ZONDAG 12 OCTOBER. N°. 224. 1873. WEEKBLAD VOOR DE KRIMPENER-, ALBLASSER- EN LOPIKERWAARD EN OMSTREKEN. ™7, »«7. 967. 967. 1020 1087, 83’/. 907. 227, 257. 907. S. W. 1ST. VAN NOOTEN, BUITENLAND. OVERZICHT. De afloop der ministerieele crisis. SCIiOIIOVENSCIECOURANT 5 eel Zijne i. was 3 f Prijs der AdvertentiënVan 1 tot 5 regels ƒ0,50. Iedere regel meer 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzen ding frttnoo, en uiteriyk tot Zaterdags-voormiddags ten 10 ure. HTBN. pc. q 3 4 3 3 p 3 3 n 1816. 5 0. .5 5 5 6 ƒ1000. 5 ƒ1000. 5 !e leen. 9. 4 100.’ Deze Courant wordt geregeld iederen Zaterdag-middag verzenden. Prijs: voor Schoonhoven per drie maanden ƒ0,70. Franco per post door het geheele rijk 0,80. Aanvoer ongeveer f 270 A 310, mindere f 150 A 825, tiid- f 160 A 220, guste ^180, graskalveren idere 50 A 54 ct. per 14,50 i 6,50, oudere l,!^è 1,80 het kilo. MUnSchoonhoven «71. ««71. 541 141 W/. 157. 48’/, 144 817. 987. 100 1007. 9»1/. 1571. •Vis 2317, 71 467. 477, 607. 117. 007. 3 Oot. 577. 68’/. 19’7,. 1007. 81'71. 997. 9971. «TAND. INHOVEN, tot den 3. Oct. 1873. aders C. vim Wiilens- uw. Willem, onders artveld. 11, oud 74 jaren, we- Sectie. 7 869. 7 3 5 7 6 6 8 3 8 BTBN. nep f 23,00 A 24,50 ,40 p. heet.; goeboter per half kilo; kaas ns 29 A 32 ct., dver- 75 A 80 ct. per kilo, neren f16 A 18 ap- ,50 per heet.; aard- k) A 1,70 per heet, gevoerd 40 partijen; f 1,20hl,30 per kilo, ivoer, de handel was magere varkens, big- mber. Aangevoerd kalveren, 6 nuchtere 306 varkens en 247 ct., 2dequal. 68 ct.; aal. 80 ct.; schapen oor Londen 52 54 qual. f68 en 3de vermaassche f 5,10 ieeuwsehe, f 13,50 4 he de beste f 13,004 jarige Vlaamsche, aassche f 11 A 14. teeuwsche f 10,00 h en Noord-Braband- iwsche, Flakkeesche f 8,00 A 8,50, dito Zeeuwsohe, Flak- f7,70 A 8,00, dito vermaassche f 4,80 1.50 A 4,70. mtsehe f240, 245, Nov. 5 -Aug. 5 ■Juli. 5 ■Oct 5 1860. 864. r 5 6 5 6 7 6 6 6 6 341 3 6 5 6 100. 5 partijdie plicht voor uuk, die verstand en noeg bezitom in te zien ig van het lieve vaderland hetgeen hij als zoodanig 0 nen eu zoo goed als ongelooflijk, dat, indien werkelijk de kansen van Mr. van Lynden zoo schoon waren geweest, de Koning in eene zoo ernstige zaak als de regeéring des lands, een uitstel van eenige dagen of weken zoude hebben geweigerd. Zelfs de bezwaren, welke uit de spoedige, opening der Kamers en de indiening der begrootingen voortvloeiden, zouden dan immers wel overwonnen zijn, en beschouwd wezen als nietigheden tegenover een zoo gewichtig belang. Wij voor ons hebben dit dan ook nooit ge loofd. Toch stelde men dit zoo sterk op den voor- groiiddat men zelfs van dit gebrek aan uitstel de Ministers een verwijt maakte. Niet dat men hen aansprakelijk stelde voor hetgeen de Koning aan den heer van Lynden had toegestaan of geweigerd, (dat zoude natuurlijk de onge rijmdheid zelve zijn geweest)maar men meende dat indien de ministers hadden kunnen goed vinden de zaken tijdelijk waar te nemen, het uitstel aan den heer van Lynden niet zoude geweigerd zijn. Natuurlijk lag de vraag voor de hand, of dah.de Ministers konden raden, dat de heer van Lynden een uitstel wenschte en bovendien werd aan dezen laatste door den Minister de Vries opgemerktdat hij dan van dien wensch wel mededeeling had kunnen doen en dat de Ministers dan zeker bereid zouden zijn geweest daaraan te gemoet te komen. De juistheid dezer opmerking sprong zoozeer in het oog, dat zelfs de heer van Lynden er niet op koude antwoorden, dan met de geheel ongemotiveerde repliekdat hij met den Koning onderhandelen moest eu niet met aftredende Mi nisters. Doch deze woordenstrijd boeit ons niet. De oplossing beeft plaats gehad en o. zij de eenige in den gegeven toestand. Zeer zeker is op zich zelf genomen eer. Mi nisterie, dat zooveel tegenspoeden heeft onder vonden als het tegenwoordige, niet het ideaal eener regcering. Maar, waar aan de oppositie de gelegenheid tot optreden gegeven is en waar is gebieken, dat die oppositie geen regeerings- vermogeu bezit om na zoovele jaren oppositie te hebben gevoerd, nu ook met een flink re- geeringsprogram voor den dag te komen, daar is veel meer redeu dat de bestaande regeering blijft, dan dat de oppositie, na