Schalen
toij
w
N°. 1649.
1896.
Zaterdag 1 Februari
Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht
utaSM.
WilseDoten.
LNDBOEKJB
jhterij
istrninBat8ii-
i-HANDEL
JONGH,
JLIEORECHT.
likbaar,
I
I
ilmsito:
FHEEK
I
Officieels Kennisgevingen.
KOOPE
shalen
jgbaar aan de
Iwijkersluis.
HOVEN.
VERKEN
w keurige
ke prijs-
)P:
TILLES
TEN,
DE STRIJD HERVAT.
KIESWET.
BINNENLAND.
•M
iesbrug 89.
iteit.
BUITENLAND.
g'
in
voor eiken
UUUOlWICip. iniUIBbOl VI1313 v<*u
het volgende jaar ia oorzaak geweest dat
S. W. N. VAN NOOTEN te Schoonhoven,
Uitgevers.
Gemeente Schoonhoven.
r omzet zyn de
e n <1 h t.
A.TTEL.
eb. f 0,90.
van NOOTEN
JVRN.
KAPITALEN,
d onderpand by
I HEUVEL
■«graaf.
»NDERD
EEHOUWER te
SCHOÖÏHOÏESSCHÏ ÜIÏÏjRANT.
belasting
goederen, r
ten minste
Schoonhoven.
Catalogus 5 Cts.
s goed erkend
1RK0UDHEID
erzachtende
HOLM,
Zeist.
ithekera en
3 20 Cent.
i Heer H. T.
jtheker.
at op 3 pCt.
2|
na 2
1
n on Coupons.
en bezorgt
1.
reopend
7 tot 8 uur.
i kantoor.
E DIRECTIE.
gemeente
inwoners
de Ijjsten van
reede Kamer der
en
vermelding der
herkenning der
n, voor zooverre
yn, gemakkelyk
e toestanden als
chouwd moeten
vaar geen direct
dit werkje,
ts.
te bekomen.
VAN HOOTEN.
irs 8. W. N.
te Schoonhoven
si erliuogiug, de
s D. BOLLE te
M. CUHEN te
br. KOSTER te
i SG E Z I N,
OLST,
Prys der AdvertentiënVan 1 tot 5 regels f 0,50. Iedere regel
meer f 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco
uiterlyk tot Dinsdags-avouds 8- en tot Vrydags-namiddags 5 uren.
Alle binnenlandsche Advertentiën, voor 3-maal plaatsing opgegeveu,
worden slechts 2-maal in rekening gebracht.
Ondanks de mededinging der particu
liere banken» alias „verkoophuizen,” welker
rustig voortbestaan nu door geen enkele
strafbepaling wordt bedreigd en door geen
maatregel vancontrólebemoeielijkt, hebben
onderscheiden gemeentebesturen, inzon
derheid in de grootere steden, de publieke
Bank van Leening behouden. Maar heel
lang zal dat niet meer kunnener wordt
al minder en minder gebruik van ge
maakt, zoodat de kosten niet gedekt en
de offers, welke de gemeente zich zou
moeten opleggen voor de instandhou
ding, te groot worden.
Bij dezen stand van zaken heeft de
Gemeenteraad van Leiden besloten, zich
tot den Minister van Binnenlandsche Zaken
te wenden met het verzoek nogmaals een
wettelyke regeling ter hand te willen ne
men, en de andere gemeenten, in het
zelfde geval verkeerende, uitgenoodigd zich
by deze adresbeweging aan te sluiten.
De wetenschappelijke adviseur in vis-
scheryzaken, Dr. Hoek, vestigde er onlangs
de aandacht op dat onze landgenooten j
vaak de eigenaardigheid hebben, door hun
vreemd omspringen met de taal wetgever
en. rechter een strik te spannen, en dat
de laatste er weleens inloopt. Verbods
bepalingen worden op die manier door
de practyk krachteloos gemaakt, en de
magistratuur is by het bestrijden van
latijn. Op de Zeeuwsche stroomen is het
(Art. 7.)
