I i NK, o 4ie. jschade. da waardige I I N'. 1084. Zaterdag 22 Maart. 1890. oedereo. 'heeên, Eerste Blad. BIX. -fr' n Weekblad voor Zuid-Holland en Utrecht. VANDS. 1 H HEE s. oven. O m 3 m z S :he Karns, ikraoht. "d Brieven van Barend. f’ BINNENLAND. Prfle: voor Schoonhoven eenige echt vaderlandsche ala raarla kaal lan» PAPIJ- ft 4 iwt WI88BL8 ite T.n 2} pCt. rolong.ti.ren te of by gadeel- S. W. N. VAN NOOTEN tï Schoonhoven, Uitgeven. SCHOONHOVEIfSCHE COURAIT. an Gorinchem. JLEEÜWUK, ’ök. i v. Landb. en te Bolsward 125, 150 Cta. I 'T Den Ommat bertaet uit twee Bladen. jen op proef; teruggenomen. te Lekkerkerk e Bodegraven. V] ien vluggër en indor soort. insdag-morgen jve „Rijnlust” GRAAF Kz. Dmo Conrant wordt des Zaterdag-morgens uitgegeven. Prflsvoor Schoonhoven per drie maanden 0,70. Franco per poet door het geheele rijk 0,80. Men kan rich abonneeren bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders. latschappy van gevestigd te No. 93, gaat i van alle soort ikane gegrond, loeren nhoven kerkerk, lond en 38EN ipen a/d Weel, recteur, v. d. PLOEG uur en des n Zondag, foeiioht, AAL, Notaris, itnan. PrHs der AdvertentiSn: Van 1 tot 5 regels f 0,50. Iedere regel moer 0,10. Groote lettere naar plaatsruimte. Inzending franco uiterljjk tot Vrydage-namiddags. Alle binnenljmdsche AdvertentiSn, voor 3 maal plaatsing opgegeven, worden slechts 3 maal in rekening gebracht. vervolg wat minder veeleischend te zyn. Ik heb dikwjjls genoeg »or>Jbteit^u^hen >yan goeden huize” ontmoet,'v&n wie ik denken moest: Jongen, wat zon het bovenst best voor jou zjjn, als je eeny een poos onder geiegelde tucht hadt gestaan, wat zou je omgang met anderen er bij gewonnen heb ben! Men spreekt in onze dagen veel van gymnastiek van den geest, en van gymnas tiek van het lichaam: aan gymnastiek van den wil moest ook wat meer gedaan kunnen worden. Er wordt, ’t is wel jammer, van den persoonleken dienstplicht een partyquaestie gemaakt. Onze antirevolutionaire landge- nooten zyn er over het algemeen vóór, de Katholieken zijn er tegen, De laatsten be weren, dat zij de jongelieden uit de gegoede klasse buiten de besmetting van ongeloof en losbandigheid moeten houden, 't Is mooidan moeten de arme drommels, die geen plaatsvervangers kunnen krijgen, en ook dezen zelve, er maar aan worden ge waagd? Als dat Chiistelyk moet heeten, dan weet ik er niemendal meer van. Maar het is zoo erg niet; ik durf beweren, dat een welopgevoede jongen, van welken stand ook, door de uniform en het kazerneleven niet bedorven wordt; is dat wel het geval, dan is hij toch een mispunt, en zou hij later, bij de eerste de beste verleiding die hy op zyn levensweg ontmoet, en waar de burger maatschappij ook niet vreemd aan is, toch verloren gaan. 't Is nu maar te hopendat de liberalen, als straks de defensiewetten in behandeling komen, voet by stuk houden; dat zy als één man voor den persoonlijken dienstplicht in *t geweer staan. Want blykt ook by onze woordvoerders in de Tweede Kamer op dit punt geen vaste opinie te heerschen, dan zouden we haast moeten vragenWaar in ’s hemels naam zit het liberaal beginsel toch? Heeft men van deze zaak een poli tieke strüdleus gemaakt, het zy zoo: dan el kan jnnu/iia «'■X ’üuül’l en recht op het doel afgegaane Voor de stamj party als zoodanig is het thans geworden een quaestie van zyn of niet-zynen al kon zy op geen enkelen bondgenoot aan de rechterzyde rekenen, in elk geval maar vooruit! Zoo ben ik onwillekeurig in ’t politiek vaarwater verzeild geraakt, gelyk men van zelf doet als men eenig vraagstuk van den dag behandelt. Uw lezers zullen my dat, hoop ik, niet