80H.
P
iterate
lis
ide.
UIS
utterty, Handels*
ü.mooien stand,
og op eenigen
8 met WOON-
irplaatsing van
gelegenheid tot
JIS
kerk.
N°. 1860.
1898.
Zaterdag 12 Februari.
Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht
DISBUD,
'ACHTING
'echt,
an het Bestuur
Beneden-Uaaat-
ag 25 Febru-
igs elf ure, in
iVed. BLANKEN
[WOW
NG, HOOIBERG
ERINC.
s.
e huur:
Officieelt) Kennisgevingen.
fill W,
>lido handwerk.
OP
KIESWET.
LOTERIJ.
BUITENLAND.
Overzicht.
BINNENLAND.
-
SGBOOMOVBNSCHE COURANT
bmiari, van 10
S. W. N. VAN NOOTEN tb Schoonhoven,
Uitgevers.
Gemeente Schoonhoven.
Ledikant.
Koper-, Tin-,
k te koopen naar
aarden gelegen-
LAND.
eigenaar P. J.
poortbehalve
roopsom kan op
en.
te Haastrecht,
;en.
E18G1D8EN
handel van
i Schoonhoven,
VAN NOOTIN,
3 te Meerkerk
>aar verkoopen,
16 Februari
10 uur,
van
IL te Ameide,
ld:
aisraad,
Casten, Tafels,
en.
KAPITAAL
De BURGEMEESTER der gemeente
Schoonhoven herinnert belanghebbenden,
die in de termen vallen om op de KIE
ZERSLIJST geplaatst te wordendaarvan
aangifte te doen vóór 15 Februari a. a.
Schoonhoven, den II. Februari 1898.
De Burgemeester voornoemd,
Mr. A. D. H. KOLFF.
or 4 jaren, met
oor 4 jaren.
geeft Notaris
it
baar erkend, dat zij gelyk hebben die
zeggen: „Als gy hetnoodigoordeelt,door
middel eener gevestigde organisatie erger
misbruiken te voorkomen, doe dan ten
minste afstand van die bate.” De gedachte
rtfst, dat zoo de zes ton geen woordje
hadden mede te spreken, de Staatsloterij
wel zou worden opgeruimd.
Toch is, voor deze heffing, uit een
economisch oogpunt, veel te zeggen. Die
zes ton vormen een vrijwillige bijdrage
ten algemeenen nutte, gedeeltelijk ook ter
bestrijding van de uitgaven, die de Staat
moet doen om de zaak aan den gang te
houden. Niemand is verplicht er aan
meê te betalen, en als er ooit sprake kan
zijn van een ongedwongen tegemoetko
ming in de kosten der Staatshuishouding,
dan is het zeker wel deze. Eigenaardig
is het ook, dat deze belasting meest be
taald wordt door de „kleine luyden”; zy
toch zijn het, die de talrykste cliöntèle
voor het lotendebiet opleveren. Nu is
dat schijnbaar een hardheidtoch maar
in schijn, want als wij in aanmerking
nemen hoeveel er reeds gedaan is om
hun van alle soort van belastingheffing
vrijstelling te verleenen, dan behoeven
wy ons niet druk te maken over het op
leggen eener betrekkelijk zeer kleine be
taling, waarvan zij zich heel gemakkelijk
kunnen onthouden door niet in de loterij
te spelen.
i, Stoelen, Spie-
iet toebehooren,
c-, IJzer-, Glas-
eenig BOUW-
in billijken prys
CASTELEDN
voornemens op
in 16. Febru-
;s ten 10 ure,
HAAN te Streef-
ontani geld, in
Betimmering,
daarbij gelegen
rEI- en HOOI-
>ER, gemeente
de stad Schoon-
geveer Heet.,
OILAND onder
n Ouden Singel,
75 Aren.
in te bekomen
KESTEREN te
ntore van den
De menschheid zal, hopen we, eenmaal
zoo ver gevorderd zyn in zedelijkheid, dat
zij het ongeoorloofde erkent van winsten,
verkregen door het verlies van anderen,
en zoo eerlijk zjjn geworden, dat zij dat
niet alleen in theorie beaamt, maar ook
werkelijk in de practijk toepast. Dan zal
ook niet meer als „Fortuin” worden be
schouwd wat niets anders is dan het
resultaat van een toeval, aan hetwelk men
zich blootstelt alleen om te kunnen oogsten
waar men niet gezaaid, om te kunnen
ontvangen wat men niet door eerlijken
arbeid verworven of als vrijwillige gave
verkregen heeft.
