stars,
N°. 1673.
Zaterdag 25 April.
1896.
iuis,
g, op een dorp
ide. Huur f 3
ij den eigenaar
ir te Ridderkerk,
fê:koop
gestel
lis Sclmiir
alenRibben
>n, een Bascule
wagens) op rails,
iut enz.
ÜSC110J).
dDi,
TALLING met
ordt uitgeoefend
nSteenkolen-
etgeen een goed
nog voor veel
.nco brieven bij
RUIJTER te
Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht
S,
i e. k.
an mest,
sien,
:ooping.
RD AM,
an:
l6dSCiiaDD6Il,
HUUR:
80 ('eutlareu
D
NO,
rakaan den
eest by w(jlen
RN, ’t zy in zyn
bevragen by
R, Molenstraat,
ING~
Fbraak.
ledschap.
ak,
BUITENLAND.
Overzicht.
BINNENLAND.
OVER!
IG,
■ufacturenzaak
nog een flink
ichter gelegen,
urd wordt.
In dagen van afwachting.
was
yroeger eenige nederzettingen had, terug- die de toegangen naar zee voor ,niet-
VAN NOOTEN,
S. W. N. VA*N NOOTEN te Schoonhoven,
Uitgever».
<oopenDe van
bbeode Schuren
tige uitstekend
?EN,
AakBouw-
8CÏÏOOHHOVEN8CÏÏE COURANT.
IE zoo goed als
L E N en het
3 Kalveren,
.deken, Horden
N BAAREN te
m zal op Don-
3 April 1896,
en half tien ure,
SCHOUTEN te
J
e Wringtobben,
temmers, Kaas-
igen, Baktrog,
iper, Zeunings,
Horden, Gier-
gboomen, Vlon-
ieuwUtrechtsch
lokwagen, Blok-
t Hoofdstel en
1, mak, bruin
jaren oud.
fcooping te zien.
E, Deurwaarder
voornemens om
5 April 1896,
steenkolenwerf
F. CAMBIER
te Lopik zal
1 April 1896,
Hofstede, be-
te Benschop,
geld, publiek
Deze Courant wordt des Woensdags- en des Zaterdags
morgens uitgegeven. Prijs: voor Schoonhoven per drie maanden ƒ0,75.
Franco per post door het geheele ryk f 0,90. Men kan zich abon-
neeren by alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders.
Prys der Advertentiën: Van 1 tot 5 rpgels f 0,50. Iedere regel
l meer f 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco
I uiterlyk tot Dinsdags- en tot Vrydags-namiddags 4 uren.
I Alle binnenlandsche Advertentiën, voor 3-rnaal plaatsing opgegeven,
worden slechts 2-maal in rekening gebracht.
ASTELEUN te
oornemens op
2 4. A p.r i 1
i 10 ure, ten
ar, om contant
En nu?
Laten wy eenvoudig de inspraak der
vaderlandsliefde volgen. De verant
woordelijkheid rust op de Regeering,
en op haar moeten we vertrouwen ves
tigen. Aan wat vroeger gebeurd is heeft
zy geen schuld, en op gemaakte fouten
is niet terug te komen. Het nadeel
door Oemar's afval geledenmoet her
steld worden, diuir helpt niets aan, en
gelukkig, ondanks de bijna dagelyksche
telegrammen van gesneuvelde of gewonde
officieren en minderenontbreekt het
onzen militairen niet aan den moed,
om den vyand te doen ondervinden dat
hy zich misrekeud heeft.
Maar dit verwachten we, en hebben
onze dapperen, die hun leven gaan
wagen in den moeielyken kamp, het
recht te eischendat onze Regeerings-
mannen nu eijidelyk eens goed weten
wat zy willen, en niet de reeks van
„stelsels” weer met nieuwe uitvindingen
gaan vermeerderen. Zonder volledige
onderwerping is geen vrede mogelyk;
zy moet verkregen worden, het koste
wat het wil. Er bestaat wel eenige
vrees, dat men weer de „geconcentreerde
stelling”, ditmaal in nog verkleind for
maat, zal gaan toepassen, en we hebben
reeds hooren smalen op de lui van
„hak-er-maar-op-los”Generaal Van der
üeyden was een van die liedenen had
tien hem laten voortgaan, ’t zou èn
voor Nederland èn voor de Atjehers
zelven beter zyn geweest.