kwalyk nemen, evenals zy my ten goede zullen houden dat ik nog eens, nu we de beslissing wat uaderby komen, deze gewichtige zaak bespreek. In deze hoop breng ik u, en verzoek ik ook voor hen te aanvaarden, den kameraadschappe- Ijjken groet van uw getrouwen BAREND DE SCHUTTER. Op reis naar de Zuid-Afrikaansohe Republiek door W. H. r. d. W. Vervolg. Een heerljjke avond is het, heerlykzoo- als hy alleen in het zuiden kan zyn, als na een snikheeten dag de zon aanstalten maakt, om achter de bergen te verdwynen, of alreede geheel is wegjjÉdoken. Detiein snelt door de lachende dreven van Kaapstads onmiddellyke omgeving, waar ’t één tuin, ééne lustwarande is. Bij eiken overweg ver beiden in hoopjes de jeugdige kinderen Chains ons voorbysnellenen zenden ons een luidklinkend vaarwel achterna. In de coupé,, vlak naast ons, vergast een heel gezelschap van dat gemengd bloedhetwelk in Zuid-Afrika bekend staat als .Kaapsche jongens en Kaapsche meiden, ons op een niet onaardige instrumentale muziek. ’tStrykt en blaast, tnangelt en bonst er maar recht lustig op los, zoo lustig, dat we van ’t dreunen van den trein schier niets vernemen. Dit alles brengt natuurlyk in ons gemoed eene opgewektheid teweeg, welke zeker elke zorgvolle gedachte aan de toekomst moet verdryven. En dit is goed ook; allen toch, zoo we hier byeen zitten, zyn zoekende; niets bepaalds ligt vóór ons, en waar we zoo snel dat onbestemde legen ijlen, zou allicht een onpieizierig gevoel zich van dezen of genen kunnen meester maken. Maar neengeen zorgen vóór den tyd, vooral nu niet, nu alles om ons heen ons tegenlacht. En al is strakswanneer het vaie nachtkleed over ’t aardryk ligt uitgespreid, de verlichting in ons iiokje van zoo twyfelachtigen aarddat zy gei ust in dit opzicht kan wedijveren met die in de wagons van sommige Hollandsche lynen, en dus by zonder geschikt, om den reiziger eerst recht ’t vervelende te doen inzien van een spoorrit by avond, wy maken ’t ons zoo pleizierig mogeljjk. De Amsterdammer reisgenoot is als Amsterdammer natuurlyk vol grappendie we voor deze gelegenheid, wyl ze toch zeker die verdienste bezitten, dat ze meê den tyd helpen vei dry ven, allen alleraardigst vindenallerlei byzonderheden uit ’t verledene worden opgehaald; er wor den bespiegelingen gemaakt; we luisteren eens naar het concertdat met kleine tus- schenpoozen onvermoeid wordt volgehouden, en heften in de pauzen voor variatie eens eenige echt vaderlandsche zangen aan. Dan, als ’t reeds heel laat is jjMWrden.. beginnen we eens aan rust te denffen. Eerst nog even onze provisie nagekekenDit gaat wel met eenige omslachtigheid gepaard, doch’t ver- sche brood, ’t malsche vleesch, de lekkere wyn smaken er des te heerlyker om. Valie zen en koffers moeten eerst op zij gescho ven dan pas kunnen de groote en wichtige baskets met moeite van opder de banken worden gewerkt. Elk paar overburen draagt dan op zjjne knieën een gedeelte van de vracht, en deelt broederlijkwat ’teerst te voorschyn wordt gebracht. Is ieder voldaan, zoo is alles fluks weer netjes ingepakt; de manden verdwijnen weer, de andere bagage herneemt eveneens weer hare plaats, en men zet zich tot slapen. Wie in de vier hoeken zitten, vinden voor hunne hoofden nog fatsoenlijken steunde middenmannen echter zyn er slechter aan toe; hunne slaperige en dus zware hoofden vallen op zoo akelige wijze nu eens rechts en dan weer links, hunne bovenlichamen glyden zoo telkens van den eenen buurman op den anderendat aan rustigen slaap voor hen ten minste niet te denken valt. Neen, dit gaat niet; dair moet raad ge schaft worden, en plotseling worden wjj vieren uit