N'. 560.
Zondag 7 Maart.
1880.
t HOOI
I00T.
[NOS,
IEU.
jndbouw,
Omstreken”.
OORMAR.
T
Weekblad voor Zuid-Holland en Utrecht.
*4
«EL.
merman,
udig mogelyk
I N.
bonbons
Valsche munt.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
over
S. W. N. VAN NOOTEN te Schoonhoven,
Uitgevers.
Deze Courant wordt geregeld lederen Zaterdag-middag
verzonden. Prijs.* voor Schoonhoven per drie maanden 0,70.
Franco per post door het geheele rijk 0,80.
den
pen a/d Lek.
SCHOOIfHOfflSCHE COURANT.
houdb
me
j in dit saisQen
IERIKAANSCH
n oen dito RIEK.
Je te treden, heb-
jang en kunnen
jadering daartoe
de OOCASIE-
GELS geleverd
S worden door
Secretaris,
C O E R T.
joden:
iGER tijsz.,
r hem hersteld.
be*
on-
er-
is zoo goedhartig en
"ien,
in ligt
te, goed onder
we ZEILEN
Ier bij behoort.
DOT.
l.MUDDE Dz.
de berigt zyne
dat hij zich
het leveren van
is, van welker
OUDE STEEN,
'ragen aan
LLOWAY. -
mtij ds aan de
n. Eene ver
en slag kun-
imaar eene
g kan verkre-
n de uitman-
>r veracht flan
ste deel, doet
en, belet het
:te te zetelen,
of de vorming
'm de bij on-
overtreft die
dring, inwrij
ven gezonden
tracht weder,
de stramme
i geledingen
spieren. Om
orzaakt door
oed zoo snel.
,d.
0,80, f 1,85,
ii op franco
alle Apothe-
•LLOWAY’S
►xford Street
Alle Binnenlandsche Advertentiënwaarvan
de plaatsing 3 maal wordt opgegeven, worden
slechts 2 maal in rekening gebracht.
genheid bieden op een gemakkelijke manl^
een prettig winstje te maken. Ieder ander in .1
zijn plaats zou zich vergenoegd hebben met
glimlachend te zeggen: „Dankje, ik doe daay
niet aan,’* en het daarbij gelaten. Mijnheer Ac
niet alzoohij werd geweldig booshield*en
philippics tegen dobbelen in het algei
beurs-zwendel in ’t bijzonder en ":"J’
de verklaring dat hij gemeend
dag den 4. Maart,
j F. TRAPMAN
ELichter’t J
Rotterdam J
1 uit het be-
Dr. Airy’sfc
«ntbieden. is
i FRANCO. S
ester voornoemd,
LOT8Y.
Prijs der AdvertentiënVan 1 tot 5 regels 0,50. Iedere
regel meer 0,10. Groote letten naar plaatsruimte. Inzending
franco, en uiterlijk tot Zaterdags-voormiddags ten 10 ure.
gersterkte van Frankrijk en Rusland. De oppo
sitie van het Centrum en de Fortsehritsparty
werd overstemd door de luide bravo’s en bijvals
betuigingen van Conservatieven en Nationaal-
liberalen, die zullen samen werken om het ont
werp tot wet te verheffen.
Toch moet het vreemd schijnen dat Duitsehe
regeeringsmannen spreken over de mogelijkheid
van een aanval van Oost, West of Zuid, terwijl
uit al die hoeken de vredewind waait. De
Keizer dineert aan de Fransche ambassademet
Oostenrijk is een nieuw verbond van vriendschap
gesloten en de ongelukkige Czar van Rusland,
wiens legermacht de Duitsehe, volgens bereke
ning van Von Moltke, bijna met de helft over
treft, ontving op zijn feestdag van 2 Maart een
brief van Keizer Wilhelm, mede onderteekend
door Von Bismarck, met den wensch dat de
oude vriendschap, die beide Monarchen verbindt,
slechts door den dood moge verbroken worden!
