r. 212.
ZONDAG 20 JDLL
VZEM.
WEEKBLAD VOOR DE KRIMPENER-. ALBLAfiSER- EN LOPIKERWAARD EN OMSTREKEN.
Izoon,
BUITENLAND.
OVERZICHT.
De oppositie in zake Atchin.
stllimscil C0I11NT
Nierstrasz,
hunne voorzichtigheid, hunne stilzwij-
de orde
dril
reet
ruik
ote
de aanstaande
(4342)
i be-
liteit
roor-
ich
De
werdI
grootste
varre en
S. W. N. VAN NOOTEN,
Uitgevers.
redelijk preparaat
jen licht bloedend
juut. Het is het
de tanden, daar
ling van wijnsteen
den mond, zuivert
»men reukwelke
van spijzen of ta-
Ir. 4 75 ets.
verschenden reuk
idighedenin éle-
len a 45 en 25 Cts.
p) uit 70 pCt.
Ten en phosphoor-
Prof. von Liebig,
fe autoriteiten als
iddel zeer aanbe-
ziekten in plaats
lan. De flesch van
Prijs der AdvertentiënVan 1 tot 5 regels ƒ0,50. Iedere
regel meer 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzen
ding franco, en uiterlijk tot Zaterdags-voormiddags ten 10 ure.
Deze Courant wordt geregeld' iederen Zaterdag-iniddag
verzonden. Prijs: voor Schoonhoven per driemaanden ƒ0,70.
Franco per post door het geheele rijk 0,80.
>t behoud, herstel
eder, wiens oogen
aanhoudend lezen
eerste aan te be-
e(i fiac.)è30Cts.
0 (Origineelprijs).
bilocöme) zuivert
elijk het uitvallen
i tijd eenen geheel
rerfrisschend, van
van haaroliën
flac. i 9ü en
(4309)
folff&Zn.
L. VaroMjeauft
-C«l*«borg; C.
I. Kohn Co.: J.
OorUehMa: N.
L, Welter; L.
Idenburg, Ap.
T.Kv.hanten-
vis vis’t Stad*
8. J. G. Wulff,
ied. Dijk 288.
:ende depots,
yejng.
IMBORN,
iiscbe Prëparaten.
ten, Schoonhoven,
>r
fur 1874,
'USneëplaten en
ngen bij 8.
ioonhoven.
lakkelijk in te ne-
eeren aanbevolen,
ledig in de sappen
jn wordt voorna-
king gebruikt bij
ichtigen hoofdpijn
De flesch A fl 1,—..
oda-limonade
oudende 24 en 12
SDAG 15 JüLTJ
(4346)
.ngenamer, ver- I
stellen, dan het I
AERS
te Antw—pau.
smen, Bladeren
lanten en Wor-
eigenschappen
i der Hoofd- en
n de lucht in
verfrisschen.
flesch omringt.
,0.78.
ninder in prijs,
ellen in hen
K)pen; men
BELE quali
iden in de v<
UIJLENBURG,
anz. Koestraat,
erkoophuls.
koophuis,
e Kapper,
iste Kapper,
voorn. Kapper,
i bevel ingswaar-
'rissohend reuk-
mudende op de
(4332)
issohen.
eene verhouding tegenwoordig
helaas in Nederlandalthans ten aanzien der zaak
van Atchin. Vertrouwen van de oppositie op de
regeering is er niet. Vertrouwen van de regeering
op de oppositie evenmin. De schuld daarvan ligt
niet enkel aan de regeering. Zij ligt ook aan de
oppositie. Zij ligt in den geheelen toestand, die
met op eenmaal zoo geworden is, maar die wel
de nasleep raag worden genoemd van eene veel
jarige politieke ziekte.
Hoe gaarne zagen wij die verhouding nog eens
verbeterddien toestand gezond geworden. Ook
de mannen der oppositie moeten daartoe het hare
bijbrengen door steeds vertrouwen in te boezemen,
vertrouwen op de oprechtheid hunner bedoelin
gen de opgewektheid hunner vaderlandsliefde
hun af keer van persoonlijke veeten of eerzucht
naar het gezag en ook vertrouwen op hun politiek
beleid, h---•-l.i_l-.-j l- _x:i
gendheid.
