HART VAN HOLLAND REGIO 8 AUGUSTUS 2012
11
De herinneringen van Jan van Ardenne (1927),
militair in Nederlands-lndië
de macht en werd Indonesië later
onafhankelijk. Indonesië is zo uit
gebreid, met honderden eilandjes
en hun bewoners, en er was geen
tv en meestal ook geen radio's, dus
wisten sommige Indiërs niet eens
dat de Tweede Wereldoorlog voor
bij was.
Onze taken
Ik werd ingezet als motorordenans
en monteur. Mijn taak was het
overdragen van mondelingen
boodschappen voor mijn majoor.
Als er motoren of auto's kapot wa
ren moest ik die maken, maar er
was bijna geen materiaal, alles kon
ik alleen provisorisch maken.
We moesten mee met de tweede
politionele Aktie en het land in
nemen en doorkammen op weg
naar Batoeradja, bezetten en zui
veren. Dat duurde dagen, kapotte
bruggen en bomen op de weg en
beschietingen. Onze vijand was
het leger van Soekarno, die alles
aan zijn kant wilde hebben en de
macht. Voordurend was je in ge
vaar. Ik had een engelbewaarder,
zo voelde ik het. We werden eens
door twee verpleegsters geroepen
die met ons uit Nederland waren
vertrokken en daar in een hospitaal
werkten. Ze hadden gehoord dat
het vijandelijke leger alles roofde
van de Indiërs, die uitgehongerd
waren. We kwamen bij een hut
waar twee nog levende geraamtes
lagen die we naar het ziekenhuis
vervoerden. Wij reden met een
bren (snelvuurgeweer), ik zelf reed
met een sten. Overal was gebrek
aan water en dan met die hitte.
Wij moesten water met vrachtwa
gens met tanken uit de rivier halen
en naar de militaire posten bren
gen, daar werd het gekookt en er
werden pillen voor de zuivering in
gedaan.
Olifantje
Er heersten veel ziekten zoals dy
senterie en malaria. Ook werden
gewonden verzorgd en sommigen
waren overspannen of hadden
heimwee. De dokters die er waren
moesten alles doen, zelfs opereren
hoewel ze geen specialisten waren.
Maar in nood deden ze alles, ik heb
daar veel respect voor.
De wegen in dat oerwoud waren
slecht, we reden door moerassen
en over ongelijke wegen, mijn mo
tor viel vaak om als ik in een af
druk van een olifantenpoot terecht
kwam. Ook ben ik eens 's nachts
'fn een diepe put" gevallen met de
motor en gewond geraakt. Je zag
's nachts geen hand voor ogen. We
vonden eens een olifantenjong dat
verstoten was. We namen hem mee
en zetten hem een paar dagen in
Jan bij het olifantje.
V
De slaaphut, rechts zit Jan.
een schuurtje om bij te komen en
gaven het eten. Maar nadien wilde
hij niet meer weg en bleef om ons
heen lopen, het was een lief beest.
Tijdens de moessonregens waren
we in de stad Pelembang, door de
hoosregens liepen alle gewelven,
waar ratten zaten, onder. Het werd
een rattenplaag. Ratten zo groot als
katten liepen overal, op de straat
en in gebouwen. We waren net als
de rattenvanger van Hameien.
Enkele van onze vrienden sneuvel
den, dat was heel erg. Van ons ba
taljon zijn er zeventien gesneuveld.
Zij werden in Indië begraven, maar
later werden hun stoffelijke over
schotten naar de grote militaire
begraafplaats in Batavia gebracht.
Ik heb veel meegemaakt maar alles
wil ik niet schrijven.
Naar huis
Na twee en halfjaar mochten we
naar huis. Sommige Indiërs huil
den. De meeste KNIL militairen
konden naar Nederland, maar kre
gen hier niet de eer en beloften die
hun toekwamen. Wij kregen een
lintje voor orde en vrede, tegen el
kaar zeiden wij: voor bloed zweet
en tranen. Eindelijk was ik thuis
bij mijn familie en mijn meisje,
maar ik mocht haar niet zoenen
van moeder waar haar kinderen bij
waren. Dus zongen we liedjes die
eindigden met 'Maar mijn moeder
is er altijd bij'. We trouwden in au
gustus voor de wet en pas 10 juni
een jaar later in de R.K-kerk. Alles
De legerwagens.
was ontregeld en er was grote wo
ningnood. We gingen in Maassluis
inwonen en kregen later een huis
in Moordrecht en kregen vijf kinde
ren. We waren onlangs zestig jaar
getrouwd. Ik kreeg van de burge
meester een lintje omdat ik 45 jaar
als slagwerker bij de muziekvereni
ging was en ander vrijwilligerswerk
had gedaan.
