Schalen toij w N°. 1649. 1896. Zaterdag 1 Februari Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht utaSM. WilseDoten. LNDBOEKJB jhterij istrninBat8ii- i-HANDEL JONGH, JLIEORECHT. likbaar, I I ilmsito: FHEEK I Officieels Kennisgevingen. KOOPE shalen jgbaar aan de Iwijkersluis. HOVEN. VERKEN w keurige ke prijs- )P: TILLES TEN, DE STRIJD HERVAT. KIESWET. BINNENLAND. •M iesbrug 89. iteit. BUITENLAND. g' in voor eiken UUUOlWICip. iniUIBbOl VI1313 v<*u het volgende jaar ia oorzaak geweest dat S. W. N. VAN NOOTEN te Schoonhoven, Uitgevers. Gemeente Schoonhoven. r omzet zyn de e n <1 h t. A.TTEL. eb. f 0,90. van NOOTEN JVRN. KAPITALEN, d onderpand by I HEUVEL ■«graaf. »NDERD EEHOUWER te SCHOÖÏHOÏESSCHÏ ÜIÏÏjRANT. belasting goederen, r ten minste Schoonhoven. Catalogus 5 Cts. s goed erkend 1RK0UDHEID erzachtende HOLM, Zeist. ithekera en 3 20 Cent. i Heer H. T. jtheker. at op 3 pCt. 2| na 2 1 n on Coupons. en bezorgt 1. reopend 7 tot 8 uur. i kantoor. E DIRECTIE. gemeente inwoners de Ijjsten van reede Kamer der en vermelding der herkenning der n, voor zooverre yn, gemakkelyk e toestanden als chouwd moeten vaar geen direct dit werkje, ts. te bekomen. VAN HOOTEN. irs 8. W. N. te Schoonhoven si erliuogiug, de s D. BOLLE te M. CUHEN te br. KOSTER te i SG E Z I N, OLST, Prys der AdvertentiënVan 1 tot 5 regels f 0,50. Iedere regel meer f 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco uiterlyk tot Dinsdags-avouds 8- en tot Vrydags-namiddags 5 uren. Alle binnenlandsche Advertentiën, voor 3-maal plaatsing opgegeveu, worden slechts 2-maal in rekening gebracht. Ondanks de mededinging der particu liere banken» alias „verkoophuizen,” welker rustig voortbestaan nu door geen enkele strafbepaling wordt bedreigd en door geen maatregel vancontrólebemoeielijkt, hebben onderscheiden gemeentebesturen, inzon derheid in de grootere steden, de publieke Bank van Leening behouden. Maar heel lang zal dat niet meer kunnener wordt al minder en minder gebruik van ge maakt, zoodat de kosten niet gedekt en de offers, welke de gemeente zich zou moeten opleggen voor de instandhou ding, te groot worden. Bij dezen stand van zaken heeft de Gemeenteraad van Leiden besloten, zich tot den Minister van Binnenlandsche Zaken te wenden met het verzoek nogmaals een wettelyke regeling ter hand te willen ne men, en de andere gemeenten, in het zelfde geval verkeerende, uitgenoodigd zich by deze adresbeweging aan te sluiten. De wetenschappelijke adviseur in vis- scheryzaken, Dr. Hoek, vestigde er onlangs de aandacht op dat onze landgenooten j vaak de eigenaardigheid hebben, door hun vreemd omspringen met de taal wetgever en. rechter een strik te spannen, en dat de laatste er weleens inloopt. Verbods bepalingen worden op die manier door de practyk krachteloos gemaakt, en de magistratuur is by het bestrijden van latijn. Op de Zeeuwsche stroomen is het (Art. 7.) De VOORZITTER van den Raad der Schoonhoven noodigt de mannelyke der gemeente uit, ten einde op 1 Kiecers voor leden van de Twc Btaten-Qeneraalvan de Provinciale Staten van den Gemeenteraad te worden geplaatst, om vóór den 15. Februari 1896, onder overlegging der vereischte bescheiden, ter secretarie te doen blgken: 1°. Van hunnen betaalden aanslag in de per- soneele belasting over het dienstjaar 1894/95, elders dan in dese gemeente; 2*. Van hunnen betaalden aanslag in de grond belasting, voor het dienstjaar 1895, in eene of meerdere andere gemeente; 8°. Door eene schriftelijke aangifte, van de be woning van een gedeelte van een perceel, gedurende minstens negen maanden, vooraf gaande aan den 15. Februari 1896; 4°. Door eene schriftelgke aangifte door den mede-eigenaar, wiens naam niet bij den aan slag is- gemeld, van aanslagen in de grond- u wegens onverdeelde onroerende mits zgn aandeel in dien aanslag f 10,— bedraagt.’ Ten slotte wordt den belanghebbenden mede gedeeld, dat voor het doen der aangiften sub 8x en 4 van af heden ter Secretarie verkrijgbaar zijn blanco formulieren. Schoonhoven, den 31. Januari 1896. De Voorzitter voornoemd, Mr. A. D. H. KOLFF. laten rusten en ons by het tegenwoor dige bepalen. Volgens „The Times”, welk blad be weert een telegram ontvangen te Reb ben van de Engelsche ingezetenen te Johannesburg, zou de toestand nu aldaar hoogst gevaarlijk zyn. De Boeren tre den hoe langer hoe aanmatigender op en verzetten zich tegen de hervormingen zy bevinden zich nog steeds in den omtrek der stad. Eene uitbarsting van ontevre denheid is onvermijdelijk, wanneer de Britsche inwoners niet worden verlost uit een toestand, die van slavernij niet veel verschilt. Het is maar het beste, hieraan het zwijgen toe te doen, want, zoolang èn de Britsche ingezetenen èn „Times” niet beseffen, dat zy zich maar doodstil moeten houden, is daar toch geen redeneeren tegen. Keizer Wilhelm van Duitachland is zyn 38stejaar ingetreden. De „Kölnische” wijdde een hartelyk hoofdartikel aan dezen gedenkdag, daarin de goede eigenschappen van den jubilaris hulde brengend. Een der eerste telegrammen van gelukwensching was dat van Vorst Von Bismarck uit Frie drichsruhe. Eene bijzondere vriendelijkheid viel den Keizer op dezen zijnen feestdag van den Russischen Czar ten deel, die door zyn gezant te Beriyn, den heer Von Osten Sacken, den Keizer, nevens een schryven van gelukwensching, als verjaargeschenk eene schilderij, in olieverf deed aanbieden, voorstellende de Kieler haven bij de openingsfeesten van het Keizer Wilhelm- kanaal, en wel op het oogenblik, dat het Keizerlijk jacht „Hohenzollern” en het Russisch Admiraalschip „Czar Alexan der II” elkander passeeren. Heeft de Britsche Regeering een zooge naamd „blauwboek” openbaar gemaakt, de Fransche Regeering is bezig de be scheiden betreffende het nieuwe verdrag met Madagascar tot een zoogenaamd „geelboek” te verzamelen, dat, zoodrahet gereed zal zyn, aan de mogendheden zal worden gezonden, tegelijk met de mede- deeling der inbezitneming van het eiland door Frankrijk. Te Rome (italic) is bericht ontvangen, dat Makalle zich aan de Abessyniörs heeft moeten overgeven. Maar groote vreugde verwekt het bericht, dat aan majoor Galliano en diens dapper troepje door den Negus lijfsbehoud en vrye aftocht met wapenen, ammunitie en bagage werd bewilligd, terwijl zelfs voorde gekwetsten muildieren werden verstrekt. Wist men niet beter dan zou men hier niet denken aan eene nederlaag, welke geleden werd door de Italianen. Zelden nog zyn door een belegeraar aan den tot overgave ge- noopten vyand zulke voorwaarden be willigd. Nu leggen dp Italiaansche bladen er wel den nadruk op, dat Menelek zelf vredes-aanbiedingen doet en dat het Me nelek is geweest, die aan het garnizoen van Makalle de edelmoedige voorwaarden, zooeven vermeld, heeft aangeboden, maar daarbij wordt wel een weinig vergeten, dat Makalle feitelijk werd verloren. Het valt dus nog sterk te betwijfelen, of de Negus genoegen zal nemen met voor waarden als diewaarvan de