I i® N’. 1114, 1890. Zaterdag 18 October. en SEN, Eerste Blad. h ping Weekblad voor Zuid-Holland en Utrecht. ■1 10 Az. nderwijzer. IM- ►ping ZN. N, iHORST Brieven van Barend. XXXVIII. BINNENLAND. 0. fl jpen komst .1 4> SMOHOffl» COOT. S. W. N. VAN NOOTEN tb Schoonhoven, Uitgeven- 5. 3 0. 3 6 5 I. 6 3 1 890, irca ige Rjjs- jen. en. BODDE Ameide. Dese Courant bestaat uit twee Bladen. ^LEIJN qoal. 74 Gt, ot; kalveren Gt; schapen et, alles per et, 2e qual. iht soort 20 <e weekmarkt 383 wagem, ide 89331 26,00 i 28,50, 4 4. 0. 4. 0. 76«J 77* 77* 77} 60} 105* 101* 4 92 j 4 4 4 4 4} 102 - 12 9 98} 58} 122} 92} 93 103ft 82} 108» 112j 106} prijs le soort f 27,50. NMÖÖTÏSa Dose Courant wordt dee Zaterdag «morgen* uitgegeven. Prjji: voor Schoonhoven per drie maanden 0,70. Franco per post door het geheele rjjk 0,80. Men kan rich abonneeren bij alle i Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders. gen, zoowel ►ben van af t. 8., in het L f27 k 29,00, llandsohe f23 tjjen. k 1,66, wei- DDDE te nber 1890, 1 van circa je Bjjage- irwe f9,00 k 0, witte dito 6,90 i 6,00, ’rijzen: zware aarzen f 170 3, vaarkoeien f 80 i 100. Viaamsche, b beste f 10,00 3 i 9,75. Aangev. 514 ito, 473 vette- ;alveren, 1661 rkens én 423 'i Prijs der AdvertentiSn: Van 1 tot 5 regel* f 0,50. Iedere regel meer 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco uiteriyk tot Vrjjdags-namiddags. Alle binnenlandsohe Advertentiön, voor 3 maal plaatsing opgëgevenworden slechts 3 maal iu rekening gebracht. TEN. pC. 9 Oct. 2} 79} 3 93} 3} 100} .4} 98} .4} 87» 5 76ft 6 5 - 5 3 5 Gy moet niet kwaad worden, mijnheer de Redacteur, dat ik u weer met een epis teltje kom lastig vallen; en verzoek alsje blieft uw lezers, het ook niet te zyn. Laat ik u zeggen, dat ik er nu eerst achter ben gekomen, welke bezwaren onze Katholieke landgenooten hebben tegen den persoonleken dienstplicht; deze ontdekking is my zooveel waard, dat ik er gaarne dadelyk een woordje over wil praten, als gy ’t permitteert, natuurlyk. Wie mij en alle belangstellenden zoo goed op de hoogte heeft gebracht, is eigenlijk eerst sinds kort als woordvoerder der Ka tholieken opgetreden; of hij dus hun aller meening* uitspreekt, meen ik te mogen be twijfelen. We weten dan ook heel goed, dat waar die naam gebezigd wordt, het kerkelyk geloof onaangetast moet blyven welken godsdienst iemand belydt, is bij de bespreking van zuiver staatkundige vraag stukken volmaakt hetzelfde. Het is niet onnoodig, dat nog eventjes hier te herhalen; ik ben te zeer overtuigd van de noodzake lijkheid, geen der lezers van myn brieven in hun dierbaarste gevoelens te krenken, dan dat ik niet zorgvuldig allen schyn daarvan zou vermyden. Neen, we hebben hier te doen met een staatsparty, of liever met de meerderheid van hen, die er toe behooren. Dat onze beide Katholieke Ministers, die van Oorlog en van Justitie, niet met die meerderheid medegaan, is gebleken door de indiening van de legerwet; en het zou wel een groot wonder zijn als zij onder hun geloofsgenooten de eenigen waren, die in de afschaffing der plaatsvervanging met behoorlyke waarbor gen dat het tot dusverre den aanstaanden geestelijken toegekende voorrecht gehand haafd zal blyven, zulk een groot gevaar hebben dus het woord »Ka- op te vatten in den zeer iruit niemand aanstoot kan K.4 r. 4 5 1. 