Veteranen
Ik ben penningmeester van de ve-
teranenclub van Gouda en omge
ving. We hebben nog dertig leden
maar het aantal wordt helaas door
sterfgevallen steeds kleiner, we
zijn allemaal oud geworden. We
brengen een blad uit met de naam
'Check Point' en gaan jaarlijks naar
de veteranendagen. We hebben
daar een speciaal kostuum voor, vol
met lintjes en medailles. Het werd
gehouden in Wageningen, Dalen,
Den Haag en in Roermond, daar is
ook het grote oorlogskerkhof. Hier
in Nieuwerkerk aan den IJssel zijn
wij er ook bij met de kranslegging
bij het monument voor oorlogs
slachtoffers, dit jaar op dinsdag 14
augustus. Mijn zoon Leo is ook ve
teraan; hij diende in Libanon, dus
samen gaan we naar de herdenkin
gen. Maar toch blijven we een ver
geten leger, je leest er bijna nooit
over en ik zie ook geen boeken in
de bibliotheek. Maar de strijd in In
dië heeft wel het leven aan 2500
jonge jongens gekost."
Begrafenis van een vriend.
De Moordrechtse Elly van Gelderen gaat voor het Hart van Holland op pad
om oude tijden te doen herleven. Elly is als vrijwilliger en interviewer actief
bij de Moordrechtse Historische Vereniging.
Zij is auteur van de boeken "Herinneringen rondom de Hollandse IJssel" en
"Leven en werken rond IJssel en Lek", waarin zij onder andere verhaalt over de
slechte arbeidsomstandigheden van de steenplaatsen en touwbanen langs
de IJssel, over verdwenen beroepen (rietsnijders en zalmvissers), verdwenen
scheepswerven en andere bedrijven, oorlog, watersnood enzovoort.
Bernard Kazerne kreeg ik een oplei
ding in pantserafweer, een onder
steuningscompagnie Bataljon 5-8-
R.l. De eerste vrijwilligers waren al
als militair naar de Nederlandse
kolonie Nederlands-lndië. Ons pe
loton moest gedwongen naar Indië.
Mijn moeder vond het vreselijk,
maar ik vond het wel een avontuur,
want je kwam vroeger nier verder
dan de straat, school en de kerk.
Per schip
Met ongeveer zeshonderd man van
ons bataljon vertrokken we op 27
februari 1948 met het schip De
Zuiderkruis met nog honderden
andere soldaten naar Indië.
Ik, en veel anderen met mij, waren
vier weken zeeziek. Dat was vrese
lijk, we sliepen vijf hoog. Er was
een tussenstop in Port Side bij het
Suezkanaal. Daar lag een schip met
Engelse militairen die terugkwa-
Bertha en Jan.
men uit Indië, ze wezen met hun
duim dat wij beter terug konden
gaan, we hadden daar niets te zoe
ken, volgens hen zou Soekarno het
met zijn nieuwe leger wel rooien
daar.
De aankomst met ons schip was in
Palembang op Sumatra. Vandaar
naar een oerwoud waar we onder
dak kregen in de hutten waar de
Jappen hadden gezeten, met op
klapbare veel te korte bedden voor
Hollanders. Wij hadden de taak om
de orde te herstellen en de Jappen
te verjagen naar hun eigen land.
Het was een onbestuurbare bende
daar, moordenaars, criminelen,
rovers en vechtjassen. Men wilde
de Nederlanders weg hebben. We
werden opgevangen door de KNIL,
het Kon. Nederlands Indische leger,
(dit waren de Ambonezen die later
Molukkers werden genoemd, zij
vochten voor Nederland en waren
tegen het regime van Soekarno.)
Zij hadden ervaring en leerden ons
veel, hoe we moesten vechten,
onder andere in de oerwouden.
Ze leerden ons ook de gevaren.
Zelf heb ik nog een poosje bij de
KNIL gediend maar ze kwamen
me terughalen. Hollanders had
den Soekarno gevangen genomen
maar moesten hem later weer vrij
laten. Uiteindelijk kreeg hij toch
Nieuwerkerk aan den\
IJssel - "Toen ik nog ind
Maassluis woonde bij
mijn ouders met hun
negen kinderen moest
ik naar militaire dienst
in Amersfoort. Tijdens
verlof was ik een keer
bij mijn oom in Moor
drecht toen ik in de tuin
van zijn buurman een
leuk meisje zag staan.
Van het een komt het
ander, Bertha van Gen
nep werd mijn verloof
de en schreef later veel
brieven naar Indië.
Veteranen Jan en zoon Leo.
Jan op de motor.