N°. 570. Zondag 16 Mei. 1880. Weekblad voor Zuid-Holland en Utrecht, BUITENLAND. Wet op den arbeid. BINNENLAND. S. W. N. VAN >OTEN. ■OfflMIB COURANT. IOOTEN TE SCHOONHOVEN Fitgevera. Deze Courant wordt geregeld lederen Zaterdag-middag verzonden. Prijs: voor Schoonhoven per drie maanden 0,70, Franco per post door het geheele rijk 0,80, 1 tot eene vervan- ter zake toestand p de ge- onhoven. 1880. iburg en uders P. tiende te an f 4,00, ^enisstraf aen en in dnnen de orden iverig. hier een naai een landsche bekende uderdom ar-aarde- Ergo. fEN. zn. stand- eens het aver ons Dat wat rger; ik etreft de e prosti- ’eerbaar- ten leven sren van inhangig nigingen en. ’t Is Wanneer dien be de ba- t daarin burgerij tnouw te eerbaar- l. Schild. inberg. n ouders L. Van rkzaamhoden moeten aan kin deren leeftijd, ofschoon ouder l tot twee taling te ie dagen iring van tering of gevange- der voor- ekkelijke vischwa- na schrif- eigenaar S., als 3. roordeeld etaling te e dagen; ;d te zyn, deeld tot ig te ver- agenter irs visch- van een len eige- ,ter.” van den raadszit- het ver- werklie- an bouw imd hier >estrijder die zich Ion free- ichrijven 3 Kamer, bat niet Muller geheele j in zijn gaat dat iller ver- a te heb- jn. Zplk i kwaad, ans heb- betwijfel je mede- len voor nadières. >orstellen concessie magnis... m droog, (sequent, bben we bied van e laatste melding Zondag- ihe poort •s kwam gaf hjj iemand enkeling ien hoe- had ge- oge met it nobele at volk! door een t noodig en open ials men hotsend de dren- Prijs der AdvertentiënVan 1 tot 5 regels 0,60. Iedere regel meer 0,10. Gróote letters naar plaatsruimte. Inzending franco, en uiteriijk tot Zaterdags-voormiddags te 10 uren. Allo Binneplandsche Advertentiën, waarvan de plaatsing 3 maal wordt opgegeven, Worden slechts 2 maal in rekening gebracht. dan 12 jaar, volstrekt worden verboden. d. De werkuren der kinderen moeten, naar _l_r u van hun leeftijdwettelyk worden ge regeld, met toepassing, waar het kanvan het half'ltmo-syslem voor kinderen onder de 14 jaar. Men ziet het, do eischen zyn zeer gematigd, en daarom des te meer voor inwilliging vatbaar. Wat het sub d genoemde stolsel betreft, men wil het verbod van arbeid voor kinderen onder de 12 jaar uitbreiden tot alle werkzaamheden, van welken aard ook. Van 12 tot 14 jaar wil men een halven arbeidsdag vastgesteld zien, opdat de kinderen in hun vrijen tijd horhalings- onderwijs kunnen ontvangen. Het gaat toch niet aan de knapen en meisjes zonder eenigen overgang de schoolbanken voor een dagelijk- sohen arbeid van vaak 12 uren per dag te doen verwisselen. Voorts wenscht de Commissie aanstelling van rijks-inspecteursdie van de wetgeving op den kinderarbeid oen speciale studie maken. De staatsman, -die in 1877 zulke goede plannen koesterde, bekleedt in het tegenwoordige Kabinet, dat door hem werd geformeerd, een aanzienlijke plaats. Wij verwachten dus, dat zijn belang stelling is het lot opzer aanstaande arbeiders inmiddels niet zal zijn verminderd: integendeel, de ervaringen, sedert opgedaan, zullen hem ver sterkt hebben in de overtuiging, dat de tijd gekomen is de quaestie op nieuw aan de orde te stellen. Ook in verband tot de herhalings scholen die we beschouwen als een onmisbaren schakel in do keten van ons lager onderwijs, kan de noodzakelijkheid van nadere wettelijke regeling niet betwijfeld worden. Een poging daartoe zal gewis bij de meerderheid onzer