Gevaarlijk, hoogst gevaarlijk lijkt ons
de toestand in Matabele-land (Z.-Afrika)
toe, waar de stad Buluwayo al dichter
en dichter door de als „uit den grond
opkomende” Matabeles wordt ingesloten.
Om eene eenigszins juiste voorstelling
van het groote onheil te geven, maken
we het volgende telegram bekend, dat te
Londen ontvangen werd en waarin ge
meld wordt, dat 15000 Matabeles zich
gereedmaken tot een aanval, gezamenlijk, op
Buluwayo. Onvoldoende krijgsvoorraad en
slechts voor 20 dagen voedsel doen den
nood ten top stijgen. Daarom de volgende
smeekbede: „Dring er toch op aan, dat
men hulp van de Transvaal aanneme,
want de Britsche troepen zullen te laat
j komen”. Maar neen, men doet nog steeds
I alsof men al den tijd heeft, terwijl de
Boeren al lang „dat zaakje” zouden hebben
boren en was dus bijna 70jaren oud. Hy
wijdde zich aanvankelijk aan de staat
huishoudkunde, evenals zijn vader en zijn
grootvader, de beroemde Jean Baptiste Say.
Geruimen tijd was hij directeur der Noor-
der Spoorweg maatschappij en medewerker
aan verscheidene bladen, waarin hy het
financieel beleid der Regeering van
Napoleon III bestreed.
In den Daltachen Rijksdag is men eens
lang en breed beug geweest aan de twee
gevechten, een debat, dat zijn aanleiding
gevonden heeft in het jongste gerucht
makend tweegevecht Von Kotze-Schrader.
Verschillende sprekers, als de afgevaar
digde Von Bachera, minister Von Rötticher
en anderen, verklaarden de jongste twee
gevechten ten zeerste te betreuren, maar
de sociaal democratische afgevaardigde
Bobel zeide op sarcastische wijze, niets
tegen te hebben op dergelijke duels, wanneer
de leden der zoogenaamde hoogere standen
elkaar op deze wijze onderling verdelgden.
Het debat geöindigd, werd eene motie
aangenomen met algemeene stemmen,
waarin de Regoeringen worden uitgenoo-
digd met alle haar ten dienste slaande
middelen ten krachtigste op te treden
tegenover het met de strafwetten in strij 1
zijnde tweegevecht.
Dinsdag jl. heeft te Coburg, in tegen
woordigheid des Keizers en van de Keizerin,
de huwelijksvoltrekking plaats gehad van
Erfprins Von Hoheulohe Langenburg met
Prinses Alexandra van Saksen-Coburg.
Bij de plechtigheid in de kerk geleidde
Hertog Alfred de Keizerin en de Keizer
Hertogin Marie. Bij het wisselen der ringen
bulderden kanonschoten. Een familie-de-
jeuner in de troonzaal besloot de plechtig
heid, waai na de j mggehuwden zich naar
het kasteel Langenburg begaven.
Uit Odessa meldt men aan „Daily News’
dat Vorst Ferdinand van Buigartfe, na
de verschillende Europeesche Hoven te
hebben bezocht, thuisgekomen, ook zelf
tot den orthodoxen godsdienst zal overgaan
en zich doen uitroepen tot Koning van
Bulgarije De Sultan zou daartoe zijne
toestemming hebben gegeven onder voor
waarde van sluiting van een defensief
verbond met Turkije.
Het blijkt uit berichten, welko te Rome
(Itnlli) uit E'ythraea zyn ontvangen, dat
kolonel Stevani, toen hy oprukte om Adl-
grat te ontzetten, een stprk garnizoen te
Kassala achterliet, zoodat deze stad niet
door de Italianen ontruimd is. Te Adigrat
’t welk van nieuwen leeftocht werd voor
zien, is de toestand bevredigend.
Em buitengewoon en treurig ongeluk
is Zaterdag te Brussel (Belgié) gebeurd.