5 6 3 3 2} 90|* 124 112 117} 121f 159} 170 158 49} 19} Op reis naar de Zuid-Afrikaansohe Republiek door W. n. v. d. W. (Verwlj.) Evenwel, dé primitieve wijze, waarop deze zoogenaamd smakelijke kost wordt bereid en genuttigd, ontneemt ons ten eenen male allen eetlust, en de jacht heeft onze tafel dus geen voordeel aangebracht, be sche mering is in deze gewesten maar kort van duur; na zonsondergang is ’t al spoedig nacht. Ons is meegedeeld, dat wij mor gen „hapje vroeg” zullen rijdenieder rept zich dan ook, om zoo spoedig mogelijk zich in de armen des slaaps te werpen. De maan is in den tijd van laatste kwartier, en de gouden sikkel is dan ook nauwelijks boven den horizon", of ’t „Hambal” der Kaffers doet de ezels weder voorwaarts springen. Zoo gaat het eenige dagen achtereen ’s morgens vóór dag en dauw op weg, met ’t morgenontbijt eene korte, 's namiddags eene lange rusttotdat ’t ’s avonds laat eerst vergund wordt om in 't gras onze vermoeide leden uit te strekken. En dan, hoe verschrikkelijk eentonig die reis I Neen waarlijkde Transvaal maakt van de Zuid westelijke grenzen af een zeer ongunstigen indruk. Altijd niet» dan kale grasvlakten, niets dan stof, droogte en verschroeiende hitte. Op verre afstanden van elkander staan winkels somsheel enkelvindt ge in de nabijheid eene boerenwoning. Ont moet ge in dit droge jaargetijde somwijlen een transportwagen, of een Boer te paard, ’t is eene gebeurtenis. Wat soms de een tonigheid een weinig afwisselt, is de ver schijning nu en dan van een troep Kaffers die óf van de goudvelden in het Witwa- terrandsehe naar hunne kralen terugkeeren na geeindigden diensttijd, óf naar Kimberley optrekken om eenige maanden in de diamant mijnen te arbeiden. De eersten zijn veelal beladen met allerlei goederen, die ze zich voor hun loon hebben aangeschaft, en waar- meê ze, in den schoot hunner familie terug gekeerd, zeker goede sier zullen maken, 't Zyn vooral pakjes kralen en koperen rin ged, waarmee ze straks zich zoo bont mo- golyk zullen optooien; ’t zijn messen, spie geltjes, snuifdoozen en pijpen, waarmee ze de oogen hunner zwarte broeders, die lie ver in vadsige rust bij hunne stroohutten achterbleven, zullen uitsteken; ’t zijn para sols en kakelbonte shawls, die ze voor hunne uitverkorenen willen saamnemen, of nieuwe schoenen, nieuwë hoeden en nieuwo baaitjes, waardoor ze nog impressie op ’t «choone geslacht moeten fuitoefenen. Nieuwe baai tjes, zeg ik; doch dit is niet recht: het ideaal van een pronklievend Kaffer is niet een jas, zooeven uit de hand des kleerma kers gekomen, doch de oude, veraieten uni formjas uit welk Europeesch regiment ook, als dit kleedingstuk maar blinkende knoopen draagt, of met bonte biezen, bonte opslagen en een gekleurden kraag versierd is. De win kels in Zuid-Afrika schijnen vooral dan ook in dit artikel goede zaken to doenwant overal is een respectabel hoekje afgezonderdwaar korte jassen, kapotten, mouwvesten, dpl- mans of mantels in de meeste verscheiden heden liggen opeengestapelden waar zich voortdurend de zwarte, gekroesde, kakelende en sterkriekende kinderen Chains verdrin gen. ’t Is een eigenaardig gezichtzoo’n bontgekleed© massa zich langs den stoffigen weg te zien bewegen. De Engelsche „rooi- baaitje stapt broederlijk naast deff Neder- landschen grenadierzoo ook de Portugee- sche marinier naast den Duitscben dragon der. En de heele troep is altijd zwaar be pakt. Op zijn hoofd draagt de Kaffer zyn opgerolde „kombaarzen” (dekens), waaraan een bos brandhout, een ijzeren pot, een pyp of wat dan ook kunstig is vastgesjord; op zijn rug bengelen allerlei bundels, waar van de inhoud zoo maar in eens niet te raden is; een haas, of vogel, in 't veld verschalkteen stuk vleesch, misschien eer lijk gekocht’t hangt om den halsterwijl zijn hand nog den uitgeholden en met drink water gevulden pompoen en zijne onmis bare wapenen, een half dozijn knopkieries, draagt. De Boer heeft den Kaffer eerbied voor den witmensch genoegzaam ingeprent ontmoet