s LEW B1 i f 2001014 IEL idbouw, I 1873. N°. 201 I ER IJ. 1 'r [GIVE. 1 i j i houding der Natie» S I :’s t werken. LQPÏKERWAARD EN OMSTREKEN. M, f 12 per ton. n&v.Zessen. 1 VHEKE!V. oeerij^at zij; tot rktën BUITENLAND. OVERZICHT. WEEKBLAD VOOR DE KRIMI’EN ER-. ALB LASSER- EN I ing komeu. Getuigschrift. uü juuruK.uieu gemaakt heeft. vaderlands- in 10 Afleveringen, Overtocht wordt vier naa? de Markt Deze Courant wordt geregeld iederen Zaterdag-middag verzonden. Prijs: voor Schoonhoven per drie maanden /O,7O.; Franco per post door het geheele rijk. 0,80. Sorinchem. pril tol 2 Mei. )b Getui aats van DEN OORLOG 1 ManBch- en Kaar- twwacr*, 1871, s van den Portretten, r, Plannen aantal kun DERS. is dit de allerbeste g- druk papier oielke aanbeveling Prijs der AdvertentiënVan 1 tot 5 regels ƒ0,50. Iedere regel meer 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzen ding franco, en uiterlyk tot Zaterdags-voonniddags ten 10 ure. an NOOTEN nteekening open, en torhanuen. in Nooten, Scboonhuvtu. ,®Jie zoo volkomen juist ironie op de discussie, die ilj^|pe, die veroordeelende Koorz. Secr.-Penning*. ensche ;even de Ondergetce- js van hun i kunnen opgegeven VAN IBBSEN, Stoomboot „Schoon- betalingen kunnen (4064) ju. IETVs JK in het Veerhuis. [RS-HEKKMARK- ser stad, te midden rdeeligen handel zal benoemd de Hoeren lerak b/z de Lek, POOKT, beide te AAAÜN. r<vr»., -an de complete ge- t, voorafgegaan van Dichter, munt uit oed papier en goed- k in eens compleet n f 2,50gebonden toope boeken werdt m. (4048) J.E, Noord blaak te Ine venen geld franco. ■’4 boudéa vuor 4,25. 3 IiJchriftl Nu de tijd naderde dat in Spanje de ver kiezingen voor de constituante zouden plaats hebben, en aan den vuorloopigen toestand, zoo rijk aan tweedracht en beginselloosheideen einde zou komen terwijl de hoop op eene be vredigende oplossing, zij ’t ook flauw, verle vendigd werd door de voordeelen, in de laatste dagen op de opstandelingen behaald, en den iet'wat beteren geest van het legerdeed zich eene botsing voor tusschen regeenng en verte- HetJN ste welei plaatst! ons zewe doen cïL VerÖL. ft’fvolk .vredebonden dt S. W. N. VANiNOOTElt, J ooit slechts losse feiten, geene toestanden r oopzakeii wor- zich de kritiek moeielijke politie geplaatst Ge- verlangend om te oor- het zulke gewichtige feiten geldt, spoedig te oördeelen loopt zij waar van voorbarigheid(mëer dap if plicht.,{hoogst voor st, opdat ''zij bilJO zij len niet Eene onrechtvaardige crinek ytige gebeurtenissen ,o ver mart nep, tlleen door de beste bedoelingen ier mannen, die de hoogste va- [angen Jin hunne hand hebben en ‘ehWereld dat dierbare Va- ^nwoordige’n, zoude een misdaad welke aan eene ernstige derlandsche volk is gedurende de laatJ in een zoo ongewone» toestand ver-, it wij als het ware geneigd zijn, somf .nog te vragenis het waken flat we roomen? j 1 Het vreedzaamste volk i der we- bï/volk in welks land voorUen bloei van J "lvredebonden de vetste!1 aarde s$hij|nt te Ayn, eeifi volk dpt er trotsch op is iji kalmte, zondererger- X nis voor jziifle naburen«zich té. wydeh aap den j 'eeredienst vwh de kunsten’ dmvredes, dat volkI ^verklaart den oorlog. i I Is het fraaie vap de wereldgeschiedenis? Isj het spot AHad niet Nederland bijna geen 'woor-1 den genoeg (vin strenge verwijting, xoo Madjls het in deömstc jareu andere natiën zagl grij-- pen naar hétj zwaaijd Waren die verwij tin gen soms niet wn bitterheid doordrongen Ja, werd11 niet éoms jh’hooge zelfwaardeering het hoofd, opgeheven,Up een <Heer! ik dank u dat ik niet ben als dez$,” gepreveld? Bittere ironie. Thans heeft dat volk een, oor- g aangevangen, niet een oorlog, den oenjgen dien men zien in Nederland nog had kupnen denken, tot verdediging van den vaderlandwhen grond tegen een hetwuchtigén nabuurmakt een oorlog van aanval, een oorlog misschien mdfieen, half verholen doel van annexatie, in ieder1)ge val met het zekere doel tot het uitbreiden|van gezag en invloed. Toen de tijding der oorlogsverklaring het moe derland bereikte, was dan ook de indruk daar teweeggebracht zeer