stars, N°. 1673. Zaterdag 25 April. 1896. iuis, g, op een dorp ide. Huur f 3 ij den eigenaar ir te Ridderkerk, fê:koop gestel lis Sclmiir alenRibben >n, een Bascule wagens) op rails, iut enz. ÜSC110J). dDi, TALLING met ordt uitgeoefend nSteenkolen- etgeen een goed nog voor veel .nco brieven bij RUIJTER te Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht S, i e. k. an mest, sien, :ooping. RD AM, an: l6dSCiiaDD6Il, HUUR: 80 ('eutlareu D NO, rakaan den eest by w(jlen RN, ’t zy in zyn bevragen by R, Molenstraat, ING~ Fbraak. ledschap. ak, BUITENLAND. Overzicht. BINNENLAND. OVER! IG, ■ufacturenzaak nog een flink ichter gelegen, urd wordt. In dagen van afwachting. was yroeger eenige nederzettingen had, terug- die de toegangen naar zee voor ,niet- VAN NOOTEN, S. W. N. VA*N NOOTEN te Schoonhoven, Uitgever». <oopenDe van bbeode Schuren tige uitstekend ?EN, AakBouw- 8CÏÏOOHHOVEN8CÏÏE COURANT. IE zoo goed als L E N en het 3 Kalveren, .deken, Horden N BAAREN te m zal op Don- 3 April 1896, en half tien ure, SCHOUTEN te J e Wringtobben, temmers, Kaas- igen, Baktrog, iper, Zeunings, Horden, Gier- gboomen, Vlon- ieuwUtrechtsch lokwagen, Blok- t Hoofdstel en 1, mak, bruin jaren oud. fcooping te zien. E, Deurwaarder voornemens om 5 April 1896, steenkolenwerf F. CAMBIER te Lopik zal 1 April 1896, Hofstede, be- te Benschop, geld, publiek Deze Courant wordt des Woensdags- en des Zaterdags morgens uitgegeven. Prijs: voor Schoonhoven per drie maanden ƒ0,75. Franco per post door het geheele ryk f 0,90. Men kan zich abon- neeren by alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders. Prys der Advertentiën: Van 1 tot 5 rpgels f 0,50. Iedere regel l meer f 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco I uiterlyk tot Dinsdags- en tot Vrydags-namiddags 4 uren. I Alle binnenlandsche Advertentiën, voor 3-rnaal plaatsing opgegeven, worden slechts 2-maal in rekening gebracht. ASTELEUN te oornemens op 2 4. A p.r i 1 i 10 ure, ten ar, om contant En nu? Laten wy eenvoudig de inspraak der vaderlandsliefde volgen. De verant woordelijkheid rust op de Regeering, en op haar moeten we vertrouwen ves tigen. Aan wat vroeger gebeurd is heeft zy geen schuld, en op gemaakte fouten is niet terug te komen. Het nadeel door Oemar's afval geledenmoet her steld worden, diuir helpt niets aan, en gelukkig, ondanks de bijna dagelyksche telegrammen van gesneuvelde of gewonde officieren en minderenontbreekt het onzen militairen niet aan den moed, om den vyand te doen ondervinden dat hy zich misrekeud heeft. Maar dit verwachten we, en hebben onze dapperen, die hun leven gaan wagen in den moeielyken kamp, het recht te eischendat onze Regeerings- mannen nu eijidelyk eens goed weten wat zy willen, en niet de reeks van „stelsels” weer met nieuwe uitvindingen gaan vermeerderen. Zonder volledige onderwerping is geen vrede mogelyk; zy moet verkregen worden, het koste wat het wil. Er bestaat wel eenige vrees, dat men weer de „geconcentreerde stelling”, ditmaal in nog verkleind for maat, zal gaan toepassen, en we hebben reeds hooren smalen op de lui van „hak-er-maar-op-los”Generaal Van der üeyden was een van die liedenen had tien hem laten voortgaan, ’t zou èn voor Nederland èn voor de Atjehers zelven beter zyn geweest. Gevaarlijk, hoogst gevaarlijk lijkt ons de toestand in Matabele-land (Z.