Volksvertegenwoordiging sympathie ontmoeten. Overzicht. Het gewichtigste voorval in de staatkundige geschiedenis van den dag is wel de verschijning van den Duitschen Rijkskanselier in den Rijksdag. Reeds uit het feit dier verschijning mag men opmaken, dat het er spande. Het ontevreden gemompel over het laatst voorgevallene in den Bondsraad, de interpellatie over do voorgestelde uitbreiding dor tollinie op HamburgSch grond gebied, en de wijziging door de Rijksdag-com- missie in het Elbescheepvaart-verdrag voorge steld, deden gevaar vreezen en als een goed soldaat weet Von Bismarck zijn tijd. Nadat eerst de Elbe- en de Hamburgsche quaestie, met een beroep op de bevoegdheid van den Bondsraad om wijziging der tollinie voor te stellen, was afgehandeld, worden de wapenen gekeerd tegen het toenemend particularisme, waarin de Vorst gevaar zag voor de Duitsche eenheid. Vooral de oud-Minister Delbrück, thans voorzitter der commissie in zake de Elbe-quaestie, moest het daarbij misgelden. Hij, die bij do samenstelling der Rijksgrondwet de ijverigste en krachtigste medewerker was van den Rijks kanselier, heulde thans met de vijanden van weleerhet Centrum, do Polen en de Fortschritts- mannen. Zoo klaagde de grjjze Staatsman en vergat daarbij niet het Centrum ernstig te ka pittelen over zijne vijandige houding tegen de regeering. Dat daarbij Rome en de onderhan- delingen met de Curie niet vergeten werden spreekt wel van zelf. Het slot der redevoering zou, wist men niet .beter, moedeloosheid doen veron derstellen. „Ik heb geleefd, geliefd en gestreden. Het eenige wat voor mij als Minister beslissend was is do wil des Keizers, en dat ik mijn post nog niet vaarwel zeide, ligt alleen daaraandat ik den Keizer op zijn hoogen ouderdom niet tegen zijn zin heb willen verlaten. Ik heb het dikwijls genoog beproefd. Ik kan u zeggen, ik ben moede, dood moede vooral wanneer ik zie met wat al hindernissen ik heb te kampen, zoodra ik opkom voor do eenheid van het Duit sche Rijk en de Duitsche natie” enz. Delbrückhot Centrum en do Forttschritspartij bleven het antwoord niet schuldig. Het Centrum bedankte, bij monde van Von Windhorst, voor do oer dio do Rijkskanselier hot Centrum had I bewezen, door zooveel gewicht aan do fractie too te kennen. Doch hoo men hot ook mot don Rijkskanso- lier oneens wasmen eindigde als altijd mot het hoofd in den schoot te leggon. Het bijgevoegde artikel in hot Elbe-tractaat, waarbij de Rijks dag zich het recht voorbehield om de tollinie nador te bepalen werd met 138 tegen 110 stem men verworpen en een voorstol om het tractaat aan de commissie terug te zonden eveneens af gestemd. Toch bleef do beslissing omtrent het tractaat uit, daar laterdoor verwerping van twee andere artikelen, do terugzending naar do commissie noodzakelijk word. Ook de llamburg- scho quaestie bleef en portefeuille en na do ge bruikelijke dankbetuigingen en complimenten ging do Rijksdag uiteen. De herkiezingen in Engeland zijn afgeloopen; allo ministers, uitgezonderd Harcourt, worden herkozen; de jongo Herbert Gladstone bohaaldo te Leeds do overwinning. Gladstone zal. de volgende week met zijne beido zonen, waarvan een particulier secretaris van zijn vadé^zal wor den, voor het eerst in het Lagerhui» verschij nen. In eene nota aan do gezanteq in het buitenland heeft de nieuwe regeering aange- drongen op de spoedige en nauwgezette nako ming van de nog onuitgevoerd gebleven bepa lingen