N°. 598.
1880.
Fa
'H.
Zondag 28 November.
IER,
:n
INING.
I
irs.
Ws’
Issh
75 cents,
cents.
I
I
Weekblad voor Zuid-Holland en Utrecht.
iwste
N.
Zn.
«n
f
JfflS,
ITAARNS
IDS,
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Landbezit op Java.
van f 1,
3OTEN.
te betreuren
dat eindelijk oene
f38 per 1000 kilo.
S. W. N. VAN NOOTEN te Schoonhoven,
Uitgevers.
lts.
imer van
lie. Beets
ïurkalen-
Eigeman
ader van
des (uit*
erkt door
75 cents.
60 cents,
p bronzen
eve zich te
IWAARD
Svoor 1881
te Schoon
maken be-
serd zijn in
IDOOZEN,
)ER8,
DL ENAAR
jonge, wier
Bij het Nommer dezer Courant behoort
een Bijvoegsel.
Alle binnenlandsohe Advertentiönwaarvan
do plaatsing 3 maal wordt opgegeven, worden
slechte 2 maal in rekening gebracht.
cents.
ndsche en
ZERHOU-
leekzucht,
bloedar-
3 de flacon,
ALK;
•erkerk bij
Werdow
ÏLOK-HA-
GANZRN-
groote 8or-.
PEN, CA-
18.
m van alle
i alle soor-
9
en smaak
nomen en
:ents.
cents.
cents,
cents,
rkalender
de tegenwoordig
middel in
m I der rechterlijke
Deze Courant wordt geregeld iederen Zaterdag-middag
verzonden. Prjja: voor Schoonhoven per drie maanden 0,70,
Franco per poet door het geheele ryk 0,80.
■ÖNHÖffll» CÖMT,
Prys der AdvertentiönVan 1 tot 5 regel» f 0,50. Iedere
regel meer 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending
franco, en uiterlijk tot Zaterdags-voormiddags ten 10 ure.
1In do TielerWaard hebben hooi-
jrs dezer dagen vele partijen hooi opge-'
t tegen f 36 en f 38 per 1000 kilo.
vendien zjjn er schakeeringen waarmede we ons
echter thans niet behoeven bezig te houden.
Het gemeenschappelijk bezit is communaal
gemeenteljjk. De gronden, tot een dessa (dorps-
vereeniging) behoorendeworden jaarlijks ter
beschikking van de rechthebbenden gesteld
niet op dien voetdat alle hoofden van huisge
zinnen een stuk ter bebouwing krijgen, wantpr
zijn onder de ingezetenen een groot aantaldie
door loon-arbeid in hun behoeften moeten voor
zien. Onder dit stelsel is overdracht aan derden
Ónmogelijk: bovendien verdooft het den prikkel
tot grondverbetering, dewijl niemand weet of hij
een volgend jaar de vruchten van zijn meerdere
inspanning zou kunnen genieten. Somtijds heeft
de toewijzing voor levenslang plaatsen dan
zouden we van een beperkt individueel bezit
kunnen spreken. Gewoonlijk echter sluit de
laatste vorm ook de erfelijkheid inen dan is
het recht op den grond in geen enkel opzicht
van het Westersch eigendomsrecht onderscheiden.
Sommigen beweren, dat de eerstgenoemde
wijze van bezit, het communaal, de alge-
meene regel was op Java in overoude tijden,
reden waarom het een onbehoorlijke inmenging
in de zeden der bevolking wordt genoemd, de
omzetting (conversie) in erfelyk en individueel
bezit eenigermate in de hand te werken. Dat
is niet volkomen juist. Prof. Veth zegt er van
in zijn belangrijk werk „Java” (deel I bladz.
354): „Het gemeentelijk grondbezit is in Java
oud en is vermoedelijk reeds in de Hindoe-periode
hier en daar ingevoerd, in navolging van het
geen ook in vele streken van Hindostan bestaat.