Dat de Czar, omringd door zulk een kolossale
legermacht, toch nog niet eens veilig is in
zijn eigen land, bewezen de berichten der laatste
weken maar al te duidelyk. Feest te vieren,
terwjjl de eerste schrik van den jongs ten aanslag
nog nauwelijks verdwenen is; terwijl het einde
der tallooze arrestaties nog niet te voorzien is;
de politie nacht en dag in de weer is met be
spieden en het verordenen van nieuwe maatre
gelen, doch niet eens kan verhinderen, dat de
Nihilisten nieuwe bedreigingen aan den open
baren weg aanplakken, is waarljjk geen benjj-
denswaardige zaak.
Toch had Keizer Alexander II, die de ge
dachtenis viert zijner troonsbestijging vóór 25
jaren geleden, een beter lot verdient, al kwam
hij er ook nog niet toe om zyn volk eene con
stitutie naar den eisch der tijden te schenken.
De lijfeigenen danken hom hunne vryheid en in
verband daarmede werd het landbezit billijker
geregeld; lijfstraffen en brandmerken werden
onder zy no regeering afgeschaft; het onderwjjs
op vele punten verbeterd en aan de pers eene,
zij het ook zeer begrensde, mate van vryheid
geschonken.
De blijken van dankbaarheid van diet over-
groote deel van zjjn volk en der sympathie der
Vorsten en regeeringspersonen van Europa, zul
len zeker wel bijdragen om aan het feest althans
eene enkele lichtzjjde te schenken.
IER van Hoor-
ter kennisse van
riaats gehad heb-
ein voor het te
de aanbesteding
door den heer
Sliedrecht, abu-
mder de ijzeren
ft 70 M1. hard
st dit moet zijn
jnw en
eindigde met
had dat zjjn
karakter hem moest vrijwaren tegen dergelijke
smadelyke voorstellen. De lui vonden, dat hij
zich niet weinig belachelijk maakte. Ik geloof,
als mijnheer A. wat jonger was geweest en
evengoed tlJa in de schermzaal als op zijn
kantoor, dajjmij waarlijk met een uitdaging
voor den dag ware gekomen.
Naast hem woont een geleerde, dien we ge
makshalve mijnheer B. zullen noemen. Personen
die hem kennen, en zijn arbeid hebben gade
geslagen, verbazen er zich over dat hij niet
sinds lang tot een professoralen zetel is geroe
pen,doch de oorzaak ligt voor do hand; hij
is zoo verbazend nederig, dat hjj de vruchten
van zijn studiën slechts zelden en dan nog met
den meesten schroom wereldkundig maakt. Nooit
acht hij zich geroepen kordaat op te treden tegen
wetenschappelijke dwalingen, die met verrassende
driestheid in zijn omgeving worden gedebiteerd,
en leest hij in de courant van een of andere
„ontdekking," die bestemd is een geheele om
wenteling teweeg te brengen op een of ander
gebied, dan stelt hij zich in het uiterste geval
tevreden met te verklaren„Ik geloof, dat men
zich vergist." Bij de vele kwakzalverijen, die
het welwillend publiek zoo dag aan dag te slik
ken krijgt, zou het zeer wenschelijk zijn dat
mannen als B. flinkweg in hot strijdperk traden
om de wonderdoeners dezer eeuw nu en dan tot
de orde te roepen, en aan den moed zyner
overtuiging ontbreekt het hem niet; hij mist
alleen de kracht, om zjjn nederigheid gewéld
aan to doen en den schroom te overwinnen dat
het verdedigen van een stellige overtuiging zal
worden aangemerkt als een poging om zichzelven
op een voetstuk te plaatsen.