van het tractaat van Berlijn, zoodat zij die van het Kabinet eene rivisie van dat tractaat mogen verwacht hebben, zich in hunne TW» wachting teleurgesteld zien. Trouwens Gladstone is de eerste om tegen dergelijke teleurstellingen ook in het vervolg te waarschuwen. In een nota aan den gezant te Weenon gaf Granville te kennen, dat Gladstone, nu hij Minister was geworden, besloten was de woorden, die hij vroeger als hoofd van de op positie tegen den Oostenrljkscheu gezant te Londen gebezigd had, naar aanleiding van een aanval op de liberale Staatkunde, dien men Keizer Frans Joseph in den mond gelegd had, noch te herhalen, noch te verdedigen. De re geering betuigde integendeel vertrouwen te stol len in ’s Keizers Staatkunde en prijs op diens vriendschap. De Fransche Senaat hield zich in do laatste dagen bezig met de afschaffing der verouderde Zondagswet van 1814, die, lout comme ches nous, bestond doch niet gehandhaafd word. Juist dit maakte die wet tot eene gevaarlijke on onbil lijke wet, die de vrijheid belemmerde. scheming van de rechten der arbeiders zou dan wellicht gepaard moeten gaan met protectie van do industrie zelve, en we vreezen «eer dat. gelang men daarmede van den wal In do sloot zou raken, regelq, Hoezeer nu Nederland op hot gebied van de arbeidswetgeving op verre na niet in de voorste gelederen staat, is toch, dank zij het initiatief van den Groningschen Afgevaardigde mr. 8. Van Houten, het grondbeginsel van do zich noemende Manches ter-schoolvolstrekte onthouding van oenigerlei bemoeiing op industriëel gebied, ook hier te lande opgegoven. De wet tot be perking van den arbeid van kinderen in fabrie ken en werkplaatsen is de eerste schrede geweest op den nieuwen weg. Sedert zijn vijf jaren voorbij gegaan, en heeft men gelegenheid gehad kennis te krijgen zoowel van de werking dier wet als van haar leemten. Over de eerste, haar werking, is het oordeel nogal verschillend; toch moet erkend worden, dat zij veel goed heeft gedaan. Vooral in fa brieksteden wordt men zulks gewaar. Was vroe ger het verlaten der school door jongens van negen en tien jaar regel, thans behoort het tot de uitzonderingen, eenvoudig omdat de ouders met de knapen geen raad weten. Met do meisjes is ’t wat anders: deze behoeft men, om ze onder dak te helpen, juist niet naar de fabriek te sturen. Door middel van huiselijke diensten kunnen zij op haar manier „nuttig" zijn. In 1877 werden door den heer Mr. 0. Th. baron van Lijnden van Sandenburg, destijds Minister van Justitie in het Kabinet-Heemskerk, elf vragen gericht tot de Afdeelingen van de Maatschappij van Nijverheid, waaruit de toeleg bleek om, na ingewonnen advies van deskun digen en belanghebbendenaan bedoelde wet de noodige uitbreiding te geven. Voor dit plan tot een begin van uitvoering kwam, was het Ministerie afgetreden, en later heeft men van de zaak niets meer gehoord. Het volgend jaar werd zij opgevat door de Vereeniging voor Fabrieks- en Handwerksnijverheid met dien ver stande, dat niet slechts de aandacht gevestigd werd op den arbeid van kinderenmaar de vraag gesteldin hoeverre de invoering van een wel op den arbeid, gelijk die in Engeland en in Duitschland bestaat, voor Nederland wenschelijk is. Het bestuur dier Vereeniging achtte zich niet uitsluitend bevoegd om die vraag op te lossen, doch noodigde ook de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, de Maatschappij van Nij verheid en het