den eersten zoeten sluimer opge wekt, en met de vreeselykste jeremiaden overladen. Nu ja, al is het verre van plei zierig voor de vermoeide geestenzoo eens klaps te worden opgeschrikt, om dan te worden gewikkeld in eene hersenbezigheid, die bij uitnemendheid geschikt is, ons ge heel te ontnuchterenwe zien er volkomen de billykheid van indat onze ongelukkigen den eisch stellen dat we den tijd van Vrjj- dag-avond 10 uur tot Zondag-middag 12 uur zoo verdeelen. dat ieder onzer evenlang genot heeft van een hoekje”, ’t Is eene heele uitrekening, doch tot ieders genoegen eindelyk klaar. Nogmaals wenschen we :~ipeïl van den trein, de aangename ge luiden die vooral den onrustig slapende eigen zynen het woelige om en om gooien onzer half slapende, half wakende midden mannen. Straks, als er van zitplaats moet ge wisseld worden, is er een oogenblikje alge- meene opstandbjjna zonder spreken ech ter wordt naar vooraf beraamd plan ge werkt; ’t is eenekorte, algeheele verplaat sing van reisdekensjassen en vakerige menschelyke lichamen, da^evenwel heerscht weer dezelfde stilte van zooeven. Stations worden maar enkel en dan heel eventjes aangedaanen we merken er byna niets van. De conducteurs gillen nietals in ’t vaderland, op ongehoorde wyze plaats namen uitnoch geven blijken van hunnen nooit volprezen dienstyver, door’t nergens geëvenaard woest dichtslaan der deuren, neen, men hoort zp niet. Van aide schoon heden van De Paarlvan Stellenbosch en andere plekken aan de Ijjn Kaapstad Kimberley mogen we alzoo niets genieten stoppen we er al, ze blyven in ’t nachtelyk duister weggescholen, en anders vliegen we ze, als onbewust van haar beslaan, pijlsnel voorby. Alleen te Wellington blyven we, ver over middernacht, een tydje toeven; ons muziekgezelschap stapt hier uiten geeft als afscheid nog eenige mooie stukken ten beste; maar dan ook is alles gedaan, en niets, niets valt er op te merken, We stappen even uit, doch staren in ondoor dringbaar duister; ’t stationsgebouw is, als 't perron, in donker gehuld, en leeg en stilbinnen alleen branden een paar lichtjestwee beambten loopen stilzwygend en zeer geduldig op en neer; de machine tracht zich met even groote bedaardheid van een nieuwen voorraad water te voor zien; dat is al. Is ’t wonder, dat we dus weder zoo spoedig mogelyk naar binnen duiken, en trachten in te dutten? ’t Lichtje boven is reeds geheel uitge doofd, doch een flauw bleek aan den oos- telyken horizon kondigt ons het aanbreken van den dag aan. Eene zwakke schemering doet dus allengs van wat in ons klein cou- peetje is saamgepakt, de vormen onderschei den. De een na den ander worden wy wakker; doch stjjf en stram, ja half ge radbraakt, ais we zyn, komen we, rekkend en gapend, vrjj wel van meening overeen, dat een nacht, zoo in een spoorwegwagen doorgebracht, niet een van de aangenaamste is. Voor luchtverversching worden de raamp jes opengezet, doch de koude morgenwind dringt ons door merg en been, en spoedig is alles weder dicht. Neen, prettig is ’t thans niet; maar ’t wordt gelukkig zoetjes aan dag, en we kunnen nu ten minste zien; by gebrek aan eene warme kop koffie of thee spreken we eens heel eventjes onze veldflesschen aan, halen dan, we hebben immers toch niet anders te doen, onze py- pen voor den dag, ruilen, trouw aan onze af spraak, van zitplaatsen, en zetten ons nu, om op ons gemak van de verveling, die in de eeiste 30 uren zeker niet kan uitbtyven, zooveel mogelyk te genieten. We kyken uit; maar als we meenen daarbuiten iets belangwekkends, iets Afrikaansch te zullen ontdekken, dan zien we ons bitter teleur gesteld. Welke verandering