1 N tte o meer ande schei Deze te b die i aan nog weg tijd neesl voor steri verb twijl door gerei G al di burg niet den haah nabi irSoi Dr. stem Inj midi den op 1 den log fend hoor conf te g Tern tile moei Uilin gedeelte ijder te- twee t ende Silver- goedertierentlijck geper ini teert, gelijck elve permiteren mits desen 1 boven de >udt, «moch verlies op van de «-parten van dat is (den een gulden once son wordt fijn acht en twintichite V< Fr i— V van opg en van W. A. AJ H. H zam T woi deel dig, van gen -ten V aan KERKNIEUWS. HERVORMDE KERK. Beroepen: naar Barneveld B. Mossel te Renkum, naar Elburg Nonhebel te Muiden, naar Hoornaar van Dis te Heikopnaar Overechie Ringnalda te Aar- landerveen, naar Marken de cand. Ebbinge, naar Koltumc.a. van der Weyde te Abcoude, naar Pij- naart Duval Slothouwer te Kralingen. AangenomenScheveningen door L. Kan de Beer. Bedankt: voor Wagcningen Duval Slothouwer te Kralingen, voor Zuid-Beierland en voor Enter Cal- l^nbach te Bergtchenhoekvoor Zaanulag Reijerkerk te Qraft, voor Nieuw- en St. Jboet land Ringnalda te Aarlanderveen, voor Vrouwepolder van Beusekom te Vinkeveenvoor Kockengen Lazonder te Berkel e. a., voor Koltum e. a. Magendans te Baaatbrugge, voor Ideegahuiten en Piaatn Westerloo te Woni, voor Kollum Hulsman te Broek op Langendijk. Overleden: de Jong te Waspik. BtJRGKKLIJKR STAM). GEMEENTE SCHOONHOVEN. Ingeschreven van den 29. tot den 29. Juli 1870. Geboren: Johannes en Metje, ouders H. Koene en E. van Zante. Aleida Gijsbertha Jacoba, ouders G. Okhuijzen en K. de Korte. Klasinaouders D. van Oosten en F. Ipenburg. Louis, ouders J. Schenk en A. Rubens. Overleden: Levenloos kind van het mannelijk geslachtouders C. Pense van der Aa en J. de Haan. J. de Joode, oud 33 jaren, echtgenoot van H. van Eek. Snelpersdrukkerij 8. W. N. van NootenSchoonhoven. gen drie guldens drie stuivers. I Gd. St. Pen. Het marck tot23p10 de once 2Ij Ende hebben wijders de Goudt e smeden <2. ‘22”_2 Wij dezelve permiteren mils' voorz. intrinsycque waarde van ’t Got voor laccagie, smeltagie, alloij, valsche of quade penningen 1), intrest, kooper te mogen afnemen drie thiende-par een Ducaat op yeder once goudt, u ducaet tegen vijf gulden gerekend) tien stuivers, ende dat over yeder van ’t goudt, ’t welck ghenoemt goudt; Ende een aJ.l ...2.2'L van een silvere Rijder, dat i» (den Rijuv. gen drie gulden drie stuivers cours hebbende) stuivers ende vier penningen op yeder once silver.” Het Plakkaat Van 20 Maart 1728j (geteekend Willem Buys) is gericht tegen den handel in gouden en zilveren werken ten platten lande, vmogende dien handel, aldaar niet gedreven, noch goud en zilver Kasthouderijen op Dorpen of ongeprivilegieerde plaatschen toegelaten worden.” Een Extract uit de Resolutiën van de Staten van Holland en West-Friesland van Vrijdag 23 October 1733, (mede geteekend Willem Buys) werd genomen, naar aanleiding van een request van Deken en Overluiden van het goud en Zil versmid gilde te Amsterdam, en is verdeeld in 11 artikelen, waarin wordt vastgesteld het gehalte der kleine keur van 10 Penningen en de vol gende eed voor de Zilversmeden wordt voor- geschreven. ^Formulier van Eed te doen bij alle werk- baazen in Goud en Zilver. «Ik beloove en zweeredat ik geen goud of zilver zal verwerken, of doen verwerken, het welk ik weete dat is beneeden den voet of keur respectivelijk bij de Edele Groot Mog. Heeren Staaten van Holland en West-Fiiesland daarop bestelt en beraamt, te weten, onder de drie en twintig caraten acht grain,ter remedie van een grain; (dat is 23 Caraten 7 grain) ten aan zien van de werken van het goud, welk men noemt 'fijn goud; En onder de twee en twintig caraten ter remedie van een vierendeel van een caraat (dat is 21 caraten 9 grain) ten aanzien van het goud hetwelk men noemt werk goud; En onder de elf penningen acht grain, ter remedie van drie grain (dat is onder de 11 penningen 5 grainten aanzien van zilveren werken van de groote keur; En onder de tien penningen ten aanzien van het zilver van de kleifte xeur. Maar dat ik de voorschreve respective keuren zal on derhouden en doen onderhouden na| mijn beste vermogen.” i «En zal de voorschreeve Eed bij alle nieuw aankomende Baazen moeten worden gepraestgert, alvoorens dezelve aangenoomen zullen worden: dog zullen de goud- en zilversmedenwelke je- genswoordig