-Afrika) toe, waar de stad Buluwayo al dichter en dichter door de als „uit den grond opkomende” Matabeles wordt ingesloten. Om eene eenigszins juiste voorstelling van het groote onheil te geven, maken we het volgende telegram bekend, dat te Londen ontvangen werd en waarin ge meld wordt, dat 15000 Matabeles zich gereedmaken tot een aanval, gezamenlijk, op Buluwayo. Onvoldoende krijgsvoorraad en slechts voor 20 dagen voedsel doen den nood ten top stijgen. Daarom de volgende smeekbede: „Dring er toch op aan, dat men hulp van de Transvaal aanneme, want de Britsche troepen zullen te laat j komen”. Maar neen, men doet nog steeds I alsof men al den tijd heeft, terwijl de Boeren al lang „dat zaakje” zouden hebben boren en was dus bijna 70jaren oud. Hy wijdde zich aanvankelijk aan de staat huishoudkunde, evenals zijn vader en zijn grootvader, de beroemde Jean Baptiste Say. Geruimen tijd was hij directeur der Noor- der Spoorweg maatschappij en medewerker aan verscheidene bladen, waarin hy het financieel beleid der Regeering van Napoleon III bestreed. In den Daltachen Rijksdag is men eens lang en breed beug geweest aan de twee gevechten, een debat, dat zijn aanleiding gevonden heeft in het jongste gerucht makend tweegevecht Von Kotze-Schrader. Verschillende sprekers, als de afgevaar digde Von Bachera, minister Von Rötticher en anderen, verklaarden de jongste twee gevechten ten zeerste te betreuren, maar de sociaal democratische afgevaardigde Bobel zeide op sarcastische wijze, niets tegen te hebben op dergelijke duels, wanneer de leden der zoogenaamde hoogere standen elkaar op deze wijze onderling verdelgden. Het debat geöindigd, werd eene motie aangenomen met algemeene stemmen, waarin de Regoeringen worden uitgenoo- digd met alle haar ten dienste slaande middelen ten krachtigste op te treden tegenover het met de strafwetten in strij 1 zijnde tweegevecht. Dinsdag jl. heeft te Coburg, in tegen woordigheid des Keizers en van de Keizerin, de huwelijksvoltrekking plaats gehad van Erfprins Von Hoheulohe Langenburg met Prinses Alexandra van Saksen-Coburg. Bij de plechtigheid in de kerk geleidde Hertog Alfred de Keizerin en de Keizer Hertogin Marie. Bij het wisselen der ringen bulderden kanonschoten. Een familie-de- jeuner in de troonzaal besloot de plechtig heid, waai na de j mggehuwden zich naar het kasteel Langenburg begaven. Uit Odessa meldt men aan „Daily News’ dat Vorst Ferdinand van Buigartfe, na de verschillende Europeesche Hoven te hebben bezocht, thuisgekomen, ook zelf tot den orthodoxen godsdienst zal overgaan en zich doen uitroepen tot Koning van Bulgarije De Sultan zou daartoe zijne toestemming hebben gegeven onder voor waarde van sluiting van een defensief verbond met Turkije. Het blijkt uit berichten, welko te Rome (Itnlli) uit E'ythraea zyn ontvangen, dat kolonel Stevani, toen hy oprukte om Adl- grat te ontzetten, een stprk garnizoen te Kassala achterliet, zoodat deze stad niet door de Italianen ontruimd is. Te Adigrat ’t welk van nieuwen leeftocht werd voor zien, is de toestand bevredigend. Em buitengewoon en treurig ongeluk is Zaterdag te Brussel (Belgié) gebeurd. Daar is op de Place du Jeu de Balie een man in den grond verzwolgen. Het was ean uitdrager, Dolo genaamd. Hij ging, door zijn oude moeder vergezeld, met een handkar vol oud Ijzerwerk naar de markt, om daar zijn waar te venten, toen opeens de grond inzakte voor zijn voeten en hü met zijn kar in' den zoo onstanen kuil viel. Zijn moeder dreigde ook er in te vallen, maar zjj werd gelukkig nog Intijds door een voorbijganger gegrepen en terug getrokken. De menschen schoten onmid- dellijk toe, om Dolo, die nog te zien was, te redden; men kon hem