De oppositie in de Atchineesche zaak heeft
wel op eenige zwakke punten zeer juist den
vinger gelegdmaar zij is toch nog geene oppo
sitie, welke het vertrouwen bezit der regeering
en daardoor voor die regeering een reden is van
krachtniet van verzwakking. Zij worde dat
spoedig.
gedane vragenindien zij weet dat de regeering
niets verzwijgen zalwaarvan ’s lands belang de
racdedeeling niet verbiedt
Zoo geschiedt het, wanneer daar bestaat ver
trouwen tusschen regeering en oppositie weder
zijds. Wij zeggen wederzijds, want in den regel
doet men het voorkomen alsof alleen de regee
ring vertrouwen behoeftomdat zij het is die
handelt. Doeh men vergeet maar al te veeldat
ook de oppositie, zoo zij haar taak goed vervullen
zalvertrouwen noodig heeft en verdienen moet.
Eene oppositie, die niet vertrouwd wordt, kan
geene oppositie zijn. Wat immers moet zij wezen,
wat zijn hare daden Zij waaktzij ziet toe.
Zij is de vertegenwoordigster der openbare mee-
ningzij roept bet gouvernement ter verant
woording zij plaatst de handelingen van dat
gouvernement in het licht der publieke controle.
Kan zij dat doen indien niet de regeering haar
vertrouwt Zooveel kan immers nog voor haar
worden verzwegenmen kan haar laten aandrin
gen en nogmaals aandringen haar slechts met
halve antwoorden te gemoet komen of met een
beroep op het belang des lands er het zwijgen
toe doen.
Natuurlijk is dat verkeerd. De regeering zelve
wordt er niet mede gebaat en de oppositie wordt
er door verslapt, verzwakt, in het oog der natie
vernederd. De grondslagen van het staatsleven
worden door zoodanige verhouding op den duur
ondermijnd.
Eene treurige afwisseling van de stiltedie
omstreeks dezen tijd gewoonlijk op staatkundig
gebied heerscht, leveren de gebeurtenissen der
laatste dagen in Spanje. Het laatste bedrijf
wordt daar afgespeeld en nog steeds ziet men
te vergeefs naar eene krachtige persoonlijkheid
uit, die eene meerderheid om zich zal weten
te verzamelen sterk genoeg om de verschillende
elementen te bedjvingen en orde te scheppen in
dien chaos van verwarring.
Pi Y Margall blijkt voor die reuzentaak
niet opgewassen. Door de meerderheid der ver
gadering voorzien van de noodige volmacht,
omringd «ivan ministers geheel naar eigen zin
gekozen, heeft hij het nog niet verder kunnen
brengen, dan tot bet uitspreken der noodzake
lijkheid dat de opstand bedwongen en de orde
hersteld worde.
Afdoende maatregelen beramen en ten uitvoer
leggen, eene trouwens niet gemakkelijke taak,
daartoe is hij onmachtig. Nadat hij eerst met
de onverzoenlijken gebroken heeft, door hen van interpellatie
de regeering uit te sluiten, tracht hij nu weder de binnenlandsche staatkundi
op een goeden voet met hen te komen en zetels stormachtige zittingen geven.
voor hen in te ruimen in een nieuw kabinet, dat
voor het pas samengestelde weer plaats zal
moeten maken.
De onverzoenlijken intusschen hebben woord
gehouden: hun daad heeft weerklank gevonden
bij geestverwanten.
Terwijl te Alcoy de commune in vollen gang
is, en te Malaga volkomen anarchie heerscht,
tracht generaal Contreras, aanvoerder der vrij
willigers in het zuidenlid der Constitueerende
vergadering en vroeger minister van oorlog, de
zuidelijke provinciën voor de commune te winnen.