heeft er sedert XXXV. Zooals gij weet, zeer geachte Redacteur, doe ik nooit heel veel aan de politiekal leen in den tijd van de verkiezingen ga ik eens hooren wat de oomes in onze vrijzin nige kiesvereeniging te vertellen hebben, - komen zij met een candidaat voor den dag waar ik niet veel zin in heb, dan zeg ik er het mjjne van, en verder verzuim ik nooit myn stembriefje te gaan inleveren. Vooreen burgerman mooi genoeg, niet waar? ’t Is misschien wat boud gesproken, maar ik wou dat onze brave landgenooten er wat meer zoo over dachten. Al dat politiek ge zwets, waar wy nu en dan op onthaald worden, heeft bitter weinig om ’t lijf; het schynt wel of tegenwoordig iedereen zich- zelven knap genoeg rekent om het land te regeeren. En ’t gekste is, dat er geen ding meer in de wereld is, of men maakt er een >politiek vraagstuk” vanin plaats van de verschillende zaken eenvoudig te beoor- deelen zooals zy daar liggen, bekyken de menschen ze door de bril van hun party; en al redeneer je verder als Brugman, aan de >politieke overtuiging” is geen bewegen of verwikken meer. Zoo gaat het ook met de plaatsvervan ging bij de nationale militie. Ik weet niet hoeveel jaren het al geleden is, sinds we in couranten en brochures begonnen te le zen, dat zy noodig moet afgeschaft worden, en ik kon toen niet anders zeggen, dan dat ik het er mee eens was. Toen er ook in onze gemeente een afdeeling werd gevormd van den anti dienstvervangingbond, heb ik my dadelyk als lid laten inschryven, niet omdat ik zoo byzonder sterk dweep met vereenigingen en vergaderingen ala middel om iets dat niet in den haak is, in orde te brengen, maar in dit geval geloofde ik en geloof ik nog dat de openbare mee ning moet bewerkt worden om uit de we reld te helpen wat slechts een voorrecht is voor de meergegoeden. "Want één van beidenof het soldaatje spelen bij de militie is maar gekheid, omdat we toch nooit oorlog krygen, en dan is het onzin zooveel millioenen alle jaren uit te geven voor de landsverdediging, en dui zenden jongelieden mipstens een van hun beste leerjaren in de kazerne te laten door brengen, of de kans bestaat dat het een maal vreeselyk ernst zal worden, dat onze zonen hun leven zullen moeten wagen in de woisteling tegen een aanvaller. Het laatste wordt door niemand ontkend. Maar dan moeten die kansen voor ieder ge lyk zyn, en is het onzedelyk haar voor een geldsom afkoopbaar te stellen. Er is niets dat met het offer van een jeugdig leven is te vergelyken; de ryke, die zyn zoon moet missen als het vaderland roept, kan niet volstaan met te zeggenWacht even, laat my myn jongen houden, ik heb geld, daar, pak maar een ander dien ze in zyn plaats kunnen doodschieten of verminken I My dunkt, deze reden moest voldoende zyn om het plaatsvervangers-stelsel onvoor- waardelyk at te keuren. De vraag is niet, of er menschen gevond«i worden die, om eenige honderden guldens te verdienen, die kans willen overnemen; het is eenvoudig onredelyk, den prikkel van het geld hiörby in werking te brengen. Ook heeft mtm zich niet ongerust te maken over het te met gaan van den tak van handel* uitgeoefend door een soort van lui die in den mond des volks den haaien titel dragen van rxielverkoopers”, wel een bewys, dunkt my, dat het bedryf niet tot de meest eer volle wordt gerekend. Die heeren moeten dan maar van hun spaarduiten gaan leven, of een ander baantje zien te krygen; in ieder geval kan men niet eischen, dat tot hun gerief een noodige hervorming achter wege zal blyven. Zooals gy weet ben ik een voorstanfler van den algemeenen oefenplicht, dat wil zeggen, ieder weerbaar jongman moet in staat