De VOORZITTER van den Raad der
Schoonhoven noodigt de mannelyke
der gemeente uit, ten einde op 1
Kiecers voor leden van de Twc
Btaten-Qeneraalvan de Provinciale Staten
van den Gemeenteraad te worden geplaatst, om
vóór den 15. Februari 1896, onder overlegging
der vereischte bescheiden, ter secretarie te doen
blgken:
1°. Van hunnen betaalden aanslag in de per-
soneele belasting over het dienstjaar 1894/95,
elders dan in dese gemeente;
2*. Van hunnen betaalden aanslag in de grond
belasting, voor het dienstjaar 1895, in eene
of meerdere andere gemeente;
8°. Door eene schriftelijke aangifte, van de be
woning van een gedeelte van een perceel,
gedurende minstens negen maanden, vooraf
gaande aan den 15. Februari 1896;
4°. Door eene schriftelgke aangifte door den
mede-eigenaar, wiens naam niet bij den aan
slag is- gemeld, van aanslagen in de grond-
u wegens onverdeelde onroerende
mits zgn aandeel in dien aanslag
f 10,— bedraagt.’
Ten slotte wordt den belanghebbenden mede
gedeeld, dat voor het doen der aangiften sub 8x
en 4 van af heden ter Secretarie verkrijgbaar
zijn blanco formulieren.
Schoonhoven, den 31. Januari 1896.
De Voorzitter voornoemd,
Mr. A. D. H. KOLFF.
laten rusten en ons by het tegenwoor
dige bepalen.
Volgens „The Times”, welk blad be
weert een telegram ontvangen te Reb
ben van de Engelsche ingezetenen te
Johannesburg, zou de toestand nu aldaar
hoogst gevaarlijk zyn. De Boeren tre
den hoe langer hoe aanmatigender op
en verzetten zich tegen de hervormingen
zy bevinden zich nog steeds in den omtrek
der stad. Eene uitbarsting van ontevre
denheid is onvermijdelijk, wanneer de
Britsche inwoners niet worden verlost
uit een toestand, die van slavernij niet
veel verschilt. Het is maar het beste,
hieraan het zwijgen toe te doen, want,
zoolang èn de Britsche ingezetenen èn
„Times” niet beseffen, dat zy zich
maar doodstil moeten houden, is daar
toch geen redeneeren tegen.
Keizer Wilhelm van Duitachland is
zyn 38stejaar ingetreden. De „Kölnische”
wijdde een hartelyk hoofdartikel aan dezen
gedenkdag, daarin de goede eigenschappen
van den jubilaris hulde brengend. Een der
eerste telegrammen van gelukwensching
was dat van Vorst Von Bismarck uit Frie
drichsruhe. Eene bijzondere vriendelijkheid
viel den Keizer op dezen zijnen feestdag van
den Russischen Czar ten deel, die door zyn
gezant te Beriyn, den heer Von Osten
Sacken, den Keizer, nevens een schryven
van gelukwensching, als verjaargeschenk
eene schilderij, in olieverf deed aanbieden,
voorstellende de Kieler haven bij de
openingsfeesten van het Keizer Wilhelm-
kanaal, en wel op het oogenblik, dat het
Keizerlijk jacht „Hohenzollern” en het
Russisch Admiraalschip „Czar Alexan
der II” elkander passeeren.
Heeft de Britsche Regeering een zooge
naamd „blauwboek” openbaar gemaakt,
de Fransche Regeering is bezig de be
scheiden betreffende het nieuwe verdrag
met Madagascar tot een zoogenaamd
„geelboek” te verzamelen, dat, zoodrahet
gereed zal zyn, aan de mogendheden zal
worden gezonden, tegelijk met de mede-
deeling der inbezitneming van het eiland
door Frankrijk.