Ik heb een nicht, ’t goede mensch is niet
jong meer en huismoeder bovendien, bij wie de
leer geldt dat orde het cement is, ’t welk alle
andere deugden verbinden en tot één geheel
moet samenvoegen. Nu, in dit opzicht scharen
we ons allen aan haar zijde, ofschoon de eerbied
voor haar grondbeginsel wel een weinig zal
dalen als we kennis maken met de manier waarop
zy het in toepassing brengt. In haar huis, waar
zij als autocratische gebiedster den scepter zwaait,
heeft alles een vaste plaats, en zelfs de kat zal
het niet wagen do pooten te zetten op het zorg
vuldig geschuierd karpet, evenmin als de kana
rievogel het ooit in de gedachten zal krijgen
één zandkorreltje over den rand van de kooi
te' werken. Haar eenig dochtertje is opgegroeid
tot een soort van automaat, dank zy de her
haalde vermaningen en straf preeken van mama
het arme kind beweegt zich met de regelmaat
van een uurwerk, doet nooit iets dat in ’t ge
ringste afwijkt van den dagelijkschen sleur, krijgt
geen vlekje op haar kleed, morst geen droppel
tje op den vloer, laat geen stofje vallen op de
matten. Haar echtgenoot, in zijn heidenschen
tijd een prettige kerel, is ook al half versuft
door moeders „begrippen van orde,’’ en het
eenige wat hem nog een beetje levendig houdt
is zyn dagelijksch bezoek aan de sociëteit, waar
hij ten minste geen geleuter behoeft aan te
hooren als er bij ongeluk wat asch van zijn
sigaar op den grond valt. Eenige jaren geleden
heb ik een week bij haar gelogeerd, en, hoe
goed ik het er ook had, dat nooit meer!
want zooveel op- en aanmerkingen ik in die
dagen heb genoten, gaat alle beschrijving te
boven, hetgeen mij des te meer ergerde, omdat
zij volkomen gegrond waren. Tot overmaatvan
smart liet ik bij mjjn vertrek mijn paraplttie en
sigarenkoker achter; zy werden mij terstond na
gezonden met een heel beleefd briefje, waarin
de stelling werd verdedigd, dat, zoo ik mij niet
beyverde meer zin voor orde by mij zei ven aan
te kweeken, er nooit iets van mjj terecht zou
komen, een onderstelling die iemand, wiens
haar reeds begint te grijzen, niet aangenaam
in de ooren klinkt.
Nu is het ook waar, dat gezegde nicht van
nature een beetje zeurachtig is. Hebt ge daar
weinig mede op, dan stel ik u voor een bezoek
te brengen aan haar moeder, een nog krasse
vrouw van bij de zestig. Die zal u niet met
leuterpraatjes aan boord komen, doch pas
op, dat zy niets in u opmerkt dat haar niet
bevalt, want gij kunt er zeker van zyn dat zij
het onbewimpeld zal zeggen. Haar stelregel is:
Waarheid boven alles, en al hooren de menschen
die in den regel niet gaarne, zy moeten er toch
maar gewoon aan raken. Maar nu vergeet zij
een voornaam ding: nameljjk, dat elke waarheid
nu juist niet behoeft gezegd te worden, vooral
wanneer het tamelijk onschuldige dingen
treft. De menschen noemen haar grof en
beschaamd, en ’t is jammer dat we het
kennen moeten, want zij i-
menschlievend als men slechts kan wensche",
er is wel iets van aan. Met haar buren ligt
Stollwerck
len, een naar
id mengsel
aiden, welke
e zeer heil-
n natuurlij-
varme melk
anderen als
ecren.
n bij Wed.
by K. Oos-
lanken.
H. KAM van
zij gladweg overhoop; de eene beklaagde zich
bij haar over allerlei ingebeelde ongesteldheden
en zij sprak: „Loop heen, je bent zoo gezond
*h een visch, en ’t is erg ondankbaar van je
dat je zonder reden jammert," en de andere
kwam eens haar nieuwen hoed laten bewonde
ren en kreeg tot bescheid dat zij nog nooit
dwazer hoofddeksel had gezien.
Op geen enkel gebied, en dat is wei het
meest te betreuren, wordt zooveel valsche
munt in omloop gebracht als op dat van den
godsdienst. Als het waar is, dat de moraal de
onvergankelijke inhoud, het dogma do aan wis
seling onderhevige vorm is, dien we moeten eer
biedigen maar die toch in v> aarde voor de eerste
moet onderdoen, dan moet het ons wel treffen
hoo menigeen den vorm met hand on tand vast
houdt en tegelijkertijd de eenvoudigste begin
selen van zedelijkheid met voeten treedt. Men
denko niet dat we hier een bepaalde godsdienst-
richting op het oog hebben; van alle kanten
als de dag van gisteren, hoe ik eens op
kennis maakte met iemaad, uie een wurm
dooi leverde voor het humaniteitsbeginsel, ver
heven boven leerstellige geschilpunten, en die
mij later, toen ik bij toeval in handelsrelatie met
hem kwam, op do slimste manier poogde beet
te nemen ten einde mij een artikel waarvan ik
geen verstand had, ver boven de waarde te ver-
koopen. Dien man, die een beschaafde opvoe
ding had gehad, vind ik nog veel ploertiger dan
mijn turf boer, die met een mijner vroegere dienst
boden morgenpraatjes hield over den Bijbel en
haar later wist over te halen om voor gezamen
lijke rekening de turf een kwartje op de hon
derd hoöger te nöteeron....