Italiaansche bladen gewagenherstel vanltaliö’s vroeger bezit in die streken en protectoraat van Italië over Abessynië. En by niet inwil liging wordt natuurlyk de oorlog voort gezet. De Spaansche Regeering heeft natuurlyk nog steeds meer geld noodig, om in de oorlogskosten voor Cuba te voorzien. Zij zal nu trachten buitengewoon flnanciöele maatregelen te nemen op het eiland zelf. Zoo wordt nu gesproken over eene be lasting op alle invoeren, buitenlandsche zoowel als eigene. Verder zal de Spaansche Bank inmiddels 50 millioen peseta’s voor schieten, maar wil dit nog slechts doen op de oude voorwaarden. President Cleveland zond Generaal Urlar naar Venezuela, met opdracht, om Presi dent Crespo uit te noodigen, zyne onder danen wat kalm te houden, in afwachting van de besluiten, welke, ten aanzien der grensregeling te Washington en te Lon den deze laatste by voeging verdient op merking zullen worden genomen. De rumoerige betoogingen en kinder achtige vertooningen te Caracas en elders zullen nu wel spoedig een einde nemen. By Kon. besluit zyn benoemd tot ridder in de orde van den Nederland- schen Leeuw Mr. J. A. N. Travaglino, Mr. A. F. K. Hartogh, G. H. Hintzen, leden van de Tweede Kamer der Staten- Generaal en Mr. J. G. 8. Bevers, oud-lid dier Kamer. De leden van de Eerste Kamer der Staten Generaal zyn tot hervatting der werkzaamheden bijeengeroepen tegen aan staan ien Maandag, 3 Februari, des mid dags te half drie. De heer J. M. Rosskopf, oud- inspecteur van het lager onderwys in Ned-Indiö, is te ’sGravenhage overleden in den ouderdom van 69 jaar. terwege gebleven. Alleen, er zyn, bij de inrichting der koopmansboeken, enkele vormen in acht té nemen. De eerste op richters van .verkoophuizen” hadden dat niet geweten, en zy kwamen er niet zonder kleerscheuren af, hetgeen in den eersten tyd niet tot navolging uitlokte. Maar als ware helden, strijdende voor een heilige zaak, voor het recht om armelui tot op het vleesch te villengaven zy den kamp niet op; voorgelicht door ju risten, die ,wèl wisten waar de schoen wrong, en hun edel streven wilden aan moedigen, namen zy nieuwe proeven met betere waarborgen en ten slotte moest de rechter, tot in hoogste instantie ter be slissing geroepen, hen wel vrijspreken. Daarmede was de heele wettelyke regeling van de pandhuizen en de strafbepaling van art. 411 een doode letter geworden, en toen een nieuw strafwetboek werd ingevoerd, op den Isten September van 1886, bevatte het die bepaling niet meer. Men had ondervonden dat zy niet ge handhaafd kon worden, derhalve gebood de eerbied voor de Wet h|ar niet langer te dnen voortbestaan. Men zou dus nu heel gewoon een pandhuis kunnen op richten en het zoo noemen ook, geen haan zou er meer naar kraaien, want het Kon. Besl. van 1826 mist nu allen grondslag. Doch onder de vlag met welke de overwinning is behaald, wil men blijven voortgaan de menschen te helpen totdat zij onder de hulp bezwijken. Aan wie de schuld dat het zoo ver ge komen is? Zeer stellig aan de wetgevende macht. Na de grondwetsherziening van 1848 werd zeer goed gevoeld, dat de zaak onvoldoende was geregeldomdat zy steunde op een Kon. Besluit, waarbij het Hoofd van den Staat een gezag had uit geoefend die de wetgevende macht toe kwam. Er móest een wet zyn. Tot driemaal toe, we ontleenen de byzon- derheden aan het opstel van prof. Buys, „Het crediet van de armen” in, het Sociaal Weekblad van 3 en 10 Maart 1888, is een poging tot wettelyke j regeling