Te Rome (italic) is bericht ontvangen,
dat Makalle zich aan de Abessyniörs
heeft moeten overgeven. Maar groote
vreugde verwekt het bericht, dat aan
majoor Galliano en diens dapper troepje
door den Negus lijfsbehoud en vrye aftocht
met wapenen, ammunitie en bagage werd
bewilligd, terwijl zelfs voorde gekwetsten
muildieren werden verstrekt. Wist men
niet beter dan zou men hier niet denken
aan eene nederlaag, welke geleden werd
door de Italianen. Zelden nog zyn door
een belegeraar aan den tot overgave ge-
noopten vyand zulke voorwaarden be
willigd. Nu leggen dp Italiaansche bladen
er wel den nadruk op, dat Menelek zelf
vredes-aanbiedingen doet en dat het Me
nelek is geweest, die aan het garnizoen
van Makalle de edelmoedige voorwaarden,
zooeven vermeld, heeft aangeboden, maar
daarbij wordt wel een weinig vergeten,
dat Makalle feitelijk werd verloren. Het
valt dus nog sterk te betwijfelen, of de
Negus genoegen zal nemen met voor
waarden als diewaarvan de Italiaansche
bladen gewagenherstel vanltaliö’s vroeger
bezit in die streken en protectoraat van
Italië over Abessynië. En by niet inwil
liging wordt natuurlyk de oorlog voort
gezet.
De Spaansche Regeering heeft natuurlyk
nog steeds meer geld noodig, om in de
oorlogskosten voor Cuba te voorzien. Zij
zal nu trachten buitengewoon flnanciöele
maatregelen te nemen op het eiland zelf.
Zoo wordt nu gesproken over eene be
lasting op alle invoeren, buitenlandsche
zoowel als eigene. Verder zal de Spaansche
Bank inmiddels 50 millioen peseta’s voor
schieten, maar wil dit nog slechts doen
op de oude voorwaarden.
President Cleveland zond Generaal Urlar
naar Venezuela, met opdracht, om Presi
dent Crespo uit te noodigen, zyne onder
danen wat kalm te houden, in afwachting
van de besluiten, welke, ten aanzien der
grensregeling te Washington en te Lon
den deze laatste by voeging verdient op
merking zullen worden genomen.
De rumoerige betoogingen en kinder
achtige vertooningen te Caracas en elders
zullen nu wel spoedig een einde nemen.
By Kon. besluit zyn benoemd
tot ridder in de orde van den Nederland-
schen Leeuw Mr. J. A. N. Travaglino,
Mr. A. F. K. Hartogh, G. H. Hintzen,
leden van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal en Mr. J. G. 8. Bevers, oud-lid
dier Kamer.
De leden van de Eerste Kamer
der Staten Generaal zyn tot hervatting der
werkzaamheden bijeengeroepen tegen aan
staan ien Maandag, 3 Februari, des mid
dags te half drie.
De heer J. M. Rosskopf, oud-
inspecteur van het lager onderwys in
Ned-Indiö, is te ’sGravenhage overleden
in den ouderdom van 69 jaar.
terwege gebleven. Alleen, er zyn, bij de
inrichting der koopmansboeken, enkele
vormen in acht té nemen. De eerste op
richters van .verkoophuizen” hadden dat
niet geweten, en zy kwamen er niet zonder
kleerscheuren af, hetgeen in den eersten
tyd niet tot navolging uitlokte. Maar als
ware helden, strijdende voor een heilige
zaak, voor het recht om armelui tot
op het vleesch te villengaven zy
den kamp niet op; voorgelicht door ju
risten, die ,wèl wisten waar de schoen
wrong, en hun edel streven wilden aan
moedigen, namen zy nieuwe proeven met
betere waarborgen en ten slotte moest de
rechter, tot in hoogste instantie ter be
slissing geroepen, hen wel vrijspreken.
Daarmede was de heele wettelyke regeling
van de pandhuizen en de strafbepaling
van art. 411 een doode letter geworden,
en toen een nieuw strafwetboek werd
ingevoerd, op den Isten September van
1886, bevatte het die bepaling niet meer.
Men had ondervonden dat zy niet ge
handhaafd kon worden, derhalve gebood
de eerbied voor de Wet h|ar niet langer
te dnen voortbestaan. Men zou dus nu
heel gewoon een pandhuis kunnen op
richten en het zoo noemen ook, geen
haan zou er meer naar kraaien, want
het Kon. Besl. van 1826 mist nu allen
grondslag. Doch onder de vlag met welke
de overwinning is behaald, wil men
blijven voortgaan de menschen te helpen
totdat zij onder de hulp bezwijken.