Het is waarschijnlijk zeer bevorderd door de
noodzakelijkheid om de waterwerken, voor de
natte rijstcultuur vereischtdoor vereenigde
krachten tot stand te brengen. De geassocieer
den voor gezamenlijken arbeid vormden met elk
ander een dessa en verdeelden de velden bij
jaarlijksche verwisseling, opdat ieder op zijn
beurt genot zou hebben van de beste stukken.
Intusschen heeft het Europeesch gezag op po
litieke gronden dit gemeentelijk grondbezit zeer
begunstigdnooit is het op Java zoo uitgestrekt
geweest als sedert de invoering van het cultuur
stelsel. Het is thans heersebend in alle gewesten
door eigenlijke Javanen bewoond,” (dus niet in
't Wösten waar men de Soendaneezen aan treft,)
„met uitzondering van de Vorstenlanden. Ner
gens evenwel zijn de sporen van individueel en
erfelyk bezit geheel verdwenen, en ia vele stre
ken openbaart zich de neiging om daartoe over
te gaan of terug te keeren. Het was een der
bedoelingen van de cultuurwet van den Minister
Fransen Van do Putte, de oplossing van het
gemeentelijk in individueel bezit aan te moedigei
en wettelijk te regelen. Na de verwerping dier
wet zijn onze wetgevers voor alle bemoeiing met
het gemeentelijk bezit der inlanders terugge
deinsd.”
Niet alzoo de Indische Regeering, die terecht
begreep dat het hier een quaestie gold die vroe
ger of later tot een oplossing komen moest.
Conversie is in vele gevallen gewenscht, doch
tevens was behoedzaamheid een eerste plicht.
Vooreerst mocht zij alleen dan plaats hebben,
wanneer de bevolking haar verlangde; en, werd
die begeerte kenbaar gemaakt, dan moest er nog
op gelet worden of zij niet bezweken was voor
de pressie van een of anderen dessa-bestuurder,
die de splitsing zou aangrijpen om zich op een
goedkoop» manier van de beste landerijen mees
ter te maken. Dat alles bewoog den Gouverneur-
goneraal Loudon in 1874 den heer Levysson
Norman, toen Algemeen Secretaris van den Raad
van Indië, een reis door de gouvernementslanden
van Oost-Java op te dragen, ten einde een zelf
standig onderzoek naar den stand van het vraag
stuk in te stellen, en te vernemen in hoeverre
de bevolking vóór of tegen een conversie gestemd
was. Op zeer veel plaatsen scheen men deze
wenschelijk te achten; het is evenwel moeieljjk
uit te maken, of het feit van de zending zelve
niet somtijds op de Javanen den indruk maakte,
dat het gouvernement de verdeeling miet on
gaarne zag. In elk geval, de toenmalige Mi
nister van Koloniën, de heer Van Goltstein, dacht
er zoo over, en telegrafeerde naar Buitenzorg
dat de tournée moest gestaakt worden. Dit
bevel was een van de voornaamste oorzaken,
waarom de heer Loudon zijn ontslag vroeg.
Thans nu de heer Van Goltstein op njeuw
Minister van Koloniën is, heeft hij zich weder
met het conversie-vraagstuk bezig gehouden, en
wel op een wijze die bij onderscheiden leden
der Tweede Kamer bedenking heeft gevonden.
Benige maanden geleden heeft de Minister een
ambtelijke circulaire uitgevaardigd, waarin de
residenten worden aangespoord om eiken schijn
te vermijden, als zou de Regeering de conversie
in de hand werken; tevens stelt dat stuk vrij
duidelijk het erfelijk individueel bezit voor als
een uitzondering, of liever als een bizonderen
toestand.
In de Kamer-zitting van Vrijdag 13 November
maakte deze circulaire het onderwerp uit van
een belangrijk debat, aangevangen door den heer
Van Rees, Afgevaardigde voor Rotterdam, die
tijdens de reis van den heer Levysson Norman
Vice-President was yau den Raad van ludie ofl
later aan het hoofd stond van het departement
van Koloniën. Spr. betoogde, met citaten uit
hei jon^t Tenohenen offlciöel overzicht van het
onderzoek naar de rechten van den inlander op
den grond, dat het gemeen bezit in vele streken
eerst onder ons besfuur, en wel bij invoering
van cultures of vroeger bij die der landrente is
aangenomen of liever opgedrongen. Conversie
achtte hij dus eenvoudig het herstel van vroeger
toegebracht onrecht en leed.