beproefd en'mislukt. Het wets 1 ontwerp van den Minister Van Reenen I (Sept. 1855) is by de Tweede Kamer in I openbare beraadslaging gekomen, maar I dewijl twee ingrijpende amendementen j werden aangenomen, lo. de geleidelijke i opheffing, binnen een zeker aantal jaren, van de particuliere banken, 2o. de ver- onder den naam van „inbrengers”, van met wier bemoeiingen dikwijls misbruiken het Staatsgezag, zonder miskenning van groote gevolg zijn geweest, met welke amende menten de Regeering verklaarde zich niet te kunnen vereenigen, werd het ontwerp ingetrokken. Een tweede ontwerp, in 1867, was van Minister Heemskerk. Het was beter dan i het voorgaande, daar het de inbrengers deed vervallen en de particuliere banken j aan de orde zal komen. Niet alleen, dat het ju, hul vuuiucuiu van uuu ouuaai vuigt een besluit nam, waarby het wanbeheer van den Turk in die streken wordt afgekeurd, ook in Europa beginter beweging te geraken. Er wordt- namelijk gesproken over eene verdeeling van Turkye. Op 't oogenblik zou de Russische diplomatie aan ’t werk zyn om van de Mogendheden verlof daartoe te krygen. By die verdeeling zou Rusland Arihenië behouden, met de Aziatische pro vinciën tot aan Alexandretta en Constan- tinopel; Frankryk zou Syrië krygen met Palestina en Jeruzalem; Engeland zou Egypte mogëy behouden, met de oostelyke kust der Perzische golf, en Oostenrijk de Servische en Macedonische provinciën. Aan Italië zou Tripolis en aan Griekenland zouden Thessalie, Creta en de eilanden worden toegewezen. Ofschoon dit bericht wordt tegengesproken, zéér toevallig is het toch wel, dat èu Koningin Victoria ènde Britsche Premier beiden in hun schryven aan den Sultan gewaarschuwd hebben tegen de mogelijkheid van een uiteenspat ten zyns Rijks. Zeer opmerkenswaardig is het te noe men, dat nu juist van wege de Brit sche Regeering een zoogenaamd „blauw boek” wordt openbaar genjaakt, betrek king hebbende op de Armenische aan gelegenheden. In dat verslag wordt aan getoond, hoe de aanvallen der Armeniërs onder Murad op de Kurden, laatstgenoem den tot daden van weerwraak brachten. Het feit, dat Armeniërs vermoord zyn, is bewezen, maar zéér overdreven voorgesteld. Het getal slachtoffers, met inbegrip van hendie van gebrek omkwamen, wordt in ’t geheel op 900 geschat. Er schijnen nog geen bewijzen voorhanden voor de beweerde slachtingen op groote schaal van Armeniërs en hunne vrouwen, door Turksche soldaten. De heer Shipley vestigt er de aandacht op, dat al jaren de Armeniërs van Moush en Talory sterk worden opgeruid, wat de Turksche overheid zéér ontstemd heeft. Het yalt evenwel niet te ontkennen, dat zy in ge breke is gebleven, aan de bevolking, welke aan hare zorg was toevertrouwd, de noo- misbruiken spoedig aan het eind van haar dwyning van de tusschenpersonen, bekend latün. Op de Zeeuwsche stroomen is het vibschen naar mosselen geregeld op den- i zelfden voet als overal in ons land de binnenvisschery, maar lieden, die „mosselenzaad” geschept hadden, beweer den dat zulks niet verboden was. En ofschoon dat „zaad” niets anders is dan jonge mosselen, sprak een arrest van den Hoogen Raad hen vry. De maat, beneden welke zalmen niet mogen gevangen worden, is aangegeven en zelfs by internationale overeenkomst met Duitschland geregeld; maar als onze visschers gesnapt worden op het binnenhalen van zalmen ter grootte van een fatsoenlijken voorn, dan noemen zy dat „gestreepte spiering," en ver beelden zich volstrekt niet