Aan wie de schuld dat het zoo ver ge
komen is? Zeer stellig aan de wetgevende
macht. Na de grondwetsherziening van
1848 werd zeer goed gevoeld, dat de zaak
onvoldoende was geregeldomdat zy
steunde op een Kon. Besluit, waarbij het
Hoofd van den Staat een gezag had uit
geoefend die de wetgevende macht toe
kwam. Er móest een wet zyn. Tot
driemaal toe, we ontleenen de byzon-
derheden aan het opstel van prof. Buys,
„Het crediet van de armen” in, het
Sociaal Weekblad van 3 en 10 Maart
1888, is een poging tot wettelyke
j regeling beproefd en'mislukt. Het wets
1 ontwerp van den Minister Van Reenen
I (Sept. 1855) is by de Tweede Kamer in
I openbare beraadslaging gekomen, maar
I dewijl twee ingrijpende amendementen j
werden aangenomen, lo. de geleidelijke i
opheffing, binnen een zeker aantal jaren,
van de particuliere banken, 2o. de ver-
onder den naam van „inbrengers”, van met
wier bemoeiingen dikwijls misbruiken het Staatsgezag, zonder miskenning van groote
gevolg zijn geweest, met welke amende
menten de Regeering verklaarde zich niet
te kunnen vereenigen, werd het ontwerp
ingetrokken.
Een tweede ontwerp, in 1867, was van
Minister Heemskerk. Het was beter dan i
het voorgaande, daar het de inbrengers
deed vervallen en de particuliere banken
j aan de orde zal komen. Niet alleen, dat het
ju, hul vuuiucuiu van uuu ouuaai vuigt
een besluit nam, waarby het wanbeheer van
den Turk in die streken wordt afgekeurd,
ook in Europa beginter beweging te geraken.
Er wordt- namelijk gesproken over eene
verdeeling van Turkye. Op 't oogenblik
zou de Russische diplomatie aan ’t werk
zyn om van de Mogendheden verlof daartoe
te krygen. By die verdeeling zou Rusland
Arihenië behouden, met de Aziatische pro
vinciën tot aan Alexandretta en Constan-
tinopel; Frankryk zou Syrië krygen met
Palestina en Jeruzalem; Engeland zou
Egypte mogëy behouden, met de oostelyke
kust der Perzische golf, en Oostenrijk de
Servische en Macedonische provinciën. Aan
Italië zou Tripolis en aan Griekenland
zouden Thessalie, Creta en de eilanden
worden toegewezen. Ofschoon dit bericht
wordt tegengesproken, zéér toevallig is het
toch wel, dat èu Koningin Victoria ènde
Britsche Premier beiden in hun schryven
aan den Sultan gewaarschuwd hebben
tegen de mogelijkheid van een uiteenspat
ten zyns Rijks.
Zeer opmerkenswaardig is het te noe
men, dat nu juist van wege de Brit
sche Regeering een zoogenaamd „blauw
boek” wordt openbaar genjaakt, betrek
king hebbende op de Armenische aan
gelegenheden. In dat verslag wordt aan
getoond, hoe de aanvallen der Armeniërs
onder Murad op de Kurden, laatstgenoem
den tot daden van weerwraak brachten.
Het feit, dat Armeniërs vermoord zyn, is
bewezen, maar zéér overdreven voorgesteld.
Het getal slachtoffers, met inbegrip
van hendie van gebrek omkwamen,
wordt in ’t geheel op 900 geschat. Er
schijnen nog geen bewijzen voorhanden
voor de beweerde slachtingen op groote
schaal van Armeniërs en hunne vrouwen,
door Turksche soldaten. De heer Shipley
vestigt er de aandacht op, dat al jaren
de Armeniërs van Moush en Talory
sterk worden opgeruid, wat de Turksche
overheid zéér ontstemd heeft. Het yalt
evenwel niet te ontkennen, dat zy in ge
breke is gebleven, aan de bevolking, welke
aan hare zorg was toevertrouwd, de noo-
misbruiken spoedig aan het eind van haar dwyning van de tusschenpersonen, bekend
latün. Op de Zeeuwsche stroomen is het
vibschen naar mosselen geregeld op den- i
zelfden voet als overal in ons land
de binnenvisschery, maar lieden, die
„mosselenzaad” geschept hadden, beweer
den dat zulks niet verboden was. En
ofschoon dat „zaad” niets anders is dan
jonge mosselen, sprak een arrest van den
Hoogen Raad hen vry. De maat, beneden
welke zalmen niet mogen gevangen worden,
is aangegeven en zelfs by internationale
overeenkomst met Duitschland geregeld;
maar als onze visschers gesnapt worden
op het binnenhalen van zalmen ter grootte
van een fatsoenlijken voorn, dan noemen
zy dat „gestreepte spiering," en ver
beelden zich volstrekt niet strafbaar te
zyn. Of de rechterlijke macht daar ook
genoegen mee zou nemen?