Te Cartagenaeene zeer belangrijke havenplaats
aan de Middellandsche Zee, heeft hij zich aan
het hoofd van de Internationalisten en het ge
peupel gestelden een Comité de Saint public
a Pinetar de Pari» benoemd. De minister van
oorlog, die zich tot herstel der orde daarheen
wilde begeven, kon niet verder dan tol Palma ko
men, van waar hij om militaire hulp verzocht heeft.
In het noorden des lands ziet het er zoo
mogelijk nog treuriger uit. De nederlaag en
dood van Calnuettijde eenige officier die nog
meteenig succes tegen de Carlisten opereerde, de
inneming van Berga, eene niet onbelangrijke plaats,
die, reeds vroeger door de opstandelingen bezet
later weer dour de regeeringstroepen herwonnen
J heeft den opstand uitgebreid over het
gedeelte van Catalonië, Arragon, Na-
Biscaye' en zonder twijfel zullen de
onlusten in het zuiden aan de opstandelingen
nieuwe voordeelen aanbrengen.
In Frankrijk duren de feesten ter eere van
den Perzische» vorst voort. De groote revue,
waaraan door 85,000 man werd deel genomen
is vooral het onderwerp der gesprekken en der
dagbladartikelen, temeer omdat er zich, zooals
aan alle belangrijke en niet belangrijke zaken
in Frankrijk, een incident aan vastknoopte. De
goede houding der troepen, die ook door den
Bchah zeer werd geroemd, ontlokte den president
der vergadering, in de eerstvolgende zitting een
woord van hulde, waarbij met geen enkel woord
gerept werd van den manaan wien Frankrijk,
behalve zijne wedergeboorte, ook in de eerste
plaats de organisatie van het leger te danken
heeft. Hierover ter verantwoording geroepen,
verdedigde hij zich met te zeggendat men hem
bij eene vroegere gelegenheid (nl. bij de aftreding
van Thiers) belet had een woord van hulde te
spreken en dus nu ook gemeend had dit te
moeten nalaten. In eene volgende vergadering
kwam hij hierop evenwel terug door de erken
ning dat, nevens den maarschalk Mac-Mahon
en de vergadering zelve, ook aan den staatsman
Thiers een aandeel toekwam in de organisatie
van het leger. Hoe welgemeend die hulde is,
kan trouwens blijken uit het verbod der re
geering tot het houden van feesten bij de ont
ruiming van het grondgebied, waardoor ook die
te Nancy, waarbij Thiers genoodigd was, moeten
vervallen. Deze heeft1 wederom een groot bewijs
van gematigdheid gegeven, door tijdig voor die
uitnoodiging te bedankenop grond dat hij geen
oorzaak wil zijn van staatkundige verwikkelingen.
Aan den prefect Lyon schijnt duidelijk ge
maakt te zijn, dat er een grens moet zijn aan
zijne tyranmeke bepalingen. Het besluit, waarbij
aan de leden van den gemeenteraad het bij wonen
der zittingen wordt verboden, indien zij niet,
behalve van een convocatic-biljctook nog van
een bewijs van toegang voorzien zijn, is toch
ingetrokken.
Waarschijnlijk zal de Nat. Vergadering den
27en dezer uiteengaan en voor dien tijd het ont
werp op de legerorganisatie, waarvan de 5 eerste
artikelen bereids zijn goedgekeurd, nog afdoen.
Bovendien zal het voorstel van den minister
Ernoul, om beleediging van de Nationale ver
gadering strafbaar te stellenen tijdens het reces
de bevoegdheid tot vervolging daarvooY aan de
permanente commissie te verleenen, alsmede eene
van eenige leden der Linkerzijde over
de binnenlandsche staatkundenog een paar
hij van zijn zetelin de vergaderzaal der ver
tegenwoordiging het tegendeel verklaarde. In
dien echter het] verhaal van den heer Nierstrasz
waar was en de zeeofficieren hun plicht niet
hadden verzuimddan zou de blokkade zeker
wel niet effeqtief wezen. Dat moest de heer
Nierstrasz dus maar naar de geloofwaardigheid
van zijn verhaal beoordeelen. Intusschen wist
de interpellant ook, dat nieuwe oorlogschepen
uit bet moedeifland vertrokken, op de kust wa
ren aangekomen.