Vrienden, laat ons, elk voor zich, toezien
dat wtj geen valsche munt in omloop zoeken te
brengen.
Wijsgeeren van allerlei richting hebben ge
tracht een definitie te geven van deugd, haar
wezen en haar waarde zoo duidelijk te omschry-
vendat ieder zich wel gedrongen moet gevoe
len aan haar beoefening zijn leven te wijden.
Ook de priesters en leeraars der verschillende
godsdiensten hebben zich niet onbetuigd gelaten,
en krachtig medegewerkt om de menschheid te
leiden langs het rechte pad hetwelk tot haar
veredeling voert.
Wie zich evenwel eenige moeite wil getroosten
om door te dringen tot de grondslagen waarop
al die filosophische stelsels en godsdienstige leer
stellingen rusten, zal spoedig tot de ontdekking
komen dat er ook op dit punt nogal eenig ver
schil van meaning bestaaten datwat door
den een als deugd wordt gehuldigd, volgens den
ander dien naam volstrekt niet verdient. Om
maar iets te noemener bestaat een wijsgeerige
richting, die de meest onbegrensde zelfzucht,
het consequent streven uitsluitend naar genot
in den meest materieelen zin van dat woord,
als deugd kenschetst, en het beschouwt als de
bazis van al onze maatschappelijke instellingen.
Daartegenover staan weer anderendie in zelf
verloochening in toewijdingin zelfopoffering
als het moet, het ideaal van den waarlijk deugd
zame begroeten. Er zyn godsdienstleeraars ge
weest en hun geest werkt nog immer voort
die als hoogste deugd aanmerkten het verbreiden
van eigen geloofsovertuiging door alle denkbare
middelen, als ’t niet anders kon te vuur en
te zwaarden die kettervervolging toejuichten
en aanmoedigden als een Gode welgevallig werk.
Deze meening is lijnrecht in strijd met die van
vele anderenbij wie verdraagzaamheid in het
godsdienstige de eerste plaats inneemt in do rij
der deugden.
Vooralsnog is het dus niet gemakkelijkeen
ju is ten maatstaf te vinden waaraan elk zijn be
grippen omtrent deze allerbelangrijkste vraag
kan toetsen. Gelukkig evenweldat hier de
praktijk de théorie vóór is. Geen wijsgeer had
er nog aan gedachtzijn opvattingen tot een
stelsel om te werkentoen reeds de voornaamste
deugdenals daar zijn barmhartigheidwaar
heidszin vaderlandsliefde haar beoefenaars von
den. Op dien weg kunnen we gerust voortgaan
in afwachting van het oogenblik waarop de
„heeren” het met elkander ééns zullen worden.
Twee stellingendie we hier ter sprake wil
len brengenook in haar onderling verband
zullen reeds nu weinig tegenspraak ontmoeten.
Vooreerst: Er is geen deugd, die niet door
overdrijvingdat is door overschrijding barer
grenzen in een ondeugd ontaardt. Ten tweede
Veeldat prijkt met het étiquet van deugden
onder dien naam aan den man wordt gebracht,
heeft op dien naam evenmin aanspraak als val
sche munt op erkenning als gangbare specie.
Het zij ons vergund het terrein der bespiege
ling te verlaten. De woelige menschenwereid
doet ons verschijnselen aan de handdie voor
de waarheid van ons betoog als bewijzen kun
nen gelden.