men, hetzij men te voet of te paard reist, of in den wagen zit, een klomp dier zwartjes, ze maken oogenblikkelijk front, en zooveel Kaffers *r zyn, zooveel maal hoort ge u met een „Saka bonne umkoos!” of: „Dag, baas!” begroeten. Nu, zoo ’k zeg, 't gezicht der langs den weg trekkende Kaffers is ook het eenige, wat ons op de TEN. ter: le qual. er half kilo, dank schuldig. Maar dat hy zoo beslist de standen-quaestie op den voorgrond heeft ge plaatst, doet my. toch veel .pleizier; nu we ten wy althans, waar1 h4óm- te doen is. Des te nauwer zullen zy zich •aaneen sluiten, die zijn opvatting verwerpen, en het zou my niet verwonderen wanneer het bleek, dat de oud-rector door zijn saristocraten” ten tooneele te voeren, een belangrijken dienst bewezen heeft aan de voorstanders van de afschaffing der plaatsvervanging. Haar spoedig uit de rei onzen nationale instellingen te zien verdwijnen, isdeharte- lyke wensch van Uw Vriend BAREND DEN SCHUTTER. reis uit onze doffe verveling zoo nu en dan een weinig opwekt. Van het voortdurend braden in de zon, van de dichte stofwolken, die onophoudelijk ’t leven*4 daar boven op den wagen schier ondragelijk maken, van dat akelige nietsdoen zoo dag aan dag zijn we dan ook zóó moe geworden m een paar dagen, dat twee mijner makkers eindelyk het besluit nemen, om met mij maar liever den wandelstaf op te nemen, en te mar- eheeren, dan ons nog langer aan deze fol teringen bloot te stellen. Zoo breken we dan meermalennog vóór de wagens in den vroegen ochtend zijn ingespannen, al op. Wel hebben we natuurlijk ook nu veel last van de hitte, doch we zorgen steeds voor gevulde veldflesschen er. voor proviand. Zoo wandelen we dan dag aan daggeregeld door, vermyden steeds op uron afstands soms den grooten wegen komen 's avonds op de ons aangoduide plek weer bij de wagens. En ik zeg udathoe vermoeiend misschien ook, deze wijze van’t zuidweste lijk deel der Transvaalsche Republiek te bereizen toch verre te verkiezen is boven ’t trekken met den muilezel- of ossenwagen. Zoo ’k reeds opmerkte, langs het pad niets dan akelige kaalheid en dorheid; bezijden den weg echter afwisseling genoeg. Dahr vlieten heldere beekjes langs groene vejomn en akkers en boomgaardendaar heeft men gelegenheid met den Boer kennis te maken, of, al zij het dan ook een oppervlakkigen blik te werpen op het levan van den Kaffer, zooals hij in zijne kraal verblijf houdt. Zijt ge vermoeid, en wenschtge in de boeren woning even uit te rusten, deBoer, alom bekend door zijne gastvrijheid, zal u nimmer de deur sluiten. Ge loopt de werf op kunt u verzekerd houdendat uwe L, reeds aanstonds door het fel gebas van een paar honden den bewoners der plaats aan- gekondigd wordt. Dochge zijt geen Kaf fer; de waakzame dieren bemerken dit ook. al dadelijk, en laten u verder ongemoeid. De deur der eenvoudige, lage, met riet gedekte en veelal wit gepleisterde woning is opengegaanen de heer des huize», een kloek gebouwde Transvaler, wacht u op den drempel. „Dag, Ooml” zegt ge, enge schudt hem de hand, nog vragende: „Hoe gaat het?” „Dank je, goed, en hoe gaat het met neef? Wil neef nie inkom me?” En ge volgt „Oom” naar binnen, groet „Tante” en de „neefjes” en „nichtjes”, hoewel in de meeste gevallen deze laatsten zich bij de komst van een vreemdeling schroomvallig verwijderenen bevindt u weldra in een druk gesprek. De Transvaler is in den beginne tegenover den vreemde vooral als hij „met de voet” en niet „te peerd” op zijne werf komt, een weinig terughoudenddoch als ge vertelt Hollan der te zijn en met den transportwagen reist, maar dit u verveelt en ge liever wat meer van het land wenscht te ziendan de kale vlakten