strafbaar te zyn. Of de rechterlijke macht daar ook genoegen mee zou nemen? Precies zoo is het gegaan met de beleen banken of pandhuizen, die vóór een twin tigtal jaren nog eenigszins wettelyk waren geregeld; het was verboden ze op te richten en te onderhouden, wanneer niet voldaan was aan de bepalingen van het Kon. Besluit van 31 October 1826 en de toestemming der gemeenteiyke overheid was verkregen; overtreding van dat ver bod was strafbaar gesteld by art. 411 van het strafwetboek. Een gevolg daarvan was, dat particuliere pandhuizen vry zeld zaam waren geworden, vooral in die ge meenten, waar het Bestuur, om redenen van philantropischen aard, een openbare Bank van Leening had opgericht Toen zyn er lieden gekomen, die een anderen naam hadden gevonden voor hetzelfde ding, en men was gered. Voortaan werd de jonge zalm als spiering gevangen en op de markt, voor den neus van politie en justitie, uitgestald. Enhoe staat het dan eigenlijk met de quaestie van het recht? Formeel is er, geloof ik, tegen de be slissingen, die de „huizen van verkoop met recht van wederinkoop” sanctionneerden, niet veel te zeggen. Dergelyke han- delaovereenkomaten zijn volgens het Wetboek van Koophandel volkomen ge wettigd. Alleen, de wetgever heeft ver zuimd het begrip met voldoende zuiver heid te definiöeren. Meenende, dat die transacties, zooals het steeds was geweest, uitsluitend van toepassing zouden zyn op vaste goederen, effecten en kostbaarheden, en geenszins in de verwachting, dat op dien grondslag heele winkels zouden wor den geopend, met uitstallingen van goederen van betrekkelyk kleine waarde, is de be perking van het bedrag tegen hetwelk of de soort van goederen waarop recht van terugkoop kon worden gereserveerd, ach- F dige bescherming te verleenen. Nu, na al de mededeelingen aangaande de Armenische gruwelen, klinkt dit uiterst tam on niet naar waarheid. Tegen 11 Febr. is echter het Britach Parlement byeenge- roepen en dan zal er wel het noodige ter tafel worden gebracht. De tyd, die vóór dien datum nog verstrijken moet, wordt veelal door Ministers en Parlementsle den tot het houden van redevoeringen tot hunne kiezers besteed. Zoo was o. a. ook dezer dagen Lord Hamilton aan het woord, die evenals Chamberlain ver klaarde, dat hy een eervolle en bevredi gende schikking in het Venezuela geschil, dank zy de verzoenende houding der Ver- eenigde Staten, nagenoeg zeker achtte. Een bericht omtrent Turkye aan „Delly News” verdient grootelijks de aandacht. Het blad verneemt namefljk van gezag hebbende zijde, dat het jongste onderhoud van den Britschen gezant, den heer Currie, met Sultan Abdul Hamid verre van har- telijk is geweest. De Sultan liet Sir Currie en diens tolk zonder overjassen een uur lang in een koude wachtkamer wachten, hoewel het hem bekend was, dat de En gelsche gezant een eigenhandigen brief van Koningin Victoria overbracht, en dien tengevolge heeft de gezant koude gevat en is hij bedlegerig geworden. Hy verliet het paleis van den Sultan, die zelf bij het on derhoud in een dikke pels gekleed was, in een ontevreden stemming, want de mon delinge boodschap der Koningin, die hy mede had over te brengen, moet de Sultan alles behalve eerbiedig hebben aangehoord. Te Konstantinopel is deze bejegening van den Britschen gezant het gesprek van den dag. Zouden deze verschynselen van mach- telooze boosheid by den „zieken man” mo- gely'k de laatste stuiptrekkingen aanduiden? In Engeland staan de