gemengd. Bovendien konde die indruk reeds daarom alleen niet zuiver we- i zen, omdat over de aanleiding van den strijd de grootste onzekerheid heerscute. Wel was in de zitting der Tweede Kamer van 27 Februari 11. met eenige woorden door den minister van Ko loniën gewaagd van moeilijkheden met Atchin, van trouweloosheid welke door ons van die zijde werd ondervonden, van gevaren welke voort durend van daar zoowel Europeanen, als vele met ons bevriende inlandsche stammen bedreig den, maar op de mogelijkheid van eenen oor log was toen geen uitzicht gegeven. Hoe was de Indische regeering dan eindelijk daartoe ge komen? Dat bleef de onbeantwoorde vraag. Het Nederlandse he volk was wel in een on- gewonen toestand verplaatst. Maar aan den anderen kant, toen men zich eenmaal voor dien toestand bevond, nam men hem aan. De oude deugd der vaderlandsliefde voelde zich de zenuwen geprikkeldde spieren verstaald en met het aloude enthousiasme zag men ver langend uit naar de tijdingen van voorspoed en overwinning. Bittere teleurstelling. Na bet vleugje van opwekking bij het eerste telegram omtrent de gelukkig geslaagde ont scheping en de inneming der kleinere forten, vólgden de verpletterende tijdingen van den mis lukten aanval op den Kraton, den dood van den opperbevelhebberhet eindelijk terugtrekken onzer dappere troepen en het staken der expe ditie tot na het einde van den kwaden moesson, die gedurende zes maanden alle militaire opera tion te velde onmogelijk moest maken. Scherpe vragenbittere verwijtingen speelden menigeen om de lippen. Was al dat gebeurde niet onverklaarbaar Hoe zouden de mannen, die in dezen hadden beslist, zich weten te ver antwoorden, hoe zouden zij staan in het ge richt, dat over hen zoude worden gespannen? Zoo vroeg men fluisterend, maar het ant woord werd niet gegeven. Het konde niet worden gegeven. Geheel natuurlijk. De nieuwe telegrafische gemeenschap van Nederland met Indië moge dit groote voordeel hebbendat zij omtrent de feiten geen lange onzekerheid laat bestaanaan dat voordeel is daarbij deze scha duwzijde verbondendat door die gemeenschap genwoordiging, die op eenmaal aan alle gun stige verwachtingen den bodem inslaat. Zooals alle zaken, die in Spanje plaats hebben, is ook deze gebeurtenis mei een geheimzinnig waas omgeven. Een feit is j/t evenwel, dat een ernstig conflict heeft plaats gehad tusschen het Ministerie, waarvan het hoofd, Fiqueras, door huiselijke omstandigheden afwezig was, en de permanente commissie, die <^e Nationale verga dering vertegenwoordigde, en zooals men weet uit allg partijen was samengesteld. Deze com missie eischte bijeenroeping der vergadering en uitstel der verkiezingen, om daardoor tot eene wijziging van het Ministerie te gerakende re- geering verzette zich daartegen en het conflict zelf weed op echt revolutionaire wijze beslist door een straatgevecht tusschen een deel der vrijwilligers, die partij hadden gekozen voor de permanente commissie, bijgestaan door de oude nationale garde en de trouw gebleven vrijwil ligers en de overige regeerijjgstroepen. De eerst- genoemden, die zich in hét amphitheater had den verschanst, werden door de regeeringsge- Zinden, aangeveerd door den Minister van Oorlog, genoodzaakt zich over te geven, waarop de permanente commissie uiteengejaagd en den vol genden dag, bij besluit, ontbonden werd verklaard. Die staatsgreep, waartoe het bewind geenszins gewettigd was, zal zeker niet nalaten een na- deeligen invloed op de verkiezingen uit te oefenen, gesteld dat die niet geheel onmogelijk gemaakt worden,door niet te voorziene nieuwe staatsgrepen waartoe nu de gelegenheid zoo gunstig is. De Carlisten zullen voorzeker van deze omstandig heid trachten gebruik te maken om hunne ge leden verhezen te herstellen, terwijl het gebrek aan tucht in bet leger, dat nu op nieuw voedsel heeft gekregen, zal medewerken om dien toeleg te begunstigen. Vreemde tusschenkomst wordt schier onvermijdelijk. Had Frankrijk nog niet zooveel binnen eigen grenzen te regelen, was Frankrijk nog wat het vroeger was, het