langs „die pad”, dan zyt ge aan stonds welkom. Is het juist de tijd van morgen-, middag- of avondmaal, dan wordt al dadelyk gevraagd„Neef het zeker nog nie geëet nie?” en ge valt meê aan, alsof ge van de familie waart. Hebt ge geen eetlustkoffie of melk moet gij drinken terwijl ge „Tante” bepaald zoudt affron- teeren, als ge daarbij haar eigengebakken beschuit of eierkoek zoudt versmaden. En onder ’t maal of de koffie is „Oom” onuitput telijk in ’t vragen naar Hollandèijne be woners en vooral zijn vee. Hij staat ver steld van de groote melkopbrengst der Hollandsehe en Friesche koeienzijn hoorn vee heeft in dat opzicht maar weinig wayde. Zoo graag zou hij eens een kykje in Hol land willen nemenzijne voorouders kwa men daar immers ook vandaanen hij heelt „banje van die land” gehoord, doch hij is al te bang voor die groote water, die 'n mensch oêrmoetom daar te kom”. Zoo wees er van verzekerd, kunt ge urenlaftg gezellig met „Oom” zitten praten, vooral als hij een „Oubaas” ison hij wordt door u aan lang, jpvlogen tijden herinnerd waarin hij d% en nacht met den oorlog- zuchtigen Kaffer of met wild ygedierte had te kampenen zijn lange roerdie geduchte ouderwetsche voorladernooit rust had. Zoo krijgen we op onze voetreizen al reeds spoedig allerleien ik mag zeggenlang geene ongunstige indrukken van ons nieuwe vaderland en zijne kloeke bewoners. Wel komen we dikwijls ’s avonds bij de wagons terug, nauwelijks in staat den eenen voet vóór den anderen te zetten doch ik weet zeker, dat we ons veel tovredener gevoelen en heerlijker slaap genieten dan onze ge makzuchtige vriendendie door de peni tentiën hunner reis eiken dag meer en meer, ja, totaal onverdragelijk worden. Een avond kunnen we door een echt Afrikaansch, verschrikkelijk onweer ónmogelijk ons kamp weer bereikendoch worden door „Oom Piet” en „Tante Sario" allervrioMdelijkst verzorgdterwijl we een paar dagen later totaal den koers zijn kwijtgeraakten ge noodzaakt mijlen ver van eenige monsche- lijke woning den nacht in't open veld door te brengen. Maar dit is minder. In 't eerste geval leeren we den Boer in zynen familiekring kennenhoe hij den dag met godsdienstoefening besluit en weder aan- I vangthoe hij bij een sober kaarslicht zijn kroost ’t noodige onderwys geeft, voorna melijk in lezen en schrijven; hoe hij op ■echt aartsvaderlijken trtint als hoofd der familie zyn gezag uitoefenten door groot en klein met denzelfden kinderlijken eer bied wordt behandeld, In het tweede ge val worden we aanstonds in do gelegen heid gesteld om de wijze lessenom trent het bivouakeeren in de open lucht, zoo pas geleerd, in practijk te brengen. IFy kunnen immers nu ook vuren aanleg gen en een heerlijk avondmaal bereiden van den door ons geschoten „rooireebok” en de paar patrijzen? Do jakhalzen sluipen by massa’s door de vlakte ronden houden door hun geblaf ons lang den slaap uit de bogen; in de hoornen roepen de nachtuilen elkander hun weemoedig„hoe! hoe!” toe; monsterachtige vleermuizen fladderen spook achtig door het nachtelijk duister, en in 't dorre gras knapt en ritselt hetmisschien kruipt wel daar de nachtadder, of de ver schrikkelijke beestbijter, waarvan zoo vele beangstigende verhalen de ronde doen doch, wat nood! onze houtvuren knetteren en vlammen lustig; de dikke takken en wortels zullen don geheelen nacht smeulen en branden; welk soort „ongedierte” zal dan den moed hebben, door den gloeienden ring heen te breken? En de nacht is im mers helder: millioenen sterren tintelen daar omhoogen regen behoeft ons niet te verontrusten. Ja, kwam die, brak er wéér ook nu eens zoo’n echt tropisch onweer boven ons los al* een paar avonden