worden gesteld om als de nood aan den man komt, aan de landsverdediging deel te nemen. Nu er evenwel geen uit zicht bestaat, dit beginsel hier toegepast te krygen, en dus de loting onder den een of anderen vorm behouden zal blyven, heb ben we ten minste te ?orgen dat uit een oogpunt van maatschappelyke rechtvaardig heid, wat wy maar de kwade kansen zullen noemen, over alle huisgezinnen evenredig worden verdeeld. Niets mag daarop in break maken, noch vermogen, nog stand, noch verstandelijke ontwikkeling. Een on geleerde jongen is zyn armen vader even lief als de jonge student, het sieraad van zyn familie, zjjn misschien hoog aanzien lijken papa. Nu zou ik meteen wel een woordje in het midden willen brengen over de vrij stellingen, die ook de voorstanders van den persoonlyken dienstplicht beloven ten aan zien van hen die voor den geestelyken stand worden opgeleid. In Duitschland zjjn al thans de Protestantsche geestelyken daar niet voor. Zij beweren dat hun zonen zoo goed als ieder ander plichten jegens het vaderland te hervullen hebben. Kyk, daar heb ik respect voor’t ware te wenschen dat men er algemeen zoo over dacht, dan zou de quaestie gemakkeljjk op te lossen zjjn. Bloedvergieten, zoo wordt gezegd, voegt niet bij het karakter van een aan staan l godsdienstleeraar, maar by wiens karakter voegt het dan wel? Wat voor den een slecht is, deugt evenmin voor den ander; ieder wil den vrede, de zaak is maar of men weerbaar genoeg zal zjjn om een aanval af te slaan. Doch met wat men de rechten der kerk noemt, dient de voor zichtigheid betracht, en als men het eens kan worden over billyke voorwaarden onder welke theologische studenten van dienst- i plicht verschoond kunnen worden, zonder dat het tot misbruiken aanb iding geeft, dan zullen we ons er by moeten neder- leggen. Alleen mag er wel aan gedacht worden, dat er in oorlogstijd ook andere plichten te vervullen zjjn dan die met de wapens in de hand worden verricht, en het is juist voor deze dat men de jongelui van den geestelyken stand beschikbaar moet kunnen houden. Zy kunnen, te midden van het oorlogsrumoer, als apostelen der liefde optreden om kranken te verplegen en aan gewonden en stervenden hun zorgen te wijden. Er zou zelfs geen redelyke grond zyn aan te wyzen om hen niet in te deelen bij den hospitaaldienst, en hun de verplichting op te leggen zich voor dezen de noodige bekwaamheid eigen te maken. De militaire specialiteiten zjjn, op enkele uitzonderingen na, voorstanders van den persoonlijken dienstplicht. De zoogenaamde sociale zyde van het vraagstuk, die myns inziens alleen voldoende is om den dooi slag te geven, laten zij achterwege, maar be schouwen de zaak met het oog op het leger zelf. En dan, zeggen zy, is het niet waar dat de ruil van een jongfneiwcb 1111 de beschaafde klasse voor een vangewoon- Ijjk zeer geringe ontwikkeling geen schade zou zjjn. Ik geloof dat dit niet is tegen te spieken. Van de remplapanten in het algemeen zal ik geen kwaad zeggen; ik heb ze in soorten gekend, en het gemiddeld gehalte stond, in myn tjjd, niet zoo ver beneden het gewone peil der miliciens, als somtjjds is beweerd. De meeste waren lummelachtige kereltjes, boerenarbeiders uit den achterhoek, die, als zy eens een brief kregen van den boer aan wien zy zich verkocht” hadden, dien door een anderen milicien moesten laten lezen, en zich menige minder vriendelyke toespeling op hun qualiteit van »dnre kerels” moesten laten welgevallen. Wasereenbjj, die de weelde niet kon dragen en zich aan dronkenschap wat al te dikwjjls schuldig maakte, dan werd hy weggejaagd en de remplapan ten baas moest zorgen