zou niet zoo onwaarschijnlijk zijn, dat het zich de Spaansche aangelegenheden aantrok. Doch de laatste verkiezingen hebben bewezen, hoe zwak de jonge republiek nog is, hoe radicalen en legitimisten wedijveren om haar ten val te bren gen. Parijs heeft een bewijs van kracht ge geven, eene betere zaak waardig. Barabbas- Barodetde ex-ipaire van Lyonbepaald tegen stander der regeéring, is met aanzienlijke meer derheid tot lid der Nationale vergadering gekozen. De Minister van Buiteulandsche Zaken, de Bémusat, candidaat der regeering, heeft eene nederlaag geleden en in hem ook het Ministerie en Thiers. Heeft de gematigd-republikeinsche partij niet stil gezeten, de partij van Gambetta evenmin; ook de verkiezingen te Bordeaux en te Marseille, waar eveneens radicalen gekozen werden, hebben dit bewezen. Die uitslag is zeker te bdammeren voor Thiers, doch als deze hierdoor zal gtieerd hebben voortaan krachtiger op te treden tegenover de aanmatigin gen der rechterzijde en minder te haren wille af te wijken van een zuiver vrijzinnige staat kunde, dan zullen de jongste verkiezingen der re publiek nog ten goede komen. Bismarck weet anders met zijne tegenstanders om te springen. Het Pruisische Heerenhuis, dat eerst door tusschenkomst van den Staatskan selier verhinderd werd in den toeleg om de kerkelijke wetten door eene commissie alle be- teekeius te doen ontnemen, heeft thans, gehoor gevende aan Bismarcks aanmaning, in eene krachtige redevoering, vóór zijn vertrek naar Peters burg in het Huis uitgesprokende eerste dier wetten aangenomen en zal zich nu hoogstwaar schijnlijk ook wei met de beide volgende ver een igen. De Duitsohe rijksdag heeft de muntwet bij tweede lezing aangenomen. Indieu nu ook in de toekomst eenheid in rechtspleging en in leger- organisatic mocht tol stauu komendan zal zeker de Duitsche eenheid meer waarheid ge4- nu ook slechts losse feiten, I gi met al de veelzijdigheid htinner den medegedeeld en zoo kier z in^ene zeer moeielijke potót wqon om te oordeelen, veiw deelen waar bet zulke gewicl geneigd om1, s thjans het ooit. Daarom juistl is het zichfig te we;1 onjechtvaardj bij zoo gewfi die dan tocl|j zijn geleid,W derlandsche ’u die tegenover^ we buitenwereld dat dierbare va derland vertéranwoordigen, zoude een misdaad wezen, eene tnisdaad ‘wëjlke aan eene ernstige natie nooit zoude kunnen worden vergevet. Men wachtel meer li|cht af. Dat is de eerste hóuding, welke eene ver standige, ernstige natóe heeft aan te nemen. Wanneer het nationaliteitsgevoel is ontwikkeld, wanneer de oude sprjdk der vaderen, dat een dracht macht maakt, ijnieer is dan eene huze die men in den mond heeft en die inert de vaderen napraat, wanneer men de eer en de kracht van het land wil handhaven ook tegen^ over de buitenwereld, dan hebbe men s’ een overhaast, voor een zeker onvoorbereid, voor een mogelijk onpartijdig oordeel meer dan ooit te vrachten. Daarom heeft het ons droevig, bitter droevig gestemd, dat bij het debat, hetwelk in de Tweede Kamer over deze quaestie is geopend zooveel harde woorden zijn gebezigd, zoovele strenge verwijtingen zijn weggeslingerd, waartoe men nog niet het minste recht had, om de eenvoudige reden dat men de stof met bezat om ze samen te stellen, zóó dat ze rechtvaar dig waren. Bedroevender dan de bedroevende indrukdien het échec voor Atchin op ons gemaakt heeft, was de indruk van dat debat. Schoon, aangrijpend was de kloeke houding van den Minister van Koloniën, toen hij op stond en zonder aarzelen verklaarde de verant woordelijkheid der oorlogsverklaring op zich te nemen, onvoorwaardelijk. Het deed goed het zelfvertrouwen en het be wustzijn van met ernst en vastberadenheid te hebben gehandeld, waarmede de Minister de oppositie uitdaagde eene motie van wantrouwen voor te dragen en alzoo de quaestie van ver trouwen in het Kabinet te stellen. Maar het griefde ons bitter, daarop geen antwoord te vernemendan het herhalen derzelfde verwijtingen op dezelfde onzekere gronden. Het is waar, de heer de Roo voegde den minister toe, dat deze dan maar van zijn