De Minister verdedigde natuurlijk zijn circu
laire; hij deed uitkomen dat ook de Gouverneur-
generaal in de jongste rapporten der residenten
aanleiding heeft gevonden om het conversie-
vraagstuk voorshands te laten rusten. Die rap
porten nu wenschte de heer Van Rees te zien;
reeds vroeger was daarop aangedrongen (ook in
het Voorloopig Verslag omtrent de begrooting,)
doch de Minister had gemeend dien wensch niet
te moeten bevredigen. Thans werd op nieuw
met kracht de aandrang tot overlegging herhaald,
niet slechts door den heer Van Rees, maar ook
door de heeren Van Houten, Mirandolle, Lenting
en Van der Hoeven. De laatste toonde aan, dat
het hier geen politiek vraagstuk geldt: dat de
Kamer in het belang van den Javaan meer licht
verlangt. Hij eindigde met het voornemen aan
te kondigen om, als de Minister niet toegaf,
deze motie van orde aan te kondigen:
„De Kamer, het wenschelijk achtende, dat van
Regeeringswege aan de Kamer worden medege
deeld de stukken, die betrekking hebben tobde
Kabinets-circulaire aan Z. Exc. den Gouv.-Gen.
van N.-Indië dd. 15 Aug. 1880 N®. 20, gaat
over tot de orde van den dag.”
In ons Kamer-overzicht doelen we het vervolg
der merkwaardige geschiedenis mede.
Overzicht.
Zuivering van het personeel der ambtenaren
is de leus en het middelwaarmede elk opvol
gend Kabinet in Frankrijk zich beijvert de
republiek te tinten naar de kleur der partij
waartoe de nieuwe regeering behoort. Het moge,
ook met het oog op het algemeen stemrecht,
een krachtig middel zyn, onschadelijk is het
niet; de agitatie die bij elke verwisseling van
ministers het land m onrust brengt en de staat
kundige hartstochten doet ontbranden, leverde
reeds menigmaal het bewijs daarvan.
De wet betreffende de rechterlijke organisatie
heeft, indien de Senaat haar bekrachtigt, aan
•"•'oordige regeering een nieuw zuiverings-
de hand gegeven. De onafzetbaarheid
ambtenaren is voor een jaar op
geheven en vooral nu in den laatsten tijd de
clericale sympathieën van zoovele leden der rech
terlijke macht zoo duidelijk gebleken is, zal de
regeering zeker deze gelegenheid niet ongebruikt
laten voorbijgaan om onder de 4075 rechters,
die aldus op eenmaal van hun prerogatief ont
roofd zijn, eene flinke opruiming te houden.
Gelukkig voor hen, die het kind van de re
kening zullen zijnheeft zich een comité ge
vormd, dat zich ten doel stelt, de ontslagen
ambtenaren aan eene of andere betrekking te
helpen.
De Kamer heeftnadat de Minister van Oorlog
er zich „niet tegen” had verklaardbesloten
een onderzoek te doen instellen naar het zooveel
geruchtmakende schandaalbetreffende den oud-
Minister, generaal De Cissey. Zij nam daarna
een’paar dagen rust om zich voor te bereiden
op de behandeling der wet tpt regeling van het
Lager Onderwijsdie stof genoeg bevat om
warme debatten te verwachten.