Algemeen Nederlandsch Werk- lieden-Verbond uit, aan de besprekingen deel te nemeneen verzoek waaraan terstond werd voldaan. Op dat in hoeverre moet vooral de nadruk worden gelegd. Dat in het algemeen een nadere regeling noodzakelijk was, daarover was men het van meet af aan eens: het kwam er slechts op aan te wetentot welke grenzen het Staats gezag zijn bemoeiingen moest uitbreiden. En nu deden zich terstond bezwaren voor. Kon men volstaan mot eenvoudig de Engelsche of Duit sche wetten te copiëeron, of wellicht uit beide een soort van bloemlezing te leverendan ware de oplossing gemakkelijk genoeg, maar, men moet niet uit het oog verliezen, zooals do Werkmansbode in het nummer van 24 April j.l. zogt: „hoo diep zulke wetten in het volksleven ingrijpenen hoe voorzichtig men er dus mede dient te zynin de tweede plaatshoezeer do toestanden in verschillende rijken uiteenloopen in de derde plaats, hoe weinig, bij schier totaal gemis eener eenigszins voldoenden regeerings- statistiek, omtrent den waren toestand der be volking en dor nijverheid hier te lande en van alles wat op arbeid betrekking heeft, tot heden toe bekend is.” Tot dusver onoverkomelijke bezwaren verzotten zich tegen wettelijko regeling van arbeid van volwassenen. Hoe kan do wetgever beslissen of een persoon te zwak is voor het werk dat van hem gevorderd wordt, en zoo al, wio zal hem in dat geval andere bezigheden bezorgen? Welke algemoone voorschriften zou men kunnen geven voor de inrichting van fabriokon, bij de uiteon- looponde behoeften van de verschillende takken van nijverheid? Zijn onze wetgevers voldoendo op do hoogte, om met oordeel des onderschoids deze punten te regelenArbeid op Zon en feest dagen; wederkeerige verplichtingen tusschen arbeiders en patroons; arbeids-contracten; be slechting van geschillen? Zou, door invoering van hot tien-uur-stclsel, onze industrie niet ten gronde gaan? Dat alles nam de Commissie uit de boven genoemde Vereenigingin overweging, en daarim besloot zij wijselijk voorshands haar taak te beperken tot den arbeid van kinderen en niet volwassenen. In haar rapport betoogde zij de noodzakelijkheid, de Regeering te wijzen op deze vier punten: a. Er moot gewaakt worden voor (ie belangen van gebrekkig ontwikkelde kinderen. b. Er moot eon regeling zijn, die den nach- telijken arbeid van kinderen zooveel^ mogehjk beperkt. c. ’ Sommige worl doren beneden zeke Op economisch gebied staan twee richtingen lynrecht tegenover elkander ten aanzien van do vraag: Hoe moet de Verhouding tusschen werk gever en arbeid geregeld worden. De eene wenscht alles over to laten aan den natuurlijken loop der dingen. Het beginsel van „vrijheid voor allen en in alles” wil zij zoo ruim mogelijk toepassen; de arbeider brengt zijn waar, zijn werkvermogen ter markt en tracht er den hoogst verkrijgbaren prijs voor to bedingen, de werkgever gaat te rade naar zijn behoeften, en poogt voor de kleinst mogelijke som de be schikking te verkrijgen over do diensten dio hij noodig heeft, ’t Is dus een quaestie van vraag en aanbod, meer niet. Of do arbeider met het tóegetelde loon rond kan komen, dat is zijn zaak; hij heeft eenvoudig zijn uitgaven te regelen naar zijn inkomsten, en, blijken deze met de meest denkbare spaarzaamheid en bij het schranderst overleg nog onvoldoende, welnu, dan treedt de armverzorging op om in het ont brekende to voorzien. De Staat heeft in elk geval niets to maken