reeds geadmitteertzijn, moogen volstaan met te belooven op den eed bij haar vöor deezen gedaan van zig praeciselijk te zul len gedragen na deeze haar Ed. Groot Mog. orderswelke belofte zal gehouden worden, als of zij den eed dadelijk op het bovenstaande For mulier gedaan hadejen.” Verder wordt de prijs van het goud en zil ver buiten de fatsoengeldenbepaald op GL St. Pen.' goud van 23 Karaat 8 grein, het ons 50- 0-0 goud van 22 Karaat, het ons op. - 46- 0-0 zilver van 11 penn. 8 gr., het ons op- 3- 2-0 u 10 n het ons op. - 2-18-0 alles met de remedie in den eed genoemd. Wórdt vervolgd. Als een bewijs, dat de vervaardiging van «qtzade penningen” in onzen tijd nog niet is vergeten, wijzen wij op het in het Algemeen Handeleblad van 18 Juli 1870, no. 12060, voorkomende bericht; .Volgens het Journal of- ficiel zijn valache twintigfrankatukken in omloop, die, uit platina en alnminiam vervaardigdzoo veel gelijkenis heb ben met de echte, dat het meest geoefende oog er zich door zon laten bedriegen- De eigenlijke waardé ia slechts francs 6.50" dat zij Als den ducaat cours heqft tegen vijf gulden. Gid. St. Pen. Het marck tot 82586 de once u 4013—8 Van ’t Silver van de Groote Keur tot 11 pen ningen 8 grain. Het marck tot silveren rijder, de once n Ende als den silveren rijder cours heeft te- Hoewel de aandacht van' het publiek, nadat er eenigen tijd na de ramp te Bodegraven is verloopen, door andere gewichtige zaken wordt bezig gehouden, meenen wij nogtaflis, dat de onderstaande beschouwingen van een onzer me dewerkers ook nd nog niet geheel zonder nut zullen zijn. Wij verleenen het stuk daarom gaarne eene plaats. EEN WOORD NAAR AANLEIDING VAN DEN BRAND TE BODEGRAVEN. Wanneer men let op al het gekibbel e» ge harrewar in het groote huisgezingevormd door het menschdomwanneer men in groote en kleine maatschappijen de oneenigheid hand over hand ziet toenemen, dan zou men geneigd zijn te gelooven dat de liefde voor den naaste nage noeg geheel is verdwenen. Gelukkig blijkt het echter, dat het zoover nog niet gekomen is. Vooral zien wij dat bij rampen van grooten omvang. Gij stort u in den stroom, om uw vijand het leven te redden; of gij baant u een weg door de vlammen, om hem aan een vree- selijken dood te ontrukken. En als de dijken, geen weerstand kunnende biedeü aan de kracht van den snellen stroom, den grimmigen water wolf binnen laten, die have'en goed verwoest, en duizenden natuurgenooten voor het oogenblik rampzalig maaktdan voelt gij het harte ge roerd, en gij lijdt met den lijdende. Men roemt de milddadigheid der Nederlanders. Is die roem verdiend? Wij gelooven het, en wel op goede gronden. Welke deugden men ons ook ontzeg gen moge, de menschlievendheid bloeit, als een kóstelijke plant, op onzen lagen, kouden en vochtige u bodem. Men zou het eene lichtzijde der rampen kun nen noemendat zij die deugd versterken en doen uitkomen. Ook thans weder zag de bevolking van een welvarend dorpvoor een groot deel door brand vernietigd, niet te vergeefs uit naar redding. Van alle kanten stroomden milde giften toe, om, zoo mogelijk, schadeloos te stellen voor de ge leden verliezen. Zoowel de harten als de beur zen der Nederlanders openden zichom lijdenden te vertroosten, Op het gevaar af van verkeerd begrepen, en niet zonder bestraffingte worden herinnerd aan het woord, dat ons vermaant, zóó onbekrompen wel te doendat onze linkerhand niet wete, wat de rechter doet, wénsch ik de aandacht te ves tigen op iets, wat, mijns bedunkens,de aandacht alleszins verdient. Het is bekend dat er te Bodegraven vele pan den en bezittingen, die niet geassureerd waren, door den brand van j. 1. zijn verwoest en ver loren gegaan. Men laadt, door zulks »te ver zuimen, eene groote verantwoordelijkheid op zich. Mogen wij ook al ongenegen zijn om hen daar over hard te vallen, die met moeite hun brood verdienen, en' voor wie elke uitgavehoe ge ring ook in ons oog, groot moet genoemd wor den het ontbreekt in Bodegraven niet aan in gezetenen die, hoezeer ruimschoots in staat om eene jaarlijksche premie voor assurantie te be talen, nbgtans, uit zoogenaamde gemoedsbezwa ren, in gebreke blijven hunne wereldsche bezit tingen tegen brandschade te verzekeren. Dat te doen achten zij een kwaad, zeggende«dat men den Heere, Heere niet mag vooruitloopen.” Ziedaar een treurig fatalismedat