Dit was niet minder het geval met de inter
pellatie, die in de eerste dagen dezer week den
Pralsisclien Landdag bezig hield. Zij betrof de
anti-Semitische beweging, die, zooals wij vroeger
mededeelden, zich ten doel stelt den invloed der
Joden te beperken, door hen uit te sluiten van
de voornaamste ambten. Geheel anders dan het
zich liet verwachten, droegen de beraadslagingen
het kpnmerk van bezadigdheid en gematigdheid
en de slotsom was eene waarschuwing aan het
adres der Joden om zich wat kalm en bedaard
te houden en alle aanleiding tot botsing te ver
mijden. Zooals verwacht mocht worden van
eene regeering, die, tijdens het congres van
Berlijn, hare erkenning van Rumanie’s zelfstan
digheid afhankelijk stelde van de gelijkstelling
der Joden aldaar met de overige Staatsburgers,
verklaarde Minister Stolberg, dat de wet aan
alle geloofsbelijdenissen gelijke rechten toekent
en dat er geen voornemen bestaat daarin ver
andering te brengen. Dat hei centrum uit deze
quaestie munt zocht te slaan tot bestrijding der
Mei wetten laat zich denken. Gelukkig dat die
partij de, wel is waar reeds dikwijls teleurge
stelde, hoop mag koesteren, dat eindelijk oene
verzoening met Rome tot stand zal komen. Dé
kardinaal Jacobini, wiens benoeming tot ’s Pausen
secretaris weldra verwacht mag worden, heeft
de opdracht gekregen om zeer verzoenend werk
zaam te zijn en zooveel mogelijk den vrede te
herstellen of te bewaren. Een schoone taak
indien zij ook uitvoerbaar gemaakt wordt’.
Het tooneel in het Oosten is eindelijk eens
veranderd. Dulcino is nu in handen der Turken,
die, na een hardnekkig gevecht van meer dan
acht uren, zich van de stad hebben meester ge
maakt. Zoodra zij de stad ontruimén, zullen de
Montenegi ijnen onder bescherming der inter
nationale vloot haar in bezit nemen. Of dit
wel zoo kalm zal gaan als het bericht doet
voorkomen, zal de uitkomst moeten leeren.
Gelukkig voor de Engefsche regeering dat zij,
bij de heropening der parlementszitting, althans
dit eene resultaat van haar staatkundig beleid
in het Oosten zal kunnen mededeelen. Het ia
eene kleine vergoeding voor de treurige mede-
deelingen, die zij omtrent den toestand in let-
land zal te doen hebben. De geest van verzet
en oproer neemt daar hand over hand toe en
gaf reeds meer dan eens aanleiding tot bloedige
botsingen met de politie. In verband daarmee
verwacht men nu de bijeenkomst van het par
lement reeds in het begin van December.
8TATEN-GENERAA L.
Ten deele heeft de Minister van Koloniöq toe
gegeven aan den wensch door onderscheiden leden
der Tweede Kamer uitgesprokenzoodat de motie
van den heer Van der Hoeven achterwege bleef.
Er zal nu aan het eerstvolgend Koloniaal Verslag
een résumé worden toegevoegd van de amb te lijke
stukken in zake de conversie. Nadat op die wijze
een vergelijk was getroffen zette de Kamer de
behandeling der Indische begrooting voort, eq
wijdde daaraan verder de zittingen van Maandag
en Dinsdag. Onderscheiden onderwerpen kwa
men daarbij nog ter sprakedoch werden slechts
oppervlakkig aangeroerd 1 men verlangdeen
niet ten onrechte, naareenige dagen rust. Om
trent de heerendiensten gaf de Min. te kennen,
dat hij hoopte in het volgend jaar een voorstel
tot gedeeltelijke afschaffing te kunnen indienen
op de instelling van gemeentelijke of geweste-
lijke raden you de aandacht van het Indisch
bestuur worden gevestigd. Tegenover een grieve
van den heer Donner hield de Min. de noodza
kelijkheid van volkomen neutraliteit in godsdienst
zaken voleen klacht van den heer Keuchenius,
aangaande de bedreigde intrekking van het ver
lof tot prediking, aan een zendeling gedaan,
omdat hij in zijn kring de verplichte vaccinatie
I bestreedwerd door don Min. afgewezenop
gronddat zendelingen niet tot verzet togen de
maatregelen van het bestuur mogen aansporen.
