r.ztó
Z0NDA6 15 MAART.
WEEKBLAD VOOR DE KRIMPENER-, ALBLASSER- EN LOPIKER WAARD EN OMSTREKEN.
Parlementaire treurtooneelen.
«7.
4
6 Mrt.
de Muntwet behoort tot
geboekt
4
compli
vrijzin-
SCIIOIHOVENSCHE MINT
Deze Courant wordt geregeld iederen Zaterdag-iniddag
verzonden. Prijs: voor Schoonhoven per drie maanden ƒ0,70.
Franco per post door het geheele rijk 0,80.
Prys der AdvertentiönVan 1 tot 5 regels ƒ0,50. iedere
regel meer 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzen
ding franco, en uiterlijk tot Zaterdags-voormiddags ten 10 ure.
A1U binnenlandKiha AdrwrtentiSn waarvan da
ylaatring MLU MAAL wordt opgegovoa, wordon
•toolkta TWO MAAL ia vokaniag febraoht.
X.
pc.
70*/,
91'/.
90
13%
101
6
5
5
6
1
6
6
6
5
3
3
Z
5
5
5
5
0. 5
:tie. 7
9. 7
3
5
7
6
6
8
3
3
96%
98%
1027
104
r--
8. W. ïST. VAN NOOTEN,
Uitgeval».
38’/.
12/7.
70%
99%
101%
102%
96%
17%
91%
58%
39%
80%
36
28
18
50
week «tonden de
it op 4516/u g®-
4 58%
3 "A“
4
3
3
3
3
1-6. 5
5
5
5
5
lOO. 5
100. 5
jen. 4}
4
3
f
5
g. 5
5
5
160.
270
61%
61%
65%.
64»/u
559
I4a>/T
57
.eeuwsck-
nuasche
e nieuwe Zeenwicht
>10 4 12,60, goede
auwe f 9,50110,50,
Vlaamsche f 9,70 1
h* winter nkautat
OvermaMBche en
whe en Vlaameobe
•tort f 7,204 7,80.
79
86'/,
96’/,
1007,
100'/,
94'/,
8O’/„
69'/,.
437‘/,
431
evoerd 5
11 Maart
orden.
1 voor Engeland 21
f 5,00 112nuch-
Aangevoerd: 998
139 nuchtere kal-
49 v arkena en 67
2de qual. 70 et.;
.1. 95 ct.schapen
jr Londen.^6 1 50
ual. f 70 en 3de
ermaassche f 3,75
jhe f 11,501
f 10,95 1
re f9,70 a 10,00,
l-Brabantache f 9,20
Flakkeesche en
dito mindere f 7,50
dito mindere f 6,50
en Overmaaaache
3,20 4,80.
-mschc f 8,40 a 8,70,
uaaascha en andere
rzn.
p, ‘t geheele gewas
r 50 kilo goeboter
talf kilo; kaas f26
J4 ct.overloopera
per kilonuchtere
1aardappelen f9
toliter. 2 partyen
partijen
zal hier
m aanvoer van on-
1 evenals de vorige
rheid, waarin men
hier en daar heer-
over de grenzen niet
290, mindere qual.
pinken f 504 85,
idere aware 44 4 47
18fok varkens van
om niet al te uitvoerig
Kamerontbinding zou- weinig batenwant met
geriuge wijziging zouden dezelfde personen ge
kozen worden die tbaus zitting hebben. Het
kiezerspersoneel moet worden uitgebreid,
en van beter gehalte worden gemaakt. Het
eerste kan geschieden door census-verlaging, het
andere Alleen door kiesbevoegdheid te ver-
leenen aan de capaciteiten.
Vervolgens: er moet meer aansluiting wezen
tusschen kiezers en candidate!). Men moet
elkander kennenmen moet weten boe de per
soon zijuer keuze denkt over verschillende on
derwerpen van staatsbelang. Wij zijn geen voor
standers van een imperatief mandaat, integen
deel: maar verrassingen en teleurstellingen, zoo-
als nu en dan deze of gene Afgevaardigde zijn
kiezers bereidt, koudeu worden vermeden.
Indien de candidaten vaak met hun kiezers
van gedachten wisselden, en dezen hun inzich
ten mededeelden, zou er, misschien, wat fris-
scher politiek leven stroomen door de aderen
van het Nederlandsche volk.
