Snoot ranco brieven, jrtentie-Bureau en Kantoor- ZONDAG 5 AUGUSTUS. 1877. ST. 425. NATTO rsel, bereid door irende. inikkerii RIJ. WEEKBLAD VOOR ZUID-HOLLAND EN UTRECHT. N, ikende als zoo- BINNENLAND. Reclame. BUITENLAND. OVERZICHT. J 4* van leu Prijs der AdvertentiënVan 1 tot 5 regels ftytf). Iedere regel meer 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzen ding franco, en uiterlyk tot Zaterdags-voormiddags ten 10 ure. Deze Courant wordt geregeld iederen Zaterdag-middag verzonden. Prjjs: voor Schoonhoven per drie maanden 0,70. Franco per post door het geheele rijk 0,80. 8. <fc W. N. VAN NOOTEN, üitgewi. kend, BAKKER. Landman. Heer onhoven. Dienaar KANT, en 15 per cent, ag onzer firma. 24 jaren van makende, er- szelfs deugd- slt en daarom BLEK geeft «ft als en. SCHOONHOVENSCHE COURANT eae pas uitge- v aanzien, listratie. Spoe- iren afgewerkt. Is. da quart heu re. naascherij. ïeren-kleeding- ►de ingerichte alt zich voor iedig aan voor isch Wasachen 0 verschillende Alle binnenlandocbe Advertentiën, waarvan de plaateing 3 maal wordt opgegeven, worden slechts 2 maal in rekening gebracht. aan gene geen be- aanbeveling: zij zijn Het ie huis van af Z. M. heeft benoemd tot voorzit ter van den polder de Uiterwaardengem. Via- nen en HagesteinJ. G. Mijnlieff. Door den gemeenteraad Reeuwijk is de gemeenterekening over 1876 voorloopig vastgesteld in ontvangst op f 18604,18 en in uitgaaf op f 13113,84s, sluitende alzoo met een batig saldo van f 490,88s. Den 18en Juli werd te 81ie- drecht eene vergadering gehouden met het doel eene liberale kiesvereenigmg tot stand te bren gen. Hoewel nog niet gecoastitueerd had de jeugdige vereeniging het genoegen al hare voor gestelde candidaten als leden van den gemeen teraad gekozen te zien. Laatst). Maandag werd het reglement vastgesteld en daarmede de ver eeniging voor goed als liberale kiesvereeniging geconstitueerd. Tot leden van bestuur werden benoemd de heeren L. J. M. Timmers Verhoe ven, pres., A. Vermaas Mz., seer., W. J. Visser, penningm., N. A. C. Slotemaker en J. A. Seret. in de 11. Maandag gehoudeq ver gadering van den Geneeskundigen Raad voor Zuid-Holland wenschte een lid nog eens bij de regeering aan te dringen op eene wet tegen vervalsching van levensmiddelen, waardoor paal en perk zou worden gesteld aan dat schrome lijke kwaad, dat, naar zyne meening, in groote plaatsen Zeer toeneemt. Hoewel vele leden de dringende noodzakelijkheid eener Rijkswet tut bescherming van het individu tegen de kwade; Naar alle waarschijnlijkheid zal niemand onzer op de gedachte zomen, zijn tijdgenooten met inbegrip van zijn eigen persoon, te be schuldigen van te ver gedreven nederigheid. Mogelijk zal die smet ons worden aangewreven in een later tijdperk, als een ander geslacht oen middel zal hebben gevonden om zich nog meer op den voorgrond te dringen, om zich op een nog hooger voetstuk te plaatsen dan tegenwoordig geschiedt: zooals bet tot nog toe gaat meenen we evenwel, dat bet al mooi genoeg is. Het is niet gemakkelijk uit te maken, met welke speciale benaming eenmaal de negentiende eeuw in de geschiedenis der beschaving zal zijn aangeteekender zijn er reeds zoovele voorge steld, dat ik vrees dat men met de keuze ver legen zal zijn. Doch wanneer er geldige rede nen zijn om baar de «eeuw van den stoom” te noemen; als de titel: «papieren eeuw,” op goede gronden verdedigd kan worden; indien sommige pessimisten, die haar brandmerken als de «eeuw van den zwendel,” helaas niet geheel en al ongelijk hebben, dan matig ik mij voor een oogenblik het recht aan, haar aan te duiden als de «eeuw van de reclame.” Men kent vrij algemeen de beteekenis van dat woord. Het beduidt zoo veel als een bui tengewone aanprijzing van iets zeer gewoons. Onder reclame verstaan wij alles wat leven maakt om de