Daar is op de Place du Jeu de Balie een
man in den grond verzwolgen. Het was
ean uitdrager, Dolo genaamd. Hij ging,
door zijn oude moeder vergezeld, met een
handkar vol oud Ijzerwerk naar de markt,
om daar zijn waar te venten, toen opeens
de grond inzakte voor zijn voeten en hü
met zijn kar in' den zoo onstanen kuil
viel. Zijn moeder dreigde ook er in te
vallen, maar zjj werd gelukkig nog Intijds
door een voorbijganger gegrepen en terug
getrokken. De menschen schoten onmid-
dellijk toe, om Dolo, die nog te zien was,
te redden; men kon hem zelfs nog bij de
hand vatten maar terwijl eenige moedige
mannen met vereende krachten poogden
hem te bevrijden, stortte do grond nog
verder in, en nu was de arme Dolo geheel
bedolven. Politie en brandweer kwamen
er nu bij. De kuil werd afgezet, en men
begon onmiddellijk te graven. Maar eerst
na uren werkens vond men den lovend
begraven man terug; hij was blijkbaar
bij de tweede grondinstorting terstond
gestikt. De grondinstorting is daaraan te
wijten, dat men indertijd met onverklaar
bare zorgeloosheid een regenbak van een
fabriek, welke vroeger op die plek stond,
niet heeft gedempt, maar hem eorrapu-üg
heeft bedekt met planken, waarop^Cr-
volgens aard en steenen werden geworpen.
Die planken zijn in den loop der jaren
verrot en thans eln lelijk bezweken.
Het heeft Harer Majesteit de
Koningin Weduwe, Regentes, behaagd den
opper-ceremoniemtoster der Koningin, Mr.
M. W. Baron Du Tour van Bellinchave,
in buitengewone zending als buitengewoon
ambassadeur der Koningin af te vaardigen
naar Zijne Majesteit den Keizer aller
Russen, ter gelegenheid dor kroningsplech
tigheid te Moskou in de maand Mei.
Aan den buitengewonen ambassadeur
zijn toegevoegd de heeren H. W. J. E.
Baron Taets van Amerongen, kamerheer
der Koningin, Jhr. A. 8. E. Van Tets,
ritmeester, adjudant der Koningin, en J.
H F. Graaf Du Monceau, eerste luitenant,
ordannans-officier der Koningin.
Wijlen R. Baron van Lynden
te 's-Gravenhage heeft, behalve de met
vruchtgebruik belaste f 500.000, aan de
weesinrichting te Neerbosch vermaakt een
trok, was slechts een klein deel des
eilands in ons rechtstreeksch beziten
men zou een boekdeel noodig hebben
om te verhalen door welke oorzaken de
grenzen al verder en verder werden
verschoven, ten koste van zware otters,
die we wel moesten brengenzou onze
positie in Indië niet geheel verloren
•gaan. Die stelling legde ooit inter
nationale verplichtingen op ten aanzien
van de veiligheid der scheepvaart, door
de zeerooveryen van de Atjehers yQor*7
durend bedreigd. Zeer lang heeft het
geduurd eer we genoegzaam de vrye
hand hadden om daartegen met kracht
op te treden; toen het eindelijk zoover
was, mocht niet geaarzeld worden. hu
daar ligt de knoop van onze geheele
Atjeh-politiek. Onthouding van zeeroof
was de eisch, dien we stelden en stellen
moesten; en toen in 1873 de toenmalige
Sultan daaromtrent geen zekerheid wilde
geven en zelfs by andere Mogendheden
pogingen aanwendde om steun te verkrij
gen tegen een aanval, dien hy zelf onver-
mydelijk had gemaakt, toen zou langer
dralen ons prestige vernietigd hebben.
Zy, die zoo afgeven tegen den „onrecht-
vaardigen” oorlog, zouden nog veel meer
reden tot ergernis gevonden hebben als
we destijds berust hadden in de Atjeh-
weigering en ons daarmede een
reeks van inoeielykheden op den
hals gehaald zouden hebbenwaarvan
niemand den omvang en de gevolgen
zelfs by benadering kan schatten.
