E 29a- ZONDAG 3 JANUARI KRIMPENER-, ALBLASSER-, EN WEEKBLAD VOOR OPIKERWA^RD EN OMSTREKEN. S. W. 1ST. VAjfer JSrdoTEK", 1 875. BUITENLAND. 13 9pfiü3Sa 1 Deze Courant wordt geregeld iederen Zaterdag-middag verzonden. Prys: voor Schoonhoven per driemaanden f 0,70. Franco per post door het geheele ryk 0,80 All* Prys der Advertentie*Van 1 tot 5 regel» /Oj». Iedere regel meer 0,10. Groote letten naar plaatsruimte. Inzen ding franco, en uiterlyk tot Zaterdags-voormiddags ten 10 ure. I Adrerteotilnnurni mil *f|«|trw, w* •Uoku r«B MAAL ia rak..u>( pla.oht. tik de Tijd »die jong benen jong blijven zal, totdat ik in het graf der eeuwig heid nederplof, moet aan de menschen voor gesteld worden als een magere grijsaardik, die alles opbouw en alles terecht breng, moet met niets anders dan de vernielende zeis afge beeld wordenin een costuum waarin men zich in geen fatsoenlijk gezelschap kan presen teeren Op deze wijze voert de Oude Heer Smits in zijn vEen Nienwjaarawensch aan zijne vrienden" (wier getal tosschen twee haakje* gezegd, énorm is,) den Tijd sprekende iu. En wjj, pas ruischte in ons oor de vleugelslag van den een wig jeagdige, die in den nacht tusschen 81 December en 1 Januari elk men- schenkind zijn rustelooze vlucht herinnert, ook wij willen ons nog voor een oogenblik verdiepen in de gedachten, die het wisselen des j&ars bij ons opwekt. Ik, dier alles opbouw. Maar zegt mij, is er niet vooral één groote tempel, die der Ge schiedenis, waaraan de tijd immer voort arbeidt, waaraan- hij jaar op jaar een nieuwen steen toe voegt,—of liever, om mij met meer juistheid uit te drukken, waaraan de jaren zeiven de steenen zijn die door den bouwmeester wordcu die opeengestapeld. De menigte gaat onnadenkend voorbij maar hijdie het *wer< ken en denken en leeren is 1 leven" van De tieneetet in toepassing brengt, hij toeft een wqjle op zijn weg, en tracht uit de opschrif ten, waarmee de Tijd op eiken -steen de ge beurtenissen in onvergankelijke teekenen heeft aangestipt, levenswijsheid te verzamelen. Doch staken wij, die beeldspraak. Wij ook willen, alvorens ons geheel en al bezig te gaan houden met de verwachtingen,ïllusiën wel licht!die het jaar 1875 bij ons opwekt, nog eenmaal het jaar dat achter ons ligt iu onze verbeelding terugroepen. Onze landgenooteu beboeu alle redeuen, om 'later nog menigmaal aan 'tjaar '74 te deuken. Het neemt in de reeks van zijn gelijken een niet onbelangrijke plaats in. At wie zich met in de eerste plaats laat medesleepeu iloor schitte rende daden en geruchtmakende gebeurtenissen, maar vooral w«arde hecht aan een beginsel dat heeft gezegevierd, aan een waarheid die is verkondigdzal het iu deze geheel met ous eens zyu. Wij schrijven geen kroniek van hetafgeloo- pen jaar. Wij willen alleen trachten te bewij zen, dat werkelijk de beschaving een flinke schrede voorwaarts heeft gedaan. Wij richten daartoe onzen blik naar een plaats, waar op dit oogenblik de diepste stilte heerscht, naar 's lauds vergaderzaal op liet Binnenhol te 's Graven hage. Dit verwondert u wellicht? Gij vindt het mis schien vreemd dat wij daar de bouwstoffen gaan zoeken voor onze vculturgeschichte" van den jongsten tyd, gewoon als wij zijn te hoo- ren gewagen vau onvruchtbare debatteu, verbeu zeling van den nationalen tijd, laugwijlige par lementaire redevoenugeu die gekust onuitgespro ken hadden kunnen blijven Om te bewijzen, dat er wel eenigeoverdrij ving ligt in de klachtendie nu en dan ten opzichte van ouze volksvertegenwoordiging wor den aangeheven en nagegalmd, wijzen wij op drie lenen die in de jaarboeken onzer parle mentaire historie van 1874 staan opgeteekend: op e»u beginsel, dat de overwiuning Gepaalde op een voljcsweuschdie officiéél is uitgespro ken op een overtuiging, die bet nationaal geweten moet wakker roepen. In de eerste plaats dan hebben wij het oog op de Wet tot beperking van den arbeid van kinderen, op welke wet in het vorig