zelfs nog bij de hand vatten maar terwijl eenige moedige mannen met vereende krachten poogden hem te bevrijden, stortte do grond nog verder in, en nu was de arme Dolo geheel bedolven. Politie en brandweer kwamen er nu bij. De kuil werd afgezet, en men begon onmiddellijk te graven. Maar eerst na uren werkens vond men den lovend begraven man terug; hij was blijkbaar bij de tweede grondinstorting terstond gestikt. De grondinstorting is daaraan te wijten, dat men indertijd met onverklaar bare zorgeloosheid een regenbak van een fabriek, welke vroeger op die plek stond, niet heeft gedempt, maar hem eorrapu-üg heeft bedekt met planken, waarop^Cr- volgens aard en steenen werden geworpen. Die planken zijn in den loop der jaren verrot en thans eln lelijk bezweken. Het heeft Harer Majesteit de Koningin Weduwe, Regentes, behaagd den opper-ceremoniemtoster der Koningin, Mr. M. W. Baron Du Tour van Bellinchave, in buitengewone zending als buitengewoon ambassadeur der Koningin af te vaardigen naar Zijne Majesteit den Keizer aller Russen, ter gelegenheid dor kroningsplech tigheid te Moskou in de maand Mei. Aan den buitengewonen ambassadeur zijn toegevoegd de heeren H. W. J. E. Baron Taets van Amerongen, kamerheer der Koningin, Jhr. A. 8. E. Van Tets, ritmeester, adjudant der Koningin, en J. H F. Graaf Du Monceau, eerste luitenant, ordannans-officier der Koningin. Wijlen R. Baron van Lynden te 's-Gravenhage heeft, behalve de met vruchtgebruik belaste f 500.000, aan de weesinrichting te Neerbosch vermaakt een trok, was slechts een klein deel des eilands in ons rechtstreeksch beziten men zou een boekdeel noodig hebben om te verhalen door welke oorzaken de grenzen al verder en verder werden verschoven, ten koste van zware otters, die we wel moesten brengenzou onze positie in Indië niet geheel verloren •gaan. Die stelling legde ooit inter nationale verplichtingen op ten aanzien van de veiligheid der scheepvaart, door de zeerooveryen van de Atjehers yQor*7 durend bedreigd. Zeer lang heeft het geduurd eer we genoegzaam de vrye hand hadden om daartegen met kracht op te treden; toen het eindelijk zoover was, mocht niet geaarzeld worden. hu daar ligt de knoop van onze geheele Atjeh-politiek. Onthouding van zeeroof was de eisch, dien we stelden en stellen moesten; en toen in 1873 de toenmalige Sultan daaromtrent geen zekerheid wilde geven en zelfs by andere Mogendheden pogingen aanwendde om steun te verkrij gen tegen een aanval, dien hy zelf onver- mydelijk had gemaakt, toen zou langer dralen ons prestige vernietigd hebben. Zy, die zoo afgeven tegen den „onrecht- vaardigen” oorlog, zouden nog veel meer reden tot ergernis gevonden hebben als we destijds berust hadden in de Atjeh- weigering en ons daarmede een reeks van inoeielykheden op den hals gehaald zouden hebbenwaarvan niemand den omvang en de gevolgen zelfs by benadering kan schatten. De eerste aanval, met onvoldoende krachten en onvolledige kennis van land en volk ondernomen, was een misluk king; de tweede, die van Van Swieten, 'Sen schitterend herstel. Maar van dien tijd, we spreken van het begin van 1B74begonnen de aarzelingen en de schommelingen in de bestrydingspolitiek, waarvan w^ twintig jaar lang de treu rige vruchten hebben ingeoogst. Van Swieten oordeelde dat we, een vast punt op Aijeh veroverd hebbende, maar verder moesten wachten op de toenade ring des vnands, die nu eenmaal de kracht der Nederlandsche wapenen ge voeld had; hy kende blijkbaar het fanatiek en weinig vertrouwbaar karakter