De eerste aanval, met onvoldoende
krachten en onvolledige kennis van land
en volk ondernomen, was een misluk
king; de tweede, die van Van Swieten,
'Sen schitterend herstel. Maar van dien
tijd, we spreken van het begin van
1B74begonnen de aarzelingen en de
schommelingen in de bestrydingspolitiek,
waarvan w^ twintig jaar lang de treu
rige vruchten hebben ingeoogst. Van
Swieten oordeelde dat we, een vast
punt op Aijeh veroverd hebbende, maar
verder moesten wachten op de toenade
ring des vnands, die nu eenmaal de
kracht der Nederlandsche wapenen ge
voeld had; hy kende blijkbaar het fanatiek
en weinig vertrouwbaar karakter der
Atjehers niet. Dat is heel dikwijls de
fout van ons, Westerlingen geweest;
wy verbeelden ons, dat die menschen
in de Oost dezelfde begrippen van eer
lijkheid hebben als wy, en zich door een
belofte of verklaring gebonden achten.
Niets is minder waar dan dat. Zy
stellen list op dezelfde lyn als dapperheid
en achten tegenover een vijand alles ge
oorloofd. Daarom is het zoo moeielyk een
verdrag te doen eerbiedigen als er geen
voortdurend machtsvertoon bykomt om
het te handhaven. Al zouden de Atjehsche
hoofden, elk voor zich, want men weet,
dat er geen eigenlijk centraal gezag is,
vooral niet na den dood van Sultan
Alaoed’din, die ook niet veel over zyn
zoogenaamde onderhoorigen te zeggen
had, onderwerping hebben aangeboden,
men zou toch met gewaarborgd zijn tegen
nieuwe vijandelijkheden. De beruchte
Toekoe Oemar, wiens afval ons nu in
zoo groote moeite brengt, wordt door ons
als verrader gebrandmerkt, en naar onze
opvattingen is hy zulks in driedubbele
mate; maar volgens de moraal, door hem
en de zijnen gehuldigd, deed hy mets
onbehoorlijks, heeft hy volkomen geoor
loofde middelen gebezigd om de vreemde
overheersching te weerstaan.
Dat groote verschil hebben de leiders
der Indische staatkunde niet altijd vol
doende in het oog gehouden. 'Zy waren
in het oordeel, dat het richtsnoer hunner
handelingen vormde, vaak te subjectief.
We kunnen niet genoeg den nadruk
leggen op de woorden, die Jan Pietersz.
Coen eenmaal schreef aan Pieter Van den
Broek, toen hü hem de verdediging van
het fort bij Jacatra moest overdragen
„Wees wèl op uw hoede, dat gij met
vriendelyke onderhandelingen niet ver
raden wordt.” Coen kende de „goede
trQuw” der Oosterlingen.
Het stelsel, door Van Swieten aan
bevolen, bleek reeds dadel yk onhoudbaar,
en de derde expeditie, die van Pel, bracht
wederom den schrik onder de Atjehers,
waarvan tal van „onderwerpingen” het
gevolg waren. Toen volgde weer een
periode van afwachten. Opnieuw bleek
de pacificatie slechts in naara te bestaan,
en generaal Van der Heyden opende
met uitnemend gevolg een nieuw tijdperk
van krachtig optreden. Maar de wispel
turigheid van het gouvernement veroor
loofde hem niet, het werk nu voorgoed
te voltooien; de vredes-fictiekwam weer
aan het woord. En na zyn vertrek heeft
men van alles beproefd; de geconcen
treerde stelling meteen postenlime, om
geven door een geraseerde strook, die
telkens weer dichtgroeit; de blokkade,
niet te handhaven omdat men het liet
ontbreken aau een voldoend aantal ge
schikte schepen; de scheepvaartregehng.
bevriende” hoofden mottM*f-l«itenein
delyk hetstelsel-Deykerhoff, die meende,
door de meest vijandig gezinde hoofden,
met name Oemar, aan ons te verbinden
door hem een schitterende positie en
een vol vertrouwen te schenken, het
vanouds bekende „verdeel en heersch”
in toepassing te moeten brengen.
Tegen dit stelsel is niet minder ge-
schreven dan er vóór. Officierendie
de Atjehers kennen, hebben gewaar
schuwd dat het nog slecht zouafloopen,
en inzonderheid op den persoon .van
Oemar hadden zy het weinig begrepen.
Toch scheen de uitkomst generaal Dey-
kerhoff in het gelyk te stellen, want
als onze bondgenoot heeft Oemar wer- j
keiyk onze positie helpen versterken.
