80H. P iterate lis ide. UIS utterty, Handels* ü.mooien stand, og op eenigen 8 met WOON- irplaatsing van gelegenheid tot JIS kerk. N°. 1860. 1898. Zaterdag 12 Februari. Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht DISBUD, 'ACHTING 'echt, an het Bestuur Beneden-Uaaat- ag 25 Febru- igs elf ure, in iVed. BLANKEN [WOW NG, HOOIBERG ERINC. s. e huur: Officieelt) Kennisgevingen. fill W, >lido handwerk. OP KIESWET. LOTERIJ. BUITENLAND. Overzicht. BINNENLAND. - SGBOOMOVBNSCHE COURANT bmiari, van 10 S. W. N. VAN NOOTEN tb Schoonhoven, Uitgevers. Gemeente Schoonhoven. Ledikant. Koper-, Tin-, k te koopen naar aarden gelegen- LAND. eigenaar P. J. poortbehalve roopsom kan op en. te Haastrecht, ;en. E18G1D8EN handel van i Schoonhoven, VAN NOOTIN, 3 te Meerkerk >aar verkoopen, 16 Februari 10 uur, van IL te Ameide, ld: aisraad, Casten, Tafels, en. KAPITAAL De BURGEMEESTER der gemeente Schoonhoven herinnert belanghebbenden, die in de termen vallen om op de KIE ZERSLIJST geplaatst te wordendaarvan aangifte te doen vóór 15 Februari a. a. Schoonhoven, den II. Februari 1898. De Burgemeester voornoemd, Mr. A. D. H. KOLFF. or 4 jaren, met oor 4 jaren. geeft Notaris it baar erkend, dat zij gelyk hebben die zeggen: „Als gy hetnoodigoordeelt,door middel eener gevestigde organisatie erger misbruiken te voorkomen, doe dan ten minste afstand van die bate.” De gedachte rtfst, dat zoo de zes ton geen woordje hadden mede te spreken, de Staatsloterij wel zou worden opgeruimd. Toch is, voor deze heffing, uit een economisch oogpunt, veel te zeggen. Die zes ton vormen een vrijwillige bijdrage ten algemeenen nutte, gedeeltelijk ook ter bestrijding van de uitgaven, die de Staat moet doen om de zaak aan den gang te houden. Niemand is verplicht er aan meê te betalen, en als er ooit sprake kan zijn van een ongedwongen tegemoetko ming in de kosten der Staatshuishouding, dan is het zeker wel deze. Eigenaardig is het ook, dat deze belasting meest be taald wordt door de „kleine luyden”; zy toch zijn het, die de talrykste cliöntèle voor het lotendebiet opleveren. Nu is dat schijnbaar een hardheidtoch maar in schijn, want als wij in aanmerking nemen hoeveel er reeds gedaan is om hun van alle soort van belastingheffing vrijstelling te verleenen, dan behoeven wy ons niet druk te maken over het op leggen eener betrekkelijk zeer kleine be taling, waarvan zij zich heel gemakkelijk kunnen onthouden door niet in de loterij te spelen. i, Stoelen, Spie- iet toebehooren, c-, IJzer-, Glas- eenig BOUW- in billijken prys CASTELEDN voornemens op in 16. Febru- ;s ten 10 ure, HAAN te Streef- ontani geld, in Betimmering, daarbij gelegen rEI- en HOOI- >ER, gemeente de stad Schoon- geveer Heet., OILAND onder n Ouden Singel, 75 Aren. in te bekomen KESTEREN te ntore van den De menschheid zal, hopen we, eenmaal zoo ver gevorderd zyn in zedelijkheid, dat zij het ongeoorloofde erkent van winsten, verkregen door het verlies van anderen, en zoo eerlijk zjjn geworden, dat zij dat niet alleen in theorie beaamt, maar ook werkelijk in de practijk toepast. Dan zal ook niet meer als „Fortuin” worden be schouwd wat niets anders is dan het resultaat van een toeval, aan hetwelk men zich blootstelt alleen om te kunnen oogsten waar men niet gezaaid, om te kunnen ontvangen wat men niet door eerlijken arbeid verworven of als vrijwillige gave verkregen heeft. Op elk kansspel, hoe schijnbaar on schuldig ook, rust de stempel der onzede lijkheid: iedere vorm van verloting of loterij