Een mensch zonder eergevoel is een onding
in de maatschappij. Slechts hjj verdient ach
ting, die zich zei ven respecteert, en zich zyn
waarde berust is. Hot spreekwoord: „Wie zich
zelven op den mesthoop werpt, zal door de
zwijnen gegeten worden, is zoo waar als iets
ter wereld. Maar evenzeer is het onomstootelyk,
dat nederigheid den mensch by al zjjn onvol
maaktheden en tekortkomingen voegt, en dat
hjj, die een te hoogen dunk van zich zelven
heeft, groot gevaar loopt de spotzucht tot mik
punt te verstrekken. Hoe is het nu mogeljjk,
hier den juisten middenweg te bewandelenen
noch ter eener, noch ter andere zijde op de
klip der overdrijving te stranden?
Mijnheer A. is een verdienstelijk man. Door
eigen vlijt heeft hjj zich opgewerkt tot een
maatschappeljjk standpunt, vanwaar hjj in zijn
omgeving veel nut sticht. Zyn rechtschapenheid
wordt door niemand in twijfel getrokken, en
tereoht acht men hem buiten staat iets te doen,
waarover hjj zou moeten blozen. Hij verheugt
zich in de algemeene achting, en weet ook
dat hjj die waard is. Zjjn vriendenhjj telt
er vele, moeten daarom met hem de noodige
omzichtigheid in acht nomen, want zjjn eerge
voel is even teer als het stof op den vleugel
eens vlinders. De verwjjderdste toespeling op
iets dat maar zweemt naar een handeling die
den toets der critiek niet kan doorstaan, zet
hem dadeljjk in vuur, en zelfs een schertsend
woord trekt hij zich aan als een persoonlijke
beleediging. Laatst kwam het gesprek op de
fluctuation ter beurzewaarvan het begin dezes
jaars getuige is geweest, en iemand uit het
gezelschap deed hem, uit kortswijlden voorslag,
om ook eens een sommetje te steken in die
jAmerikaansche spoorwegwaardendie gele-
Overzicht.
Als de wet tot regeling of wijziging van som
mige punten betreffende het lager onderwjjs,
thans bij den Franschen Senaat in behandeling,
eindelijk zijn beslag zal krijgen, kan men waar
lijk niet beweren, dat dit in overijling is ge
schied.
De pers bleef niet in gebreke het hare
de Ferry-wet te zeggen; de Kamer van Afge
vaardigden besteedde er menige stormachtige
zitting aan het volk werd niet bij duizenden
maar bij millioenen opgezweept om, hetzjj be
wust, hetzij onbewust lout comme chez nous
er tegen te protesteerentwee vacantie-tjjdvak-
ken gaf den Senatoren ruimschoots de gelegen
heid om over de zaak na te denken en deskun
digen te raadplegen en nu eindelijk is de tijd
van beraadslaging en beslissing aangebroken.
Jules Simon, de rapporteur, heeft de hoofdquaestio
art. 7, bij do algemeene beraadslagingen nog
eens au fond behandeld, niettegenstaande er in
het rapport een boekdeel aan is gewijd. Zijn
begrip van vrijheid laat zich niet uit het veld
slaan door het op duidelijke wijze geleverde
bewjjs, dat de beginselen door het onderwjjs der
Jezuieten der jeugd ingeprent in vele opzichten
staatsgevaarlijk zijn. Toch .bestaat er wel eenige
kansdat zijn houding niet zóóvelen zyner
geestverwanten zal medesleepen om met de
Rechterzijde eene meerderheid te vormen tegen
het wetsontwerp. Een voorstel tot rekking der
algemeene beraadslagingvan laatstgenoemde
zijde gedaan, werd althans verworpen; met de
behandeling der artikelen is men reeds tot het
fameuse art. 7 gevorderd.
Eene tijdehjke plaatsing van den Duifschen
gezant te Parys, Vorst Hohenlohe, als Staats
secretaris te Berlijn, heeft aan eenige beursspe
culanten gelegenheid gegeven „zaken” te maken.
Meer beteekenis is er ook niet aan te hechten,
ofschoon zelfs de Times en de Temps zich er toe
lieten verleiden om in die verplaatsing aan een
gespannen verhouding tusschen de twee oude
vijanden te denken.
Hoe weinig grond voor dat vermoeden be
stond, bleek o. a. dezer dag^i uit het niet alle-
daagsche feit, dat de Keizer en Keizerin deel
namen aan een diner, gegeven door de Fransche
ambassade te Berljjn.
