OLAAS,
■WAS.
DEN.
i Rietsewas
Bet iiouwen van eene SCHDOL
op een terrein in den Doelentuin te
Schoonhoven.
Zaterdag 21 November.
N°. 1733.
Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht
GE-BOOMBN,
Doping.
TE HUUR,
andirectvoor
grip van BILJARD
gelegen op het
de Schipbrug te
1896.
A
r
AN DRAAI,
akker,
HOVEN.
R AFBRAAK:
LOODSEN
aangeboden
)OP:
hem
OMEN,
BINNENLAND.
LMONOE
avers,
i-Langerak,
rijg baar
OEMEN
HEMUMS.
Officiëele Kennisgevingen.
Een bloemlezing over bescher
mende rechten.
BUITENLAND.
Overzicht.
3Ü A. SCHOUTEN,
v
L
met volle bewustheid lieten
r^estaan?” *Voor den
voorn. Notaris.
by Schoonhoven.
SMOBOVBffl COURANT.
S. W. N. VAN NOOTEN te Schoonhoven,
Uitgeven.
VAN KEKEM te
GOE1J te Dalen,
lag -21 en Dinsdag
i beginnen 's mor-
8 H. L. WATER-
icier,
het algemeen be-
I, APPELBOLLEN,
3ANKET enz.
ibat.
N. VAN «NOOTEN.
VAN WERKEN
ERLOOOS,
IJK. Te bevragen
unemei te Vreeswijk.
SCHRUV1NG
Contant:
>en en pompen,
E8SCHE-BOOMEN.
Heer K. VERSTEEG
>ok de inschryvings-
a. e. moeten inge-
ZEER SOLIDE
ikken
z|jnd ENGELSCH
agen by W. VAN
ker te Stolwijk.
1 meteen monster,
nde MANDEN met
i 2 Mud, zeer los
erk oor, model als
ian zullen worden
66 tot en met 76,
n 108 van de ver-
i, en nos. 29, 30,
54 en 55 van de
reld.
opgaande
Klomphout, onder
iaby den Braadaal;
rJ.K.W. KEHRER,
zaak Dreyfus aan de orde. £wee dagen
vóór de opening van het debat in de
Fransche Kamer, heeft de heef Lazare
nog eene tweede brochure uitgegeven over
deze quaestie, waarin de vraag werd be
handeld -of de militaire rechtbank bewijzen
had van de schuld van Dreyfus, daar
gelaten den brief, die zooals men weet,
vqlsch is. -Nu, deze zaak zal vwel niet
in den doofpot” gedaan worden, daarvoor
is zij te ernstig opgezet.
Aan de „Frankfurter Zeitun^” is uit
Kopenhagen het een en ander vermeld,
omtrent eene uitlating van den.Czar van
Rusland over de zaak-Dreyfus. Toen bij
Z. M.’s jongste vertoef op het kasteel
Bernstorf, by een der gezellige avond-
familie bijeenkomsten, die men daar pleegt
te hebben, het gesprek, naar .aanleiding
der mededeelingen in de Fransche bladen,
ook op de zaak-Dreyfus kwam, nam ‘dit
vanzelf een meer ernstig karakter aan.
De jonge Czar, die, in gedachten Ver
diept, tot nu. toe gezwegen had, sprak
toen plotseling: „Ja, als hy zyn land
heeft willen verraden, heeft hy schaftdel|jk
gehandeld. Maar ontzettend zou het Vezen,
wanneer de krijgsraad eenen onschuldige
had veroordeeld. Doch nóg veel onzetten-
der ,zou het wezen, vanneer men zich
door valsche schaamte weörhouden liet,
en mocht weigeren eene twyfelachtige
zaak andermaal ernstig te onderzoeken,
op gevaar af daardoor te worden genood
zaakt eene begane dwaling te erkennen I”
Zaterdag heeft te Londen (Engeland) de
aangekondigde tocht naar Brighton van
rytqigen zonder paarden plaats gevonden.
Zy had duizenden doen samenstroomen,
zoodat de stoet eerst moeite had zich in
beweging te stellen. De wegen waren daar
enboven slecht, want het had hevig ge
regend. Alles is evenwel tamelijk goed af-
geloopen, behalve dat een der rijtuigen een
klein meisje overreed. In de geïllustreerde
bladen vindt men afbeeldingen van de
zichzelf bewegende voertuigen, die voor
alsnog eenen meer vreemden dan fraaien
indruk maken.
