Margaretha van der Marck
11 I Het dorp WaddinxveerÉftte^1
Links: Jan de Ligne. Rechts: Margaretha van der Marck
C. Verlooij
Waddinxveen vormt in de 'grote' geschiedenis slechts een voetnoot. Dat geldt
niet altijd voor personen die in hun tijd van betekenis waren voor ons dorp.
Zo verkeerden Margaretha van der Marck en haar man Jean de Ligne in de
hoogste kringen van het toenmalige Europa.
Ambachten of ambachtsheerlijkheden waren in
Holland en Zeeland tot het einde van de achttiende
eeuw de kleinste bestuurlijke eenheid (wij zouden
het nu gemeente noemen). Een ambachtsheerlijk
heid of lage heerlijkheid was een heerlijkheid van
een ambachtsheer (of vrouwe). In de zestiende
eeuw, in het gebied van het tegenwoordige Wad
dinxveen waren dat de ambachtsheerlijkheden
Groenswaert, Peulyen en Snijdelwijck en de hoge
heerlijkheid St. Hubertsgerecht. De ambachtsheer
lijkheid onderscheidde zich van de vrije of hoge
heerlijkheid doordat de heer geen jurisdictie in
halszaken bezat. Naast rechtspraak behoorden
ook bestuur en wetgeving tot de competentie
van de heer. Deze liet de uitoefening van al deze
bevoegdheden meestal over aan een door hem be
noemde schout (werkelijke uitvoering door schout
en schepenen). Voorts had de heer onder meer
recht op allerlei heffingen. Oorspronkelijk waren
de ambachtsheerlijkheden in handen van edel
lieden. Later werden ze veelal gekocht door rijke
burgers en door steden.
Wie waren nu die edelen en rijke burgers die in
deze omgeving de scepter zwaaiden? In een aantal
VROUWE VAN NOORD-WADDINXVEEN EN ST. HUBERTSGERECHT (1527-1569)