gele den, ja, dan was onze toestand hachelyk. Ik zeg uom met zoo’n verachrikkelyken storm zonder beschutting te zijn’t is niet alles I Geeu vijf tellens iseen paar uur lang, ‘t vuur van de lucht; rondom udoor- klievén een half dozijn felle bliksemstralen tegelijk de lucht, of slaan ergens in den grond; een onbegrijpelijk wonder is het, dat geen dier doodende flitsen ons treft de aarde dreunt en rilt onder de hevige donderslagen; de regen stroomt letterlijk naar beneden en wordt alleen afgebroken als een nieuwe windvlaag eene hagelbui voor zich uitjaagt, tegen welker kracht onze kleeding nauwelijks beschutting biedt. Ontzettend I Al voortreizende wordt het Donderdag-morgendat we Klerksdorp bin nenkomen. 't Lundschap is sedert den vorigen avond wat meer belangwekkend geworden. De heuvelen hebben zich tot bergen ver heden en deze, met hunne groene struiken eu bemoste steenklompen, geven toch fraaier gezicht dan de naakte velden, die wil achter den rug hebben. Hoe het ook zij, als wij in den vollen glans der ochtendzon de hoogte, ten westen van 't dorp al hobbelende en schomineieuile en schokkende afrijdenen dan het riviertjebenoorden de plaats, door trekken, vinden wy allen, dat Klerksdorp daar zeer lief is neergelegd. Wordt Vffruolgd.) Bjj de verkiezing van een lid der Provinciale Staten te Utrecht ijjn uit gebracht 2396 stemmen, waarvan op Mr, G. H. Bolhuis (liberaal) 1155, op den heer H. F. A. Kaag (Kath.) 843, op Jhr. J. E. Huydecoper van Nigtevecht (anti-rer.) 329. Er moet dm herstemming plaats hebben tusschen de heerea Mr. Bolhuis en Kaag. De verkiezing van een lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland in het hoofdkiesdistrict Oud-Beierland, in de plaats van wijlen den heer Mr. A. Van Weel, is bepaald op 12 November. In den nacht van 14 op 15 de zer waren in het stationsgebouw van den Ned. Rhynspoorweg te Utrecht aanwesig de directie dier maatschappij m°t den heer Mr. J. Ph. Van Bosse, regeerings-commis- sari* bij die maatschappijde hoeren direo- töur-generaal en secretaria van de maat schappij tot exploitatie van staatsspoorwegen eu de heer admiaMtrateur van de Hollaud- sche ijzeren spoorwegmaatschappijten einde de officiéél© overgave van den Rh^atpoorweg te doen plaats vinden. Om klokslag 12 uur had door d© directie van den Ned. Rhynspoorweg deze overdracht plaats aan den heer regeerings-oommusaris en vervolgens aan de bestuurders van de maatsohappy tot exploitatie van staatsspoor wegen. Te Nymegen is op 86-jarigen looftijd overleden de gepensioneerde kolonel H. F. N. De Ronde, voormalig pla^tselijk commandant daar ter stede. Hij was de laatst overgebleven officier vau de vrijwillige ja- geroompagnie, tydous de Belgische onlusten gevormd uit de studenten der (Itreohtsche hoogeschool, waarby hy als le-luit. werd overgeplaatst, en met welke compagnie hy aan den tiendaagsoheu veldtocht deel nam. Door wylen Mr. X. Van Weel te Oud-Beierland zijn aan de diaconie-armen vermaakt 10 aandeelen, ieder groot f 50Q, in de Ond-Binorlandsche hoogdrukwaterleiding. Naar men verneemt, sal D». Th. N. Crousaz, predikant te Kralingen, ter beschikking worden gesteld van den gouvernenr-generaal, om te worden aan gesteld als predikant in Ned. Oost lndM. goeds geleerd; ’k heb er voorbeelden aan schouwd van trouwe plichtsbetrachting, van zucht tot orde, en vooral ook vari hulpvaar digheid. En in ander? kringen, waar ik vroeger en later verkeerde, onder jongelieden meest uit den ^beschaafden” stand, merkte ik dikwyis zaken opdie mij deden vragen of dat nu de vruchten waren van de op voeding, die deze menschen genoten hadden. En nu durf ik beweren, op grond van per- soonlyke