is af te keuren. Dus ook de Staatsloterij? Zeer zeker, dat wil zeggen, de deel neming er aan. Wij begrijpen zeer goed, dat deze be wering tegenspraak zal ontmoeten. Voor eerst van den kant dergenen, die van meening zyn, dat men „voor de Fortuin een achterdeurtje moet openhouden.” Dat deurtje, geachte vriend, is een dooddoenerlje. Gy weet heel goed dat, wat er ooit mocht binnenkomen, aan anderen is ontnomen zonder dat zjj daarvoor iets in ruil hebben ontvangen dan de mogelijkheid, op gelijke wyze u wat armer te maken, zich te verrijken ten uwen nadeele. ’t Is waar, recht noch wet verzetten zich daartegen, ’t is geen diefstal of oplichterij. Doch er is een hooger recht dan het geschrevene, hooger zelfs nog dan hetgeen gehuldigd wordt door de brave lieden in ons midden, en wat de wet betreft, zij geeft slechts in ruwe trekken terug wat voor de instand houding der gemeenschap als minimum- eisch moet worden gesteld. Zij, die over de Staatsloterij als open bare instelling een oordeel uitspreken, richten zich gewoonlyk niet op deze zyde van het vraagstuk, maar beginnen met den Staat te berispen, die er zulk een inrichting op nahoudt en er zich niet voor schaamt, er winst uit te trekken. *t Is waar, als de Staat het niet deed, zou er geen Staatsloterij wezen, dat geven we dadeiyk toe. Ook zullen we niet ont kennen, dat oorspronkelijk die loterij werd ingesteld om er wat aan te verdienen, en dat waarschijnlijk op die wijze de speel zucht eer aangewakkerd en geprikkeld dan tegengegaaji is. Maar n$ is de gevolgtrekking, dat de Regeeringrde Staatsloterij moet opheffen, niet juist. In de stukken, gewisseld tusschen de Commissie van Rapporteurs der Eerste Kamer over Hoofdstuk Financiën der Staatsbegrooting en den Minister, lezen we het volgende: (Voorl. Verslag.) De «roote meerderheid eener afdeeling achtte de verdwijning der Staatsloterij als middel van inkomsten noodzakelijk. Dit middel toch berust huns inziens op een onzedeljjken grondslag, te wetende zucht tot spel. Acht de Regee- ring het raadzaam een Staatsloterij te organiseeren ter bescherming van het speelzieke publiek, dan behoort toch in geen geval zoodanige loterij een middel van Staatsinkomst te zijn. (Memorie van AntwooidDe Staatsloterij op te heffen zou tengevolge hebben dat de schatkist f 600.000 aan jaarlijksche inkomsten prijsgaf ten bate van vreem delingen. Er zou niet minder gespeeld worden, maar, meer dan nu, in buiten- landsche loterijen. Welk nut zou dan de afschaffing der Staatsloterij opleveren Behalve de schatkist trekken nog vele particulieren daaruit voordeel; ook deze voordeelen zouden hoofdzakelyk in handen van buitenlanders overgaan. Vergely k dit antwoord met de opmerking, dan zult gy zien dat het laatste punt is terzijde gelaten. Waarom toch? Acht de Regeering het niet gepast, zich te ver dedigen tegen het verwijt dat munt wordt geslagen uit een afkeurenswaardige volks eigenaardigheid? Maar dan wordt schijn. Deze Courant wordt des Woensdags- en des Zaterdags morgens uitgegeven. Prys: voor Schoonhoven per drie maanden ƒ0,75. Franco per post door het geheele ryk 0,90. Men kan zich abon- neeren by alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders. Prys der Advertentiën: Van 1 tot 5 regels 0,50. Iedere regel meer 0,10. Qroote letters naar plaatsruimte. Inzending franco uiterlyk tot Dinsdags- en tot Vrydags-namiddags 4 uren. Alle binnenlandsche Advertentiën, voor 3-maal plaatsing opgegeven, worden slechts 2-maal in rekening