De heer Oorver Hooft wilde de uitgaven voor
spoorwegen verminderende heer Keuchenius het
bedrag voor oorlogskosten verhoogenbeide amen
dementen werdenna bestrijding door den Mi*
nister, verworpen. De Indische begrooting werd
met algemeene stemmen aangenomen. Maandag
29 November worden de zittingen hervat voor
de behandeling der Staatsbegrooting. Ook de
Eerste Kamer komt dan op nieuw bijeen.
Bij Kon. besluit is aan den heer
Mr. J. W. Van Lansbergeop zijn verzoek, een
eervol ontslag verleend als Gouverneur-Generaal
van Nederlandsch Indiëonder dankbetuiging
voor de vele en gewichtige diensten door hem
in die betrekking aan den lande bewezen en
benoemd tot Gouverneur-Generaal van Neder-
landsch-Indié de heer F. ’s Jacob oud-Directeur-
Genoraal der „Maatschappij tot Exploitatie van
Staatsspoorwegen".
In het hoofdkiesdistriet Sneek
(vervanging van den heer Moens) zijn uitge
bracht 3615 stemmen; van onwaarde 20. Ge
kozen is de heer mr. Ph. Van Blom met 1875
stemmen. Op den heer W. M. Oppedijk waren
1717 stemmen uitgebracht.
Bij de plaats gehad hebbende ver
kiezing van een lid der Tweede Kamer in het
hoofdkiesdistrict Tilburg, ter vervanging van
den heer Verheijen,zijn uitgebracht 2097 stem
men van onwaarde 20. Niemand heeft de vol
strekte meerderheid verkregende stemmen waren
verdeeld over de heeren mr. B. M. Bahlmann
met 951, J. H. A. Diepen met 935, en J. F.
Jansen met 178 stemmen. Herstemming alzoo
tusschen de beide eerstgenoemden.
In hoofdkiesdistrict Maastricht
(vervanging van wijlen den heer De Bieberstein)
zijn uitgebracht 1625 geldige stemmen. Gekozen
jhr. mr. G. M. L. H. Ruys de Beerenbrouek
met 1199 stommen. Op den heer baron Pelser
do Berenberg waren 384 stemmen uitgebracht.
De Commissie, welke maatregelen
zal beramen om Rotterdam het bezit van een
schouwburg te verzekeren, kwam Maandag bijeen
om zich te constitueeren en met den arbeid een
aan vang te maken. Die Commissie bestaat nu
uit 26 heeren. Voorzitter is de heer J. Van
der Hoop Jac. zn., penningmeester Mr. W. M.
Reepmaker Jr. en secretaris Mr. B. Denekamp.
In het laatst der vorige week
heeft de heer Jansen, aannemer te Didam, een
begin doen maken met de werkzaamheden aan
de inundatie-sluis te Dalem, waarin zes nieuwe
buiten- en even zooveel binnendeuren moeten
gemaakt worden.
koopei
kocht
Is het vraagstuk, dat kort geleden, bij de
behandeling der Indicche begrootingde Tweede
Kamer zoo ernstig bezighieldwij bedoelen
de conversie van het grondbezit, van zoo be
langrijken aard, dat het de aandacht verdient
ook van hen, die van de Indische zaken juist
zoo heel veel niet afweten?
Wij gelooven hier een bevestigend antwoord
te moeten geven. Ziehier waarom.
Een koloniale mogendheid is verplicht, haar
buitenlandsche bezittingen rechtvaardig te be
sturen. Het stelseler van halen wat er van
te halen is,”- vindt misschien hier of daar
nog een enkelen verdediger, maar even goed
als er nog menaeben zijn die de beweging der
aarde ontkennenzal het nog lang duren eer
de laatste voorstander van een veroordeeld sys
teem het hoofd buigt voor de macht der feiten.
Is een gouvernement onwillig of niet in staat,
de wetten dor billijkheid toe te passendan dra
gen alle ingezetenen van het Rijk en inzon
derheid zij die bij de stembus uitspraak doen,
daarvan de schuld. Wij allen, hoe gering onze
kennis van de onderdeelen van het koloniaal
beheer ook zijn moge, moeten bet onze doen om
aangaande de hoofdzaken op de hoogte te komen.