ondervinding, en van de ervaringen, verkregen uit den dagelykschen omgang met velen die het kazerneleven meegemaakt hebben, dat er van dien gevreesden invloed geen woord waar is. Het gaat met zede- lyke besmetting als met lichamelijke: wie er niet vatbaar voor is wordt er niet door aangetast; en wie in de kazerne bedorven wordtbewjjst daardoor niets anders, dan dat hij niet deugt. Plaats zoo iemand in welke omgeving gij wilt, vroeger of later wordt hy toch een slechterik. Dat gevaar acht Jan Holland voor de jongelieden uit de hoogere standen grooier, dan voor de sjongens uit de achterbuurten” en voor de boerenjongens. Welnu, de beide laatsten zou ik leliciteeren met dat gunstig oordeel, als de schryver maar eens wou vertellen wat hem het recht geeft, de ry- kelui’s-zoons zoo te belasteren. De bewering aangaande hun meerderen aanleg om »ver- pest” te worden is een grievende beschul diging tegen hun ouders en opvoeders, en het zou my verheugen als dezen in grooten getale tegen die ongerymde stelling op kwamen. Over de schade, voor het maatschappelyk leven toegebracht aan hen die voor een jaar de studie moeien verwisselen voor de wa penoefeningen, stap ik heen: Jan Holland weet evengoed als ik dat dat maar een praatje is. De afgebroken arbeid wordt zeer gemakkelijk weer opgevat: ik ken jon gelui van H. B. scholen, onderwijzers enz., die van deze nadeelige werking niet het minste hebben ondervonden. Als de echte studielust maar aanwezig is, zal bij een frissche hervatting van de taak het ver zuimde spoedig zyn ingehaald. Doch Jan Holland zegt verder, dat het ijdel is te be weren, dat de jonge mannen uit de aris tocratie het gehalte des legers zullen verbeteren. Zy zullen met de korporaals en sergeanten en dier »koesjernetaal” een loopje nemen. De tucht in ons leger laat reeds nu veel te wenschee over; zy zal er niet op verbeteren, als een aristocratisch element in de gelederen wordt gemengd. Den tegenwoordigen standgenooten onzer onderofficieren vallen de eigenaardige ras kenmerken van de in epn kazerne opge* klommenen niet op, doch de donderende Jupiters zullen door de tengere heertjes worden beetgenomen.” Wat weet Jan Holland van ons leger, om te durven zeggen dat de tucht daar te wenschen overlaat Het tegendeel is waar onze militie staat in dat opzicht met de beste gelyk, en zal nog beter worden als beschaafde jongelui, de benaming saris- tocraten” laat ik voor rekening van den schryver, mede komen dienen. Nog meer dan tot dusver zal er op worden gelet, niemand tot een rang te bevorderen zelfs niet tot dien van korporaal, die geen fat soenlijke manieren bezit; en al weet hij van wiskunde en van vreemde talen minder dan sommige recruten, in de kennis van de dingen, voor welke men in de kazerne1 by- een is, is hy toch hun meerdere en zullen zy, mits behoorlyk opgevoed zynde, die meerderheid erkennen en eerbiedigen. Doen zy het niet, en meenen zy met kwajongens- verwaandheid een loopje te mogen nemen met den chefi die hen onder geschikte vor- mên onderwys geelt in hetgeen zij moeten kennen en kunnen ons zich desgevprderd van hun taak als landsverdediger te kwy- ten, dan is het meer dan noodig, dat zij betere manieren leeren, dat wordt aange- vuld wat er aan hun opvoeding ontbreekt. Dat zal hun ook in het burgerlijk on maat schappelyk leven uitmuntend testadekomen. Zyn er onder de korporaals en onderoffi cieren, die de gewensch te beschaving mis sen, en hun gedachte uitdrukken in een soort Nederlandsch die Jan Holland »koes- jernetaal” noemt, of die den donderenden Jupiter uithangen, de schryver moge zich verzekerd houden dat de jongelui uit de mingegoede klassen daar evenmin van