Te Londen zyn uit Britsch-Indie zeer
treurige berichten ontvangen. De oogst-
vooruitzichten zyn allerdroevigst, de graan
prijzen steeds stijgende, terwijl de pest te
Bombay voortdurend verdere slachtoffers
maakt, ook al onder de Europeanen. Het
zonderling verschijnsel doet zich voor, dat
terzelfder tijd eene gelijksoortige epidemie
woedt onder de duiven, welke vogels b(j
honderden sterven.
Van Cuba (Spanje) komt bericht, dat gene
raal Wey Ier ijverig het hoofd Maceo en diens
troep vervolgt. Maar deze weet voortdurend
den strijd te ontwijken. In het district
Mantria hebben de opstandelingen zich
aan de militaire overheid onderworpen.
Een bericht van heden middag uit New-
York bevat de mededeeling uit Havana,
dat generaal Castellanos het garnizoen
van Cascarro Comaquey in het begin der
maand heeft ontzet, de stad vervolgens
weer verlatend. Onderweg naar San Miguel
had hjj niet minder dan acht gevechten
met de opstandelingen te doorstaan, tot
hy, by zyne bestemming gekomen, in een
eind-gevecht de opstandelingen versloeg.
Zijn verlies bedroeg 20 dooden en hy had
113 gekwetsten.
President Cleveland heeft verklaard, dat
hy ten opzichte van Cuba dezelfde onz(j-
digheidspolitiek van vroeger blijft volgen.
Het is tegenwoordig in den Kaucasus
(Rusland) zeer erg met de roovers. De be
ruchte roover Ali-Sultan, pas uit de ge
vangenis ontsnapt, heeft opnieuw een bende
gevormd en alweer in den omtrek van
Aranonstchansk en elders zeventien reizi
gers van alles beroofd.
Te Batum, Elisabethpol en Baku zyn
vele diefstallen met moord gepleegd. De
postbeambten durven niet meer rondgaan
met brieven en pakketten van waarde, zelfs
in een stad als Tiflis, uit vrees voor de
roovers, die niet meer alleen buiten hunne
aanvallen plegen. De ongerustheid der
inwoners is des te grooter, omdat de politie-
overheden tot dusverre nog maar niet
krachtig optreden tegen de roovers.
STATEN-GENERAAL.
Vergadering van Dinsdag. Bg de voortzetting
dor algemeene beraadslaging over de Indische
begrooting oordeelde de heer Pynaoker Hor dg k
den toestand der Indische financiën niet bepaald
ongunstig, maar meende toch dat op verbetering
het oog moet worden gehouden. Ten aansien
van Atjeh waarschuwde spr. tegen verder gaan
dan onvermgdeljjk noodig is; zgn oordeel over
het in de Memorie van antwoord gesohetste
stelsel is minder gunstig dan dat van den eersten
spreker, den heer Cremer.
De heer Van Gennep wees op onderscheiden
lichtpunten in den staat en de toekomst der
Indische financiën. Met de hoofdstrekking van
's Ministers advies betreffende Atjeh kon spr.
zich vereenigen.
De heer Van Vlgtnen drong aan op een
krachtige Atjeh-politiek, en stelde de volgende
motie voor: „De Kamer, oordeelende dat tot de
duurzame en volkomen onderwerping van Atjeh
noodiakeljjk is niet alleen handhaving van een
rationeel militaire stelling in de Atjeh-vallei,
V. G. A. BOLL
berichtddt de
water uitgestelde
n eenige perceelen
Woensdag 25
3 voormiddags om
andschen Tuin”, op
ivember 1896,
uren,
rkoopen
op de Plaat der
(erode”, naby het
drie perceelen, in
kocht, ter grootte:
:L, No. 2 van ruim
i ongeveer 5 Heet,
niet zyn begrepen
laarna van die per-
zjju onteigend en
t»p de zoogenaamde
of de Westeiyke
ötormpolder, ouder
egenover de Zalm-
Verwachtintf”, in
ilkander gescheiden
oopende van zuid-
perceel No. 1 ruim
iveer 6 Heet.