aandacht te trekken, om langs dien weg bet onbevangen oordeel vooruit te loopen en met goochelaarshandigheid de vrij heid van de eigen opinie weg te moffelen. Het gezwets van den hansworst op de planken vóór een kermistent geeft er een tamelijk trouw beeld van. Gelijk die menheer de luis terende schare bewijst, dat het voor haar een onschatbaar voorrecht is in de gelegenheid ge steld te worden om de bewonderenswaardige kunstverrichtingen van het met groote moeite en kosten geëngageerde persqneel te aanschou wen, evenzoo zien we overal, en met het beste succes, de groote trom roeren voor maat schappelijke vertoonmgen, die, op den keper benen, geen pijp tabak waard zijn. Nu geef ik u gaarne gewonnen dat het niet goed is, al te bescheiden te zijn. Al hebt ge een vriendelijk lichtje ontstoken, de wereld heeft er bijzonder freinig aan als ge het onder oen koornmaat wegstopt. Er is zelfs iets zeer verkeerds in die hardnekkigheid waarmee som migen wel hebben goedgevonden hun gaven, bun ontdekkingen, de vruchten hunner studiën en onderzoekingen aan elks blik te onttrekken. Men bevordert, door aldus te handelen, niet naar vermogen het algemeen belang, men houdt geen rekening met het feit, dat we met voor privé-aangelegenheden op de wereld zijn geplaatst. Aan dat wegstoppertje spelen met zijn wer kelijke of ingebeelde persoonlijke verdiensten bezondigen zich dan ook niet velen meer: men heeft terecht begrepen, dat zoo iets vol strekt niet past in de lijst van onzen tijd. Een aantal menschen doen reeds hun voor treffelijkheid uitkomen voor het oog van het reed, dan moet de wereld in verbazing weg zinken (natuurlijk duikt zij na een halve minuut absentie terstond weer opf) dan moet stad en land er van gewagen, dan moet de Faam met luid bazuingeschal vermelden ’t ongehoord geval. Zeker, *t is niet pleizieng doodgezwegen te worden. Als men al zijn krachten heeft inge spannen om iets voor den dag te brengen dat het bekijken ten volle waard is, dan is het geen prettige gewaarwording, te bespeuren dat de wereld er geen notitie van neemt en stil voorbijgaat. Dat gevoel is zóó pijnlijk, dat men eigenlijk nog liever de strengste afkeuring zich zou getróósten,-—gelijk ook menigeen het ver- kieslijker vindt, veracht te worden dan met onverschilligheid bejegend. Zij, wien het te beurt valt niet bestraald te worden door het licht der publieke vereering, denken er niet aan, dat aan duizenden vóór hen, en daaronder wellicht grooteren dan zij, hetzelfde lot te beurt vielalvorens te berusten in het onvermijdelijke, zullen zij beproeven de aandacht op hun per soon of hun werk te dwingen, door middel van reclame. Dat Heróstratus den tempel van Diana te Epbese in brand stak, was een zeer kolossale, hoewel niet aanbevelenswaardige reclame. De goeie man heeft er toch zijn oogmerk volkomen mee bereikt, want tot den huldigen dag noemt men zijn naam, die anders zeer zeker vergeten zou zijn. Alcibiades sneed zijn prachtexemplaar van het hondenras den staart af, alleen om van zich te doen spreken; en het getal dwaas heden die hij later met hetzelfde doel oog heeft uitgehaald is vrij groot. Hoewel deze voor beelden ontleend zijn aan langvervlogen eeuwen, zal ieder toch toestemmen, dat soortgelijke middelen door de moderne maatschappij nog geenszins worden versmaad. Heróstratus heeft in alle tijden legio geestverwanten gehadmen schen die, uit persoonlijke eerzucht, gedreven door de begeerte om van zich te doen gewa gen, of, met andere woorden, om reclame te maken, niet slechts een tempel in de asch legdeb, maar geheele natiën in beroering brach ten, de fakkel van den oorlog over hun land zwaaiden, stroomen bloed en tranen deden vloeien. En de Faam, die bescheiden verdienste de aan dacht niet waardig keurt, heeft er wel voor gezorgd dat hun namen