misschien ein delijk met loven en bieden en met lapwerk ge reed te zijn gekomen, in hare plaats treedt. Dit klemt nog te meer, wanueer men let op de tegenwoordige samenstelling der Kamer, waarin geene enkele partij op eene afdoende meerderheid rekenen kan. Daarom is de oplossing werkelijk eene oplos sing en ook eene goede oplossing geweest. Up haar kan dan eerst worden teruggekomenwan neer de oppositie toont meer te kunnen doen, dan ópponeeren, dan anderen het regeeren ón mogelijk maken, wanneer zij bewijst, in hare verschillende onderdeelen positieve legeeringsbe- ginselen gemeen te hebben eu van die begin selen de toepassing te kunnen vragen. Daaraan schijnt mei) evenwel vooreej-st nog niet te denken. Immers, hoe treffend hebben de beraadsla gingen bij het adres van antwoord het gebrek aan sainenliang van de deelen der oppositie aan het licht gebracht. Mr. Wintgens richt eene scuoöne rede tegen de antirevolutionairen, schijnt op de Katholieke clericalen zooveel niet tegen te hebben eu noodigt de liberalen uit zich met de conservatieven te veieenigen. De heer van Zuijlen, ook een conservatief, komt hier tegen op, werpt het bondgenootschap der liberalen verre weg eu schijnt zich bij de antirevolutio nairen veel meer te huis te gevoelen. De Ka tholieke clericalen zwijgen en laten in elk geval na, om van eenstemmigheid met de andere an tiliberalen te doen blijken. Neen inderdaad. Wij zullen volstrekt niet |b weren, dat de liberalen op dit oogeublik eene krachtige partij vormen, maar wij durven ge rust uitsprekendat de antiliberalenmet het persoonlijken dienstplicht, op de afkeuring van een zeer aanzienlijk deel der Tweede Kamer schipbreuk geleden. Dat was de genadeslag geweest. Deze ongelukkige gebeurtenissen waren het gevolg geweestzoowel van de groote verdeeld heid in het kamp der liberalenals ook van de vaste aaneensluiting van de leden der oppositie, van alle anti-liberale richtingen te zamen. Hieruit leidden de ministers de gevolgtrekking af, dat de liberalen op het oogenblik tot regee ren niet in slaat waren en dat aan de oppositie de gelegenheid moest worden gegeven om zelve de teugels in handen te nemen. De juistheid dezer gevolgtrekking en hare noodwendigheid werd bovendien versterkt door den afloop der verkiezingen, waarbij de liberalen eenige steeds door hen bezette plaatsen verloren en de oppo sitie veld won. Het collectief ontslag werd dus aan Majesteit ingediend. De Koning gaf als zijn gevoelen te kennen, dat Z. M. de noodzakelijkheid eener kabinet» verwisseling niet inzag, maar de ministers bleven aandringen. Zij meenden zelfs niet te moeten worden teruggehouden door den oorlog met Atchin, dien zij anders gaarne zelven zouden hebben ten einde gebracht. Nu werd aan Mr. van Lynden van Sanden- burg, venen der bekwaamste conservatieven, die bij de oppositie steeds sterk op den voqrgrpnd getreden was, de vorming van een kabinet op gedragen. Vlug scheen deze echter met de volvoering van die opdracht niet gereed te komen. Er werd gemompeld van groote moeilijkheden waarop de heer van Lynden gestuit zoude zijn, in zijne onderhanddingen met personendie hij zich tot ambtgenooten wenschte, moeilijkheden, welke hunnen oorsprong zouden vinden in de zwarigheid om een regeeringsprogramina vast te stellen, dat aan alle fraction der oppositie voldeed. Inmiddels naderde de tijdwaarop de Kamer weder zoude geopend worden en de begrootingen moesten worden ingediend. Men las in de bla den, dat Mr. van Lynden zijne opdracht weder in handen des Konings had nedergekgd en uit de spoedig daarop gevolgde mededeeling der ministers bleek, dat de Koning aan deze laatsten een kabinets-schrijven had gericht, waarin Zijne Majesteit te kennen gaf dat »de herhaalde eu ernstige pogingen tot eene nieuwe kabinetsformatie waren mislukt” eu dat Zijne Majesteit het aan blijven der ministers verlangde. Voor deze mededeeling van den Koning was natuurlijk niemand verantwoordelijk, maar op de ministers bleef ten volle eene andere verant woordelijkheid rusten, die van het besluit, dat zij na die mededeeling zouden nemen. Zij be sloten te blijven, omdat zij uit de genoemde mededeeling bet besluit trokkendat de oppositie tot