En de heen Nierstrasz vroeg verder: //welke
is de ware reden van den aftocht der troepen
en die van hét mislukken der expeditie?”
Ook bij mij, luidde het antwoord des Mi
nisters, blijft twijfel overgelaten, of het nood
zakelijk was óm de expeditie te staken en ik
zal mij wel wachten daarover uitspraak te doen
alvorens het ingesteld onderzóek is afgeloopen.
Daarom en ook wegens den toestand van oorlog
moet de Regeering zich tot deze verklaring
bepalen.
Toch werd er verder aangedrongen, steeds
meer en eindelijk werd den Minister de scherpe
zinsnede ontlokt: //Als mij aangaande dit punt
nog ééne vra|ag wordt gedaandan zal ik voor
lezen, hetgeen ik hier voor mij heb liggen,
maar dan zal ik er toe gedwongen zijn, want
ik kan niet zeggendat ik het niet weet. Maar
ik voor mij acht het beter, dat daarop niet
aangedrongen worde.” Eerst toen werd gezwegen.
Én de heer Nierstrasz vroeg verderZijn er t Toch bestaat zulk
onderhandelingen gaande, die hoop op een eer-
vollen vrede kunnen geven
Neen, antwoordde de Minister, ofschoon het
niet onwaarschijnlijk is, dat door de bemidde
ling van bevriende radja’s onderhandelingen zul
len worden geopend. Evenwelwat betreft het
telegram uij Calcutta, alsof de Nederlandsche
regeering aan Atchin aanbiedingen zoude hebben
gedaan, dit telegram is volkomen onwaar en
bovendien, de Minister van Koloniën zal nooit
toestaandat voorwaardendie in de verste
verte slechtè zouden overeenkomen met wat het
telegram uil Calcutta vermeldt, ooit door eene
Nederlandsche regeering zouden worden aange
nomen.
Deze laatste vraag en hare beantwoording mis
schien daargelaten eene vraag welke een geheel
nieuw nog niet besproken hoogst belangrijk punt
behandelde en eene beantwoording, welke de
Kamer en het volk ten aanzien van de plannen
der regeering moest geruststellen nadat een cou
ranten canftrd hier en daar ongerustheid had ver
spreid die laatste quaestie der vredesonder
handelingen daargelaten moeten de overige
vragen en antwoorden wel éénen algemeenen, door
gaande» indruk achterlaten één bedroevend ver
schijnsel telkens vertoonen.
Men ziét eene oppositie, telkens en telkens aan-
ingende op antwoorden over punten, waarover
eds zoo dikwijls alles is medegedeeldof op
andere punten waarover de regeering duidelijk
genoeg bemerken laat, het stilzwijgen te willen
bewaren.
Men ziet eene regeering, telkens wrevelig wor
dende bij al dat gevraagtelkens zooveel mogelijk
verzwijgende en niet dan noode hare antwoorden
aan de vragen toemetende.
Zulk een verschijnsel is niet natuurlijk, ten
minste bet behoort niet bij een gezonden poli-
tieken toestand. Wanneer, hetgeen de Engel-
schen noemen Harer Majesteits loyale oppositie
staat tegenover 1 later Majesteits Regeering en
zonder door persoonlijke vijandschap te worden
beheerschtdeze beiden slechts staatkundige ge
schillen willen vereffenen en zij daarover strijden
dan heerscht bij dien strijd openhartigheid vér-
trouwen.
Waarom zou de regeering niet alles zeggen,
wat zij met inachtneming wan ’s lands belang
zeggen mag, indien zij weet dat die mededeelin-
gen niets anders zullen opwekken dan ernstige
eerlijke controle? Waarom zal de oppositie altijd
komen aandringen met dezelfde reeds zoo dikwijls
lu den aanvang dezer maand werd op nieuw
eene interpellatie over de zaak van Atchin in
onze Tweede Kamer gehouden.