.En juist daaraan is groote behoefte.
H-e.
in het gelddpuemer, die op zijn tijd de rente betaalt
en behoorlijk afloat, maar o! ongeluk, wanneer
de geldopnemer blijkt een man te zijn, die wel
mooi praten kan, maar helaas te lui is om te
werkenzoodat de rentebetaling gaat sloffen en
van aflossing geen sprake meer. is. De geld
schieter komt tot de conclusie: dat is een»,
maar dat nooit meer. Zoo moeten, helaas! de
goeden het voor de kwaden misgelden.
Den geldschieter, die met de beste bedoelin
gen geld uitleende, wordt nu misschien door
den geldopnemer achter den rug nog verweten
dat hij inhalig is, en door nieuwe verzoekers,
dat hij geen hart heeft om anderen eens voort
te helpenterwijl van den anderen kant de geld
schieter al die verzoekers wantrouwteh na lang
smeeken en bidden eindelijk nog iets geeft om
voort te helpenmaar met den grootsten tegen
zin, dat hem na het voorgevallene ook niet
kwalijk en is.
De fout nu is gelegen bij beide personen, Als
de geldschieter met verzekerd is, dat de geld
opnemer spaarzaam is, dat te onderzoeken is,
ofschoon dat somtijds wel eenige moeielijkheden
in heeftdat hij behalve lust tot werkenook
overleg beeft bij zijn werkzoodat hy aan kan
toouen dat het geleende geld, besteed op eene
wijze zooals hij voornemens is, he>n voordeel
op zal leveren, maar tevens den geldschieter
zekerheid geeft voor de aflossing en rentebeta
ling; als de geldschieter daarvan niet verzekerd
is zeg ikdoet hij beter geen geld te schieten
want doet hij dit, zoo kan hy verzekerd zyn,
dat zijn geld grootendeels verloren gaat. Hij stelt
zich bovendien bij het terugvordereu bloot aan
genbemde verwijlen en zet de deur open voor
andere aanvragers, die, ingelicht dat zij met
mooie woorden gemakkelijk geld kunnen ver
krijgen er lui op voortterenvolstrekt geen
overleg hebben en als de tijd van rentebeta
ling daar is, ónmogelijk kunnen betalen en nog
veel minder aflossen.
Dit wat betreft den geldschieter maar nu de
fout van den geldopnemer: deze, werkzaam van
aard, denkt reeds spoedig zooveel te vermogen,
dat bij op eigen beenen kan staanals hy maar
eenig geld heeftja re 11 lang als knecht of be
diende werkzaam geweestgaat hy den patroon
verlaten, die intusschen altijd zeer over hem te
vreden is geweest, om op eigen wieken te drij
ven. Aangenomen nu dat de geldopnemer niet
tot de zoogenaamde luie dienstknechten behoorde,
maar werkelijk ambitie en energie bezitzoo
mist zulk een persoon meestal het juiste door
zicht om het geleende geld zoodanig aan te wen
den dat hij er voordeel van heeft en de geld
schieter de verlangde zekerheidhij weet niet
genoeg, dat geld alleen dikwijls het middel niet
is om meer te verdienen maar dat kennis en
overleg daarmede gepaard moeten gaan om bet
middel productief te maken. Helaas I van jongs
af aan heeft hij weinig of liever in het geheel
geen onderwijs genotendus dat beperkte door
zicht en gering overleg is, hem meestal niet
euvel te duiden, maar des te gevaarhjker voor
den geldschieter om zujk een geldopnemer cre-
diet te geven.
Vandaar dat de tegenwoordige praktische maat
schappij in toepassing willende brengen boven
genoemden levensregel, naar een middel gezocht
beeft om genoemde geldophemers voort te helpen
en de geldschieters met af te schrikken om geld
uit te leenen; en mochten deze laatsten dat toch
doendoor aan de eerstgenoemde!) de gelegenheid
te geven zich zelven te redden door vereenigde
krachten. Daartoe zy 11 in vele plaatsen in Duits
land en ook reeds 111 sommige van ons land per
sonen bijeengekomendie met elka&r hebben
opgericht een fonds dut ontstaat en gesteund
wordt door reutelooze voorschotten van kleine
sommen en uit de spaarpenningen van personen
als meer genoemde geldopnemersen zulk een
fonds wordt genoemd ren voorschotbank ui'
hulpbank.