het in handen nemen der teugels van het bewind niet in staat was. Hetgeen men verwacht had volgde. De ministers werden voor dit besluit in de Kamer ter verantwoording geroepen. Sommigen beweerden, dat de ministers zich hadden beroepen op het believen van den Koning en zich, iets dat natuurlijk volkomen ongeoorloofd was, daar mede hadden willen dekken. Maar deze bewenpg was zoo onwaar mogelijk. De ministers hadden slechts het beheren (I s Konings en het schrijven van Zijne Majesteit medegedeeld, zij hadden zich voor hun eigen daarop genomen besluit volkomen aansprakelijk gesteld. Maar er was tene andere bewering, welke meer schijn van juistheid bezat en welke daarom reeds eemgen indruk moest maken, omdat zij gedeeld werd door Mr. van Lynden, den aange wezen man voor de vorming van een nieuw kabinet. Die bewering was dezedat den heer van Lynden de tijd niet gelaten was, dien hij behoefde en dat hij bij meerderen tijd wel ge slaagd zoude zijn. Nu bleek van dit laatste niets en deze verwachting heeft ook zelfs de heer van Lynden in de Kamer niet uitgesproken. Maar het moest reeds op zich zelve ongerijmd schij- toestand te genezen en de ziekte, de kwijning te voorkomen. Dit is in zoodanig geval plicht, niet de plicht van- eene of andere J;_ haar eigenbelang zoektmaar de ieder, van welke partij ook zelfbeheersching geni wat voor het belang dienstig is, en om ir.ziet, ook te willen. Welnuwat was er gebeurd De tegenwoordige, ministers waren een jaar geleden opgetreden met het politieke doel om de verschillende fraction der lilierale partij te verzoenen en tot samenwerking te stemmen. Zij hadden daarbij een wetgevend doel, het pro gramma hetwelk zij aan de vertegenwoordiging mededeeldenom eenige groote quAestiën van wetgeving op te lossenhervorming van het kiesrechthervofming van het rechtswezen hervorming van het defensiewezen en verbete ring aldus van de weerbaarheid des lands. Hun ontwerp tot hervorming van het kiesrecht was ongunstig ontvangen en een nader onderzoek zoude aan de verdere behandeling daarvan voor afgaan. Hun eerste en belangrijkste ontwerp •het rechtswezen betreffend, eene nieuwe rech terlijke organisatie, had wel, wat elk der ver- schillende hoofdbeginselen betrof, de goedkeu ring der meerderheid kunnen verwerven, maar bij de stemming over het geheel hadden alle minderheden zich vereenigd en door die ver- teniging was de meerderheid gevormd, welke dit geheel had verworpen. Voorts waren tegen de kleinere ontwerpen op datzelfde gebied zeer heftige regeeririgsverslagen gericht geweest. Ten slotte had het lioofdleginseldoor de regeering bij de hervorming van het defensiewezen op dén voorgrond gesteldde invoering van den oog op regeervermogen, nog veel mlbt zijd dan zij. Daarom is de minitterieele crisis opgelost op de constitutioneel eenig mogelijke wijze. Of ook de politieke crisis iü den lande op gelost is? Zeker niet. Maar dat geschiedt ook niet door eene be schikking des Konings, dat geschiedt alleen door den tijd en door de medewerking van allen die hun vaderland liefhebben. Toen het jongste overzicht ter perse was, werden uit Frankrijk berichten ontvangen, welke deden vermoedendat de kansen der monarchaten een onverwacht gunstigen keer hadden genomen en het herstel van het Koningschap onder den graaf van Chambord zoo goed als verzekerd was. De verschillende fraction der rechterzijde zouden het een» zijn geworden over de wijze en de voor waarden, waarop de ommekeer zou tot stand komen, waarvoor zij op eene meerderheid van 110 stemmen rekenden, en de permanente Com missie zou besluiten tot onverwijlde bijeenroeping der Nationale vergadering. Nadere berichten hebben evenwel doen zien dat die voorstelling ver overdreven was. Terwijl men aan deu eenen kant nog ganseb in het onzekere verkeert, of de vertegenwoordiger van het erfelijke koningschap bereid zal zijn ten op zichte der vlag en der constitutie concession te doen, is men aan den anderen kant nog altijd bezig naar een programma te zoeken, dat de verschillende deelen der rechterzijde kan tevreden stellen. Om tot dit laatste te geraken is in eene algemeene vergadering van leden eene commissie benoemd, die al de onderdeelen van die