nummer ter loops werd gewezen als een stap, om langs legislatieven weg belemmerende en drukkende instellingen weg te, ruimeu. Van lieverlede be gint te blijken,Jut bet Uevelingsidóe van de (joctrinairen op staathuishoudkundig gebied t rde arbeidersquaestie is niets anders dau een quaestie van vraag en aanbod: elke inmenging van hoogerhand is daarbij af te keuren dat dit denkbeeld valsch is, en dat er werke lijk omstandigheden zijnwaarbij de tusschen- komst der regeeringen noodzakelijk is. De ar beider is van den werkgever afhankelijk, en dat'moet zoo zijn; werd die betrekking om gekeerd, dan zou grenzenlooze verwarring daarvan het gevolg zijn. Maar zoodra de laatste van zijn bevoorrechte positie mis bruik maakt tot zijn eigen voordeel, tot bereiking van egoïstische oogmerken", dan moet er een macht zijndie beschermend optreedt. Dit is eenvoudig een uitbreiding van het beginsel „recht voor allen." Art. 3 van de Grondwyt bepaaltdat allen die zich. op hej grondgebied van het Rijk bevinden gelijke aan spraak hebben op bescherming van persoon en goederen de arbeid is het eenige goed van den werkmanhij is zijn leven en het bestaan der zijnen. Zoodra in deze het aanbod de vraag overtreft, gelijk feitelijk hier en elders het geval is, dan zou de industrieel den arbeider kunnen onderwerpen aan zoo barde voorwaarden, dal alleen de nood in staat is er in te doen be- rasten. Dan moet de wetgever zich doen gelden. Het bezigen van jonge kinderen als arbeids kracht is een van die misbruikenw&artegeu edelmoedige fabrikanten zich hebben verklaard, maar dat door anderen werd bestendigd om het stoffelijk voordeel. In zeer veel gevallen waren de ouders gedwongen hun kinderen voor den arbeid af te staan mij zijn voorbeelden bekend waarbij werklieden geplaatst werden tusscben het alternatief de kinderen meêbrengen of zelf ontslagen worden. Zulk een pressie,-ik wil gelooven dat zij slechts bij uitzondering werd uitgeoefend, verschilt niet veel van slavernij, en moet in een beschaafden staat onmogelijk worden gemaakt. Dat goede werk is door de bedoelde wet aan gevangen. Het beginsel iS vastgestelddat de wetgever bevoegd is hier op te treden, eu de grondslag is gelegd voor verdere regeling. Dat is een gewichtig feit geweestwel waard te wor den herdacht. In de geschiedenis van den arbeid in Nederland zal daarom het jaar 1874 voor altijd een plaats innemen. Is waar, de geaente voorsteller had dien - ndkml deze vrrtf achting roiwöhi?u*S illusie P Toch zoüden wij haar ongaarne prijs geven. Een derde herinnering. Wij zijn thans tegen- woorag bij de behandeling der staatsbegrooting voor .875, en wel bij de debatten over Hoofd-, stuk fFinanaiën." Gelijk telken jarewordt van alle ziden langedrongen op hervorming van ons belasttrgstelsel. Inzonderheid zijn er enkele be lasting®, die op de zeep vooral, die men gaarne zou ziei afgeschaft. Maar afschaffen zonder équi valent, lat g3at niet, want het geld is nooaig, hoog nrodig, de Staatsinkomsten mogen niet worden •erminderd. Welnu, zeggen sommigen, verhoogei wij dan de belasting op het gedis tilleerd en weinig, en de opbrengst van den zeepaccijn? wordt ruimschoots vergoed. Maar welke stem klinkt ons daar m de ooren rNiet langer, o Nederland 1 mag de kurk van de jmeverflesch het middel zijn, om uw financiën drijvende te houden! Bra vol dat is een woord, ons uit het hart gegrepen. Ja, 't is vreeselijk, vdat de drank- dmvel enze schatkist moet vullen, dat de ver- dierlijkhg van onze broederen ons nationaal cre- diet rroet ophouden, dït wij een onzaligen hartstocht op zóó hóoggaande wijze exploiteeren. Nederlmd met zijn jeneverbela9tmg hier, met zijn anfioenpacht in Insulinde, mag niet nog in meerdere mate den buitenlander tot een ergern9 wezen. flfii A- i~~,rU--Ar rrr f- alé macht, door zedelijke en stoffelijke middë- lm. De belasting op het gedistilleerd brengt vin jaar tot jaar meer op, eu voorziet thans ztlfs