Als nu de personen, die geld behoeven, kun
nen aantoonen, dat zij spaarzaam zyn, daar zy
reeds gedurende eemgen tijd kleine sommen in
het fonds hebben gestort, in den beginne rente
loos en later, als het fonds grooter om vang heeft,
tegen zekere rentezoodat zy het zoover gebracht
hebben, dat zij een of meer aandetlen in het
fonda bezittendan eerst kunnen de bestuurd
Niet alzoo dus. Er moest gespeechd worden,
4 tort et a travers.
En prachtige staaltjes van parlementaire wel
sprekendheid en parlementair savoir-.vivre
kwamen er voor den dag. Hoort bijvoorbeeld
den heer Gratama, als hij één der bekwaamste
en meest bevoegde adviseurs, professor Vissering,
verdenkt van zich bij zijn niet altijd consequente
uitspraakeen inconsequentie overigensdie
door de telkens zich wijzigende toestanden vol
doende was gewettigd, te hebben laten in-
fluenceeren door zijn betrekking tot de Neder
landsche Bank.
Of den heer van Kuijk, als hij de spiksplin
ternieuwe leer verkondigt, dat in elk geval af
stemmen voorzichtiger is dan voorstemmendoet
men 'teerste, dan kan men er altijd op '-erug
komen, terwijl door het laatste een fait ac
compli in T leven treedt. (Die heer is er
achter 1 ziet daar de conservatieve idéé ten volle
Verwezenlijkt!)
Of den heer Kappeijne, die begint met te
Vertellen dat hij volstrekt niet op de hoogte is
van de zaak, en daaruit aanleiding neemt om
anderhalf uur lang te oreerendie daarbij zoo
zeer afdwaalt, dat de voorzitter zich genoopt
ziet om hem tot de orde te roepen, hetgeen
dien geestigen spreker wederom gelegenheid
schenkt den voorzitter te danken, dewijl hij nu
den heer Kappeijne aangaat, in uei.
Zondagsblad van het Nieuws van den Dag
(8 Maart) vinden we’eenige opmerkingen aan
zijn adres, die ons volkomen ad rem toe
schijnen. hEen goed advocaat is daarom nog
geen goed volksvertegenwoordiger; hij kan dit
desniettegenstaande zijn.” Inderdaad be
gint onze Tweede Kamer wel wat te gelijken op
een soort van debating-club, op een leer-
tchool voor balie-welsprekendheidwaar de ver
nuften hun gaven doen schitteren, ter navolging
van de redenaars van minder kaliber, ’t Gelijkt
wel een wedstrijd. Dat echter verlangt de natie
niet. Thorbecke zei: «Wachtop mijne daden.”
Niet: Hoort en bewondert mijn woorden.
Thans is de ypstingwet in behandeling. Hoe
zal het daarmee gaan? Zullen de munt-speci-
ahteiten van gisteren plotseling worden geme-
tamorpboseerd in militaire-idems van heden, en
de wét verwerpen omdat zij niet precies strookt
met hun plannen van defensie? We hopen
het tegendeel: anders zou de sympathie tusschen
de natie en haar vertegenwoordigers er niet beter
op worden.
Voila la mal mais o'u est le remède
De kwaal meenen we te hebben aangewezen,
en dit is al vrij wat. Menig geneesheer brengt
het zoo ver niet met zijn patiënten. Doch het
geneesmiddel aan te duidenis minder gemak
kelijk, te meer omdat de opinion daaromtrent
nog al wijd uiteenloopen.
Wat ons idéé betreft,
te wqrden slechts dit:
Een woord ook in het belang van vele
ingezetenen dezer gemeente.
Heb uae naasten hef als u zelven.
Als men deze woorden als levensregel hoort
verkondigen, klinken ze voor de toehoorders
zeer schoon, maar als men ze in de praktijk
wil toepassen, schrikt men dikwijls terug voor
de moeielijkheden, die zich dan van alle kanten
opdoen; toch kan het geen kwaad er nu en dan
eens aan te herinneren.