met schitterende letters op de gedenkrollen der historie prijken. Wat dat andere middel van reclame oetreft, -ik bedoel dien afgesneden hondestaart, dat zien we dagelijks onder allerlei vorm aangewend; buitensporigheden van iedere soort, in kleeding, in gewoonten, in levenswijze worden door jong en oud, door mannen en vrouwen met en zonder andere kenmerkende eigenschappen dan de zucht om genoemd te worden, zoo aan houdend gepleegd, dat het overbodig is dat punt nader uit te werken. Wie het woord reclame hoort uitspre ken denkt terstond aan de vierde bladzijde van een courant. Zeker Amerikaansch millionair, die zich door den handel en «andere middelen” tot zijn benijdenswaardige hoogte had opgewerkt, sprak op zijn sterfbed tot zijn zonen: «Ik laat u een aardig fortuintje na, zooals gij weldra zult zien; maar al bedroeg uw erfenis geen enkelen dollar, dan nog zou ik u een raad kunnen geven, meer waard dan schatten, en door welks opvolging gij het ver zoudt kun nen brengen in de wereld. Het is deze: «ad verteert altijd en overal.” De neringdoenden en industriëelen zijde van den Oceaan hebben anders hoefte meer aan zulk een doorkneed in de kunst van annonceêren.* Het spreekwoord «goede wijn behoeft geen krans” is voor hen een onverstaanbare spreuk. Zij be grijpen zeer goed, dat het er bar melijkste sur rogaat van wijnmits voorzien van een prach tig etiquet en in een honderdtal couranten als voortreffelijk aangeprezen, veel meer consumen ten lokt dan eenvoudig onvervalscht druivensap zonder lint en lak en opschrift. Het is daar alzoo niet de quaestie, wie de beste waar le vert, maar wie het meest bedreven is in de t van annonceeren. In de groote steden Noord-Amerika blijft geen muurvak vrij van aanplakbiljetten: overal waar men het oog I laat gaan wordt men verbijsterd door het ge wemel van opschriftendie in de meest hoog- I dravende bewoordingen het een of andet han- delsartikel «recht doen wedervaren/' Op schier ontoegankelijke plaatsen vindt de reiziger aan kondigingen van een nieuw-models machine of van glimmend schoensmeergeen sthp kan hij doe» of affiches worden hem m de hand ge drukt,en wat de couranten hem in dit Op zicht te genieten geven trotseert alle beschrijving. In ons land heeft de kunst van adverteeren zulk een verbazende hoogte nog niet bereikt en in den regel blijven de aankondigingen van onze handelaars binnen de grenzen die de ge wone annonce scheiden van hetgeen men meer bepaaldelijk reclame noemt. Op dien regel zijn echter belangrijke uitzonderingen. Wij hebben vroeger reeds gewezen op de driestheid waarmede de debitanten van zekere geneesmiddelen zich opwerpeu als redders van de lijdende mensch- heidde curieuse aankondigingen die deze hee ren tot verrijking van onze couranten-htteratuur ten beste geven vormen een vermakelijke bij drage tot de kennis van de zeden dezer eeuw. In één adem met die heeren mogen wij de zoo genaamde tweede-hand-boekhandelaars noemen met hun premiën en loten; wij moeten wezen lijk respect hebben voor hel talentdoor de laatsten bij het stellen hunner opgeschroefde advertentiën aan den dag gelegd. Vervolgens komen in aanmerking de lui, die het publiek lokken in finauciëele waagstukken van allerlei aard,-—van af den man die zijn sigaren of zijn thee, zijn galantene-goederen of zijn Jinnenwa- ren als voorwendsel bezigt van een loterij handel op uitgebreide schaaltot het agentschap eener bankinnchting, die tot geldbelegging noopt met het vooruitzicht op onmogelijke voordeelen. Da gelijks zien wij'reclames op elk gebied: zelfs het onderwijs heeft er zich niet van kunnen vrijhouden. Heden is het een kwijnend insti tuut, dat om //gezonde ligging, prachtige om streken degelijk onderrichtliefderijke behan deling” enz. door allerlei autoriteiten wordt opgevijzeld, dan weder