voor de helft in ons zeer hoog eindcijfer vat\ de begrootmg van oorlog. Verschrikkelijk, liet waar? En daarom, dat onze tegenwoor dige en toekomstige Ministers van Financiën net langer den dronkaard tot den reddenden engel voor hun budgetten maken. Anders zou immers bet oogenblik, waarop vij ophielden ons aau dronkenschap Schuldig 1e maken, tegelijk de dag van ons staatsba'tfk- loet kunnen wordeD Dank zij daarom den Volksvertegenwoordiger, die het boven aangehaald woord, als een stemme der profetie, heeft uitgesproken. Lezers, ik hoop u thans te hebben over- eerste1» stap heel wat grooter willen nemenen tuigd, dat wij wel met een gevoel van dank- onze kamerleden hebOi n er verschrikkelijk op afgedougeu. 't Is eienzeer waar, dat er Staten zij n waar de bescherming van den arbeid-,zich veel verder uitstrekt en dat wij op dat gebied nog zeer achterlijk zijn. 't Valt met te ontkennen, dat het recht van de landbouwers op den arbeid van de kinderen huuner onderhoongen nog on verkort is gebleven tot nadeel van de verstan delijke ontwikkeling onzer jeugdige plattelands bevolking. Maar al die bedenkingen zijn met in staat onzen juichtoon te dempen het begiusel heeft getriuinfeerdhet overige zal en moet volgen. tiet tweede gedenkwaardige moment in ouze parlemeutaire geschiedenis van 1874 is de dag waarop de motie, door welke het wenschelijke van internationale arbitrage is geproclameerd werd aangenomen. Hijdie de waarde der dingen beoordeelt naar baar dadelijkepractische gevol gen moge over het denkbeeld van scheidsrechter lijke uitspraak iu geschillen tusschen de volken de schouders ophalen en wijzen op een tot de tanden gewapend Europa wij zullen niet trach ten hem iu ouze geestdrift te doen deelen. Een ander moge beweren dat het zeer weinig be tee kent of een zwakke natie als de onze al een sterke begeerte naar vrede aau den dag legt, wij autwoorde.ii hem, dat menigmaal door ge ringen en door zwakken de wereld begiftigd is geworden met verheveu denkbeeldenwaarvoor later zelfs de mochtigsten moesten zwichten. Iu navolging van Groot-Bnttanmë en Italië na men die toch wel eenig gewicht in de schaal leggen—is bij ons de oorlog officiëel verooi deeld;— later zullen nog anderen m die richting met ous medegaan, opdat eindelijk, zij het dan na een lang tijdsverloop en na nog menige bloedige wor steling de vloek der volkenalgemeen ten onder gang gedoemd, feitelijk worde geëxecuteerd. baarheid mogen terugzien op het jaar dit voorbij is. En als het jaar dat wij pas zijn ingetre den, weer zal zijn weggezonken in der eeuwen Btroom mogeu dan nog meerdere, nog rijpere vruchten van de beraadslagingen onzer Volks vertegenwoordigers door ous herdacht kunnen worden. He. OVERZICHT. Gewichtige vraagstukken zijn ook bij den aanvang van het jaar 1875 hangende aau den staatkundigen hendel van Europa. In Frankrijk heeft de Republiek, zelfs de conservatieve republiekzooals Thiers en de zijnen die willen, nog altijd te kampen met den bedekten en openlijken tegenstand van mo narchalen en imperialisten, die het gunstige oogenblik afwachten om de naamlooze regeering omver te werpen en een hunner pretendenten der natie op te dringen. De kostbare nationale tijd, dien een ganscn jaar aanbiedt, ging zoo goed als geheel verloren aan partygekibbel en partijstrijd, zonder dat aan dien on houdbaren toestand van algeheel ontbreken van een regee- nngsvorm een einde kwam. Het eenige waarop Mac-Mahon, de president van een niet üestaande republiek, zich kau beroemen, is de zaken weder eeu jaar gaande gehouden en gezorgd te hebben, dat vooreerst de partijen uog vrij spel hou den. Deièf.maken er dan ook dankbaar gebruik van. De agitatie door de Bonapartisteu iu de laatste dagen in bet leven geroepen, bewijst hoezeer die partij voor weinige jaren zoo goed als dood gewaand, sedert aan kracht wou, eu de nieuwe deputatie, naar Frohsdortf algezonden, doet zien dat ook de Legitimisten