engelenzang gestalten om öe kRiBBe keRstmis nu lAoe heeRlijk klonk het juBellieö, 'toen miööen in öen nacht het engelenkooR met gouden hasp zijn hemelBooöschap BRacht. „zij goöe eee"! „öat vReöe op aaRö, öcr eeuwen stRijö veRvangt" öe weRelö hooRöe eeRBieóig stil öen Blijöen engelenzang. en toch ligt onze weRelö nog in zonóe en ooRlogswee, teRwijl zoo vele eeuwen lang weeRklonk öat lieö van vrcö. öe menschen irt hun eigen waan zijn öoof voor 's hemels öRang o, zwijg toch stil, gij menschenkinö, en hooR öen eng'lenzang. KERSTBIJLAGE van het Dagblad „GROOT GOUDA" 24 December ,1945 kees Boeke f>e teqenwooRQiqe leeRmeesteR van öe pRinsesjes, ovectuiqö stRijöeR voor weRelövReöe. Kerstmis 1945. stroöm en op onze tafel kan toch in ieder geval weer staan een ste vig maal, een goede boterham. Het komt het dan toch, dat nog zoo velen steeds weer klaar staan met op- en aanmerkingen, altijd gereed tot critiek op hen die aan den opbouw: meedben, terwijl zij tzelf nog: niet eens een steen aan dragen? Het antwoord hierop moet lui den, dat dezulken nog steeds den vrede niet hebben gevonden. Wel verwachten zij deze van an deren, evenals zij verwachten, dat anderen de moeilijkheden voor hen uit den weg ruimen. Wij moeten deze menschen, zoo zij in qnze omgeving voorkomen, helpen, wij moeten hen helpen - zoo wij niet zelf behooren tot hen - den weg te vinden tot den vrede, den vrede in eigen hart. Want er is, na de bevrijding over velen, ja zeer velen, een gevoel van teleurstelling gekomen. Wij hadden ons zoo voorgesteld, dat alles weer spoedig zou zijn te ruggebracht op het oude peilMaaT zoo eenvoudig is het niet. Daar voor is er te veel ontwricht. Aller lei loopt telkens vast. De eene or-' ganisatie doorkruist de andere. Het heeft er ajles van of men hier nutteloos baantjes sticht, terwijl el ders het noodige werk blijft lig gen. In persoonlijke verhoudingen is er door oorzaken als lange af wezigheid veel ontspoord. Toch hebben zeker ook zij on gelijk die zich hebben gedroomd, weer te kunnen gaan leven in het oude wereldje van 1940. Hebben zij zich wel eens rekenschap gegeven, dat ..dit verlangen onjuist is, dat wij, door den oorlog en ons geza menlijk verzet tot één vasten band gesmeed, moeten medewerken aan een betere gemeenschap, aan den opbouw van éen land, waar voor iedere hand, die tot werken ge schapen is, ook werk is. Wij willen' toch' niet meer een land, (i waar werkloosheid heerscht, waar een goedwillend arbeider wordt uitgestooten uit het produc tie-proces. Een ieder van ons zal zijn bij drage moeten leveren, niet alleen aan den materieelen, doch ook aan den geestelijken opbouw van ons land. Kerstmis nu wil ons -helpen, het is het feest van Geboorte, dus van schepping in de eerste, en van vrede in de tweede plaats. In dit licht willen wij deze Kerstmis zien. Wij spraken van geboorte, over iets scheppends djus. Wij allen, wij kunnen daaraanqjedewerken, wij willen vriendschap gaan zaaien en het zaad zal ontkiemen en op groeien tot een plant. Zop gaan wij weer vriendschap oogs'en. En dat zal moeten gaan van mensch tot mensch, en van stad tot stad, ja van land tot land. Alleen weder* zijdsch begrip en eerbied voor el kanders principes zullen de gron den zijn, die het mogelijk zullen maken, dat er vrede zij en blijve- En als wij over vrede spreken, laat het dan in het licht van dit feest van heden gezien worden, niet in de eerste plaats deru vrede» die een eind maakte aan een schiet onmenschelijken strijd, maar dien vrede, die een vrede des harten is. Als wij deze feestdagen zoo be leven, eeren wij Hem. wiens ge boorte den grondslag daarvan rs- In den Bijbel staan weinig ge schiedenissen die zoo tot de ver beelding spreken als de geboorte verhalen uit de Evangeliën. In den loop der tijden zijn de schilders er telkens weer door ge grepen en hebben er een liefelijk beeld of een grootsch tafereel van ontworpen. Tegelijk ligt er in al wat zich om Christus' geboorte afspeelt een fijnen zin besloten. De bonte men- schengroep om de kribbe van het kind Jezus is als een spiegelbeeld van de mogelijke gedragingen van den mensch tegenover de prille zuiverheid die in de wereld ver schijnt. Stuk voor stuk staan wij een oogenblik bij elk van de omringen de figuren stil. En daar waren herders in du - zelfde landstreek, zich houdende ii het veld, en hielden de nachtwach over hunne kudde. De herders/zijn gewone menschen bezig met't dagelijksch werk. Bij dc met het dagelijksch werk. Bij dc verschijning van het Engelenkoor „vrcezen zij met groote vreeze". Zii zijn bang als het goddelijke doorbreektdat is een orde, waar aan zij niet gewend zijn en dr ongetwijfeld be "eekent, dat veelza1 vallen, wat to" beden. rechtop stond. Toch hebben hun weinig ont wikkelde geesten een goeden grond Zij zijn nog niet geheel vastgebon den aan den sleur der dingen. Zij gaan met haast naar de kribbe en vinden daar het Kindeke. Er staa' niet eens bij, dat zij het kind aan beden hebben. Misschien was de angst nog altijd niet geheel uit hun hart verdwenen. Maar