een Hoogere Burger school die op dit oogenblik misschien meer onderwijzers dan ingeschreven leerlingen tel lende, wordt aangeprezen om het nauwlettend toezicht dat er op de opvoeding der jongelui kan worden gehouden. Wat zullen we tot al deze dingen zeggen Mogen we de reclame beschouwen als een speculatie op de lichtgeloovigheid van het pu bliek Dat gaat niet opwant de scherpzin- mgsten zullen moeten toestemmendat zij ef wel eens zijn «ingeloopen." Zullen wij aandrin gen op meer degelijkheid, meer ernst, min der humbug in zaken? Naar alle waarschijn lijkheid zou dit heel weinig helpen. We hebben hier te doen met een maatschappelijk verschijn sel dat we kunnen besprekenwaarmee we ons vroolijk kunnen maken of dat ons tot droefheid kan stemmen, al naar ons de muts staatdoch waarover het verstandigst is geen oordeel uit te spreken omdat we er toch niets aan kunnen veranderen. Het bezoek dat de president der Fransohe re publiek te Bourges bracht, heeft in meer dan één op zicht beteekenis. *t Is toch geen alledaagsch geval, dat een gemeenteraad zóó openlijk zijn antipathie te gen het hoofd, van den Staat aan den dag legt, dut hij weigert om de kosten toe te slaan voor eene fees telijke ontvangst. Dit nu was het geval te Bourges. De ontvangst, die den Maarschalk daar ten deel viel, had hij te danken aau een zeker deel der burgerij, dat vrijwillig de gelden bijeenbracht, die de gemeente raad weigerde. Die minder vriéndelijke ontvangst ver hinderde echter met dat de president veel sprak. Wat hü sprak was eenvoudig eene herhaling van 't geen reeds tot vervelens toe door de mannen der «moreele orde” gezegd isbangmakerij voor het radicale spook, redden der maatschappij, de verzekering dat de con servatieve regeering met wijken zal, zelfs niet voor den volkswil, enz. De eenigo maar tevens gewichtige variatie van het oude thema was, dat de Maarschalk ditmaal tot verwezenlijking zijner conservatieve plan nen de ordelievende mannen van alle partijen opriep. De bedoeling is begrepen; maar de centrumpartij, wier hulp werd ingeroepen, nu de coalitie van Bonapariisten, Orleamsten en legitimisten niet levensvatbaar bleek, heeft het aauzoek beslist afgewezen. Rondweg be duiden de gematigd republikeinsche organen den Maar schalk, dat zij geen vertrouwen kunnen stellen in I eene politiek, die iich öp mik och «waarlijk terrein waagt, die zich verzet tegen de meerderheid der volks vertegenwoordiging en den volkswil durft onderdrukken. De conservatieve pers levert intusacheu dagelijks het bewijs hoe bandeloos de partij is, die de «orde” moet vertegenwoordigen. Zóóver is het reeds gekomen dat zelfs de Bonapartisten onderling verdeeld zijn Rouher en de Cassaguac bestrijden elkander vinnig. Tegen over de verdeeldheid der tegenpartij blijft alle» wat republikeinsch is steeds aaneengesloten, waardig en kalm, met goed vertrouwen den dag af wachtende, waarop de natie spreken zal. De jongste tijdingen van het oorlogstoonoel doen vermoeden dat er weldra groote veldslagen op handen zijn. Bij Plewna heeft een reeks van gevechten plaats gehad, waarop de weinig talrijke Rusgen waarschijn lijk niet voorbereid waren, die dan ook vrij ernstige verliezen leden. Osman Pacha, de Turksohe aan voerder, bezette Lowatz en Trojan en tracht aich bij Tirnova te vereemgen met de legerafdceling die onder Mehemed-Ali uit het oosten aanrukt, om zoodoende de verbinding te verbreken tusschen de Russische leger- afdeelingen die ten noorden en die welke ten zuiden van den Balkan opereeren. Dat de Russen gevaar zisn, blijkt ook hieruit, dat zij versterking van Zimnitza gevraagd en de garnizoenen van Nicopolis en Rahowa door Kumaansche tróepen vervangen hebben. Ook ten zuiden van den Balkan is gevochten. De Russen heb ben zich bij Kerabunar verschanst, doch ook de Turken