gebracht. (Frankrtyb.) Nog nooit is het Hof van Assises bestormd geworden door eene zoo grootemenigte van dames en heeren, in sierlijken kleederdos, als Maandag jl., toen het proces tegen den heer Zola een aan vang zou nemen. Het regende en hagelde van belang, zoodat er van manifesteeren op straat niet veel kwamdaarvoor zoekt de Parijzenaar een zonneschijntje uit. Op den publieken weg is het dus nog al vry kalm toegegaan. Maar in het Paleis van Justitie was het zooveel te levendiger. Toen om kwart over twaalf, het Gerechts hof de groote zaal binnentrad, was het geheel wel een aan blik waard. Alles krioelde en wemelde door elkanderdames en heeren, een paar honderd in getal, politie-agenten in burgeikleeding gesto ken, advocaten in zwarte toga’s, eene luid sprekende, schreeuwende, lachende, jubelende menigte. Een leven, dat hooren en zien verging. Om twaalf uur is Zola de zaal binnengetreden, vergezeld door den heer Perreux, directeur van „l’Aurore”, door Meester Labori, zjjn advocaat, en de beide heeren Clémenceau, de eene politiek leider van „l’Aurore”, de ander diens ver dediger. Even werd de kreet „Leve Zola I” gehoord, doch om niet herhaald te worden of gevolgd door meerdere, daar een deur waarder den manifestant den mond snoerde. De zitting werd geopend en vanaf dat oogenblik was meester Labori de held van den dag. Welk een zeggingskracht door hem ontwikkeld werd, is haast niet te gelooven, ja, hij heeft zelfs oogenblikken gehad van wegsieepende welsprekendheid. De zitting van Maandag jl. kenmerkte zich door een zéér merkwaardig doch hoogst ergerlijk geval, namelijk dit, dat by het oproepen der door Zola gedagvaarde ge tuigen er niet één verscheen. Ze hadden haast allen brieven van verontschuldiging geschreven, welke door den voorzitter werden voorgelezen. Van den Minister van Justitie namens den Ministerraad een boodschap, dat de Minister van Oorlog niet door den Raad kon gemach tigd worden als getuige te verschijnen. Van den gewezen President der Republiek, Casimir Périer, een schrijven, dat hy slechts getuigenis kan afleggen aangaande zaken n& zjjn Presidentschap voorgevallen. Van Mtyoor De Paty de Clam eenvoudig eene weigering. Eene verklaring van niet te zullen verschijnen van kapitein Lebrun— Renault, van Majoor Ra vary, van Generaal Herder, Generaal Boiadeffre en anderen. tegenwoordigende die slechts een deel is van hetgeen de hunkerenden naar een fortuintje er gezam^il^ yoor betalpn. Hier nu‘ vinden wedat de aanleggers van zoodanig „fortuin” bejag, indien het kon, wel aan eenige beperking onderworpen mochten zijn. Want alle controle op hetgeen zij zich voor de aangeboden kansen laten betalen, ontbreekt; er heeft hier letterlijk een exploitatie plaats van den minderen man, op wiens onwetend heid wordt gespeculeerd ten einde hem te verlokken, een deel van zijn weekloon weg te werpen voor een volkomen hersen schimmig voordeel. De bescherming, die de Staat verplicht is den zwakke te ver leenen, is een voldoend motief voor deze tusschenkomst. De omvang van het kwaad is zoo groot geworden, dat er zelfs maat schappijen op aandeelen zjjn gevormd om deze bron van ongeoorloofde winsten in ruimer mate te doen vloeien. Het een en ander heeft ook reeds de aandacht getrokken van de Regeering, die, naar we hopen, wel een middel zal vinden om in deze zaak handelend op te treden. In de Eeiste Kamer wordt die nood zakelijkheid ook erkend. Wij lezen in het Voorloopig Verslag over de Begrooting van Justitie: „Men