Nu is voor de stoffelijke belangen der Indi
sche bevolking de wijze, waarop zij wordt be
last, zeer zeker alles behalve onverschillig. Ook
de Javaan heeft recht op de toepassing van den
regel, dat rekening worde gehouden met zijn
draagkracht. Tot heden toe betaalde hij meest
belasting in arbeiden groot was de druk, onder
dien vorm op hem uitgeoefend. De gedwongen
cultures namen vooreerst een aanmerkelijk deel
van zijn tijd en arbeidskracht in beslag, en nu
deze, door de toepassing van mildere beginselen,
nagenoeg tot het verledene behooren, zyn hot
nog de heerendiensten, (zoowel ten behoeve der
hoofden als voor het onderhoud van wegen en
bruggen, het politiewezenenz.) die hem beletten
zelfs in het drukst van den veldarbied zich ge
heel te wijden aan de behartiging zijner eigen
zaken. De aanwijzing is misschien niet over
bodig dat, waar wij van de cultures spreken,
de arbeid in de gouvernements-koffietuinen niet
daaronder begrepen is, aangezien do inlanders
daarvoor betaling in geld ontvangen, in even
redigheid van de hoeveelheid en de waarde van
het door hen afgeleverd product.
Die belasting in arbeid, die tot allerlei kne
velarijen aanleiding geeft, wordt door velen ver
oordeeld en de aandrang om baar te vervangen
door een heffing in geld, overeenkomstig elks
vermogenwordt gaandeweg sterker. Een zoo
danige regeling zou groote voordeelen aanbieden.
De Javaan zou niet langer op voor hem onge
legen tijden aan zijn dagelijksche bezigheden
worden ontruktterwijl de Regeering in do ge
legenheid werd gesteld om de werkzaamheden
die nu door vaak trage en onwillige heeren-
dienstplichtigen langzaam en slecht worden ver
richt, aan bezoldigde werklieden onder behoor
lijk toezicht op te dragen. Voor beide partijen
dus een niet te miskennen voordeel.
In een landwaar de akkerbouw de hoofd
bron van het bestaan uitmaaktzou de belasting
voor verreweg het grootste gedeelte opgebracht
moeten worden van het grondbezit. Er is dus
geen hervorming denkbaardie niet de regeling
van dat bezit ten grondslag neemt, en vandaar
dat we met volle instemming de bewering, heb
ben begroetdat het vraagstuk van de rechten
op den bodem de spil isom welke onze gan-
sche koloniale politiek zich beweegt. Het is wel
te betreurendat men van deze zaak een partij-
quaestie^ioogt te maken zij is dit in geen enkel
opzicht. Maatschappelijke onderwerpen moeten
met volkomen objectiviteit worden behandeld
en-sommige hoogst bekwame leden van de anti
revolutionaire en van de Katholieke party zien
we dan ook met genoegen op dit terrein één
lijn trekken met de meest besliste liberalen.
Wij spraken van grondbezit niet van eigen
dom. Volgens oud-Javaansche, misschien aan het
Boeddhisme ontleende begrippenheeft do man
die den akker bebouwthet recht nietzich
eigenaar van den grond te noemen: deze is van
Allahzegt, ondanks zijn Mohammedaansch ge
loof, de inlander. De vorst des lands oefent in
het oog van den Javaan de eigendomsrechten
uiten waar de souvereiniteit van den vorst
overgedragen is aan het Nederlandsch gouverne
ment, treedt dit als eigenaar op. Dat recht is
evenwel iets denkbeeldigsen staat een regeling
van het bezitrecht volstrekt niet in den weg.
Dat laatste is öf gemeenschappelijk öf indi
vidueel öf erfelyk. Deze drie hoofdvormen wor
den o. a. in verschillende streken van Java aan
getroffen en in den loop der tijden werd vaak
de eene yorm voor den anderen verwisseld. Be-
Jf