alle veerkracht verlamtdat alle werkdadigheid vernietigt. Een fatalisme, den mensch, maar inzonderheid den christen onwaardig, die verplicht is te doen «wat zijn hand vindt om te doen.” Laat het zich denken dat zijdie zulke nood lottige gevoelens aankleven, een deel der giften zullen aannemen, die van alle kanten toevloeien tot leniging der door den brand veroorzaakte schade? Ik kan mij dit evenmin voorstellen van menschen, die zoo geringschattend heeten neer te zien op menechelijke hulp, als dat men, bij het uitdeelen der ingekomen gelden, zich niet ernstig zou afvragen, wie in dezen de ineeste aanspraak kunnen maken op hulp: zij, die hunne bezittingen en panden hebben geassureerd tegen brandschade, of zij, die het met opzet en uit principe verzuimden? De beantwoording der vraag kan niet twij felachtig zijn. Wij zijn dan ook overtuigd, a-* _.y jn ,(je eerate plaats zullen geholpen wor den, wier armoede, gelijk wij zeiden, niet toeliet gelden van het karige loon voor assurantie af te ^onderenen niet minder zijdie wel deden wat hunne hand vond om te doen; dat wil hier zeggen: die wel hunne bezittingen tegen brandschade hebben verzekerd. Noemden wij de menschlievendheid eene kot telijke plant, bloeiende op den kouden grond van Nederland dé lijdelijkheid, het fatalisme, is eene hoogst schadelijkeeen onkruid dat het goede zapd verstiktdat zooveel mogelijk moet worden uitgeroeid; een kwaad dat wij niet mogen stijven door eene verkeerd geplaatste mild heid. Alle deugden worden eerst dan deugden bij uitnemendheid, wanneer zij worden bestuurd door goedheid, d. i. door rechtvaardigheid en verstand. 8—s. Vergadering van den Baad der mmeenl Schoonhoven, op 27 Juni 1870. (Gearresteerd den 21 Juli 1870.) Afwezig de heer E. E. Denekamp. De uotulen der voorgaande vergadering worden ge lezen en met meerderheid van stemmen goedgekeurd; verzoekende de heer Kooiman Jz. aanteekening, dat ZEd. tegen de goedkeuring is, op grond dat bij de be handeling van het project der school punten zijn aan gegeven, welke door den architect wel zijn beantwoord, maar niet wederlegdhetwelk in de notulen onjuist vermeld is, blijkbaar dat aan den architect is opge dragen een veranderd project te ontwerpen. 1. Wordt ter tafel gebracht de gewijzigde plans voor dan bouw der schoollokalen, ontworpen door den ar chitect Redeker, welke door den architect, als daartoe uitgenoodigdworden toegelicht. Na eenige bespreking wordt besloten, alvorens een der plans vast te stellen, het gevoelen van den heer voorzitter der pi.'schoolcommissie in té winnen. Genoemde heer in de vergadering verschijnende, wordt na eenige deliberatie het plan No. 3 met meerderheid fan stemmen goedgekeurd. 2. Wordt ter tafel gebracht de voordracht tot af- en overschrijving op de gemeentebegrooting 1869, A ƒ4,71, die wordt goedgekeurd. 3. Wordt ter tafel gebracht: le de suppletoire be- grooting voor deze gemeente over 1869„ tot een bedrag van f 8002e de voordracht tot af- en overschrijving op primitieve begrooting 1869, tot een bedrag van 1278.62, en toevoeging ad 86.373e de rekening en verantwoording der dd. Artill. schutterij over 1869, in ontvang f 1067.45 in uitgaaf 1009.39 Batig saldo 58,06. Allen voorzien van de noodige goedkeuring van het gewestelijk bestuur. Aangenomen voor mededeeling. 4. Wordt lezing gedaan eener missive van het col lege van toezicht over het kantonnale huis van be waring alhier, dd. 24 Juni 11., houdende voorstel de lokalen in genoemd -huis te doen verven. Aangehouden. 5. Van eene missive van den beer L. Ph. C. van den Berg, archivaris van het rijk te ’s Gravenhage, dd. 17 Juni 11., daarbij berichtende dat het stuk, be treffende de daarstelling van den Hoogenboezem van Haastrecht, dd. kapittel 8t. Marie I486, niet in bet rijks archief, maar in het provinciaal archief te Utrecht zal moeten gezocht worden. 6. De voorzitter deelt mede, dat de onderhand- sche acte, betreffende de overdracht der concessie, gas verlichting binnen deze gemeenteop den heer B. Linn is gepasseerd. Alsmede dat het contract, onderhandsche verhuur van het pontveer over de Lektusschen deze gemeente en Gelkenes, nog niet is opgemaakt. Aangenomen voor mededeeling. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter de vergadering.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1870 | | pagina 4