Van achteren bezien schynt hij zyn
landgenooten niet zoo heel veel kwaad
te hebben gedaan; men beweert dat hy
met de groote geldsommen, voor welke
zyn „trouw” werd gekocht, meer uit
werkte dan met zyn wapens en dat, zoo
ergens een aanval moest plaats hebben,
de lui vooraf reeds wisten dat zy op
een gegeven oogenblik hem het terrein
moesten vrijlaten, waaruit de conclusie
wordt getrokken dat hyvan het eerste
oogenblik zyner „onderwerping” af, reeds
wist <lat op den dag dat zyn plannen
tot rijpheid zouden gekomen zyn, de
„Kompanie” gelegenheid zou krijgen
naar groot vertrouwen te betreuren.
Moet men den afgetreden militairen
gezaghebber er een verwyt van maken,
dat hy geloofde in zyn „stelsel”? Wy
meenen van niet: hy was overtuigd dat
er het doelde pacificatie van Aijeh
mee bereikt zou worden. Immers, ook
in vroegere tyden is het vaak gebeurd
dat de O.-I. Compagnie de inïandsche
hoofden tegen elkander in het harnas
wist te jagen? Men zou er j.eggi kunnen
aanvoeren, dat de tijden veranderd zijn;
zeker zouden de mannen, die ons gezag
in de Oost hebben bevestigd, een in-
landsch „bondgenoot” niet in het bezit
hebben gesteld van een ontzaglijke hoe
veelheid wapenen en krijgsvoorraad, als
waarvan Oemar nu de zijnen tot onze
schade heeft kunnen voorzien, en in de
vroegere tyden had men nooit te doen
met een vyand, zoo bekwaam in het
overnemen van onze eigen oorlogskunst.
Maar al dergel yke overwegingen komen
gewoonlyk te laat, aansporingen tot om
zichtigheid en wantrouwen zyn niet meer
dan de moraal van gebeurtenissen, die tot
het onherroepelijk verleden behooren.
opgeknapt. Rhodes, die telkens als hü
op zal rukken de koorts krijgt, zeker
van schrik, is nu vervangen door Sir
Frederik Carrington, die nota bene een
commando heeft te Gibraltar en nu order
ontving, zich onverwijld naar Zuid Afrika
te begeven. Maar immers met den spoed,
die hier voreischt wordt, kan hij toch niet
reizen. O wee, als een weinig te laat
hier .maar niet veel te laat is. In de
straten en om de stad heeft men dyna
mietmijnen aangelegd en voorts werden
bommen gereed gemaakt, om naar de
Matabeles te werpen, wanneer deze moch
ten binnendringen.
Uit Mafeking meldt men, dat 1500 2000
Boeren (Transvaal) op 25 mijlen afstands
stelling hebben genomengewapend met een
Maxim-kanon. Zy geven voor, te moeten
waken tegen de runderpest, maar inder
daad zyn zy bang voor een anderen inval,
wegens de samentrekking van troepen te
Mafeking. Die veepest-voorzorg is hier
een voorwendsel, dat is uitgemaakt, want
inderdaad hebben de Boeren zich daar in
de buurt opgesteld, om in geval van nood
dadelijk by de hand te kunnen zyn en
zoodoende hulp te kunnen verleenen aan
de blanken. Een volgende maal zullen
we waaischynlyk kunnen oordeelen of die
hulp noodzakelyk was, ja dan neen!
Nu zullen we eens zien, of President
Krüger Engeland’s uitnoodiging, om der
waarts te komen, heeft aangenomen.
Neen I Oom Paul, onder vriendelyke dank
zegging voor de ontvangen vriendelyke in
vitatie, heeft verklaard, geen toestemming
te zullen vragen van den Volksraad, vóór
dat de te voeren onderhandelingen zijn'
vastgesteld. Een dergelyke overeenkomst
is nog niet tot stand gekomen, maar wat
nog niet is, kan natuurlijk wurden. „Nil
desperandum.” Niet gewanhoopt dus!
Van de goede gelegenheid profile-en I
Zoo doet de tegenwoordige Britsebe
Regeering ook, nu zy eene meerderheid
van 150 stemmen heeft in het Lagerhuis.