Precies zoo is het gegaan met de beleen
banken of pandhuizen, die vóór een twin
tigtal jaren nog eenigszins wettelyk waren
geregeld; het was verboden ze op te
richten en te onderhouden, wanneer niet
voldaan was aan de bepalingen van het
Kon. Besluit van 31 October 1826 en de
toestemming der gemeenteiyke overheid
was verkregen; overtreding van dat ver
bod was strafbaar gesteld by art. 411 van
het strafwetboek. Een gevolg daarvan
was, dat particuliere pandhuizen vry zeld
zaam waren geworden, vooral in die ge
meenten, waar het Bestuur, om redenen
van philantropischen aard, een openbare
Bank van Leening had opgericht Toen
zyn er lieden gekomen, die een anderen
naam hadden gevonden voor hetzelfde
ding, en men was gered. Voortaan
werd de jonge zalm als spiering gevangen
en op de markt, voor den neus van politie
en justitie, uitgestald.
Enhoe staat het dan eigenlijk met de
quaestie van het recht?
Formeel is er, geloof ik, tegen de be
slissingen, die de „huizen van verkoop met
recht van wederinkoop” sanctionneerden,
niet veel te zeggen. Dergelyke han-
delaovereenkomaten zijn volgens het
Wetboek van Koophandel volkomen ge
wettigd. Alleen, de wetgever heeft ver
zuimd het begrip met voldoende zuiver
heid te definiöeren. Meenende, dat die
transacties, zooals het steeds was geweest,
uitsluitend van toepassing zouden zyn op
vaste goederen, effecten en kostbaarheden,
en geenszins in de verwachting, dat op
dien grondslag heele winkels zouden wor
den geopend, met uitstallingen van goederen
van betrekkelyk kleine waarde, is de be
perking van het bedrag tegen hetwelk of
de soort van goederen waarop recht van
terugkoop kon worden gereserveerd, ach-
F
dige bescherming te verleenen.
Nu, na al de mededeelingen aangaande de
Armenische gruwelen, klinkt dit uiterst
tam on niet naar waarheid. Tegen 11 Febr.
is echter het Britach Parlement byeenge-
roepen en dan zal er wel het noodige ter
tafel worden gebracht. De tyd, die vóór
dien datum nog verstrijken moet, wordt
veelal door Ministers en Parlementsle
den tot het houden van redevoeringen
tot hunne kiezers besteed. Zoo was o. a.
ook dezer dagen Lord Hamilton aan
het woord, die evenals Chamberlain ver
klaarde, dat hy een eervolle en bevredi
gende schikking in het Venezuela geschil,
dank zy de verzoenende houding der Ver-
eenigde Staten, nagenoeg zeker achtte.
Een bericht omtrent Turkye aan „Delly
News” verdient grootelijks de aandacht.
Het blad verneemt namefljk van gezag
hebbende zijde, dat het jongste onderhoud
van den Britschen gezant, den heer Currie,
met Sultan Abdul Hamid verre van har-
telijk is geweest. De Sultan liet Sir Currie
en diens tolk zonder overjassen een uur
lang in een koude wachtkamer wachten,
hoewel het hem bekend was, dat de En
gelsche gezant een eigenhandigen brief
van Koningin Victoria overbracht, en dien
tengevolge heeft de gezant koude gevat en
is hij bedlegerig geworden. Hy verliet het
paleis van den Sultan, die zelf bij het on
derhoud in een dikke pels gekleed was, in
een ontevreden stemming, want de mon
delinge boodschap der Koningin, die hy
mede had over te brengen, moet de Sultan
alles behalve eerbiedig hebben aangehoord.