had met genoegen gezien, dat de Minister overtuigd is van de noodzakelijk heid om maatregelen te nemen tegen ongeoorloofde loterijen. Hut is inderdaad een euvel dat dagelijks toeneemt in alle vormen. Telkens ziet men, dat naamlooze vennootschappen worden opgericht, die zich in het bijzonder het houden van loterijen ten doel schijnen te stellen.” Waarop de Minister antwoordt: „De noodzakelijkheid om maatregelen te nemen tegen ongeoorloofde loteryen kan inderdaad niet worden ontkend, nu aan de bepalingen der wet van 22 Juli 1814 (Staatsblad no. 86), houdende verbod van alle vreemde of particuliere lototyen, de poenale sanctie ontbreekt. „Nauwkeurig wordt overwogen langs welken weg het best in die leemte wordt voorzien.” Dat is de zaak. Het oude Strafwetboek (Code pénal van Napoleon) bevatte straf bepalingen tegen het houden van niet geoorloofde loterijen, welke bepalingen in het nieuwe ontbreken. Speciale wetgeving moet nu te baat worden genomen en de Minister zal, vertrouwen we, er wel iets op ontdekken, dat de goedkeuring van de Staten Generaal verwerft. Zou dat spel verminderen, als er geen Staatsloterij was? Geen mensch die ’t gelooft. Het debiet van buitenlandsche loten is gaandeweg toenemende, en daar is niets tegen te doen, hoewel er een wet is die verbods bepalingen inhoudt tegen het organiseeren van loterijen zonder toestemming van de overheid. Maar zij worden niet hier geor ganiseerd; alleen z(jn er agenturen van, die als tusschenhand van alle wettelyke verantwoordelijkheid los zijn. Over de post komen de circulaires met de schitterende aanbiedingen en de couranten plaatsen ze als advertenties. Daarvan kan men den uitgevers der bladen geen verwyt maken: de bladzijden der openbare aan kondigingen staan zonder eenige beperking open voor ieder die wat heeft mede te deelen dat niet in strijd is met de wetten des lands of met de zedelijkheid. En ook die agenten z(jn eenvoudig menschen van zaken; als zij de opdracht hunner last gevers volvoeren, dan hebben zij hun plicht gedaan, en wanneer de laatsten zich maar stipt houden aan hun ver bintenissen, valt er niets tegen in te brengen. Laten we het zoo duidelijk mogeljjk zeggen: wie loterijen in het algemeen als een kwaad beschouwt, moet ze niet bestrijden aan den verkeerden kant, b(j de menschen die er gelegenheid toe geven, maar by de spelers. Vonden dezen de gelegenheid niet, zij zouden een andere maken, en bij slot van rekening is het dan nog beter dat men te doen heeft met een georganiseerde inrichting die in het volle licht der publiciteit werkt, dan met een die in het verborgen weg schuilt en op welker practyken het oog der contiöle niet kan gevestigd worden. Wij voorzien hier een tegenwerping en wel deze: In die buitenlandsche loteryen, welker kansen, dooreengenomen, ongun stiger zyn dan die van den Staat, spelen in den regel geen personen uit de lagere volksklasse, omdat de bedoelde circulaires niet tot hen worden gericht en zij ook meestal den weg niet weten om met de agenten in aanraking te komendus zou, bij opheffing van de Staatsloterij, toch de speelzucht by den kleinen man worden beperkt. Ook dat is niet vol te houden. Zien wy niet, en waarlyk niet zonder bezorgdheidhoe in sommige takken van winkelnering de toevoeging van zoogenaamde „premies” bedenkelijke ver houdingen aanneemt. Men koopt sigaren met een lot, boeken met een nummer dat kans geeft op een fiets of een bank biljet, zeep met de kans om rijk te worden. Zeg niet dat die dingen