De Rijkskanselier is nog steeds zeer Ijjdende
en kan daardoor ook de behandeling van het
wetsontwerp tot uitbreiding van het leger in
den Rijksdag niet by wonen. Zijn taak in deze
is nu opgedragen aan eenige erkende militaire
specialiteiten, die zich dan ook op schitterende
wijze van die opdracht kwijten.
De Minister van Oorlog opende het debat
met het betoog, dat het evenwicht in de strijd
krachten, door de wet van 1874 daargesteld, was
verbroken door de maatregelen die inmiddels
door aangrenzende Mogendheden genomen waren.
Al bestonden er voor ’t oogenblik geen redenen
van dringenden aard, Duitschland moest zich
gereed houden. De grijze veldmaarschalk Von
Moltke, die na den Minister het woord voerde,
wees op de geografische ligging van Duitschland,
die verdeeling van legerkrachten noodzakelyk
kon maken en trad in eene becjjfering der le-
ST ATEN-GKNER A L.
Na de opening van do zitting der Tweede
Kamer op Dinsdag j.l. deelde de Voorzitter mede
dat ingekomen was een wetsontwerp tot heffing
eener rentebelasting, en een tot verhooging van
Hoofdstuk V dor Staatsbegrooting voor 1880.
De laatstbedoeld© voordracht heeft betrekking
op de uitgaven tot instandhouding en herstel
van bouwkunstige monumenten.
Vervolgens werden eenige zoogenaamde „kleine
ontwerpen” behandeld. Dat tot vereeniging van
de gemeenten Sluis, Hei 11e en St. Anna ter
Muiden vond veel oppositie en werd slechts met
een kleine meerderheid goedgekeurd.
Een voordracht strekkende om buitenslands
gegradueerden, onder voorwaarden door de Re
geering vast te stellen, gelegenheid te geven als
geneeskundigen aan boord van passagiersbooten
op te treden, lokte discussie uit omdat de heer
Rombach ook de oorlogsvaartuigen binnen de
termen dezer wet wilde brengen, hetgeen de Mi
nister van Binnenlandsche Zaken in strjjd achtte
met de uitdrukkelijke bepalingen dor wet, rege
lende do uitoefening der geneeskunst. Slechts
twee ledon stemden tegen.
Eenige andere voordrachten van grensveran-
dering, onteigeningenuitgiften van rtjksgrond
in erfpacht enz. werden zonder beraadslaging
goedgekeurd.
Op een vraag van den heer Van Eek ver
klaarde de voorzitter, dat hij den afloop van het
flectie-onderzoek over het strafwetboek op den
daarop volgenden Vrijdag verwachtte: daarna
moesten nog eenige spoed-eischende voordrachten,
zooals de overeenkomst met België betreffende
het Kanaal van Terneuzen, en de rente-belasting
worden onderzocht, terwjjl alsdan vóór hetPaasch-
reces de voorstellen die in staat van wijzen zyn
regeling der openbare middelen van vervoer, ta
rief van Ned.-Indië, de fabriekwerken, de post
spaarbank, het bouwen op en langs djjken, de
suikerregeling en het voorstel—Van Kerkwijk
(Burgemeesters) in openbare zitting kunnen wor
den afgedaan.
(In ons hoofdartikel van de volgende week
stellen wjj ons voor een overzicht te geven van
het ontwerp tot heffing eener rente-belasting.
We missen thans de ruimte om dit zoo uitvoerig
te doen als de belangrijkheid van het onderwerp
vordert.)
- Z. M. heeft benoemd tot ontvanger
der belastingen en accjjnson te Wamei A. Voer
man thans te Oudewater.
Z. M. heeft aan W. Van Waning Jn,
op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag ver
leend als kantonrechter-plaatsvervanger te Sneeki
deze gezondigd. Mij heugt het nog
5V «p re;8 o--
kennis maakte met iemand, die een warm plei- weken maar al te duidelyk. Feest te vieren,
UwmAa vnnr Kni BiimonUaUaharrinoai terwjjl de eerste schrik van den jongstcu aanslag
nog nauwelijks verdwenen is; terwijl het einde
de politie nacht en dag in de weer is met be-
spieJv.
gelen,
Nihffli
baren w<