SCHOONHOVENSCHE COURANT WEEKBLAD ZONDAG 27 MAART. r 39. 1870. I: VOOR OE KRIMPENER-, «LBLASSER- EN LOPIKERWAARD. z* n I LT es, ut le* IX. on BUITENLAND. HET’1 KIESRECHT. I 4 k vór« JS. HUI BEIER COURANT Voor Schoonhoven per drie maanden 0,60. Franco per poet - 0,75. geen kiezer wezen, te zeggen, dat ieder Het kiesrecht ton de leid aan D- itee- 660) bt- kèra Seen ipier *M) coqs ndel* Ptf». den ®de and* W*. koo iden PW N. PK X) 8. W. N. van NOOTEN te ScsooNHaViN, K Vilffevert. PING. 'Mt ren, da mer- ter en: b{j- en, ion oor 'en- i en >ut, len- van col- ten 537) PRIJS DER ADVERTENTIES Van 1 tot 5 regels 0,50. Iedere regel meer- 0,10. Groote letterVnaar plaatsruimte. Inzending franco. ligt niet daarin, dat de maeht Tan den vorst wordt beperkt door een staatsregeling, maar hierin, dat de wetten van het land worden vastgesteld door den vorst in gemeen overleg met zijn volken dat op-zijn bestuur door liet volk wordt toege- zien. Die macht nu van het volk wordt uitge- opfend door de volksvertegenwoordigipg en daarom zegt onze grondwet ook met zoovele woorden: *de Staten-Generaal vertegenwoordigen het geheele Nederlandsche volk”. Zal nu het gantche volk medewerken tot de ver kiezing van de leden dier Staten-Generaal, zal men hebben een algemeen ttejnrechtzooals in Frankrijk, in'Amerika, in den Noordduitschen Bond Zoo neenwaarom niet, en welke grenzen zal mendan trekken? Zijn die grenzen altijd ruim genoeg en moeten zij thans niet worden veranderd Ziedaar loo vele vragen, die in den tegen woor- digen tijd van zelf oprijzen en waarop velerlei antwoorden worden gegeven. Het is ons er he den niet om te doen die menigte te vergrootep, door er ons antwoord aan tóe te voegen. Alleen willen wij deze hoofdvraag stallenwelk beginsel moet iedere regeling van het kiesrecht beheer- schefi? Immers, wanneer het beginsel niet vast staat is iedere verdere redeneering onmogelijk. Wanneer het hoofdkarakter der constitution- neele monarchie medebrengt, dat de leden der Kamer met den Koning en zijne minister^ moeten samen werken tot het vaststellen der wetten en toezicht moetek uitoefenen op het bestuur van eerstgenoemdendan kan niet ieder Nederlander lid der kamer wezen. Tot het vervullen van zulke belangrijke staatkundige plichten is niet ieder in staat. Datis, dunkt ons, recht duidelijk. Evenmin als iedereen zoo maar burgemeester, schoolmeester, fabriekant of ,wat ook wezen kan, evenmin is iemand, die, zonder eenige opleiding te hebben genoten, van achter den ploeg naar de kamer wordt gezonden, een geschikt kamerlid. Wanneer het volk kiest, dan is het niet zijn doel maar iemand naar den Haag te zenden, om wat te schetteren of te praten, maar dan denkt het volk er wel degelijk aandat die vergaderde heéren de wetten vaststellen voor het geheele land en wil het dat er goede wetten worden gemaakt. Daarom moet men ook hebben goede kamerle den, d. i. mannen bekwaam door kennis en ver stand, edel van karakter. Waarom stelt dan de grondwetgeen ver- eischten, waaraan de candidaten voor de kamer moeten voldoen? Omdat zoo iets onmogelijk zou wezen en met den aard eener volksverte genwoordiging in lijnrechten strijd. Ónmoge lijk, omdat in ieder geval de hoedanigheden van het karakter niet aangewezen en niet on derzocht kunnen worden. Het beste examen voor ietnands karakter is zijn leven dat toont ons beter dan iets anders, wie hij is. En bo vendien de belangendie in de vergaderingen der Staten-Generaal ter sprake komen, zijn zoo velerlei, dat ook voor de bekwaamheid der af gevaardigden onmogelijk vaste eischen te stellen zijn. AJ de belangrijke feiten van het zoo rijke maatschappelijk leven moeten er worden beoor deeld, èn daarom moeteil de kiezers zoo vrij mo gelijk zijn in hun keus. Wanneer ook maar aan een enkel van de nationale belangen de gele genheid benomen was ter eeniger tijd in ’s lands vertegenwoordiging te worden behartigddan zou het geheele vertegenwoordigend stelsel miskend zijn. Daarom bepaalt de grondwet dan ook niets anders, dan dat de leden der Tweede Kamer den leeftijd van 30 iaar moeten bereikt hebben, eu dat zij zijn Nederlanders, aan wie de uitoefe ning hunner burgerlijke en burgerschapsrechten niet ontnomen is. Moeten er alzoo waarborgen voor gezocht wor den^ dat de vertegenwoordigers van het volk be kwame en edele mannen zijm, en moeten daarbij de kiezers de ruimst mogelijke keuze hebben,. 