Meermalen gebeurt het, zoowel hier als el
ders, dat personen, die alleen van hun han
denarbeid moeten leven, maar die ambitie en
energie bezitten, zich wenden tot hen, die eenig
kapitaal meer bezitten, dan zij met vriendelijk
verzoek een som gelds te mogen leenen tegen
zekere rente, terwijl zij vast beloven genoemde
som binnen een bepaaldtn tijd te zullen aflossen
en de rente behoorlijk geregeld te betalenen
om die belofte nog meer kracht by te zetten
willen zij zich schriftelijk verbinden nog ge
steund door een of twee borgenwant effecten
bezitten zij meestal niet om in pand te geven,
nog veel minder een huis of een stuk land om
met hypotheek te bezwaren.
Zulke beloften nu schijnen alle zeer schoon
men krijgt medelijden met den persoondie
verzoekt, die tevens niet nalaat zijne weder
waardigheden zooveel mogelyk te vertellen; men
vertrouwt ziju eerlijk gezicht, men wil iemand
voorthelpenen eindelijkmen laat zich
overhalen. Dit is du alles goed en wel, als
de geldschieter iemand gevonden heeft in den
zijn redevoering kan bekorten. (Ocb, of alle
heeren het wenschelijke van kortheid ipzagen
waarlijkden presidialen hamer behoeven zij
daarvoor met af te wachten.)
Maar nog eenswij willen geen nalezing
houden op de debatten. Alleen moeten we nog
een paar zinsneden citeeren uit het merkwaardig
schrijvendat professor Vissering tot den heer
Gratama heeft gericht.
«De discussie over de. Muntwet heeft op mij
een bedroevenden indruk gemaakt; en ik kan
het u verzekerenop mij niet alleen. Er is
een kwaaddat meer en meer in onze staats
vergadering om zich grijpt en dat wel geschikt
is om den eerbied voor de vertegenwoordiging
niet te vermeerderen. Er komt geene groote
quaestie ter sprake, of elke individueeleopvat
ting, ook de meest oppervlakkige (om geen
harder woord te gebruiken acht zich bevoegd
zich als advies aan de Regeering en aan de
leden der Kamer op te dringen.-Elke
groote maatregel van wetgeving, mét hoeveel
ernst en zorgvuldig overleg ook voorbereid
wordt onder dien stroom van beginsel looze
individueele meeningen onmogelijk. De wetge
vende macht in den Staat geeft zichzelve een
brevet van onvermogen. Het land kan daarbij
niet welvaren. En de gehechtheid des volks aan
zijne staatsinstellingen wordt op eene zeer ge
vaarlijke proef gesteld.
«Het kan meen ik zijn nut hebben, dat gij
en eenige andere leden der Kamer wetenhoe
men butlen de Kamer denkt en spreekt.”
Dat is juist het gevaarlijke van den tegen-
woordigen toestanddat de eerbied voor den
parlementairen regeeringsvorm er door wordt
geschokt dat de zuilen, waarop onze constitn-
tioneele vrijheid rust, er door worden ondermijnd.
Er is in den laatsten tijd veel gebeurd dat daartoe
aanleiding geeft. Alle groote aangelegenheden
waarmee de Regeering zich bezig hield, bleven
onafgedaan, wegens de Babylonische spraakver
warring die in de Kamer heerschende was. In-
komsten-belastingrechterlijke organisatie, af
schaffing van plaatsvervanging Muntwetal
te gader stations op den noodlottigen weg die
leidt tot volslagen machteloosheid. De natie
schreeuwt om wettenwant zij wil niet achter
blijven waar zooveel andere volken moedig voor
waarts streven haar stem is gelijk aan die des
roependen. Jade Heeren willen wel wetten
bekrachtigen mits die geheel beantwoorden aan
elks persoonlijke opvattingen. Kan dit niet ge
beuren (en hoe zou het ook dan maar liever
niet. En eindelijk zou er een tijd kunnen
komen, waarin allerwege de kreet werd ge
hoord Onder het landsi aderlij k bestuur van
koning Willem 1 had het volk slechts in naam
eenig aandeel in de wetgevende machtdoch er
kwamen groote dingen tot stand; thans, nu bet
volk zich kan doen gelden, gebeurt er met’. Der
halve weg met die parlementaire vormen die
de functie vervullen van het welbekende en
zoozeer gevreesde vijfde wiel.