met gezegde verhouding, en mag niet tusschenbeide treden, zelfs waar kans bestaat dat een yan beide partijen het slacht offer zal worden van de tijdelijke overmacht der andere. De tegenstanders dier richting plaatsen zich op een geheel verschillend standpunt. Volgens hen is het in de eerste plaats do roeping van den Staat do rechten der zwakken in bescher ming to nemon. Nu kan het gebeuren, dat het overwicht voor oen poos aan de zijde der ar beiders is, dat zij, wanneer er grooto behoefte aan werklieden heerscht, eischen stellen die de werkgevers onmogelijk kunnen inwilligen, aan welke eischen zij kracht bijzetten door work staking en andere middelen van geweld. Daar om, zoo redeneeren zij, is het noodig arbeids contracten te doen sluiten, gewaarborgd door de overheid, aan welke overeenkomsten beido partjjen zich stiptelijk moeten houden. In de meeste gevallen echter zijn het de werkgevers, die het heft in handen hebben, en door do macht van het kapitaal den arbeider dwingen zich te schikken naar den wil dos patroons. Om die reden is het onvermijdelijk, wettelijke voorschrif ten in het leven te roepen die den onderge schikte tegen willekeur beveiligen. Er is nog meer. Ofschoon Staat en Maatschappij niet het zelfde begrip vertegenwoordigen, biedt toch bei der werkkring zooveel aanrakingspunten aan, dat hun bemoeiingen zioh^dikwijls tot hetzelfde voorwerp moeten uitstrekken; bovendien is het denkbeeld „Maatschappij” zoo onbestemd, dat de Staat, die in elk geval een zuiver afgebakend geheel vormt, ook met sociale behoeften reke ning moet houden. Nu is het in hot belang van den Staat, dat zijn burgers, al behooren doze tot de zoogenaamde lagoro volksklasse, niet overmatig worden geëxploiteerddat zij niet wor den verzwakt door een to groot aantal werk uren, dat hun gezondheid niot wordt ondermijnd door het verblijf in ongezonde werkplaatsen, dat voor hun veiligheid de noodige maatregelen wor den genomen. Verder heeft de Staat te waken voor de zedelijkheid, on dient dus eon wadend oog te houden over fabrieken en werkplaatsen waar arbeiders van beiderlei geslacht zyn ver- eenigd. Eindelijk nog is het van het grootste gewicht, te zorgen dat het opkomend geslacht niet wordt opgeofferd aan de eischen der in dustrie de arbeid van niet-volwassenen moet bij de wet worden geregeld, terwijl ook voor het loerling-wezen de noodige voorschriften niet mo gen ontbreken. Gelijk hot dikwijls gaat, kunnen beide moe- ningen, hoo volkomen ook met elkander in strijd, met degelijke argumenten worden verdedigd, hetgeen naar het ons voorkomt bewijst, dat noch bij de eenenoch bij de andere de absolute waarheid te vinden is. Over het algemeen zijn We te zeer geneigd, een bepaald beginsel voorop te stellen en allo verdere redeneering daaraan vast te knoopen, zonder in aanmerking te ne men dat er omstandigheden kunnen voorkomen, die de consequente toepassing van het grond denkbeeld minder raadzaam maken. Wanneer een tak van nijverheid zich normaal ontwikkelt, zoodat vraag en aanbod van werkkrachten na genoeg gelijken tred houden, dan is het stelsel van niet-inmehging het verkieselijkst; maar zoo dra er stoornis komt in die regelmatige verhou ding, is de goede werking van hot „laat maar begaan” aan bedenkingen onderhevig. Daaren tegen, hoe meer het centraal gezag reglemen teert, des te dieper moet het ook ingrijpen in de individueelo vrijheid, on behalve de gevaren die dit op zichzelf medebrengt, mogen we niet vergeten dat de nijverheid, wanneer zij te veel aan banden wordt gelegd, aan het kwijnen raakt, en de vleugels niet ver genoeg kan uit slaan om met goed gevolg den strijd tegen bui- tenlandsche concurrentie vol te houden. Be- Z. M. heeft benoemd tot rechter in de arrond.