terdag 21 Novem-
met een hartelijken gelukwensch geant
woord. In het vredesverdrag wordt bepaald,
dat de oorlog geëindigd zal zyn niet alleen,
maar ook dat voortaan tusschen de beide
landen eeuwige vrede en vriendschap zullen
heerschen, De gevangenen zijn onmid
dellijk in vryheid gesteld. Aan Abessynië
is nu volkomen onafhankelijkheid toe-
gökend. Ook laat Italië de half veroverde
provincie Tlgre varen. Verder is overeen
gekomen, dat door .Italië aan geen andere
Mogendheid eenig gebied mag worden af
gestaan. Da handelsbetrekkingen zullen
later worden geregeld. De oordeelvellingen
over genoemden vreae door de Italiaansche
bladen zyn wel eenigszins verschillend
van aard, maar komen toch allen ten slotte
hierop neer, dat men "verheugd is over de
gunstige wending, welke de zaken ge
nomen hebben. Allerwegen hoort men dan
ooM* zy het stille, een zucht van verlich
ting opgaan. De ministeriöele „Opinlone”
wenscht Di Rudini geluk met de verenening
dezer moeilijke erfenis-quaestie en is van
meening, dat duizenden gezinnen zijn naam
deswege zullen zegenen.
Ook Keizer Wilhelm van Duitschland
kwam eerder dan eenig ander met zijne
gelukwenschen voor den dag voor Koning
Umberto en diens eersten raadsman Di
Rudini. Van Duitschland sprekende, komt
ons natuurlyk dadelijk de quaestie over
de „onthullingen” in de „Hamburger
Nachrichten” in de gedachte. Voor een
overvol huis en dichtbezette tribunes werd
Maandag jl. in den Duitschen Rijksdag
door den Zuid-Duitschen Centrumsleider
Graaf Von Hompesch diens interpellatie
toegelicht, betrekking hebbende op de
bekende „onthullingen", die het „geheim
verdrag” tusschen Duitschland en Rusland
-raken. Het allereerst was daarop de
Rykskanselier Von Hohenlohe aan het
woord. Deze verklaarde, dat tusschen
1887 en 1890 door Duitschland en Rusland
eene overeenkomst was gesloten, waar
van „strenge geheimhóuding” de eerste
voorwaarde was. Het tydstip, waarop
deze geheimhoudings-verplichting ophoudt,
kon derhalve niet van ééne zijde wille
keurig worden aangegeven. „Ik ben dus
niet in staat hierop verder antwoord te
geven,” zeide hy, „evenmin kan ik ophelde
ring geven aangaande de houding der
Duitsche staatkunde tegenover Rusland
van het voorjaar van 1890 af. Wat in
deze gezegd kan worden, laat ik over aan
den Minister van Buiteniandsche Zaken,
die aan genoemde onderhandelingen heeft
deelgenomen.” Na een zeer nauwkeurig
onderzoek kon hij alleen mbdedeelen, dat
zich sedert in de betrekkingen tot Rusland
geen ongunstige verandering heeft voor
gedaan. De bewering, dat öf Engelsche,
öf andere buiteniandsche invloed heeft
medegewerkt, is van allen grond ontbloot.
(Luide toejuichingen!) En wat nu de
uitwerking betreft, welke de jongste open
baarmakingen moet hebben gehad op
de plaatsdie Duitschland inneemt in
den Driebond of op zyne verhouding tot
de andere Europeesche Mogendheden
zoo kon hy tot zijne vreugde verklaren,
dat het wantrouwen, hetwelk op het eerste
oogenblik in het hart van een deel der
bevolking was opgekomen, verdwenen is
en heeft plaats gemaakt voor een on be
perkt vertrouwen. Daarom hebben ook de
betrekkingen tot Rusland geen oogenblik
opgehouden vriendschappelijk "te z|jn.
Deze redevoering werd luide toegejuicht.
In denzelfden geest sprak ook de Minister
van Buiteniandsche Zaken, de heer Von
Marchall. Deze ontkeqde ook ten sterkste,
dat hier Engelsche invloed in het spel was
geweest. Verder achtte hy het eene ver
kleining der verdiensten van Vorst Von
Bismarck, te willen beweren, dat de goede
betrekkingen tot Rusland afhankelijk
zouden wezen van al of niet om de drie
jaren vernieuwen van een verdrag. „Duitsch-
land’s staatkundige gedragslijn,” dus be
sloot Von Marchall, „is ons voorgeteekend,
als trouw en onwrikbaar vasthouden aan
den Driebond, goede verzorging der betrek
kingen met Rusland, handhaving der be
trekkingen met de overige Mogendheden.