dat er een ander kwam. Maar het stelsel zelf’ was dan toch oorzaak, dat een zeker aantal beschaafde jongens uit de kazerne verwjjderd bleven, zoodat het er voor de betrekkeljjk weinigen, die wel een goede opvoeding hadden gehad, doch wier ouders niet bemiddeld genoeg waren om de kosten van een plaatsver vanger te dragen, minder aangenaam was te verkeeren. Toen ik laatst op onze sociëteit over deze dingen aan het doorslaan was, en ik er onder andereri op wees dat ik het gek vind de jongelui, die zelf hun dienstplicht willen vervullen, uil den gewone i kazernekring verwyderd te houden wanneer zy afzonder- lyke voeding kunnen betalen, want dat daardoor het doel, verbetering van het mi- liiieleger, toch niet wordt bereikt, toen zei mjj iemand: Ja maar, Barend, jou gelyk- heids-théorie gaat volstrekt niet op. Voor een jongen, die het thuis maar sobertjes ge wend is, kan de kazernevoediug geen op offering genoemd wordenhy verandert niet van conditie. Voor de jongelui van deftigen huize is dat wel het geval, dus het staat niel gelyk. Van den laatste wordt dus meer gevergd dan van den eeiste. En ver beeld je nu eens, een aanslaand dokter of toekomstig advocaat, die zelf zjjn bed moet opmaken en rondom de kuip moet slaan om de aardappels voor zjjn middagmaal te jassen I Inderdaad, iets vreeselyks! Maar zouden die deftige jongelui er veel minder door worden, als zy eens leerden zich een beetje te behelpen in de wereld? Ik zeg alweer, als er oorlog komt, dan moet ieder man zich wel schikken in allerlei omstandigheden. Dan is het ook niet altyd gezoden en ge braden wat de kok schaft. De leerschool der ontbering is voor ieder een heilzame, en als men jong is en gezond, dan voegt men zich gemakkelyk naar hetgeen aanvan kelijk wat vreemd lykt. Niet de soort van arbeid dien men verricht is. onteerend, of, zoo zy dit ware, dan zou het voor iedereen moeten zjjn. Geen advocaat zal er later een minder schitterend pleidooi om leveren, wanneer hy zich de edele kunst van aard- appeienjassen heeft eigen gemaakt, en als men een tyd heeft doorleefd waarin men zyn eischen wel heeft moeten beperken, dan is dat een uitmuntende leden om in het gisteren met het landschap plaats gegrepen I Is he| niet, of we in het nachtelyk duister door eene toovergodin plotseling met trein en al zjjn overgeplaatst te midden der dorre Drentsche of Geldersche heivelden? Niets dan eindelooze grasvlakten, wel eenigszins heuvelachtig, doch zonder huis of boom of beest. En welk gras dan nog! ’tLinden nazomer hier, en zeker heeft in geen dagen ’t hemelnat de aarde gedrenkt, zoo doodsch, zoo treurig vaal toch alles. En de zon, zy verryst boven gindschen bult ook al even als ergens elders op het wereldrond; aan de lucht is mede niets buitengewoons te zien; misschien is ’t alleen de groote roof vogel, die op zyne machtige vlerken drjjvend, van uit den hooge ’t schuwe wild bespiedt, wat ons nog eventjes boeit. Neen, alle schoonheid van gisterenweg is zy. Als dat zoo den lieven, langen tyd eens moet voortduren, wat dan? Ha, een station eindelijk I Nu zullen we ons dan toch eens lekker kunnen verfrisschen. Hals over kop naar buiten! Een conducteur kondigt op onze vraag een kwartuur rust aan. Nu, een zeer onooglyk gebouwtje op deze halte hier. En, wat is dat? Geen koffie, geen thee, geen melk, geen brood? Wel gin of French brandy. Wel neen, dan hebben we zelf beter wjjn. En, hoe nu, zelfs geen water, om ons tewasschen? Wil deze chef of barmanof wat functie bekleedt die kerel, wil hy ons wjjsmakendat men in deze woestjjn hier leeftzonder die eerste levens behoefte van den mensch? Nu ja, laten we