Transvaateche Zaken nog nummer één op het programma. Minister Chamberlain had het er ten minste weer over, op een feestmaal te Birming ham, waar hy van de jongste gebeurte nissen zeide, dat zy, hoewel in hooge mate te betreuren, geen schade zouden doen aan het tot stand komen van goede ver houdingen tusschen het Nederlandsche en het Britsche ras in Zuid-Afrika. Een verstandig staatsbeleid zou de grieven der „uitlanders” weten weg te nemen, zonder schade te doen aan de onaf hankelykheid der Republiek! Op de vyf mannen na, die de „bede om hulp” aan Jameson onderteekenden, zyn alle gevangenen van Johannesburg tegen borgtocht weer op vrye voeten gesteld. De tekst van die bovenbedoelde „bede” om hulp is met de laatste mail naar Europa gekomen en wykt ten zeerste af van wat op 1 Januari door „The Times”, als aan haar daaromtrent uit Kaapstad wordt geseind, te lezen werd gegeven. In verband met het proces van Jameson heeft de Engelsche Regeering aan den advocaat Rawlinson opgedragen, naar Zuid-Afrika te gaan om gegevens te ver zamelen over het oproer te Johannesburg. Nu, een versche voorraad nieuws is door de bladen uit Pretoria en andere Zuid- Afrikaansche couranten dezer dagen aan gevoerd. Al wat achter ons ligt, nog eens geheel uit de asch op te rakelen, zou te veel van de been brengen en daarom slechts nog even eene kleine karakteriseering van de vechtwyze der Boeren. Die kerels schrijft kapitein Thatcher die Jameson’s expeditie mede- maakte zyn eenvoudig wonderen, wat hun wyze van zich te dekken betreft. Zien konden we niemand en wy vochten tegen pofjes rook hier en daar. Nergens een hoofd te zien! Wy maakten onze kanonnen klaar om hen te verjagen, maar niets was daarmede uit te richten. Aan houdend en gestadig werd een hevig vuur op ons afgelost door kerels, die we niet zien konden. Eindelyk, daar zagen we een troepje ruiters, maar zoodra we ons gereed maakten om te laden waren zy weg, verdwenen als rook! „En nu komt het bittere! De Boeren hadden een beetje artillerie uit Pretoria, en toen die begon te spelen, riepen wij allen „Goddank, daar zyn eindelyk en ten laatste die kerels uit Johannesburg!”, Wy dachten, dat het onze bondgenooten waren, maar het was de vyand. Nu, toen voelden wij allen iets, of het niet meer der moeite waard was, en wij staakten het vuur en de witte vlag werd geheschen.” Werd de onzichtbare vijand als een „rookwolk” voorgesteld, diens verschijnen werd vergeleken met troepen mieren, uit de aarde gekropen. Waar een oogenblik van te voren niets te zien was geweest, begon het nu plotseling te leven en te krioelen, en hunne geweren zwaaiende, reden zij op ons aanNatuurlyk dachten we niet anders of ons einde was nabij. Hoe groot echter was onze ver wondering, toen zij ons uitermate goed behandelden, ons te eten gaven en alles voor ons deden, wat zij konden. En met deze lofspraak op de Boeren in den mond eens vijands, zullen we verder het verleden Deze Courant wordt des Woensdags- en des Zaterdags morgens uitgegeven. Prys: voor Schoonhoven per drie maandeu ƒ0,75. Franco per post door het geheele ryk f 0,90. Men kan zich abon- neeren ny alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders. waaraan door vele reeds gevolg is gegeven. Wy zullen in ons volgend nummer nog even de motieven van en de verwachtin gen omtrent dit request bespreken, en willen thans nog wn aanhalen, uit het reeds vermeld 8oc. Weekblad, het oordeel van Buys over de vraag betreffende het recht