En gereed, om ten allen tijde onzen machts-
invloed te doen gelden, zullen wij in de
richting verder gaan, welker aanwijzing
wy te danken hebben aan onzen eersten
Keizer en diens grooten Staatsman.” Het
is zéér begrijpelijk, dat ook deze redevoering
door den Rijksdag luide werd toegejuicht.
Het verder debat leverde weinig belang
rijks op. Namens de verschillende partijen
werd nog gesproken. Verscheidene sprekers
keurden de „onthullingen” sterk af, ter
wijl andere die prezen. Graaf Herbert
Von Bismarck was ook tegenwoordig by
de zitting, maar vond geen geschikte
gelegenheid om ook eens een woordje in
het midden te brengen, ’s Avonds te 6
uur was het debat afgeloopen en daarom
moest de behandeling der interpellatiön
over het tweegevecht en van de zaak
Brüsewitz (den officier, die te Carlsruhe in
een bierhuis een burger doodstak), worden
opgeschort.
In Frankrtyk is, zooals men weet, de
Deze Courant wordt des Woensdags- en des Zaterdags
morgens uitgegeven. Prys: voor Schoonhoven per drie maanden f 0,75.
Franco .per post door het geheele ryk f 0,90. Men kan zich ahon-
neeren by alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders.
Gemeente Schoonhoven.
PiHüSsteiM.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
der gemeente Schoonhoven zullen op
Maandag 30 November a. s., des
voormiddags 11 uur, op het Raadhuis
aldaar, publiek besteden:
Bestek en teekening liggen op het
Raadhuis ter visie.
Aanwijzing Vrijdag 27 November, des
voormiddags 11 uur.
Burgemeester en Wethouders voornöemd,
Mr. A. D. H. KOLFF, Voorzitter.
H. G. GEELHOED, Secretaris.
Schoonhoven, 18 November 1896.
Na den grooten strijd in de Tweede
Kamer, waartoe indertyd de bekende motie
van den heer Dobbelman het sein gaf,
heeft in ons Parlement het protectionisme,
anders gezegd de „bevordering van den
nationalen arbeid,” geen onderwerp van
opzettelijke behandeling uitgemaakt. Het
was toen gebleken, dat de verdedigers
van het stelsel van den vr|jen handel ver
in de meerderheid waren; een zeer af
doende reden, om den aanval niet te her
nieuwen. Dat beteekent volstrekt niet,
dat de wapens voorgoed zyn opgeborgen
alleen worden betere t|jden afgewacht,
waarin de kansen, om tot de gewenschte
verhooging van invoerrechten over te gaan,
zich gunstiger zullen doen aanzien.
Dien ommekeer verwachten de protec
tion isten, dachten zelfs sommige van hun
tegenstanders, van het meer uitgebreid
kiesrecht. Een openbaring van die vrees
is pas van jonge dagteekening en nog
geenszins vergeten: men vernam haar in
de Eerste Kamer op den Bden September
dezes jaars, toen de eerste spreker over
het kieswet-ontwerp, de heer Muller, af
gevaardigde uit Zuid-Holland, er op wees
hoe in de Vereenigde Staten Van Noord-
Amerika het algemeen stemrecht den weg
had gebaand voor een uitgebreid protec
tionisme, doorhem genoemd „hetegoïsme,
de exploitatie van den mindere door den
meerdere, van den arbeider om het dage-
Ijjksch brood door den vermogenden en
veelal r|jken arbeidgever.” Ook Frankrijk
gaf den spreker motieven voor z|jn vrees;
daar is, zeide h|j, „monsieur Méline, die
M’c. Kinley van Frankrijk, thans het hoofd
van het regeerend Kabinet, daar heerscht
onder diens leiding sedert lang protectio
nisme oppermachtig, met al het égoïstische
cynisme waarvan het de drager is, gedurig
en nog eens weer hooger invoerrechten
of surtaxes eischende als, ’t kon natuurlijk
niet uit bl|jven, de bevoorrechte producenten
met hun dure waren verlegen zitten, die,
naast de natuurlijk verminderde koopkracht
van het eigen land, in het buitenland geen
koopers kunnen vinden, altijd tot schade
van den werkman. Daar worden, ten
behoeve van den Franschen graanbouwer,
de goedkoopere broodstoffen van elders
sedert lang door hooge invoerrechten ge
weerd. En de arbeidende klasse in Frank
rijk, die zich voor zoo groot een deel met
brood voedt, voelt die bevoorrechting van
den rijkeren grondbezittenden landgenoot
duchtig in den zak. Maar o heil, in dien
zak hebben ze ook, als ryk équivalent,
hun stembiljet!”