kant, door eenen zijner vrienden een motie van ver trouwen moest doen voorstellen en dat uit den uitslag daarvan de stemming der Kamer over deze daad der Regeering zoude blijken. Was dit iets anders, dan een politieke hand greep? En toch viel de onhandigheid van dien handgreep niet dadelijk in het oog? De motie van vertrouwen zoude waarschijnlijk verworpen zijn. Goed. Wat zou daaruit blijken Alleen dit, dat de meerderheid der Kamer haar oordeel wenschte op te schorten totdat er meer licht gegeven zoude zijn. En dan zou de op-' positie zeggen ziet ge welde meerderheid ver trouwt u nietgaat heen regeeringgij onnutte en ontrouwe dienstknechtengaat heen. En van die vertooning, van dien handgreep zou de nationale kracht het slachtoffer wezen. In zoover hebben wij dan ook den afloop van het debat toegejuichtdat geene motie is ge steld dat geene beslissing is genomen. De regeering zal nu voorstellen doen, waarbij zij van de Kamer gelden zal aanvragen tot het zenden eener tweede expeditie. Dan kan de Kamer beslissen en haar gevoelen uitspreken. SElOOlf HOTENSCHE C0ER1NT Maar is die afloop wasniet eene bittere ii voorafging? <1 D' Wat heeft dan die iel discussie uitgericht? Zij heeft kwaad gedaaa. Geen kwaad aan de regeering, maar kwaadWn Nederlands eer en aan Nederlands kracht‘•omdat zij heeft bewe zen dat in dagenwaarin alleen de roëp naar eendracht moest worden gehoord de wanklanken der partijschap boven alles hebben uitgekreten. Die de verantwoording daarvan hebben te dra gen mogen h^t weten. Dat Nederland een ooïl'o^ moet voeren, is te betreuren. Ongetwijfeld. Toch gelooven wij, naar de inlichtingen, welke de>minister tot dusverre gegeven beeft, dat tot eén oorlog alle aanleiding bestond. Later zal ons nèg de gelegenheid wel openstaan, vooral zoodra ^meerdere berichten uit Indië zullen gekomen zijn, om dit gevoelen na der te ontwikkelen. ftöt was Nederland niet mogelijk aan zijn verplichtingen in den Archipel bij Sumatra te voldoen, verplichtingen ons door tractaten opgelegd, verplichtingen welke ons noodzaakten te zorgen voor bescherming van handel en verkeer, te waken tegen zeeroof en menschenroof, zonder dat het Atchin aan greep, Atchin welks regeering van die onbe schaafde handelingen de bewerkster was. En 1 V°?r getracht in der minne tot de regeling van een beteren toestand te komen. Maar wij werden om den tuin geleid, onze eer werd beleedigd, en dezelfde vorst, die met ons on derhandelde, wendde zich in het geheim door zijne gezanten tot andere mogendheden, om hunne tusschenkomst en bescherming te vragen. Onze regeering, die niet voor haar zelve, maar voor Nederland te zorgen had, mocht geen langer uitstel dulden, maar moest het middel aan grijpen, dat in de hand van Staten het laatste is tot eindelijke handhaving van hun gezag. Iets anders dan de oorlogsverklaring is de expeditie. Was zij behoorlijk voorbereid Is aan slechte voorbereiding het voorloopig échec te wijten? Zoo ja, aan wien de schuld? Zoo neen, waar aan dan? IJdele vraag, vooralsnog. Iedere inlichting, welke het recht zoude geven daarop te ant woorden, ontbreekt. Toch zijn er in de Kamer geweest, die zich hebben ingebeeld, dat zij dat recht bezaten en die ook op dat punt hunne verwijtingen aan de regeeriag niet hebben gespaard. Maar tegen over hen halen wij alleen de schouders op en wij gaan voorbij. Nu dan, de natie staat tegenover de belang rijke, droevige gebeurtenissen bij den oorlog met Atchin, ga zij vooral niet ter schole bij de oppositie in de Kamer. Zij volge andere lessen. In haar oordeel streng maar rechtvaardigernstig en beraden in hare geestdrift voor de zaak des lands wakker en kloek, in hare bereidwilligheid om offers te brengen ter verzekering der overwinning vaardig en mild, bovenal eendrachtig en vaderlands lievend, steune zij het bewind, houde zij den naam van Nederland in eere. Een volk als het onze vergete zijn oude deugden nooit. Zulk een volk verliest zijn recht van bestaanwanneer het zijn deugden verliest.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1873 | | pagina 1