der Atjehers niet. Dat is heel dikwijls de fout van ons, Westerlingen geweest; wy verbeelden ons, dat die menschen in de Oost dezelfde begrippen van eer lijkheid hebben als wy, en zich door een belofte of verklaring gebonden achten. Niets is minder waar dan dat. Zy stellen list op dezelfde lyn als dapperheid en achten tegenover een vijand alles ge oorloofd. Daarom is het zoo moeielyk een verdrag te doen eerbiedigen als er geen voortdurend machtsvertoon bykomt om het te handhaven. Al zouden de Atjehsche hoofden, elk voor zich, want men weet, dat er geen eigenlijk centraal gezag is, vooral niet na den dood van Sultan Alaoed’din, die ook niet veel over zyn zoogenaamde onderhoorigen te zeggen had, onderwerping hebben aangeboden, men zou toch met gewaarborgd zijn tegen nieuwe vijandelijkheden. De beruchte Toekoe Oemar, wiens afval ons nu in zoo groote moeite brengt, wordt door ons als verrader gebrandmerkt, en naar onze opvattingen is hy zulks in driedubbele mate; maar volgens de moraal, door hem en de zijnen gehuldigd, deed hy mets onbehoorlijks, heeft hy volkomen geoor loofde middelen gebezigd om de vreemde overheersching te weerstaan. Dat groote verschil hebben de leiders der Indische staatkunde niet altijd vol doende in het oog gehouden. 'Zy waren in het oordeel, dat het richtsnoer hunner handelingen vormde, vaak te subjectief. We kunnen niet genoeg den nadruk leggen op de woorden, die Jan Pietersz. Coen eenmaal schreef aan Pieter Van den Broek, toen hü hem de verdediging van het fort bij Jacatra moest overdragen „Wees wèl op uw hoede, dat gij met vriendelyke onderhandelingen niet ver raden wordt.” Coen kende de „goede trQuw” der Oosterlingen. Het stelsel, door Van Swieten aan bevolen, bleek reeds dadel yk onhoudbaar, en de derde expeditie, die van Pel, bracht wederom den schrik onder de Atjehers, waarvan tal van „onderwerpingen” het gevolg waren. Toen volgde weer een periode van afwachten. Opnieuw bleek de pacificatie slechts in naara te bestaan, en generaal Van der Heyden opende met uitnemend gevolg een nieuw tijdperk van krachtig optreden. Maar de wispel turigheid van het gouvernement veroor loofde hem niet, het werk nu voorgoed te voltooien; de vredes-fictiekwam weer aan het woord. En na zyn vertrek heeft men van alles beproefd; de geconcen treerde stelling meteen postenlime, om geven door een geraseerde strook, die telkens weer dichtgroeit; de blokkade, niet te handhaven omdat men het liet ontbreken aau een voldoend aantal ge schikte schepen; de scheepvaartregehng. bevriende” hoofden mottM*f-l«itenein delyk hetstelsel-Deykerhoff, die meende, door de meest vijandig gezinde hoofden, met name Oemar, aan ons te verbinden door hem een schitterende positie en een vol vertrouwen te schenken, het vanouds bekende „verdeel en heersch” in toepassing te moeten brengen. Tegen dit stelsel is niet minder ge- schreven dan er vóór. Officierendie de Atjehers kennen, hebben gewaar schuwd dat het nog slecht zouafloopen, en inzonderheid op den persoon .van Oemar hadden zy het weinig begrepen. Toch scheen de uitkomst generaal Dey- kerhoff in het gelyk te stellen, want als onze bondgenoot heeft Oemar wer- j keiyk onze positie helpen versterken. Van achteren bezien schynt hij zyn landgenooten niet zoo heel veel kwaad te hebben gedaan; men beweert dat hy met de groote geldsommen, voor welke zyn „trouw” werd gekocht, meer uit werkte dan met zyn wapens en dat, zoo ergens een aanval moest plaats hebben, de lui vooraf reeds wisten dat zy op een