Beslist ducht de heer Muller van het
uitgebreid kiesrecht de ernstigste gevaren
voor het vryhandelstelsel, des te meer,
nu het protectionisme byna dogma is
geworden by een deel onzer clericalen.
„Wy weten ’t,” sprak hjj, „dat deze
kiesrechtuitbreiding van meer dan één
zyde vooral wordt gewenscht, juist ten
einde hun bedrijf door flinke invoer
rechten beschermd te krijgen. Geen trouwe
lezer der vele ingezonden stukken in de
Nederlandsche Landbouwcourant en van
de debatten in menige Landbouw-vereeni-
ging, ook buiten Noord-Brabant en Lim
burg, zal mij dat tegenspreken. Daarenboven
staat of valt dat stelsel niet met het al
of niet heffen juist van graanrechten, zoo
als men in de laatste weken het vaak wil
doen voorkomen. En hoe kan men de
kansen voor de wedergeboorte van het
protectionisme onder ons zoo gering schat
ten, waar wij het in onze suikerindustrie
sedert zulk een lange reeks van jaren
Prys der AdjerteatiënVan 1 tot 5 regels f 0,50. Iedere regel
meer f 0,10. Qroote letters naar plaatsruimte. Inzending franco
miterlyk tot Dinsdags- en*tot Vrydags-namiddags 4 uren.
Alle binnenlandsche Advertentiënvoor 3-maal plaatsing opgegeven,
worden slechts 2-maal in rekening gebracht.
groote mate van voorzichtighlid niet alleen,
bevenal van ijver in (WeOtdigteg van
de vrjjhandelsbeginselen dringend noodig
blijft, daarvan houde mén zich overtuigd.
Dit waarschuwt ons ook het gesprokene
in de onlangs te ’s-Gravenhage gehouden
openbare vergadering, uitgeschreven door
de Katholieke Kiesvereeniging. Daar was
een zeer sterke strooming ten gunste van
het protectionisme merkbaar, en alleen
aan de kloeke woorden van den heer
Schaepman, die in dit opzicht van de
groote meerderheid zijner geestverwanten
verschilt, moeten wij het toeschrijven, dat
over een conclusie ten gunste van hoogere
invoerrechten Op „verwerkte grondstoffen”
de stemmen hebben gestaakt.
Het is niet van belang ontbloot te ver
nemen, wat de heer Schaepman, met z|jn
overtuigende welsprekendheid, tegen de
argumenten der protectionisten heeft aan
gevoerd. Daarom willen we ten slotte
hier overnemen, wat wjj in het verslag,
dat „Het Vaderland” van de vergadering
geeft, vermeld vinden. Het is een hoogst
welkome bijdrage tot de kennis van het
onderwerp.
„Spr. wraakte de samenkoppeling van cle-
ricaal en protectionist en verklaarde voor
zich, dat hy was een anti-protectionist.
Hij begreep de conclusie niet, want wat
waren verwerkte, wat onverwerkte grond
stoffen? Wat voor den een fabricaat is,
is voor den ander grondstof. Wie hegint
met protectie, eindigt met alles te bescher
men en zoo komt men tot schynprotectie,
die niemand helpt en voor den werkman
alles duur maakt.
Nu doen groote Staten aan protectie,
maar door hun uitgebreidheid wordt dit
weer vrijhandel, waardoor sommige deelen
des lands bloeien ten koste van andere,
zoodat doorgaans stédelyke accijnzen er
het gevolg van zyn. Ook hier te lande
is verschil van toest^pd en feitelijk jou
men de eene provincie tegftaXle andere
moeten beschermen. De toestand is hier
niet ongunstiger dan elders. De schande
lijke toestanden bestaan juist in Amerika
en met name te Chicago, waar de ellende
van het proletariaat schier onbeschrijfelijk
is. Ook te Londen en te Parijs is dit
lyden der armen betrekkelyk veel grooter
dan hier te lande en dat er hier meer
bedeeld wordt ligt aan onze grootere
mildheid.