Op elk kansspel, hoe schijnbaar on
schuldig ook, rust de stempel der onzede
lijkheid: iedere vorm van verloting of
loterij is af te keuren.
Dus ook de Staatsloterij?
Zeer zeker, dat wil zeggen, de deel
neming er aan.
Wij begrijpen zeer goed, dat deze be
wering tegenspraak zal ontmoeten. Voor
eerst van den kant dergenen, die van
meening zyn, dat men „voor de Fortuin
een achterdeurtje moet openhouden.” Dat
deurtje, geachte vriend, is een dooddoenerlje.
Gy weet heel goed dat, wat er ooit mocht
binnenkomen, aan anderen is ontnomen
zonder dat zjj daarvoor iets in ruil hebben
ontvangen dan de mogelijkheid, op gelijke
wyze u wat armer te maken, zich te
verrijken ten uwen nadeele. ’t Is waar,
recht noch wet verzetten zich daartegen,
’t is geen diefstal of oplichterij. Doch er
is een hooger recht dan het geschrevene,
hooger zelfs nog dan hetgeen gehuldigd
wordt door de brave lieden in ons midden,
en wat de wet betreft, zij geeft slechts
in ruwe trekken terug wat voor de instand
houding der gemeenschap als minimum-
eisch moet worden gesteld.
Zij, die over de Staatsloterij als open
bare instelling een oordeel uitspreken,
richten zich gewoonlyk niet op deze zyde
van het vraagstuk, maar beginnen met
den Staat te berispen, die er zulk een
inrichting op nahoudt en er zich niet
voor schaamt, er winst uit te trekken.
*t Is waar, als de Staat het niet deed,
zou er geen Staatsloterij wezen, dat geven
we dadeiyk toe. Ook zullen we niet ont
kennen, dat oorspronkelijk die loterij werd
ingesteld om er wat aan te verdienen, en
dat waarschijnlijk op die wijze de speel
zucht eer aangewakkerd en geprikkeld dan
tegengegaaji is.
Maar n$ is de gevolgtrekking, dat de
Regeeringrde Staatsloterij moet opheffen,
niet juist.
In de stukken, gewisseld tusschen de
Commissie van Rapporteurs der Eerste
Kamer over Hoofdstuk Financiën der
Staatsbegrooting en den Minister, lezen
we het volgende:
(Voorl. Verslag.) De «roote meerderheid
eener afdeeling achtte de verdwijning der
Staatsloterij als middel van inkomsten
noodzakelijk. Dit middel toch berust huns
inziens op een onzedeljjken grondslag, te
wetende zucht tot spel. Acht de Regee-
ring het raadzaam een Staatsloterij te
organiseeren ter bescherming van het
speelzieke publiek, dan behoort toch in
geen geval zoodanige loterij een middel
van Staatsinkomst te zijn.
(Memorie van AntwooidDe Staatsloterij
op te heffen zou tengevolge hebben dat
de schatkist f 600.000 aan jaarlijksche
inkomsten prijsgaf ten bate van vreem
delingen. Er zou niet minder gespeeld
worden, maar, meer dan nu, in buiten-
landsche loterijen. Welk nut zou dan de
afschaffing der Staatsloterij opleveren
Behalve de schatkist trekken nog vele
particulieren daaruit voordeel; ook deze
voordeelen zouden hoofdzakelyk in handen
van buitenlanders overgaan.
Vergely k dit antwoord met de opmerking,
dan zult gy zien dat het laatste punt is
terzijde gelaten. Waarom toch? Acht de
Regeering het niet gepast, zich te ver
dedigen tegen het verwijt dat munt wordt
geslagen uit een afkeurenswaardige volks
eigenaardigheid? Maar dan wordt schijn.
Deze Courant wordt des Woensdags- en des Zaterdags
morgens uitgegeven. Prys: voor Schoonhoven per drie maanden ƒ0,75.
Franco per post door het geheele ryk 0,90. Men kan zich abon-
neeren by alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders.
Prys der Advertentiën: Van 1 tot 5 regels 0,50. Iedere regel
meer 0,10. Qroote letters naar plaatsruimte. Inzending franco
uiterlyk tot Dinsdags- en tot Vrydags-namiddags 4 uren.
Alle binnenlandsche Advertentiën, voor 3-maal plaatsing opgegeven,
worden slechts 2-maal in rekening gebracht.
(Frankrtyb.) Nog nooit is het Hof van
Assises bestormd geworden door eene zoo
grootemenigte van dames en heeren, in
sierlijken kleederdos, als Maandag jl., toen
het proces tegen den heer Zola een aan vang
zou nemen. Het regende en hagelde van
belang, zoodat er van manifesteeren op
straat niet veel kwamdaarvoor zoekt de
Parijzenaar een zonneschijntje uit. Op
den publieken weg is het dus nog al vry
kalm toegegaan. Maar in het Paleis van
Justitie was het zooveel te levendiger.