gegeven oogenblik hem het terrein moesten vrijlaten, waaruit de conclusie wordt getrokken dat hyvan het eerste oogenblik zyner „onderwerping” af, reeds wist <lat op den dag dat zyn plannen tot rijpheid zouden gekomen zyn, de „Kompanie” gelegenheid zou krijgen naar groot vertrouwen te betreuren. Moet men den afgetreden militairen gezaghebber er een verwyt van maken, dat hy geloofde in zyn „stelsel”? Wy meenen van niet: hy was overtuigd dat er het doelde pacificatie van Aijeh mee bereikt zou worden. Immers, ook in vroegere tyden is het vaak gebeurd dat de O.-I. Compagnie de inïandsche hoofden tegen elkander in het harnas wist te jagen? Men zou er j.eggi kunnen aanvoeren, dat de tijden veranderd zijn; zeker zouden de mannen, die ons gezag in de Oost hebben bevestigd, een in- landsch „bondgenoot” niet in het bezit hebben gesteld van een ontzaglijke hoe veelheid wapenen en krijgsvoorraad, als waarvan Oemar nu de zijnen tot onze schade heeft kunnen voorzien, en in de vroegere tyden had men nooit te doen met een vyand, zoo bekwaam in het overnemen van onze eigen oorlogskunst. Maar al dergel yke overwegingen komen gewoonlyk te laat, aansporingen tot om zichtigheid en wantrouwen zyn niet meer dan de moraal van gebeurtenissen, die tot het onherroepelijk verleden behooren. opgeknapt. Rhodes, die telkens als hü op zal rukken de koorts krijgt, zeker van schrik, is nu vervangen door Sir Frederik Carrington, die nota bene een commando heeft te Gibraltar en nu order ontving, zich onverwijld naar Zuid Afrika te begeven. Maar immers met den spoed, die hier voreischt wordt, kan hij toch niet reizen. O wee, als een weinig te laat hier .maar niet veel te laat is. In de straten en om de stad heeft men dyna mietmijnen aangelegd en voorts werden bommen gereed gemaakt, om naar de Matabeles te werpen, wanneer deze moch ten binnendringen. Uit Mafeking meldt men, dat 1500 2000 Boeren (Transvaal) op 25 mijlen afstands stelling hebben genomengewapend met een Maxim-kanon. Zy geven voor, te moeten waken tegen de runderpest, maar inder daad zyn zy bang voor een anderen inval, wegens de samentrekking van troepen te Mafeking. Die veepest-voorzorg is hier een voorwendsel, dat is uitgemaakt, want inderdaad hebben de Boeren zich daar in de buurt opgesteld, om in geval van nood dadelijk by de hand te kunnen zyn en zoodoende hulp te kunnen verleenen aan de blanken. Een volgende maal zullen we waaischynlyk kunnen oordeelen of die hulp noodzakelyk was, ja dan neen! Nu zullen we eens zien, of President Krüger Engeland’s uitnoodiging, om der waarts te komen, heeft aangenomen. Neen I Oom Paul, onder vriendelyke dank zegging voor de ontvangen vriendelyke in vitatie, heeft verklaard, geen toestemming te zullen vragen van den Volksraad, vóór dat de te voeren onderhandelingen zijn' vastgesteld. Een dergelyke overeenkomst is nog niet tot stand gekomen, maar wat nog niet is, kan natuurlijk wurden. „Nil desperandum.” Niet gewanhoopt dus! Van de goede gelegenheid profile-en I Zoo doet de tegenwoordige Britsebe Regeering ook, nu zy eene meerderheid van 150 stemmen heeft in het Lagerhuis. Zij kan zich nu vrijheden veroorloven, die niet binnen het bereik liggen van Regee- ringen, die met kleiner meerderheid moeten werken. Werd door haar onlangs een wetsvoorstel ingediend op het lager onderwijs, strekkende om te breken met de schoolwetpolitiek, die sedert 1870 in Engeland gevolgd is en aan de godsdienst scholen bijdragen toekent, die tot nu toe geweigerd werden, nu diende zij weer