van bestaan van Banken van Lee ning. Na op grond van langdurige erva ring en waarneming te hebben toegestemd, dat de beleeningen inderdaad openbaringen zijn van een niet geringe mate van ver kwisting onder onze arbeidende standen getuigen het groot aantal der zoogenaamde „weekpanden.” gaat de beroemde schrij ver aldus voort: „Eer men op dezen grond tot opheffing van de banken o verging, zou het moeten vaststaan, dat zy geen andere bestemming hebben dan de zooeven besprokene; en dit beweert niemand. Zij ztfn óók een toevlucht voor den armeóók een uiterste redmiddel in nijpenden nood, om voor het oogenblik volslagen ellende af te weren. Daarom zal men wel doen, in groote ge meenten zich twee- en driemaal te be denken, eer tot vernietiging van dat red middel wordt overgegaan, ’t Ia waar, de ongelukkige kan in den uitersten nood zyn goed ook verkoopen. Doch vooreerst vergete men niet, dat zyn goed als pand voor de beleenbank wel altyd een cou rante waarde heeft, maar daarom nog niet elk oogenblik kan worden te gelde ge maakt; althans niet zóó, dat de ongeluk kige voor zijn eigendom een geldsom in de plaats krijgt, die met de wezenlijke waarde ervan ook maar van verre over eenkomt. En in de tweede plaats: tus schen verpanden en verkoopen ligt een breede kloof. De arme kan niet scheiden van zijn eigendom; hij wil wel, omdat het moet, zijn goed afstaan, maar daarom de hoop niet opgeven, het in betere dagen terug te erlangen. En dat die hoop niet ijdel is, blijkt uit het feit, dat de over- groote meerderheid der panden werkelijk weder wordt gelost. Het zou een onver- 1 geeflijke fout zyn van het openbaar gezag, j wanneer het die neiging om eigenaar te i blijven, niet steunde; want elke poging tot opwekking der lagere klassen zal toch wel met het opwekken en versterken dier neiging moeten beginnen. „Om al deze regelen blijf ik vast overtuigd, dat wy de banken van leening niet kunnen en mogen prijsgeven. Wil dit zeggen, dat wjj vrede kunnen hebben den tegenwoordigen toestand, en dat belangen, in zijn rustige rust, ook op dit gebied, duurzaam kan volharden? Ik geloof het waarlijk niet.” Overzicht. Het schijnt, dat de Armenische quaestie (Turkye) nu toch eindelyk eens voor goed wèl liet voortbestaan maar aan beper- aan de orde zal komen. Niet alleen, dat het kende bepalingen en nauwlettend toezicht i Hujg van Vertegenwoordigers te Washing onderwierp. De Ministeriöele crisis van ton, het voorbeeld van den Senaat volgend, het ontwerp buiten behandeling is ge bleven. Öp een geheel ander standpunt, dan in de pasgenoemde concepten was aan genomen, plaatste zich de Minister Fock in het ontwerp, dat hy in 1869 bij de Kamer aanhangig maakte. „Het ver klaarde het bedrijf van beleenen op onder pand van roerend goed vrij, en liet ieder toe tot het oprichten eener bank van leening, mits zich onderwerpende aan de voorschriften der wet. Deze behelsde nu strenge bepalingen omtrent het bewaren van de panden, het houden van registers, het afgeven van beleeningsbriefjes enz., en eischte van dengene, die een bank wilde vestigen, voorafgaande borgstelling, opdat daaruit de schade zou kunnen worden verhaald, welke de beleener mocht komen te lijden.” Ook dit ontwerp is niet in behandeling gekomen, wegens dezelfde reden, - te korten duur van het ministerieel leven, een kwaad dat in onze dagen zoo onzaglijk veel kostelyken arbeid doet verloren gaan.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1896 | | pagina 1