Interpellant was weder de heer Nierstrasz,
geïnterpelleerde de Minister van Koloniën.
Daar is, wanneer men de wijze van vragen,
van antwoorden en van repliceeren op die ant
woorden nagaat, iets wreveligs in den toon van
alle betrokken personen. De indruk, dieu de
interpellation over Atchin nalaten en dien ook
die van den 2den Juli nagelaten heeft, is we
zenlijk niet opwekkend. Al moge de vorm ook
nog zoo beleefd wezenmen kan het de heeren
aanzien, den Minister dat het antwoorden hem
verdyet, de oppositie, dat het haar hindert,
dat zij betrekkelijk zoo weinig te weten komt.
Velerlei waren de vragen van de zijde des
heeren Nierstrasz gedaan.
Vooreerst altijd weer de oude: welke was
dan toch de aanleiding totwelke is de recht
vaardiging van den oorlog.
En de Minister antwoordde kortaf op de
wijze van Pilatus: wat ik gezegd heb, dat heb
ik gezegd; zie mijn vorige redevoeringen in,
ik herhaal dat alles thans niet meer. Alleen
de heer Cremershet eenige Kamerlid dat zich
ten voordeele der regeering in de discussie
mengdebegon eerst wrevelig: //nu komt de ge
achte afgevaardigde uit Delft voor de vierde
of vijfde maal op nieuw bewerendat de oor
log niet gerechtvaardigd is; ik zal er niet lang
over uitweiden, maar het staat vast, dat ons
belang en onze plicht vorderen, dat wij een
beschavendenrechtmatige» invloed op Atchin
uitoefenen.”
De heer Nierstrasz hield echter vol, dat hij
de ware, l|em voldoende, alles rechtvaardigende
aanleiding nog nooit en ook thans niet verno
men had.
De interpellant vroeg verder: was de oorlog
behoorlijk voorbereidwaren landmacht en ma
rine in voldoenden staatom de expeditie te
ondernemen
v Reeds herhaaldelijk heb ik gezegdhervatte
de Minister, //dat volgens getuigenis van alle ge
hoorde deskundigen de expeditie zeer goed was
toegerust, maar eveneens heb ik den 27sten
Februari en den 4den April, hier en in de
andere Kamer volmondig erkend, dat de toe
stand der Indische marine niet was, zooals ik
die wenschte, zoodat ik reeds, voor dat er sprake
was van een oorlog tegen Atchin (gelijk de
heer Stieltjes bij de eerste interpellatie erkend
heeft), maatregelen had genomenom daarin te
voorzien.”
Dat wist men nu immers en eveneens, dat
de Minister voortging alles in het werk te
stellen om eene krachtiger zeemacht naar Indië
te zenden.
Doch de oppositie wilde nog een kleine spel-
deprik toedienen met deze woorden: //maar ver
geet de Minister van Koloniën.zoo sprekende,
niet, dat hij zijn ambtgenoot van Marine be
schuldigt, van gedurende vijf jaren geheel ver
keerd te hebben gehandeld?
En wederom vroeg de heer Nierstrasz: vwordt
tegenwoordig de kust van Atchin sedert het ver
trek der expeditie effectief geblokkeerd,” d. w. z.
wordt door onze oorlogschepen zoodanig cordon
om de kust getrokkendat de invoer van oorlogs
materiaal aan die zijden voortaan onmogelijk is
De heer Nierstrasz geloofde het niet, want
hij kende een verhaaldat men gedurende het
gevecht, toen de troepen aan den wal waren en
de schepen de forten beschoten, vrouwen uit
de rivier van Atchin zag gaan, om waarschijn
lijk te Singapore ammunitie te halen, wat
de vlootvoogd niet konde beletten.
De Minister gaf den interpellant ten ant
woord, dat hij niet durfde verzekeren dat de
blokkade langs de geheele kust effectief was,
maar dat het zeer ongepast zoude wezen, indien