partij vertegenwoordigt en wier taak het is zoodanig programma samen te stellen, dat alsdan aan du goedkeuring van de algemeene Vergadering en van den graaf zal worden onderworpen. Dat de toestand evenwel ernstig is mag men ook opmaken uit den brief, door den ex-president Thiers aan den burgemeester van Nancy gericht, waarin deze staatsman, de redenen vermeldende waarom hij van ziju bezoek aan die stad afziet, nadrukkelijk protesteert tegen het drijven der monarchale partij. Diezelfde partij, die hem beschuldigde de overeenkomst van Bordeaux te schenden, door eenige constitutioneele wetten aan de goedkeuring der vergadering te onderwerpen, ontziet zich thans niet en petit comité over de gansche toekomst van Parijs te beraadslagen zonder het volk te hooren. rWij zuilen dus niet alleen,” zoo schrijft hij, *de republiek te verdedigen hebben, die m. i. de eenige regeenngs- vorm blijft, in staat om de partijen te vereeni- gendie met voldoend gezag de democratie kan bestrijdendie de orde in de financiën herstelde, het lan4 vrijkocht en alle wonden van den oorlog op ééne na heelde, maar ook de staatkundige eu godsdienstige vrijheden, den geheelen maat schappelijke n toestand, de beginselen in 1789 verkondigd, die sedert die der gansche wereld zijn geworden, de vlag waaronder de soldaten met roem gestreden hebben en die, wanneer zij diende om de contrarevolutie te dekken, de gruwelijkste leugen zijn zou.” Deze brief, die«J de legiti- mistische pers zeer verbitterd heeft, zoo zelfs dat sommigen den schrijver voor een commune man uitmaakten en één zelfs den wensch uitte hem in hechtenis te doen nemen, heeft daarentegen in het liberale kamp tot eendracht en samen werking aangespoord, die wellicht tot nauwe aaneensluiting ook bij de ophanden zijnde ver kiezingen zal leiden. De houding der regeering ten opzichte der restauratiep'annen blijft steeds zeer raadselachtig. Even raadselachtig is de inboud van den toast, door de Broglie dezer dagen bij een maaltijd te Neuville-le-bon uitgesproken, waarin de pre mier betoogt, dat de heerschappij der geestelijk heid tot hot verleden en in onze tegenwoordige maatschappij tot de onmogelijkheden behoort. De mede aanzittende geestelijken hierbij tot ge- Een gewoon mensch zegt, dat de ministeri eele crisis van dezen zomer geëindigd is, ge ëindigd door dat de Koning aan de ministers heeft verzocht hun verzoek om ontslag te willen intrekken en doordat de ministers aan dat ver zoek hebben voldaan. Zoo spreekt een gewoon mensch. Het schijnt echter, dat zij, die aan de hoogere politiek doen uit het gebeurde kunnen afleiden, dat de crisis nog niet geëindigd, ja nog in vollen gang isvoor fcoover zulk eene gebeurte nis gezegd kan worden in vollen gang te zijn. Immers in dien zin heeft zelfs meer dan één kamerlid gesproken. Er was echter niet veel scherpzinnigheid voor noodig om in te ziendat die laatste uitspraak meer was eene uitspraak van hetgeen men wel wenschte, dan van hetgeen men eigenlijk geloofde. Daar was bij de heeren die het einde der crisis ontkendengroote teleurstelling. Twee redenen hadden daartoe geleid. Vooreerst was de hoop van aan het bewind te komen voor hen verdwenen; maar in de tweede plaats, en dit woog misschien nog meerals reden van dezen uitslag was algemeen opgegeven het onvermogen der antiliberalen om eene krachtige regeering te vormen. Nu zijn de bedoelde heeren wel tegen deze laatstgenoemde opvatting hevig opgekomen en hebben zij hare onwaarheid beweerdmaar het is hun toch niet mogen gelukkenaan hunne opvatting boven die andere ingang te doen vinden. Het is niet geheel zonder belang, dat wij hierbij even stilstaan. Ter beoordei ling van den politieken toestand van een volk doet het er zeer veel teedat men wete, of de regeering, welke in een of anderen tijd aan het bèwmd is, werkelijk in constitutioneelen zin de eenige inogelijke, de noodzakeliike regeering van h< t oogenblik is. Immers indien dit niet het geval is, dan is de toestand ongezonddan moet óf eene ziekte, eene kwijning volgenof moet men de handen aan het werk slaan, om met alle geoorloofde middelen te trachten den ongezonden

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1873 | | pagina 1