,5 per tienduizend en per jaar. Voor Gouda was de toestand in dit opzicht in 1939 al bijzonder gunstig; in dat jaar was het gelukt de t.b.c.-sterfte in onze stad tot het uitzonderlijk lage cijfer van 1:per tienduizend terug te drin gen. Ook hier bracht 1940 een ongunstige wending, n.l. tot 2,7, maar dit cijfer was toch nog laag. Het jaar 1941 deed de tb.c.-sterfte eveinwel stijgen tot 5,1, waarmee de gemiddelden van land en provincie al dicht genaderd werden. In 1942 trad echter een behoorlijk redres, in, tot 4,2, terwijl 1943 wei een stijging bracht, doch slechts m beperkte mate, n.l. tot 4,8. De eerste maanden van 1944 gaven helaas een sprong naar boven te zien tot niet minder dan 7,7, waarmede de gunstige afwijking van de gemiddelden vrijwel tot het verleden behoorde. In hoeverre de administratieve verwar ring, die tusschen September 1944 en het einde van den oorlog ontstaan is, een be letsel zal blijken voor de verzameling van nauwkeurige cijfers over de tuberculose- sterfte gedurende het laatste oorlogsjaar, moet nog worden afgewacht. De feitelijke hongersnood in de Westelijke provincies tijdens den afgeloopen winter zal. zonder twijfel een acute stijging van beteekenis veroorzaakt hebben. Van veel grooter be lang voor de toekomjst is het evenwel, hoe de t.b.c.-sterfte zich thans, nu de honger overwonnen is, zal blijken te ont wikkelen. Nederland is in dit opzicht terug ge vallen tot den toestand van vóór 1920. Een kwart-eeuw vooruitgang is in enkele jaren teniet gedaan. Het is een van de meest trieste bijkomstigheden van den oorlog. Maar anderzijds: wat ons land na den eersten wereldoorlog, en zelfs tij dens de economische depressie kon berei ken, moet ook nu weer mogelijk zijn. Ne derland moet op het stuk van de tuber culose-sterfte zijn eereplaats in Europa herwinnen. Geboorte- en sterftecijfers eerste halfjaar 1945 Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft eenige cijfers en grafieken gepubli ceerd betreffende de geboorte en sterfte in een 12-tal groote gemeenten in het Westen des lands, waarbij het eerste halfjaar 1945 wordt vergeleken met de overeenkomstige \periode van 1944. Tegenover ruim 13.000 sterfgevallen in de eerste helft van 1944, blijken in 1945 ruim 29.000 personen te zijn over leden, hetgeen een stijging beteekent met 120 procent. Alleen Amsterdam en Rotterdam telden tezamen reeds 10.000 extra sterfgevallen; In de grootste bevolkingscentra is de procentu'eele stijging het grootst bij de oudere mannen, in de provinciesteden bij de zuigelingen. De weeksterftecijrers vertoonen duide lijk twee hoogtepunten. In de 5e week, eindigend 4 Februari en in de 19e week, eindigend 13 Mei 1945 was de nood het hoogste, hetgeen overeenkomf met de minima in calorische waarde van het distributiepakket. Amerikaansch Soldatenkoor zal een tournee door ons land maken Het Amerikaansche soldatenkoor, het „Ozark"-koor van de 102e infanterie divisie, heeft het plan een tournee door ons land te maken. De juiste data zijn nog niet vastgesteld, maar men heeft de bedoeling om o.m. op 16 December a.s. een concert in 's-Gravenhage te ge ven. Het koor wil op deze wijze hulde brengen aan de hartelijkheid van de dap pere Nederlandsche burgers. Het ligt in de bedoeling van het kooi deze concerten voor de Nederlandsche bevolking gratis te geven, doch als zulks door de autoriteiten verlangd wordt, zul len de concerten gegeven worden ten bate van een Nationale instelling van lief dadigheid. Wanneer de concerten worden gegeven, stelt het koor er prijs op, dat alles zal worden gedaan, om de leden van de vroegere verzetsgroepen voorrang te verleenen voor het verkrijgen van zit plaatsen. Deel