Te Konstantinopel is deze bejegening
van den Britschen gezant het gesprek van
den dag.
Zouden deze verschynselen van mach-
telooze boosheid by den „zieken man” mo-
gely'k de laatste stuiptrekkingen aanduiden?
In Engeland staan de Transvaateche
Zaken nog nummer één op het programma.
Minister Chamberlain had het er ten minste
weer over, op een feestmaal te Birming
ham, waar hy van de jongste gebeurte
nissen zeide, dat zy, hoewel in hooge mate
te betreuren, geen schade zouden doen
aan het tot stand komen van goede ver
houdingen tusschen het Nederlandsche en
het Britsche ras in Zuid-Afrika. Een
verstandig staatsbeleid zou de grieven
der „uitlanders” weten weg te nemen,
zonder schade te doen aan de onaf
hankelykheid der Republiek! Op de
vyf mannen na, die de „bede om
hulp” aan Jameson onderteekenden, zyn
alle gevangenen van Johannesburg tegen
borgtocht weer op vrye voeten gesteld.
De tekst van die bovenbedoelde „bede”
om hulp is met de laatste mail naar
Europa gekomen en wykt ten zeerste af
van wat op 1 Januari door „The Times”,
als aan haar daaromtrent uit Kaapstad
wordt geseind, te lezen werd gegeven.
In verband met het proces van Jameson
heeft de Engelsche Regeering aan den
advocaat Rawlinson opgedragen, naar
Zuid-Afrika te gaan om gegevens te ver
zamelen over het oproer te Johannesburg.
Nu, een versche voorraad nieuws is door
de bladen uit Pretoria en andere Zuid-
Afrikaansche couranten dezer dagen aan
gevoerd. Al wat achter ons ligt, nog
eens geheel uit de asch op te rakelen,
zou te veel van de been brengen en
daarom slechts nog even eene kleine
karakteriseering van de vechtwyze der
Boeren. Die kerels schrijft kapitein
Thatcher die Jameson’s expeditie mede-
maakte zyn eenvoudig wonderen, wat
hun wyze van zich te dekken betreft.
Zien konden we niemand en wy vochten
tegen pofjes rook hier en daar. Nergens
een hoofd te zien! Wy maakten onze
kanonnen klaar om hen te verjagen, maar
niets was daarmede uit te richten. Aan
houdend en gestadig werd een hevig vuur
op ons afgelost door kerels, die we niet
zien konden. Eindelyk, daar zagen we
een troepje ruiters, maar zoodra we
ons gereed maakten om te laden
waren zy weg, verdwenen als rook!
„En nu komt het bittere! De Boeren
hadden een beetje artillerie uit Pretoria,
en toen die begon te spelen, riepen wij
allen „Goddank, daar zyn eindelyk en ten
laatste die kerels uit Johannesburg!”,
Wy dachten, dat het onze bondgenooten
waren, maar het was de vyand. Nu, toen
voelden wij allen iets, of het niet meer der
moeite waard was, en wij staakten het
vuur en de witte vlag werd geheschen.”
Werd de onzichtbare vijand als een
„rookwolk” voorgesteld, diens verschijnen
werd vergeleken met troepen mieren, uit
de aarde gekropen. Waar een oogenblik
van te voren niets te zien was geweest,
begon het nu plotseling te leven en te
krioelen, en hunne geweren zwaaiende,
reden zij op ons aanNatuurlyk
dachten we niet anders of ons einde was
nabij. Hoe groot echter was onze ver
wondering, toen zij ons uitermate goed
behandelden, ons te eten gaven en alles
voor ons deden, wat zij konden. En met
deze lofspraak op de Boeren in den mond
eens vijands, zullen we verder het verleden
Deze Courant wordt des Woensdags- en des Zaterdags
morgens uitgegeven. Prys: voor Schoonhoven per drie maandeu ƒ0,75.
Franco per post door het geheele ryk f 0,90. Men kan zich abon-
neeren ny alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders.
waaraan door vele reeds gevolg is gegeven.