Indien het zoover kwamboe zou onze natie
te beklagen zijn En wij vragen, wien zou-zulks
te wijten zyn
«Maar men kan niet vergen, dat een lid der
vertegenwoordiging zyn stem geeft aan een wet,
die hij zich verplicht ziet af te keuren?” Zoo
ongeveer beantwoordt de heer Gratama de ver
wijlen van profes.-or Vissering.
O neen, volstrekt niet. Maar af keuren en
ai keuren zijn twee. Of is er geen verschil
meer tusschen hoofdbeginselen en bijkomende
zaken? Dat is juist de groote fout van de
liberale partijdat zij zich niet om groote be
ginselen wil scharendat elk barer leden alleen
zijn eigen begrippen als onfeilbaar aauueemt, en
duchtige critiek uitoefent over alles wat niet uit
zijn koker komt. Er zijn Afgevaardigden die
niet schijnen te begrijpen dat de natie hen naar
den Haag zendt om te werken, geenszins
uitsluitend om anderen het werken te be
letten.
«Geloof niet op gezag Meneer
Geloof alleen wat ik u leer.”
Met andere woorden, we zijn zeer vrijzin
nig, zeer liberaal doch alleen onze meaning
is de ware. Wat niet punt voor punt strookt
met onze opinie, keuren we af, moeten we
afkeuren.
De verwerping van
de geschiedenis.
Het roerend verhaal dier gebeurtenis staat
geboekt in het Bijbladmogelijk zal onze na
zaat het opslaan om te weten te komen hoe
het voorgeslacht sjouwde met zijn grondwettig
aandeel in de wetgevende Macht. En als bij
’t doetdan zal hij ons bewonderen dan zal
ook hij op zijn beurt gelagen van «dien goe
den ouden tijd.”
Wij voor ons, wij willen geen nalezing hou
den op de debatten van de Edel Mogenden.
Dat zou noch voor schrijver, noch voor lezers
heel aantrekkelijk zijn. Alleen willen wij naar
aanleiding van het gesprokene, geschrevene en
gebeurde’ een paar opmerki igen wagen.
Er zijn aangelegenheden waaronder zeer be
langrijke, waarvan men het niemand kwalijk
kan nemen, dat hij er niet of gebrekkig mede
bekend ia. Men kan een uitstekend volksver
tegenwoordiger zijn, zonder juist een gedetail
leerd oordeel uit te kunnen brengen over de
vestingweten andere onderdeden van de de-
fensie-quaestie. Zoo is het ook met de vraag
stukken die aan het muntwets-ontwerp ten grond
slag lagen. Daar zelfs meer, dan bij andere
■aken. De vraag gouden, zilveren of dubbelen
standaard grijpt diep in allerlei staathuishoud
kundige quaestiënmen kan er eenige alge
meens begrippen van hebben maarom het
onderwerp in zijn geheelen omvang te overzien
om er een zelfstandig oordeel over uit te kunnen
spreken zonder te steunen op hetgeen anderen
er van hebben gezegd daartoe moet men er
een bepaalde studie van hebben gemaakt. En
dat is zeer zeker met al onze Kamerleden niet
het geval. De omstandigheid dat de staathuis
houdkunde een nog betrekkelijk jeugdige weten
schap is, welker beoefenaars over gewichtige
aangelegenheden volstrekt niet eenstemmig den
ken, moest daarbij tot dubbele behoedzaamheid
aansporen.
Ieder zou dus verwacht hebbendat het
adviesuitgebracht door een te dier zake door
de regeering benoemde commissie van deskun
digen van dusgenaamde munt-specialiteiten
voor de vertegenwoordiging ten minste als auto
riteit zou gelden. Niet alzoo. Immers, dan
viel er weinig anders te doen, dan de wet aap.
te nemenen waar zou dan zoo menig kamer
lid yan wien niet kan gezegd worden
«Die nimmer praat uit lust tot praten,
waar zou zulk een kamerlid dan blijven met
zijn schitterende welsprekendheid, die toch waar
lijk niet bestemd is om onder een korenmaat te
worden gezet