der Koninklijke trein komt terug De New-York Times meldt uit Frank fort, dat twee groote vrachtschepen op het oogenblik hydro-electrische en andere machines, die door de Duitschers tijdens de bezetting in Nederland werden ge stolen, aan het laden zijn. Zij zullen zoo spoedig mogelijk naar een Nederlandsche haven vertrekken. Het blad meldt voorts, dat dit de eerste teruggave op grooe schaal van gestolen eipendom uit de Amerikaansche zóne is. Elf landen, aldus het blad, dienden ver zoeken om teruggave in. Nederland wordt het eerst bedeeld. In de buurt van München werden deelen van den parti culieren trein van H.M. de Koningin teruggevonden. Zij zullen met andere Nederlandsche eigendommen worden te ruggezonden. De eerstvolgende Indië-Postvlucht De Directeur-Generaal der P.T.T. maakt bekend, dat het vertrek van het eerstvolgende. Indië-vliegtuig is vastge steld op Woensdag 28 November a.s. Ook met deze vlucht zullen uitsluitend niet-aangeteekende brieven en briefkaar ten zonder expres-bestelling voor geheel Nederlandsch-lndië kunnen worden ver voerd. Verzending van stukken naar andere bestemmingen dan Nederlandsch- lndië is nog niet mogelijk. De totale frankeerkosten, port en luchtrecht teza men, blijven voorloopig vastgesteld op 20 ct. per briefkaart en 30 ct. per 10 gram voor brieven. Staking bij den D.U.W, Zaterdag zijn de arbeiders van den D.U.W. werkzaam bij de Heide-Maatschappij en de Grond Mi)., voor het in cultuur brengen van de drooggevallen Wieringermeergronden (cultuurtechnische werken), in staking gegaan. Een aantal timmerlieden is gelijktijdig' een sympathiestaking begonnen. Oppotten zinken pasmunt. Uit overweging, dat in de tegenwoordige omstandigheden «geen aanleiding bestaat tot handhaving van de beschikking verbod op potten zinken pasmunt, heeft het, de minister van financiën, deze beschikking ingetrokken. Nederlandsche Jeugdbladen De Nederlandsche jeugd Gemeenschap is het vertrouwensinstituut van de Regeering en legt contacten met verschillende jeugd bladen. In samenwerking met het Nationaal Insti tuut is een scholierenblad verschenen genaamd „Met vlag en win.pel." Vervallen Postzegels. De Directeur-Generaal der P.T.T. maakt bekend, dat met ingang van 1 Januari a.s. de zomerpostzegels en de weldadigheids postzegels. de z g. kinderzegels, beide uitgifte 1940, bulten gebruik worden gesteld en dus voor de frankeering waardeloos worden. Opheffing stakingen bij Departement van Binnenlandsche Zaken voor minder ernstige gevallen Naar aanleiding van in eenige dagbla den verschenen berichten inzake de op heffing van de staking van onder het De partement van Binnenlandsche Zaken res- sorteerende personen zij er op gewezen, dat het enkel de bedoeling is, een modus procerendi in te, voeren, waardoor voor de minder ernstige gevallen, de reeds maanden lang durende stakingen worden beëindigd. Met het oog hierop is door den Minister van Binnenlandsche Zaken be paald, dat de commissarissen der Konin gin alle gevallen van staking en schor sing van de onder het Departement van Binnenlandsche Zaken ressorteerende per sonen vóór 1 December a.s. onder het oog dienen te zien en de staking of schorsing dienen op te heffen, voor zoover met re delijke zekerheid kan worden aangeno men, dat de betreffende personen niét voor ontslag in aanmerking komen. Door het geven van de noodige richtlijnen is er naar" gestreefd eenerzijds zooveel moge lijk rechtsgelijkheid te verkrijgen, ander zijds te voorkomen, dat lichtvaardig tot opheffing wordt ovérgegaan. Bij de op heffing dient in de overwegingen tot uit drukking te komen, dat de opheffing van de staking onverlet laat den voortgang van de loopende