- rechtbank te Zierikzee, mr. J. C. J. Arriens, vroeger rechter in de arr.-recht- bank te Gorinchem. Z. M. heeft benoemd tot dykgr&af van de Krimpenerwaard C. Hoogendyk Cz tot hoogheemraad van Schieland, G. A. Van Houweninge Gztot dijkgraaf van het groot- waterschap van Woerden T. W. Van Oudheus- den; tot hoogheemraad van den Lekdyk-Bq- nedendams, en van den IJseldam, W. H. j. Cambier Van Nooten. Z. M. heeft eervol ontslag verleend aan Van Groin als ryksontvanger te Zwartsluis, behoudens aanspraak op pensioen. Z. M. heeft opzijn verzoek eervol ontslag verleend aan W. J. de Vries van Heyst, als majoor komm. bij do dd. schutterij te Go rinchem met vergunning de uniform met de aan zyn rang verbonden onderscheidingsteekenen te blijven dragen. Z. M. heeft met ingang van 15 April 11. een pensioen verleend aan J. Everwijn, emeritus-predikant bij de Herv. gemeente te Vuren on Dalem van f 600 ’s jaars. Door de Provinciale Staten van Overijsel is tot lid der Eerste Kamer, ter ver vanging van den heer De Vos van Steenwyk, gekozen do heer Mr. A. Van Naamen van Eemnes, oud-Iid van de Tweede Kamer. De concept-begrooting voor het Hoogheemraadschap„de Krimpenerwaard”, dienstjaar 1880/81bedraagt f86666,85 in ont vangst en f86595 in uitgaaf, sluitende dus met een vermoedelijk batig saldo van f71,85. In de op 26 dezer te Stol wij kersluis te houden ver- eenigde vergadering zal deze begroeting worden behandeld, en daarop de officiëele begroeting worden vastgesteld. Tot heemraden van den Zuidplas- polder zijn door stemgerechtigde ingelanden met alg. stemmen herbenoemd de hh. H. J. van Gennep te Zevenhuizen en H. M. van der Haak te Waddinxveen. Door den heer C. J. P. Verhoeff, med. stud., is aan de Rijks Universiteit te Utrecht met goed gevolg afgelegd het eerste natuurkun dig examen. De Minister van oorlog heeft be paald, dat bij de regimenten veld en rijdende artillerie en bij het korps pontonniers gehuwd mogen zyn alle wachtmeesters, sergeanten en fouriers, die langer dan zes jaren onafgebroken in den graad vun onderofficier hebben gediend. Aan het lokaal van het provinci aal bestuur te ’s Hage werd Maandag aanbe steed: het bouwen van eene woning voor den sluiswachter bij de Merwede keersluis te Gwrin- chem. Minste inschrijver was de heer T. W. Wapperom te Gorinchem, voor f 5653. Bij de Woensdag gehouden aan besteding ten behoeve der directie van de ma rine te Willemsoord waren de heeren Straver Co. te Gouda minste inschrijvers voor de leve ring van pek ad f710, De heer Aug. Then Bejgh, de vroe gere directeur der Rotterdamsehe Handelsver- eeniging, is krachtens bevel van het gerechtshof te ’s-Gravenhage in vrijheid gesteld. Dinsdag is te Leiden het vereo- nigde station van do Ilolla’ndseho en Rhijnspoor- wegmaatschappijen in gebruik genomen voor zoo ver het personenverkeer betreft. Daar het gedeelte voor bcstelgoederen nog niet geheel gereed is, blijft het bureel daarvoor nog een paar dagen aan hot hulpstation. - Voor den duur van don zomer dienst zijn de telegraaf kantoren op de stations

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1880 | | pagina 1