Spr. kan niet zien welk voordeel de
protectie zou geven; wel ziet hij dat de
vrijhandel Twente heeft groot gemaakt
en dat daardoor de verhouding tusschen
patroon en werkman er over het algemeen
vry goed is.
Protectie is een poging om door kunst
matige middelen de tydelyke crisis te
doorworstelen. Slaan wy er ons echter
moedig en vastberaden door, dan zal de
toestand van lieverlede verbeteren. Ver-
hoogen wij echter ons tarief van inkomende
rechten, dan staat daarvan te wachten
een voor ons zeer gevaarlijke tarieven
oorlog, waarby onze uitvoer ten slotte zou
kunnen worden verhinderd.
De desorganisatie ligt niet aan den vrijen
handel, maar aan de slechte loonregeling,
die niet op christelijke wyze is ingericht.
Protectie is, evenals de vermindering der
grondbelasting, voordeel voor hot groot
kapitaal. Kon men den loonstandaard
regelen in verband met de beschermende
rechten, dan zou de werkman er nog
voordeel uit kunnen hebben, maar anders
niet, omdat b|j protectie de fabriekjes uit
den grond verrijzen als paddestoelen, maar
by het minste industriéele stompje tegen
den grond slaan. Protectie is een illusie,
maar een Sartsleelyke.”
We zouden niet gaarne hier elke, in
een korten volzin geresumeerde bewering
van den geachten aprfrker ’voor onze reke
ning nemen, - doch met zijn allerlaatste
conclusie vereenigen w|j ons ten volle.
Er is vrede gesloten tusschen Italië
en Abessynië. De Italiaansche majoor
Nerazzini, die naar den Negus werd afge
vaardigd, is wonderwel in zyne zending
geslaagd. Reeds op 26 October was men
in Frankrijk van dit hoogst belangryke
feit onderricht en, zonderling genoeg, was
het toen nog niet in Italiö bekend. In een
telegram, dat weder zeer voor hem pleit,
heeft Negus Menelek koning Umberto met
het sluiten van den vrede hartelijk geluk
gewenscht. „God geve,” zoo luidde het,
„dat wij voortaan altyd vrienden zullen
blyven.” Eu verder zegt de Negus met
veel gevoel en hartelijkheid: „Daar ik
weet, dat 20 November eene belangryke
feestdag in uwe familie is (de verjaardag van
Koningin Margaretha) verheugt het my, dat
wy dien dag kunnen maken tot een dag van
vreugde voor de vaders en de moeders der
bevrjjde gevangenen. God schenke Uwer
Majesteit een lang en gelukkig leven!” Ook
aan president Faure werd door Menelek
een telegram gezonden, om hem kennis te
geven van den gesloten vrede. Frankr|jk’s
president heeft hem als „buur en vriend”
kennen en het r v -
en laten voortbestaan - *Voor den
werkman 1s daarenboven net min of meer
abstracte vryhandelstelsel veel moeie
lykèr te vatten dan de voorstelling van
den protectionist, dat de hoeveelheid ge
vraagde arbeid immers grootelijks moet
vermeerderen, indien z|jn levensbehoefte,
kleeding, huisraad en bouwmaterialen in
zijn eigen land werden voortgebracht.
Zelfs wordt de onjuistheid de; bewering hem
niet licht duidelijk, indien zich de nadeelige
gevolgen er van voor hem, in den vorm
tan hoogere prijzen voor diezelfde levens
behoeften en kleeding en huisraad en
bouwmaterialen voordoen, daar ze door
den protectionistischen leider gemakkelijk
met wat handigheid aan andere oorzaken
worden geweten. Méline en M’c. Kinley
kunnen in dat opzicht dien leiders als
modellen dienen. En hoe kan men de
herleving van het protectionisme ten
onzent, na een groote kiesrechtuitbreiding,
onwaarschijnlijk noemen, wanneer men
het oog wendt naar Duitschland? Daar
was de invoer van granen tot in 1879
vr|j van rechten, doch in dat jaar is met
behulp van het algemeen stemrecht, dat
wil zeggen door den Rijksdag, die invoer
weder terdege belast en gaandeweg van
1 Mark tot 5 Mark gestegen en bedraagt
die nu nog 8| Mark per 100 kilogram.