zuiveringsprocedure en geschiedt ongeacht eventueel nog te ne men definitieve maatregelen. Een rijk-verzorgde uitgave van „Eereschuld en Dankbaarheid" In een boekwerkje van een twintigtal groote bladzijden, voorzien van een aan tal teekeningen, alles gedrukt op prach tig kunstdrukpapier, vertelt „Eereschuld en dankbaarheid" over haar ontstaan en haar doel. Het begon op eersten Kerstdag 1940 met een kerstviering van gewonde mili tairen in het hospitaal te. Utrecht, geleid door den reserve-veldprediker Ds. Ring- nalda. De N.C.R.V. zond deze bijeenkomst per radio uit, en aanstonds kwamen van zelf giften binnen. Nu is het uitgegroeid tot een organi satie, die moreel gesteund door veldpre- kers en aalmoezeniers, aan vele militai ren en achtergebleven gezinnen zonder onderscheid van geloof, jaarlijks voor 3 ton uitkeert. In het slotwoord wordt geschreven: „Weliswaar is het comité ervan over tuigd, dat de Nederlandsche Regeering niets achterwege zal laten om te zorgen, dat den invaliden zieken en gewonden militairen, alsmede den nagelaten be trekkingen der gevallenen, die hulp zal worden geboden waarop zij recht heb ben, miaar het is zich er ook van bewust, dat de regeering hier wellicht niet of voorloopig nog niet alles zal kunnen doen bij de ve(je na-oorlogsche proble men, welke de aandacht van de Overheid behoeven. En zeker zal er toch altijd plaats blijven voor particulier initiatief, voor den drarig van de Nederlanders, die het zich tot een eereplicht rekenen iets te mogen blijven doen voor hun dappere landgenooten, die zulke groote offers brachten. Welnu, „Eereschuld en Dank baarheid" biedt haar geheele organisatie, haar ervaring, al het haar ten dienste staande materiaal en gegevens aan om die hulp zoo doeltreffend mogelijk te kun nen doen geschieden". Ook Gouda wordt vermeld als een van de plaatsen waar het werk spoedig werd aangevat: „In Gouda bestond een sub comité, dat zich hoofdzakelijk toelegde op de voorziening in de groote behoefte aan textielgoederen in de gezinnen en honderden pakketten verzond. Tevens zorgde dit comité, dat de artikelen, welke de patiënten gemaakt hadden bij de ar- beidstherapie, verkocht werden. De brochure ziet er luxeus uit. Op het eerste gezicht is men geneigd te vragen: is het niet wat al te mooi en duur voor een Comité, dat zich in dienst van' de milddadigheid heeft gesteld? Maar blijk baar is het de bedoeling met een zekere representatie voor de Nederlandsche oor logsgewonden naar voren te komen. De sfeer die er is om hen die zich voor het Vaderland gaven mag niet armelijk en schriel zijn, zegt men door deze uitgave. De practische bedoeling is om op te wekken een financiëele bijdrage te geven door storting op postrekening no. 1142 van de firma Pierson en Co, Heeren gracht 206, Amsterdam, met vermelding „ten behoeve van het Comité „Eereschuld en Dankbaarheid". VOOR WIEN DE KLOK LUIDT door Ernest Hemingway. Waarom geniet de eene schrijver alge- meene bekendheid en een ander niet? Boeken van Sincler Lewis, Upton Sinclair e.a. zijn overbekend, maar bijna niemand kent de werken van Hemingway. Toch behoort hij in Amerika tot de belang rijkste schrijvers van dezen tijd. Hemingway, die in 1898 geboren werd, heeft een avontuurlijk en afwisselend le ven geleid, gereisd in en geschreven over Spanje, Italië, China, Afrika en natuur lijk Amerika. Hij heeft de gave om zijn belevenissen te verwerken in zijn romans en novellen waarin soldaten, partisanen, stierenvéchters dikwijls de hoofdpersonen zijn. Vanaf zijn vroegste jeugd werd hij in alle takken van sport onderwezeft en in Spanje werd hij ook als stierenvechter getraind. In den hier besproken roman, die tijdens den