Zij kan zich nu vrijheden veroorloven, die
niet binnen het bereik liggen van Regee-
ringen, die met kleiner meerderheid
moeten werken. Werd door haar onlangs
een wetsvoorstel ingediend op het lager
onderwijs, strekkende om te breken met
de schoolwetpolitiek, die sedert 1870 in
Engeland gevolgd is en aan de godsdienst
scholen bijdragen toekent, die tot nu toe
geweigerd werden, nu diende zij weer
een voorstel in, om land, dat voor be
bouwing gebruikt wordt, te ontheffen van
de helft der gemeentelijke belastingen.
Het tekort, dat daardoor in de gemeente
lijke kosten zal ontstaan, zal alsdan aan
gevuld worden door eene Ryksbijdrage.
Zéér sterk werd tegen dit voorstel ge
protesteerd, want, zoo redeneerde men
zelfs in conservatieve kringen, nu
worden de steden weer belast om de
grondbezitters ta kunnen helpen. Maar
wat helpt het protesteerenals de
Regeering eene meerderheid van 150
achter zich heeft?
De Franache Senaat kwam den 21sten
April weer bijeen, de Kamer echter niet,
want die heeft vacantie genomen tot 19
Mei en z{j nam al dadelijk het door de
Regeering aangevraagde crediet voor Ma
dagascar in behandeling. De Senator
Demöle verklaarde toen, namens de meer
derheid, dat men wel bereid is het crediet
te bewilligen, maar alieei) op voorwaarde,
dat men te doen heeft met een Ministerie,
dat de wetten eerbiedigt, niet een, dat men
reeds driewerf van zijn wantrouwen ver
zekerde. De Minister-President kwam tegen
dit gezegde in verzet en was van oordeel,
dat het niet aan den Senaat stond, een
vonnis uit te spreken over de Regeering.
Dat recht behoort het geheele Parlement.
Na eenig debat, werd door Demöle voor
gesteld, de behandeling der crediot-aan-
vrage uit te stellen en zich te verdagen.
Daarna vergaderde de Ministerraad zéér
langdurig en vervolgens meldde zich eene
deputatie aan van radicale Afgevaardigden
en Senatoren, om aan het Kabinet'eene
verzekering van vertrouwen te brengen, met
den wensch, dat het zou aanblijven, waarop
Bourgeois een eenigszins ontwijkend maar
toch dankbaar ^ntwoord gaf. Tegenover do
weigering van den Senaat om het crediet 1
voor Madagascar toe to staan, acht het Mi
nisterie het niet langer mogelyk, zich met
de leiding der zaken te blijven belasten.
Maar, oordeelende, dat het niet kon af
treden bij ontstentenis der Kamer, besloot
het de bijeenroeping daarvan te vragen,
om haar het genomen besluit mede te
deelen. De heer Bourgeois deed hiervan
mededeeling aan den President Faure en
deze nam er nota van. Daarna begaf
Bourgeois zich naar den Kamer-President i
Brisson, die de Kamer per telegraaf liet
bijeenroepen, Donderdag 23 April jl. Dat
belooft weer wat voor de toekomstMet
Mei zou het ministerie reeds een half i
jaar oud geworden zfjn.
In Léon Say heeft gisteren het Fransche
Gemeenebest eén zijner venUenstelijkste som van rSOXX», vrif van succiSêrë^hr
Btaatalleden en economisten verloren. Say i onder bepaling dat dit bedrag ulterlHknwr
werd den 0len Juni 1826 te Parijs ge- 2 jaar wordt ultgekeerd. Uaover
ek^naar elders
e koop, op het.
JDEHAK, een
n staat zijnde
onder letter B.
Uouderak.
Weet men nog wel goed, waar liet
om gaat, by den langdurigen stryd in
het Noorden van Sumatra? Het jonger
geslacht schynt dat te zyn vergeten,
en zelfs menschen, wier geheugen hen
eigenlyk nooit in den steek moest laten,
doen alsof het Nederlandsch gouverne
ment zoo maar uit een gril, of door
een dwaze veroveringszucht gedreven,
menscbenlevens en schatten ten offer
brengt om een zoo weerbarstig volk als
de Atjehers aan zich te onderwerpen.
Anders ,zouden wy niet in de pers nu
en dan de bewering zien opduiken, dat
wy. veeleer dan de vryheid en zelfstan
digheid te willen beperken van een volk,
met hetwelk wy feitelyk niets temaken
hebben, den moed en de volharding
moeten bewonderen, in de verdediging
van zyn grondgebied aan den dag gelegd.