een voorstel in, om land, dat voor be bouwing gebruikt wordt, te ontheffen van de helft der gemeentelijke belastingen. Het tekort, dat daardoor in de gemeente lijke kosten zal ontstaan, zal alsdan aan gevuld worden door eene Ryksbijdrage. Zéér sterk werd tegen dit voorstel ge protesteerd, want, zoo redeneerde men zelfs in conservatieve kringen, nu worden de steden weer belast om de grondbezitters ta kunnen helpen. Maar wat helpt het protesteerenals de Regeering eene meerderheid van 150 achter zich heeft? De Franache Senaat kwam den 21sten April weer bijeen, de Kamer echter niet, want die heeft vacantie genomen tot 19 Mei en z{j nam al dadelijk het door de Regeering aangevraagde crediet voor Ma dagascar in behandeling. De Senator Demöle verklaarde toen, namens de meer derheid, dat men wel bereid is het crediet te bewilligen, maar alieei) op voorwaarde, dat men te doen heeft met een Ministerie, dat de wetten eerbiedigt, niet een, dat men reeds driewerf van zijn wantrouwen ver zekerde. De Minister-President kwam tegen dit gezegde in verzet en was van oordeel, dat het niet aan den Senaat stond, een vonnis uit te spreken over de Regeering. Dat recht behoort het geheele Parlement. Na eenig debat, werd door Demöle voor gesteld, de behandeling der crediot-aan- vrage uit te stellen en zich te verdagen. Daarna vergaderde de Ministerraad zéér langdurig en vervolgens meldde zich eene deputatie aan van radicale Afgevaardigden en Senatoren, om aan het Kabinet'eene verzekering van vertrouwen te brengen, met den wensch, dat het zou aanblijven, waarop Bourgeois een eenigszins ontwijkend maar toch dankbaar ^ntwoord gaf. Tegenover do weigering van den Senaat om het crediet 1 voor Madagascar toe to staan, acht het Mi nisterie het niet langer mogelyk, zich met de leiding der zaken te blijven belasten. Maar, oordeelende, dat het niet kon af treden bij ontstentenis der Kamer, besloot het de bijeenroeping daarvan te vragen, om haar het genomen besluit mede te deelen. De heer Bourgeois deed hiervan mededeeling aan den President Faure en deze nam er nota van. Daarna begaf Bourgeois zich naar den Kamer-President i Brisson, die de Kamer per telegraaf liet bijeenroepen, Donderdag 23 April jl. Dat belooft weer wat voor de toekomstMet Mei zou het ministerie reeds een half i jaar oud geworden zfjn. In Léon Say heeft gisteren het Fransche Gemeenebest eén zijner venUenstelijkste som van rSOXX», vrif van succiSêrë^hr Btaatalleden en economisten verloren. Say i onder bepaling dat dit bedrag ulterlHknwr werd den 0len Juni 1826 te Parijs ge- 2 jaar wordt ultgekeerd. Uaover ek^naar elders e koop, op het. JDEHAK, een n staat zijnde onder letter B. Uouderak. Weet men nog wel goed, waar liet om gaat, by den langdurigen stryd in het Noorden van Sumatra? Het jonger geslacht schynt dat te zyn vergeten, en zelfs menschen, wier geheugen hen eigenlyk nooit in den steek moest laten, doen alsof het Nederlandsch gouverne ment zoo maar uit een gril, of door een dwaze veroveringszucht gedreven, menscbenlevens en schatten ten offer brengt om een zoo weerbarstig volk als de Atjehers aan zich te onderwerpen. Anders ,zouden wy niet in de pers nu en dan de bewering zien opduiken, dat wy. veeleer dan de vryheid en zelfstan digheid te willen beperken van een volk, met hetwelk wy feitelyk niets temaken hebben, den moed en de volharding moeten bewonderen, in de verdediging van zyn grondgebied aan den dag gelegd. Den Atjeh-stryd hebben wy met ge zocht; hy werd ons opgelegd. Hadden we in