Wy zullen in ons volgend nummer nog
even de motieven van en de verwachtin
gen omtrent dit request bespreken, en
willen thans nog wn aanhalen, uit het
reeds vermeld 8oc. Weekblad, het oordeel
van Buys over de vraag betreffende het
recht van bestaan van Banken van Lee
ning. Na op grond van langdurige erva
ring en waarneming te hebben toegestemd,
dat de beleeningen inderdaad openbaringen
zijn van een niet geringe mate van ver
kwisting onder onze arbeidende standen
getuigen het groot aantal der zoogenaamde
„weekpanden.” gaat de beroemde schrij
ver aldus voort:
„Eer men op dezen grond tot opheffing
van de banken o verging, zou het moeten
vaststaan, dat zy geen andere bestemming
hebben dan de zooeven besprokene; en
dit beweert niemand. Zij ztfn óók een
toevlucht voor den armeóók een uiterste
redmiddel in nijpenden nood, om voor het
oogenblik volslagen ellende af te weren.
Daarom zal men wel doen, in groote ge
meenten zich twee- en driemaal te be
denken, eer tot vernietiging van dat red
middel wordt overgegaan, ’t Ia waar, de
ongelukkige kan in den uitersten nood
zyn goed ook verkoopen. Doch vooreerst
vergete men niet, dat zyn goed als pand
voor de beleenbank wel altyd een cou
rante waarde heeft, maar daarom nog niet
elk oogenblik kan worden te gelde ge
maakt; althans niet zóó, dat de ongeluk
kige voor zijn eigendom een geldsom in
de plaats krijgt, die met de wezenlijke
waarde ervan ook maar van verre over
eenkomt. En in de tweede plaats: tus
schen verpanden en verkoopen ligt een
breede kloof. De arme kan niet scheiden
van zijn eigendom; hij wil wel, omdat
het moet, zijn goed afstaan, maar daarom
de hoop niet opgeven, het in betere dagen
terug te erlangen. En dat die hoop niet
ijdel is, blijkt uit het feit, dat de over-
groote meerderheid der panden werkelijk
weder wordt gelost. Het zou een onver-
1 geeflijke fout zyn van het openbaar gezag,
j wanneer het die neiging om eigenaar te
i blijven, niet steunde; want elke poging
tot opwekking der lagere klassen zal toch
wel met het opwekken en versterken dier
neiging moeten beginnen.
„Om al deze regelen blijf ik vast
overtuigd, dat wy de banken van leening
niet kunnen en mogen prijsgeven. Wil
dit zeggen, dat wjj vrede kunnen hebben
den tegenwoordigen toestand, en dat
belangen, in zijn rustige rust, ook op dit
gebied, duurzaam kan volharden? Ik
geloof het waarlijk niet.”
Overzicht.
Het schijnt, dat de Armenische quaestie
(Turkye) nu toch eindelyk eens voor goed
wèl liet voortbestaan maar aan beper- aan de orde zal komen. Niet alleen, dat het
kende bepalingen en nauwlettend toezicht i Hujg van Vertegenwoordigers te Washing
onderwierp. De Ministeriöele crisis van ton, het voorbeeld van den Senaat volgend,
het ontwerp buiten behandeling is ge
bleven.
Öp een geheel ander standpunt, dan
in de pasgenoemde concepten was aan
genomen, plaatste zich de Minister Fock
in het ontwerp, dat hy in 1869 bij de
Kamer aanhangig maakte. „Het ver
klaarde het bedrijf van beleenen op onder
pand van roerend goed vrij, en liet ieder
toe tot het oprichten eener bank van
leening, mits zich onderwerpende aan de
voorschriften der wet. Deze behelsde nu
strenge bepalingen omtrent het bewaren
van de panden, het houden van registers,
het afgeven van beleeningsbriefjes enz.,
en eischte van dengene, die een bank
wilde vestigen, voorafgaande borgstelling,
opdat daaruit de schade zou kunnen
worden verhaald, welke de beleener mocht
komen te lijden.” Ook dit ontwerp is
niet in behandeling gekomen, wegens
dezelfde reden, - te korten duur van
het ministerieel leven, een kwaad dat in
onze dagen zoo onzaglijk veel kostelyken
arbeid doet verloren gaan.