toch noodig zyn, dat de „kans” een toegiftje is om klanten te lokken, want dat is niet waar. De verkochte goederen zijn van mindere qualiteit. Zij worden te duur betaald; wat men er meer dan de waarde voor geeft, is voor deelneming aan een loterij naar dingen, die men anders niet zou koopen. Op die wjjze doet men meê aan een hazardspel, waarbij, hetgeen de kans op winst kost, de waarde van die kans verre te boven gaat. De-eerlyke, fatsoenlijke winkel nering kan daar niet tegen concurreeren de prikkel, die het lokaas uitoefent op de begeerlijkheid, is te sterk. Er worden zelfs verlotingen aangelegd geheel buiten den handel omwe bedoelen, dat het niet noodig is iets te koopen om een lot als premie te ontvangen, neen, heel gewoon worden de „hoofdprijzen” genoemd, een villa of een woonhuis hier of daar, dat de gelukkige winner natuurlijk dadeiyk te koop aanbiedt. Want niet ieder kan gaan wonen daar, waar een hem ten deel ge vallen pand staat, met nog eenige andere prjjzen, te zamen een waarde ver maanden. Wat China betreft, het heeft ons eene leening voorgesteld, waarbij wij zeer billijke voorwaarden stelden, met het «enig doel, den handel met China voor allen gelijkelijk vrij te maken. De onder- handelingen over de leening zjjn nog in vollen gang. Uit Peking echter kwam dezer dagen het bericht, dat China, dank zij Rusland’s tegenwerking, hoogstwaar schijnlijk Engeland’s leenings-voorstellen niet zal aanvaarden, maar ook de Russische niet zal aan nemen, omdat Engeland zich daartegen verzet. Het zou nu slechts heil verwachten van eene overeenkomst met Japan. De berichten uit Britseh-Indië worden er niet gunstiger op: de pest breidt zich onrustbarend uit. In Italië heeft de duurte van het brood over de geheele uitgestrektheid van het konink rijk aanleiding gegeven tot verscheidene oproertjes, brood-oproertjes geheeten. De Kamer van afgevaardigden heeft daarom eene voorgestelde verlaging van het invoer recht op buitenlandsch graan goedgekeurd tot 31 Mei a. s. Een tegenvoorstel tot ge heele afschaffing van het invoerrecht werd verworpen. In den omtrek van Girgenti (Sicilië) is een zestienjarige knaap, zoon van den rentenier Arnone, terwijl hy met een vriend wandelde, door gemaskerde roovers aangevallen en weggevoerd. De roovers schreven aan den Heer Arnone, dat zij zijn zoon zouden dooden, als zij niet op een aangewezen plaats 5000 lire vonden. De karabiniers zochten tot dusver te ver geefs naar de roovers en hunnen gevan gene, voor wiens leven men zeer vreest. De Spaaneche Minister van Buitenland sche Zaken verklaart, dat er geen reden bestaat voor de vrees, dat de staat van zaken op Cuba erger wordt. Het vertrek van die 15 000 man, dat tot die vrees aanleiding schijnt gegeven te hebben, was al verordend nog vóór Generaal Blanco naar Cuba vertrok. In de provinciën Havana, Matanzas en Pinar del Rio is het aantal opstandelingen zeer verminderd wegens gebrek aan voedsel. Maar in de Oostelyke provinciën hebben zij nog altyd de macht in handen en er is geen uitzicht op herstel der Spaansche heerschappij, tenzy een vergelijk met de opstandelingen kan gemaakt worden. Volgens een bericht uit Havana hebben Cubaansche opstandelingen in de provin cie Santiago weder een dynamiet aanslag op een spoortrein gepleegd. Vijf menschen werden daarbij gedood en zeven en twintig gewond. Door den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indiö is onder dagteeke- ning van 8 dezer per telegraaf het volgende gemeld nopens de