burgeroorlog in Spanje speelt komt ook een boeiend gedeelte voor over dezen Spaanschen „tak van sport". - In dit nieuwe boek „For whom the bell tolls" in 1940 verschenen en nu uitgeko men in Hollandsche vertaling, heeft de schrijver een minder negatieven en cyni- schen kijk op het leven. Duidelijk blijkt dit ook als „de klok luidt" voor den jon gen Amerikaan, den hoofdpersoon uit dit boek. Deze Robert Jordan, die door zijn stu die Spanje en de Spanjaarden goed kent, heeft dienst genomen in het leger van de Republiekeinen in den burgeroorlog. Om zijn groote kennis van het Spaansche volk krijgt hij een opdracht om zich bij een groep partisanen ergens in de bergen te voegen, en met hen hét opblazen van een brug voor te bereiden. Het is een moei lijke, een gevaarlijke en mischien een onnoodige opdracht. Maar dat doet ei- voor Jordan niet toe; hij moet het bevel zoo goed mogelijk uitvoeren. Hef geheele verhaal speeR zich nu af in de enkele dagen van voorbereiding en over het geheel hangt een sombere drei ging van naderend gevaar. De taak van Jordan is nu ook om deze partisanen te overreden met hem mede te werken. Dit is geen gemakkelijke taak want het kan voor hen beteekenen het, moeten verlaten van hun schuilplaats. Pablo, de bendeleider wil op eigen ge legenheid zijn oorlog voeren, maar geen bevelen van den staf opvolgen. Deze man, die vroeger een goed vechter was, is af gezakt tof een dronkaard met een onbe trouwbaar karakter Ergens zegt deze Pa- blo dan ook: „Je moet geen bruggen op blazen in de buurt waar je woont. Je moet op de eene plaats leven en op de andere opereeren. Ik ken mijn zaakjes. Wie nu na een jaar nog leeft kent zijn zaakjes wel". Op slinksche wijze werkt hij Robert Jordan tegen en hij speelt zelfs even een leelijke rol. Het is de vrouw in deze sa menleving van partisanen, een fel leven de, sterke figuur, die na vele avonturen hier terecht is gekomen, die Jordan weet te helpen, en Pablo ook weer in het goede spoor weet te brengen. Ondanks alle achterdocht is er in deze groep van ruwe, soms goedhartige, pri mitief denkende en nog bijgeloovige men- schen een sterk gevoel van saamhoorig- heid. Ieder heeft den ander noodig. Boeiend zijn de verhalen die deze men- schen 's avonds om het vuur gezeten in hun speelonk, doen over hun avonturen: de gruweldaden die ze ondervonden, maar ook die ze bedreven hebben. Temidden van. deze eigenaardige sa menleving, speelt zich in deze enkele da gen van naderend gevaar nog een lief desidylle af tusschen Robert Jordan en het Spaansche meisje Maria, dat ook op een toevallige manier bij dit bergvolk terecht is gekomen. Als tegenstelling van deze rauwe werkelijkheid brengt de schrij ver ons hier in een heel andere sfeer, die soms aan een fijn sprookje doet denken. En al deze gebeurtenissen hebben tot achtergrond den oorlog. De vliegeraan vallen, het organiseeren van een offensief, dat als het rolt, evenals een lawine niet meer te stuiten is, ook al blijkt de zaak verraden en een offensief onnoodig. Da is de oorlog. Dan komt de beslissende dag: posten worden overvallen, de brug vlieg op hét juiste moment op de juiste manier in de lucht, maar Robert Jordan kan niet tijdig vluchten en hij alleen komt er bU om. Het is voor hem „dat de klok luidt Men moeet eerst wat wennen aan den stijl van Hemingway; vooral de dialoog is wat kortaf, wat afgebeten, maar zoo indringend, zonder een woord teveel, da men het heeie boek, dat ruim 500 biz. telt van het begin tot het einde gespan nen doorleest. De boeken van Hemingway zijn in d Openbare Leeszaal aanwezig. A.J v- a v •X

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Groot Gouda | 1945 | | pagina 2