nog lang niet alle hoop opgeven. Gttintip? ere» wil is de toostend v*b vergeleken bij diè van Sp&nj6. Een machte* looze republiek, die alleen in naam bestaat, tracht daar nog steeds te vergeefs een einde te maken aan een burgëroorlogdie de beste krachten des lands verspilt en het land zelf aan den rand van een afgrond beeft gebracht. Niet rijp voor de ^publiek, te rijp voor een koningstroon zooalsjpo/i Carlos zich dien droomt, zou wellicht een Jmberaal-constitutioneele mo narchie, al9 Don Alfonso, Isabella's zcion, die in zijne jongste 'manifest aanbiedt, eene ge- wenschte uitkomst zijn. Mogelijk zou aan een geboren Spanjaard jgelukken, wat dè vreemdeling Amedeus moest opgeven. Maar niet overal is de toekomst zoo donker als in Spanje. Italië'S toestand geeft grond voor de beste verwachtingen. Het jaar 1S74 droeg veel bij om 's lands verhoudingen tot het buitenland te verbeteren, zelfs ontbrak het niet aau blijken van waardeering en sympathie. Als nu regeering en vertegenwoordiging den gunstigen tijd maar weten tè gebruiken om in wendige toestanden te verbeteren en te orga- niseeren. Op dat gebied is er nog werk in overvloed; getuige de bestaande bandeloosheid op Sicilië, de abnormale toestand van 's lands geldmidde len en de kerkelijk-staatkundige quaestie. Datvraagst.uk, het kerkelijk-staatkundige, ia ook eldere aan de orde van den dag. Het be gint meer en meer alle politiek te beheerschen, De Oostenrijksche regeering heeft nog te veel hare aandacht te wijden aan de netelige natioualiteitsquaestiën en de moeielijkheden in Hongarije, om de beginselen in hare kerkelijke wetten nedergelegd consequent te kunnen door voeren. Pruisen d&arenteg^p tracht ook in dat opzicht de Duitsche eenheid te bevorderen. De wet, die aan weerspanuige geestelijken het verblijf iu alle oorden van Duitschland verbiedt, was daartoe een eerste stap, dra gevolgd door het votum van den Rijksdag, om het burger lijk huwelijk vodr alle Rijkstanden verplichtend te stellen. üf de Duitsche eenheid er werkelijk door |je- baat zou zijn, indien de Pruisische kerkelijke Wetgeving voor geheel Duitschland kracht van wet verkreeg, is eene vraag die niet zoogeree- delijk bevestigend beantwoord zal worden, als men iet op de weinig bevredigeude uitkqmsten, die zij tot nog toe gaf én de groote verbitte ring, die zij verwekte. Die verbittering zoekt aanrakingspunten waar zij kan, en het zou niet onmogelijk zijn, dat, wanneer Duitschland eens in botsing kwam met eene of andere Mogendheid, zij partij koos tegen haar eigen land. Voor zulk eene botsing nu bestaat vooreerst wel geen waarschijnlijkheid, doch geheel onmo gelijk is zij niet zoolang gansch Europa er op uit is om zich van top tot teen te wapenen, zoolang de groote Mogendbedeu, schijnbaar door de hechtste vriendschapsbanden verbonden, wed ijveren om het overwicht in Enropa, zoolang Engeland en Rusland elkaar met wan gunst aanzien om den voorrang in Azië, foolang sommige partijen in Frankrijk op niets anders dan weerwraak bedacht zijn, zoolang er onop geloste quaestiëu als de Duitsch-Deenache en tal van 3Uüere biijVeu bestaan. Toch is er geen reden om aan de toekomst te wanhopen. Uw verslaggever, Lezers, zij het vergund u eene bevredigeude oplossing medete- deeleu van veleu dier vraagstukken, die thans nog dreigen aan den Staatkundigen horizon en beschaving, vo ^uitgang en humaniteit te genwerken Nadat dit overzicht was geschreven, ontvangt meu belangrijke tijdiugeu uit Spanje. Eeu telegram uit Madrid van 31 Dec., des midder- nachts door de ex-koningin Isabella ontvangen, luidt aldus //Het leger van het centrum en het Noor- derleger, de garnizoenen van Madrid en in de provincies hebben pnus Alphonsus tot Kouing geproclameerd. Madrid en alle steden in Spanje beantwoorden deze proclamatie met geestdrift. Primo de Rivera is kapitein-generaal van Ma-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1875 | | pagina 1