in al hun onbeholpenheid hebben zij toch zeker in diepen eerbied bij de kribbe gestaan. Naast hun natuurlijke angst hebben zij toch ook een natuurlijke eenvoud rvan hart, die hen in staat stelt, het goddelijke in het leven te ont moeten. Zij gaan wel direct naar hun werk terug, maar het heeft toch zijn invloed op hun leven. Want zij keeren weder .verheerlijkend; en prijzende God". Zij houden niet op hun dienst te doen bij hun kudden op de don kere velden. Maar de Kerstnacht moet hen altijd bijgebleven zijn. Zie eenigw ijzen van her Oos'e zijn te Jeruzalem aa' gekrmi n, zcj gendeWair is de gehort n Kom der Joden? want wij hehhen ge irr zijn $ter in her, Oos-en, en zijn ge komen. om hem e aanbidden De Oostersche Wijzen zijn wel een geheele andere verschijning dan de herders. Zij zijn mannen van kermis en wetenschap. Den sterrenhemel heb ben zij doorvorscht en zij weten alles wat hun tijd er van had ont dekt. Hun wordt niets aangekondigd. Zij hebben integendeel reeds lang gewacht op de komst van den groo- ten Koning. En him werkelijke wijs beid blijkt wel het allermeest hier- I uit, dat zij niet teleurgesteld wor- den door de nederige verschijning van het goddelijke, maar dat zij „nedervallende hebben aanbeden" en „hun schatten opengedaan heb bende geschenken brachten: goud, wierook en mirrhe". De Wijzen zijn de menschen van kennis en macht, die deze gaven het evangelieverhaal zien dat ieder naar zijn aard, Christus kan ont vangen: in de simpelheid van de herders, de wijsheid van de Ma giërs of de ontvankelijkheid van Maria. R. Kerstmis 1945. Wat zegt ons dit schoone kerkelijke feest dit jaar wel zeer in het bijzonder? Het legt ons allen een plicht op. den duren plicht, die van dankbaar zijn. Op dezen Kerstdag gaan zeker de gedachten van allen terug naar die Kerstmis van 1944, een Kerstmis, zoo erg en zoo ingrijpend in het leven van ons vdlk en ons persoon lijk, als wellicht nog nimmer in de geschiedenis van ons vaderland is voorgekomen. Waar wij ook, en op welk gebied ook, een vergelijking trekken, altijd zal het voordeel uitvallen voor het Kerstfeest van dit jaar. Wij zullen op deze plaats den 1"zt niet meer tfaan herinneren aan al dat verschrikkelijke, dat ons vorig jaar December en daarna nog vele maanden? omringd heeft. Te goed leeft in ons allen, ja tot diep in de ziel van het kind, dat overigens, zijn leed snel weet te vergeten, de herinnering daaraan voort. Neen, het is beter voorwaarts te zien en ons elkander de belofte te doen, dat een volgend Kerstfeest al weer beter zal zijn dan dit. Voor schier onoverkomelijke mpei- lijkheden hebben al diegenen ge staan, die in hoogste functies lei ding aan ons land geven. Het is niet altijd dankbaarheid, die zij daarbij ondervonden hebben. Maar niemand zal ons kunnen tegenspreken, wanneer wij zeggen, dat door al diegenen, die na den meer dan ontredderden toestand, waarin onze bezetters ons land ach terlieten, onnoemlijk veel bereikt is. En zij, die dit tot stand brachten, verdienen daarvoor onzen dank Vant dit Kerstfeest 1945, wij bren gen het weer door in een huis, dat verwarmd is, in een huis, dat weer voorzien is van gas en van met vreugde stellen in dienst van het goddelijk-menschelijke. Toen heelt Herodes de Wij en heimelijk geroepen en vernam naar- tiglijk van hen den tijd, wanneer de ter verschenen was De figuur van Herodes staat don ker tegenover de groep van de Oostersche Wijzen. Zijn uitwen dige koningsmacht is z'n één én al. Hij wordt „ontroerd", als hij hoort, dat de Wijzen zoeken naar een Koning der Joden, die niet in zijn paleis geboren is. Hij wendt zich tot de Schrift geleerden. Hij stond anders niet op te besten voet met hen. Maar daar moet 'n mensch overheen stappen als z'n belang op het spel staat. Hij krijgt gelukkig uitsluitsel. Nu moeten de Oostersche Wij zen hem weer verder helpen. Na tuurlijk houdt hij van den konink lijken weg. Maar het is beter, als het om de macht gaat, in stilte te handelen. Zijn vossenaard spreekt duidelijk uit zijn heele handelen en de kindermoord te Bethlehem is het klaar .bewijs van zijn wreede on verbiddelijkheid. Doch Ma it i ewaarde deze wo r- len alle t"z men, Oi». r]e. g nde die n haar hart Maria is de gestalte van volle ontvankelijkheid. Haar geest zuigt het alles als het ware in. Er#staat niet, wat Maria deed. De herders, d'"* Wijzen Herodes: zij vormen allen een bewegelijk tooneel. Zij komen, zoeken en intrigeeren. Zij aanbidden en brengen gaven. Van Maria staat alleen: dat zij bij zich zelf het gebeurde overlegt. Zij is een stille figuur, vol van innerlijk leven. Zoo hebben ook de schilders van alle tijden in de Madonna de stilte en de weekheid gelegd. Zij is als ingedompeld in het wonder der jonge god-menschelijkheid. Het lichtschijnsel van het kin deke valt allereerst op haar. Dit is het verpuurde vrouwelijke Godsgeloof. t De mensch kan, als Herodes, be vangen zijn in een waan van groot heid en eigenbelang. Daarnaast doet w

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Groot Gouda | 1945 | | pagina 6