gebeurtenissen in Atjeh „Hoewel Toekoe Oemar afwezig, is een tocht naar Daja ondernomen voor het op doen van kennis van terrein en omstandig heden. Eergisteren vond landing zonder moeielykheden plaats.” - De rechtbank te Rotterdam heeft, ingevolge art. 10 der wet van 2. Mei 1897, Stbl. no. 124, benoemd tot leden en plaatsvervangende leden der commissie voor de werkzaamheden tot herziening van de belastbare opbrengst der gebouwde eigendommen: o.a. in het schattingsdistrict Gouda: den heer H, J. Nederhorst Jr., architect en timmerman te Gouda, tot' lid, en den heer P. Hoytema van Konijnenburg, burgemeester der ge meente Berg-Ambacht, tot plaatsver vangend lid. De rechtbank te Rotterdam ver oordeelde Dinsdag o. a.: A. F. v. P. wed. 0. D., 43 jaar, werkater te Schoonhoven, die ten nadeele van. haren meester, den manufacturier W. Brandwjjk, eene groote hoeveelheid manu facturen en kleedingstukken wegnam, tot negen maanden gevangenisstraf, terwp] een j—ge vangenisstraf met in mindering brenging der preventieve hechtenis werd opgelegd aan J. 8., 45 jaar, werkman te Langerak, die het grootste gedeelte dezer goederen te gelde maakte. M. H. T., 42 jaar, zonder vaste woonplaats, maakte het op den 8. December op den open baren weg te Krimpen aan den IJsel den voor bijgangers in die mate lastig, dat de veldwachter D. Van den Bosch hem deswege voor den bur gemeester wilde geleiden. Bjj die gelegenh: had hg den veldwachter eenige beleedigen woorden toegevoegd. Tegen beklaagde, die niet verschenen wi oisohte het O. M. acht dagen gevangenisstraf. Uitspraak over 8 dagen. De afdeeling Woerden en om streken van het N. O. G., die pogingen aanwendde om te Woerden een cursus in de landbouwkunde te verkrygen, ontving van den heer F. B. Löhnis, inspecteur van het landbouwonderwijs, de mede- deeling, dat waarschjjnljjk in dit voorjaar te Utrecht een cursus in de landbouwkunde zal worden opgericht. - Aangenomen het beroep te Culemborg door Da. A. Weder te Heer Hugo waard. Bedankt voor het beroep te Moerdijk door Ds. J. B. Benders te Zjjder- veld c. a. ZLANTE affaire i Inventaris, mar. Brieven iu van dit Blad. Zola’s advocaat was buiten zich zelve van verontwaardiging en Zola zelf, zich niet meer kunnende inhouden, riep uit: „Maar hebben dan al die getuigen order gekregen van den Minister van Oorlog om niet te verschijnen Do heer Labori gaf het echter niet op, maar nam zijne con- clusiën, die er toe strekken om de ge tuigen te dwingen in de zitting van Dinsdag te verschijnen. Het hof moet hier natuurlijk over beslissen en deed dit, met dien verstande, dat den tweeden dag, dus Dinsdag jl., de verschillende getuigen weiden opgeroepen. Majoor Esterhazy ech ter weigerde hardnekkig aan die roepstem gehoor te geven. Zóó vol was het den tweeden dag van het Zola-proces in de Parjjsche gerechtszaal, dat de voorzitter een deel van 't publiek moest doen ver wijderen, hetgeen natuurlijk met de noodige moeielykheden gepaard ging. Om half één begon men eindelijk en wel met verhoor der getuigen, waarvan mevrouw Dreyfus het eerst verscheen. Jn 't zwart gekleed, bleek en bewogen, kwam zij echter nau welijks aan ’t woord. De vragen, welke de heer Labori haar stellen wilde, weigerde de President toe te laten, waarbij weer eene uitbarsting van Zola volgde: „Behandel mjj tenminste als een gewonen moorde naar of dief. Die hebben althans het recht zich te verdedigen en te verant woorden. Mij bindt men de handen.” Toen volgde eene kleine woordenwisse ling