4 dan blijft niets anders overdan dat die waarbor gen gevonden worden in de bepalingen omtrent het kiesrecht zelf. Een vertegenwoordiging bestaat in het belang van het geheele land, en dat be lang kan niet medebrengen, dat b. v. een groote meerderheid uit het onontwikkelde en onzelf standige gedeelte der natie nietswaardigen afvaar- digt, die alles bederven. Het nederlandébhe Volk wil niet beheerscht worden door een massa, die niet het minste oordeel hebben kan Over de be langen van het geheelen die alzoo wordt bf een bandelooze troep bf een werktuig in de han den van eepige leiders. Het kiesrecht moet zoo ver mogelijk worden uitgebreid en geen geschikt - kiezer mag worden uitgesloten. Maar zoodra men stuit op een massa ongeschikte kiezen, dan zegt men n basta” en doet de deur dicht. Van wïen het zeker is dat hij geen belangstelling, geen geschiktheid, geen ontwikkeling, geen zelf standigheid hééft, die mag g Daarom is het verkeerd t die belasting betaalt, kiezen moet, is niet een rechtdat men koopt voor eenige guldens, maar bet is een plicht, dien men uit oefent in het belang van het geheele volk. De vereischten nu, waaruit de geschiktheid der kiezers blijken moet, zijn niet zoo gemak kelijk aan te geven. Ónze grondwet neemt aan den census, en schrijft voor, dat ieder meer derjarig- ingezetene, die niet van zijne burger rechten verstoken is en een bepaalde som in de directe belastingen betaalt, kiezer is, terwijl die som naar de verschillende plaatselijke toestanden voor de onderscheiden gemeenten verschilt, zoo als dit nader door de kieswet geregeld wordt. Waarom zulk een census Omdat men aan neemt dat het bewijs tan geschiktheid te vin- -den is in zekeren toestand van materiëele wel vaart, en die toestand blijken kan uit den aan slag in de belastingen. Of nu onze grondwet én onze kieswet het aangenomen beginsel goed uitwerken is een an dere vraag. Maar het hoofdbeginsel dat bij iedere wijziging van het kiesstelsel heerschep moet en voor geen enkele theorie mag wijken, blijft dit: het kiesrecht is niet een recht, dat men koopt, of dat men reeds bezit, zoodra men Nederlander ishet kiesrecht is de plicht om mede te werken tot het vormen eeuer bekwame vertegenwoordiging, en die plicht mag nipt wor den opgedragen aan, hen; die tot zijn vervul ling ongetekikt zijn. Dinsdag-morgen is het proces tegen Prins Pierre Bonaparte voor het hoog gerechtshof te Tours aangevangen. Reeds des morgens ten 9 Al meer en meer beginnen zich tegenwoordig rdemmen te verheffeé tegen de regeling van^ het kiesrecht, zooals die sintshetjaar 1850 in Ne derland geldt. Geen wonder. Het is met het ondérmaansche nn eenmaal zoo gestelddat alles langzamerhand beter moet worden en dat het anders slechter r| wordt. Voor de staatsinstellingen van een land is dat boven alles waar, want die instellingen zijn voor een volk, in zekeren zin, wat de kleederen zijn voor den mensch. Niemand zal zoo dwaas zijn te meenen, dat een jongen van 16 jaar nog" maar hetzelfde buisje moet aanhouden, dat hij droeg, toen hij 12 was, en wanneer de een of andere vader soms zoo dwaas wezen mocht, dan zou het noodzakelijk gevolg daarvan zijn, dat het' buis scheurde en de armen van den «zoon er door gingen steken/ Zulk scheuren van een buis draagt, wawr het4aatamsteilw»gen betreft, den schrikkelijken naam revolutie. Dan verbreekt de natie met geweld de wetten en instellingen, die haar te eng zijn gewonen, dan stroomt het bur gerbloed dan staan alle bedrijven stil, dan heeracht er een der grootste rampen, die de maatschappij ooit kunnen overkomen. En aan waen is dan de schuld vftn al die el lenden? Aan den vader, die niet bij tijds den kleermaker liet komen otó zijn zoon een ruirper buis aan te metenaan de keizers en koningen die hun volk met .de verouderde wetten lieten voortleven. De wijze vaders zijn de mannen van den voor uitgang de dwaze vaders zijn de mannen van den' teruggang of de reactie. Waarop komt dan eigenlijk het fijne van de staatsmanswijsheid neer? Op niets anders dan op de kunst van goede, kleermakers te wezen voor het volkkleermakers die Zoo juist dé maat .ne men, dat dé afgewerkte jas hem, die ze'draagt, niet zit als een keurslijfje en ook niet alamen zak, kleermakers die bovendien zorgen dat de kleeren 'altijd een weinig rop den groei” zijn gemaakt, zoodat men ze nipt ieder oogenblik behoeft te ver anderen. Wat is er nu van het kiesrechtnl. van het recht om leden naar de Tweede Kamer af te vaar digen De grondwet’ van het jaar 1848 dééd op dat gebied een heelen stap vooruit. Vroeger werden de leden der 2de Kamer gekozen door de Provin ciale Statendie staten door de ridderschap, eenige kiezers van het platteland en de besturen der stedendie stedelijke bestoren door kiescollegiën en deze collegiën eindelijk door de ingezetenen. In 1848 vielen al die onnoodige hinderpalen weg en werd er eenvoudig voorgeschreven, dat de le den der 2de Kamer rechtttreek» zofiden worden gekozen door de ingezetenen zelf. Waarom? Omdat de kamer moet wezen de vertegenwoordiging -van het volken een verte genwoordiging in den waren zin vin het woord niet bestaat, wanneer niet het volk zelf de per sonen aanwijst, aan welke het die groote taak toevertrouwt. Het hoofdkarakter immers van de constitution- neele monarchie, zooals ons vaderland die bezit,

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1870 | | pagina 1