dan maar eens rondsnuffelen. We wandelen hei huig om, kjjken op de morsige werf, die eene verzamelplaats is van strooien hutten, vuile Hottentolten en blaffende honden, rond, maar vinden niet, wat we zoeken. We slappen door, tot ons in de nauwe opening van eene rieten heining ’t voortgaan betwist wordt door niets meer of minder dan eéh vreèseljjk grooten ba- weiKe woeste gebaren, met wat doordrin gend geschreeuw tracht hij ons schrik aan te jagen. Maar onze wandelstokken boeze men hem ontzag in: na een paar gevoelige tikjes moet hy wel pad geven. Waarover ’t beest hier als oppasser is aangesteld, be- grypen We nietin het tuintje toch, dat we nu doorwandelen, is zeken voor geen shilling te halen. Maar we zien een paar »Hotnot- meiden” naderenin 'de manden, die ze op hare kroeskoppen dragen, is klaarblykelyk waschgoed, ’t is nog mat, dus is er immers water in denabjjheid? We volgen het spoor, en waarlyk, heel achter, aan't eind van het stukje moesgrond, ontdekken we een oud, yzeren pompje. Wel, dat is lekker water! Fluks ons gewasschen, fluks de waterzakken versch gevuld, en dan met looppas terug. De trein maakt nog volstrekt geen aanstalten om te vertrekken, en dus zien wjj beiden ons in een oogwenk omringd door byna al onze reisgenooten, die, als wjj, tevergeefs den ouden brombeer achter den toonbank, om water hadden gevraagd. Op onze aan wijzing maakt nu geheel de menigte zich op, om inegelyks zich te verfrisschen, doch plotseling vliegt onze beminneljjke chef naar buiten, en verbiedt in kernachtig Engelsch aan ieder, om ook maar één stap verder te zetten. De meesten lachen hem uit, en willen toch gaan, maar daar, te midden van ’t gqjoel en de drukte, gilt de spoor- fluit, en alles vliegt uiteen, en bestormt den trein. Met een blik van de grootste vol doening staart onze chef op de verschrikte menigte; doch, vraag niet, met welke ge luk wenschen de norsche oude wordt begroet, als de trein zich weder in beweging zet, en alle raampjes vol met koppen zjjn I Wordt vervolgd. 8TATEN-GENERAAL. Do interpellatie van den heer Cremer, over het consulaat te Amoyin de vergadering der Tweede Kamer van Vrydag 14 Maart, leidde tot de toezegging van den Minister van Buiten- landsche Zaken, dat het ambtsgebied van den Consul zich zal uitstrekken over geheel Zuid- China, terwjjl overwogen zal worden of 't ook nuttig is hem te Hongkong te aocrediteeren. De behandeling van de wets voordracht be treffende de inkwartieringen het onderhoud van krijgsvolk en de spoedige verschaffing van paar den, bleef steken op een grondwettig -bezwaar door den heer De Geer geopperd en door den heer Veegens ondersteund. Vqorgeschrevon wordt n.l. registratie en taxatie van paarden, reeds in vredestijd, als maatregel van voorbereiding; de wyze waarop doze laatste zou plaats hebben by reglement nader te bepalen. Genoemde afge vaardigden achtten zulks in strjjd met de Grond wet, die beveelt dat leverantiën enz. slechts vol gens algemoene regels, bij do Wet te stellen, en tegou schadeloosstelling ten laste van een of moer inwoners of gemeenten gebracht kunnen worden. Na uitvoerige bespreking werd op voor stel van den heer Seret besloten de beslissing te verdagen tot de vergadering van Dinsdag, waarin de Regeering een gewyzigd artikel aanbood, hierop nederkomondedat wanneer een keuring der paarden en het opmaken van een register wordt gelast, do ingezetenen tot medewerking zyn verplicht, en dat de taxatie vervalt. Aldus werd het ontwerp aangenomen met o 9 tegen 1G stemmen. In do vergadering van Woensdag nam de

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1890 | | pagina 1