tusschen den voorzitter, Zola en diens advocaat, waarna met het verhoor werd voortgegaan. Achtereenvolgens verschenen nu advocaat Leblois, die sinds lange jaren bevriend was met kolonel Picquartde heer Scheurer Kestner, die uiteenzette hoe genoemde kolonel tot de conclusie kwam, dat Esterhazy het borderel schreef. Toen wilde hij de brieven van generaal Gonse voorlezen, waardoor hij tot die overtuiging kwam. De voorzitter verhinderde hem dit. Wel mocht hy een uittreksel geven, het geen door hem gedaan werd. Op een vraag van Zola aan den heer Kestner, om verslag te geven van zjjne pogingen bjj de Ministers, opdat dezen de zaak zouden in handen nemen, antwoordde deze, dat hy de brieven van Gonse aan den Minister president en den Minister van Oorlog had getoond en den laatt&e ge smeekt had een persoonlijk onderzoek te willen instellen, hetwelk hem werd toege zegd. Maar tot nu toe had hjj nog niets van den uitslag gehoord. Alleen was de ministerieels pers begonnen hem door het slijk te sleuren en voor „Pruis” uit te maken. Bankier De Castro, als getuige gedagvaard, verklaarde, veel brieven van Majoor Esterhazy onder handen te hebben gehad en op het borderel het schrift her kend te hebbenDit alles in ’t kort medegedeeld Om half vjjf sloot de zitting. Zola had bjj het verlaten der zaal, na door een deel van het publiek te zyn toe gejuicht, benauwde oogenblikken en ge raakte dermate in het gedrang van hem „conspueerenden”, dat hjj zich in eene kleedkamer moest terugtrekken. Later werd z(jn rijtuig weer nageloopen. Iemand, die „Leve Zola!” riep, was haast, wanneer de agenten het niet belet hadden, in de Seine geworpen. Daarentegen werd Roche fort toegejuicht. Twee personen zijn in hechtenis genomen. Toch wordt eene aan merkelijke verbetering ten gunste van Zola onder het beschaafd publiek waargenomen. De „Aurore” publiceert nu in extenso de brieven van Generaal Gonse aan Kolonel Picquart, die natuurlijk zóó nog eenen veel treffender indruk maken, dan in de uittreksels, die Scheurer Kestner er van gaf voor het Hof van Assises, waar zjj zeer getroffen hebben. In de Fransche Kamer van afgevaar digden moest, bij de beraadslaging over de begrooting van Buitenlandsche Zaken, de dierbare Fransch-Russische alliance het ontgelden. Alleen Rusland had er wat aan, zei Delafosse; terwjjl de radicale oud Minister Goblet ook van oordeel was, dat Frankrijk zijn eigenbelang te veel voorbij zag bij het bevorderen der belangen van het gezamenlijk Europa. De socialistische afgevaardigde Millerand, zich by Delafosse aansluitend, vroeg, wat er nu eigenlijk stond in dat hooggeroemd verdrag en of er, na dat bezoek van President Faure aan Rusland, soms nog iets was bjjgeko- men, op welke viagen door den Minister van Buitenlandsche Zaken Hanotaux ge antwoord werd, dat de Russisch-Fransche alliantie niet het werk eener partij is, maar dat alle Kabinetten hebben mede gewerkt tot de verwezenlijking van dat denkbeeld. In het Brltache Hoogerhuis heeft de Markies van Salisbury de troonrede uit gesproken. Heel veel belangrijks en nieuws vinden we daarin niet. Dat de vrede tusschen Turkjje en Griekenland is ge sloten, is een ieder bekend; ook dat die oorlog geen groote wijzigingen heeft ge maakt in het grondgebied der beide mogendheden, en dat de onderhandelingen betreffende het bestuur op Creta zéér vertraagd zjjn. Salisbury hoopt, dat Khar toum zal djn heroverd over eenige

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1898 | | pagina 1