ge diend zyn als zyn geliefkoosde aristocraten. En het zal zeker aan onze militaire auto riteiten niet liggen, als weldra de laatste sporen van ruwheid en brutaliteit zyn ver- dwenen. De kazerne is een school, een opleidings-inrichting; zy die er onderwijs geven moeten een voorbeeld zyn voor an deren. Die school moet tevens zjjn de af- spiegeling van onze geheele natie, al de ele ment© van onze bevolking in zich opnemen; ik zie geen enkelen billijkheidsgrond die er voor pleit, de door fortuin begunstigden daaraan te onttrekken. De verdediging der plaatsvervanging, door Jan Holland ten beste gegeven, en waaruit ik slechts de voornaamste argumenten heb besproken, is van dien schryver geen mees terstuk, en de politieke groep voor welke hy thans de pen voert is hem geringen niet zien. We tholieken” hier engen zin, waai nemen. Maar ter zake. De man, die de bezwa ren tegen den persoonleken dienstplicht verdedigt, is niet de eerste de beste: het is de bekende letterkundige »Jan Holland”, anders gezegd Dr. Vitringa, oud-rector van het gymnasium te Deventer. Of die mynheer ooit een kazerne van binnen heeft bekeken, weet ik niet; en eerst als my be kend is of hij in zyn tijd naar behooren heeft geschutterd, zal ik hem een plaats toekennen onder de militaire specialiteiten. Jan Holland schryft in >de Tyd” dat de rijken wel degelijk hun bloed willen ten offer brengen. Dat doet my voor die ryken veel pleizier. Maar aan dat offer van bloed heeft het vaderland niet veel, als gezegde ryken niet voldoende geoefend zyn; dan zouden zy de geschikte landsverdedigers maar in den weg loopen; zoodat, kwamen zy in oorlogstijd dat kostbaar vocht pre- senteeren, men tot hen zou moeten zeggen: Dank u zeer, weest er maar zuinig op, houdt het warm by moeder achter de kachel. >Hun drangreden is afkeer van het ka zerneleven, walg van de soldatery in vre destijd.” De militaire dienst is ongetwijfeld een last, die bij behoud van de plaatsver vanging op de mingegoeden blijft drukken, zdoch en hier hebt ge het bezwaar, zullen wy nu dezen vaak zedebedervenden last in gelyke mate op jongelieden uit de hoogere standen, die zich met geld er aan kunnen onttrekken, overbrengen? Op jon gens uit de achterbuurten, en op boeren jongens drukt die last niet zoo zwaar; niet op elk zedelyk bewustzyn heeft het kwaad denzelfden verpestenden invloed.” Tegenover Jan Holland neem ik het op voor onze boerenjongens en voor degenen die, omdat zy zelf voor hun nummer dienen, gelyk men dat noemt, zoomaar zonder com- plimenten naar de sachterbuurten” worden verwezen, hetgeen een klinkklare onjuist heid is. Vooreerst zyn er onder de jongelui uit de lagere volksklasse Goddank een groot, zeer groot aantal, die voor de besten der jeugdige aristocraat]es geen duim breed uit den weg behoeven te gaan, waar het op reinheid van zeden, op gevoeligheid van het zedelyk bewustzyn, aankomt; en in de tweede plaats vind ik het meer dan erg, dat een man als hy op zulk een minach tenden toon durft spreken vdn de jongens, wier ouders niet met schyven kunnen ram melen. Eindelyk nog protesteer ik tegen de bewering, als zou de kazerne noodwendig 4pn verpestenden invloed uitoefenen op dat zedelyk bewustzyn, een kweekplaats zyn van immoraliteit. Zie, mynheer de Redacteur, ik heb ook als rpilicien gediend, ’t Is al meer dan vyf-en-twiutig jaar geleden, en ieder weet dat de toestahden sinds dien tijd veel ver boerd zyn. Ik heb ip de kazerne leelyke dingen gezien, maar daarnevens ook veel s 96} 92} 721 69 96 lie man, uie ue uctwa- persoonleken dienstplicht >Jan Holland”, inga, oud-rector

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1890 | | pagina 1