een vroeger tijdperk nooit iets mei Sumatra te doen gehad, dan zou natuurlijk de aanleiding tot dezen oorlog achterwege zyn gebleven. Maar is eenmaal een begin gemaakt met het bezetten van grondgebied in de tropische landen, bewoond door volken die in vele opzichten zoo geheel anders zyn dan <le Europeanen, dan weet nie mand vooruit wat verder zal moeten gebeuren. Plaats u op het standpunt dergenen die beweren, dat het in ieder geval onzedelyk en dus ongeoorloofd is, een andermans land tot het zyne te makendaarmede is nog niets gezegd: het tegenwoordige bouwt voort op de grondslagendoor het verleden gelegd en al zyn die grondslagen niet geheel zuiver, men kan de verrichtingen van het voorgeslacht maar niet ongedaan ma ken. Gesteld eens dat allé koloniseerende natiën zich terugtrokken uit de landen, aan haar heerschappij onderworpen, dan zou dit voor de inboorlingen, aan vreemd bestuur gewoon geraakt en daaronder opgegroeid, de grootste ramp zyn; zy kwamen dan in veel slechter toestand door het gemis van bescherming tegen eigen opperhoofden, door het verliezen van de voordeelenwelke de betrek kingen met het blanke ras hun oplevert. Bovendien kan men over deze dingen philosopheeren naar hartelust, de be slissingen der geschiedenis staan daar als voldongen feitenaan welker ge volgen het niet mogelyk is zich te ont trekken. We zyn op Sumatra gekomen in den bloeitijd der Compagnie, en tal van omstandigheden hebben ons ver plicht, daar te blyven niet alleen, maar zelfs ons gezag er zoodanig uit te breiden en te versterken, dat er op het groote eiland geen plekje meer zal zyn, waar de ’Nederlandsche souvereiniteit niet wordt gehuldigd. Van die taak kunnen we ons niet losmakenzy is een nationale verplichting, evengoed 'als het boven water houden van ons eigen kustland. En al zouden we niets liever wen- schen, dan de bestaande machtsverhou ding handhaven, in vrede levende met de volksstammen wier zelfstandigheid nog min of meer bewaard bleef, ge- woonlyk kan dat niet. Er outetaan botsingen, door heersch- of dweepzucht van enkelen uitgelokt, en de wapens moeten voor den dag gehaald worden en niet weder afgelegd, voor opnieuw een schrede is gevorderd op den weg der onderwerping. Dat is een histori sche noodzakelijkheid. Toen by de overdracht der koloniën na het herstel onzer onafhankelijkheid Engeland zich van Sumatra, waar het We zouden eens over Aijeh spreken. Niet om de feiten weder op te halen, zooals zydoor de zeer korte telegrafi sche mededeelingen, tot onze kennis zyu gekomen. Wy kunnen er niets meer van zeggen, dan de belangstellende lezer reeds weet. Evenmin zullen we ons een oordeel aanmatigen over de houding der mannen, die in de laatste periode vau den Arieh- oorlog een rol hebben vervuld. Het is by’na niet mogelykdit met de ge- wenschte onpartijdigheid te doenen de meesten onzer zyn maar al te zeer geneigd een blaam te werpen op personen, zonder voldoende rekening te houden met de macht der omstandigheden. Wanneer beweerd wordt, dat er fouten zyn begaan, zullen wy dat niet tegen spreken, maar dan dient tevens erkent, dat niet de deugdelijkheid van een of ander stelsel de uitspraak van de open bare meeuing bepaalt; het is enkel en alleen het succès. En men zal moeten i erkennen, dat dit geen vast vertrouw bare maatstaf is. Ons eenig doel is, aan de geschiedenis eenige gegevens te outleenen, die wel licht onze houding in de naaste toe komst kunnen leiden.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1896 | | pagina 1