hebben daar op dit oogenblik eene vrij talrijke troe penmacht bijeen, daar het aan Suleiman-Pacha en Reouf-Pacha gelukt is zich bij JeniSaghra te veree- nigen. In Klein-Azië hebben voortdurend schermut selingen plaats die echter geen beslissend karakter hadden. De opstand in den Kaukasus breidt zich nog steeds onrustbarend uit. Kleine Turksohe divisies trokken reeds hier en daar de Russische grens over. Het groote nieuws uit Constantinopel is dat Midhat- Pacha, de bekende grootvizier tijdens de conferentie, weder in genade is aangenomen. Vooreerst aal hij echter niet naar Constautinopel wederkeeren, doch op andere wijxe zijn vaderland dienen. Hij schijnt belast te zijn met eene diplomatieke zending naar Weenen en Londen. In eerstgenoemde plaats had hij lang durige conferentiën met Andras»ydaarop vertrok mj naar Londen. Natuurlijk dat ook hierdoor de ge ruchten eener Engelsch-Oostenrijksche alliantie wéder toenemen en men verhand zoekt tusschen de mo bilisatie van een gedeelte van het Uostenrijksche leger, waartoe in den jongsten ministerraad besloten is, en de transporten die nog steeds uit Engelsche havens vertrekken. Van oificieele zijde tracht men echter, zoowel in Oostenrijk als in Engeland, de meest ge ruststellende verklaringen dienaangaande te geven. Uit Amerika bericht men dut de rust hersteld is. Het grootste gedeelte der spoorwegbeambten heeft zich tevreden gesteld met de loonsverlaging van 10 pCt. en den arbeid jjprvat, doch hun verzet heeft tot tal van nieuwe werkstakingen aanleiding gegeven, die echter krachtig onderdrukt worden. De schade ver oorzaakt door de staking van het spoorwegverkeer en de vernieling van het materieel is zeer groot en wordt bij milhoenen geraamd. Chicago was een geheelen dag in de macht van de oproermakers, die daarvan gebruik maakten om naar hartelust te plunderen en te vernielen en anderen tot opstand aau te zetten. Bloedige straatgevechten tusschen de burgerij en de po litie aan de eene en de muitelingen aan de andere zijde hadden plaats en eerst toen troepen werden af gezonden mocht het gelukken de rust te herstellen. (Jok in andere plaatsen hadden dergelijke tooneelen plaats. schil f S6 30, boter1st* half kilo; kaaa overloopsri f 8 i a 16, vette kal- nuchtare ideas XJiö.OO, poters l buitengewoon f 30 33| voor raarder gewicht 6 1,30 per kilo, voor Engeland bmgen f 1,25 tot 1,15 per kilo. i. Aangevoerd Taskalverea, G of lammeren, i of geiten. s qual. 76 et., lal. fO,95, Me per kilo. Voor Londen 3de qual. f 62. iwsche f 12,90 Flakkeesohe ea laamsche f 9,50 loordbrabantsoh* «jsche en Uver- o Zomer f5,30 b naar qualiteit ede en mindere per 2100 kilo. ivoor van onge- ndel zie*- ►ren mj ien f 2WHÜ0, “n fiO*40» ‘Heren 12. *ing 50è54 ct. reken f8 12, 1,10 4 1,90 per uks. iejarige Zeeuw- tnsche en Over we dito f 13,40 10, minders en f 11,30 12,30. lamiohe Winter ,40 a 6,60, Over- Nieuwe Zeeuw- f6,70 7,00. ehe en Flakkee- «amoebe f9,8J r NtiüriN. publiek, niet, als zij iets goeds of iets groots tot stand gebracht hebben, neen, wanneer zij pas voornemens zijn het te doen of maar denken aan de mogelijkheid om daartoe te geraken. In een tijd, waarin men over het algemeen zoo vlug leeft, kan men niet afwach ten tot de lauweren waarvan men heeft ge droomd, behoorlijk zijn volgroeide men wil ze reeds plukken wanneer ze nog in den knop zitten en denkt er niet aan dat zij dan, tot een krans saamgevlochten, een recht povere ver- toomng maken. Doch niet allen zijn zóó ongeduldig. Som migen hebben moed en volharding genoeg, om hun plannen af te werken vóór zij er mee in het licht verschijnen. Dat is echter de éénige concessie waartoe zij bereid zijn; verder gaat kunst hun inschikkelykheid niet. Is bun arbeid ge- van

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1877 | | pagina 1