Het geheele volk betaalt daardoor jaarlijks,
via den fiscus, eenige millioenen cyns
aan de bezitters van het land dat het
binnenlandsche graan voortbrengt; en de
werklieden, die èn het aanzienlykst in
aantal zijn èn zich ’t meest met brood
voeden, betalqp, daarvan natuurlijk het
leeuwenaandeel Zouden onze werklieden
nu zooveel scherpzinniger zyn dan de
Duitsche?”
Op dit groote bezwaar van den heer
Muller werd door de volgende sprekers
weinig ingegaan. De heer Wertheim roerde
het even aan, om er z|jn eigen optimis
tische verwachtingen tegenover te stellen.
„Na zooveel eeuwen van vrijhandel, die
niet gebaseerd z|jn op een groot woord,
maar die gegrondvest zijn op geographische
en oeconomische belangen, die geleeraard
zyn in de school, die, overgegaan van
vader op zoon, die men, ja, weleens kan
vergeten op een oogenblik dat het niet
goed gaat, maar waarvan de herinnering
toch levendig blijft, ben ik voor protec
tionisme niet bang. En bovendien, van
zulke dingen brengt het kwaad de gene
zing mede; - hij, die protectie wil, zal
tot z|jn eigen schade leeren dat het hem
noch anderen goed gaat, en dat zyn de
beste en gezondste lessen.”
In de rede, waarmede de Minister van
Binnenlandsche Zaken het debat besloot,
werd ook op het gesprokene door den heer
Mulder teruggekomen. Dat deze, ter be
strijding van het uitgebreid kiesrecht, de
gevolgen aan wees, die het algemeen stem
recht in andere landen gehad heeft, vond
de Minister minder logisch, aangezien dat
algemeen stemrecht hier niet wordt in
gevoerd. Maar dat is van ondergeschikt
belang; de vraag is, zal in de lagen der
bevolking, die tot de stembus worden
toegelaten, de neiging tot het protectio
nisme sterker z|jn dan by de tegenwoor
dige kiezers? De Minister ontkende het.
„Is het kiesrecht, gelijk nu in menig
plattelandsdistrict, hoofdzakelyk in han
den van grootere grondeigenaren, dan
loopt een afgevaardigde van een dergelyk
district gevaar, onder den invloed van het
financiöel belang zyner kiezers, het belang
te dienen van hen die hooge graanprijzen
verlangen en voorbij te zien het belang
van hen die goedkoop brood wenschen.
Worden nu echter naast de grondeigenaren
ook de kleine burgers en arbeiders tot
het kiesrecht geroepen, zij die geen belang
hebben bij hooge graanprijzen, maar in
tegendeel bij goedkoop brood, dan geloof
ik dat de afgevaardigde een veel vrijer
standpunt kan innemen dan wanneer hij
feitelijk door één klasse wordt afge
vaardigd.”
Die redeneering, z|j scbynt logisch.
Maar als wy denken aan de oprichting,
door het geheele land heen, van afdeelingen
van den Boerenbond, - aan de programma’s
dier vereeniging, waar de quaestie van
de bescherming nu nog een weinig wordt
schuil gehouden, om zooveel mogelijk
leden te winnen, doch die, men kan er
vast op rekenen, na korten tyd ongemas
kerd de voorstanders van een agrarisch-
protectionistische politiek op den voorgrond
zullen schuiven, - dan weten wy niet of
de optimisten niet bedrogen zullen uit
komen.
Al deelden wij geheel en al de vrees,
door den heer Mulder uitgesproken, en
het is juist om de gronden waarop zy
rust goed te doen uitkomen, dat w|j de
desbetreffende zinsneden van zijn rede
voering byna onverkort uit de „Hande
lingen” hebben overgenomen, dan zou
ons dit niet genoopt hebben, om indien
wy aan de beslissing .hadden kunnen
rhedewerken, tegen de kieswet te stem
men, gelijk hij deed. Maar - dat een zeer