Den Atjeh-stryd hebben wy met ge
zocht; hy werd ons opgelegd.
Hadden we in een vroeger tijdperk
nooit iets mei Sumatra te doen gehad,
dan zou natuurlijk de aanleiding tot
dezen oorlog achterwege zyn gebleven.
Maar is eenmaal een begin gemaakt met
het bezetten van grondgebied in de
tropische landen, bewoond door volken
die in vele opzichten zoo geheel anders
zyn dan <le Europeanen, dan weet nie
mand vooruit wat verder zal moeten
gebeuren. Plaats u op het standpunt
dergenen die beweren, dat het in ieder
geval onzedelyk en dus ongeoorloofd is,
een andermans land tot het zyne te
makendaarmede is nog niets gezegd:
het tegenwoordige bouwt voort op de
grondslagendoor het verleden gelegd
en al zyn die grondslagen niet geheel
zuiver, men kan de verrichtingen van
het voorgeslacht maar niet ongedaan ma
ken. Gesteld eens dat allé koloniseerende
natiën zich terugtrokken uit de landen,
aan haar heerschappij onderworpen, dan
zou dit voor de inboorlingen, aan vreemd
bestuur gewoon geraakt en daaronder
opgegroeid, de grootste ramp zyn; zy
kwamen dan in veel slechter toestand
door het gemis van bescherming tegen
eigen opperhoofden, door het verliezen
van de voordeelenwelke de betrek
kingen met het blanke ras hun oplevert.
Bovendien kan men over deze dingen
philosopheeren naar hartelust, de be
slissingen der geschiedenis staan daar
als voldongen feitenaan welker ge
volgen het niet mogelyk is zich te ont
trekken. We zyn op Sumatra gekomen
in den bloeitijd der Compagnie, en tal
van omstandigheden hebben ons ver
plicht, daar te blyven niet alleen, maar
zelfs ons gezag er zoodanig uit te breiden
en te versterken, dat er op het groote
eiland geen plekje meer zal zyn, waar
de ’Nederlandsche souvereiniteit niet
wordt gehuldigd. Van die taak kunnen
we ons niet losmakenzy is een nationale
verplichting, evengoed 'als het boven
water houden van ons eigen kustland.
En al zouden we niets liever wen-
schen, dan de bestaande machtsverhou
ding handhaven, in vrede levende met
de volksstammen wier zelfstandigheid
nog min of meer bewaard bleef, ge-
woonlyk kan dat niet. Er outetaan
botsingen, door heersch- of dweepzucht
van enkelen uitgelokt, en de wapens
moeten voor den dag gehaald worden
en niet weder afgelegd, voor opnieuw
een schrede is gevorderd op den weg
der onderwerping. Dat is een histori
sche noodzakelijkheid.
Toen by de overdracht der koloniën
na het herstel onzer onafhankelijkheid
Engeland zich van Sumatra, waar het
We zouden eens over Aijeh spreken.
Niet om de feiten weder op te halen,
zooals zydoor de zeer korte telegrafi
sche mededeelingen, tot onze kennis
zyu gekomen. Wy kunnen er niets
meer van zeggen, dan de belangstellende
lezer reeds weet.
Evenmin zullen we ons een oordeel
aanmatigen over de houding der mannen,
die in de laatste periode vau den Arieh-
oorlog een rol hebben vervuld. Het is
by’na niet mogelykdit met de ge-
wenschte onpartijdigheid te doenen
de meesten onzer zyn maar al te zeer
geneigd een blaam te werpen op personen,
zonder voldoende rekening te houden
met de macht der omstandigheden.
Wanneer beweerd wordt, dat er fouten
zyn begaan, zullen wy dat niet tegen
spreken, maar dan dient tevens erkent,
dat niet de deugdelijkheid van een of
ander stelsel de uitspraak van de open
bare meeuing bepaalt; het is enkel en
alleen het succès. En men zal moeten i
erkennen, dat dit geen vast vertrouw
bare maatstaf is.
Ons eenig doel is, aan de geschiedenis
eenige gegevens te outleenen, die wel
licht onze houding in de naaste toe
komst kunnen leiden.