Toen om kwart over twaalf, het Gerechts
hof de groote zaal binnentrad, was het
geheel wel een aan blik waard. Alles
krioelde en wemelde door elkanderdames
en heeren, een paar honderd in getal,
politie-agenten in burgeikleeding gesto
ken, advocaten in zwarte toga’s, eene
luid sprekende, schreeuwende, lachende,
jubelende menigte. Een leven, dat hooren
en zien verging. Om twaalf uur is Zola
de zaal binnengetreden, vergezeld door den
heer Perreux, directeur van „l’Aurore”,
door Meester Labori, zjjn advocaat, en de
beide heeren Clémenceau, de eene politiek
leider van „l’Aurore”, de ander diens ver
dediger. Even werd de kreet „Leve Zola I”
gehoord, doch om niet herhaald te worden
of gevolgd door meerdere, daar een deur
waarder den manifestant den mond snoerde.
De zitting werd geopend en vanaf dat
oogenblik was meester Labori de held van
den dag. Welk een zeggingskracht door
hem ontwikkeld werd, is haast niet te
gelooven, ja, hij heeft zelfs oogenblikken
gehad van wegsieepende welsprekendheid.
De zitting van Maandag jl. kenmerkte zich
door een zéér merkwaardig doch hoogst
ergerlijk geval, namelijk dit, dat by het
oproepen der door Zola gedagvaarde ge
tuigen er niet één verscheen. Ze hadden
haast allen brieven van verontschuldiging
geschreven, welke door den voorzitter
werden voorgelezen. Van den Minister
van Justitie namens den Ministerraad
een boodschap, dat de Minister van
Oorlog niet door den Raad kon gemach
tigd worden als getuige te verschijnen.
Van den gewezen President der Republiek,
Casimir Périer, een schrijven, dat hy slechts
getuigenis kan afleggen aangaande zaken
n& zjjn Presidentschap voorgevallen. Van
Mtyoor De Paty de Clam eenvoudig eene
weigering. Eene verklaring van niet te
zullen verschijnen van kapitein Lebrun—
Renault, van Majoor Ra vary, van Generaal
Herder, Generaal Boiadeffre en anderen.
tegenwoordigende die slechts een deel is
van hetgeen de hunkerenden naar een
fortuintje er gezam^il^ yoor betalpn.
Hier nu‘ vinden wedat de aanleggers
van zoodanig „fortuin” bejag, indien het
kon, wel aan eenige beperking onderworpen
mochten zijn. Want alle controle op
hetgeen zij zich voor de aangeboden
kansen laten betalen, ontbreekt; er heeft
hier letterlijk een exploitatie plaats van
den minderen man, op wiens onwetend
heid wordt gespeculeerd ten einde hem
te verlokken, een deel van zijn weekloon
weg te werpen voor een volkomen hersen
schimmig voordeel. De bescherming, die
de Staat verplicht is den zwakke te ver
leenen, is een voldoend motief voor deze
tusschenkomst. De omvang van het kwaad
is zoo groot geworden, dat er zelfs maat
schappijen op aandeelen zjjn gevormd om
deze bron van ongeoorloofde winsten in
ruimer mate te doen vloeien.
Het een en ander heeft ook reeds de
aandacht getrokken van de Regeering, die,
naar we hopen, wel een middel zal vinden
om in deze zaak handelend op te treden.
In de Eeiste Kamer wordt die nood
zakelijkheid ook erkend. Wij lezen in het
Voorloopig Verslag over de Begrooting
van Justitie:
„Men had met genoegen gezien, dat de
Minister overtuigd is van de noodzakelijk
heid om maatregelen te nemen tegen
ongeoorloofde loterijen. Hut is inderdaad
een euvel dat dagelijks toeneemt in alle
vormen. Telkens ziet men, dat naamlooze
vennootschappen worden opgericht, die
zich in het bijzonder het houden van
loterijen ten doel schijnen te stellen.”
Waarop de Minister antwoordt:
„De noodzakelijkheid om maatregelen
te nemen tegen ongeoorloofde loteryen
kan inderdaad niet worden ontkend, nu
aan de bepalingen der wet van 22 Juli
1814 (Staatsblad no. 86), houdende verbod
van alle vreemde of particuliere lototyen, de
poenale sanctie ontbreekt.
„Nauwkeurig wordt overwogen langs
welken weg het best in die leemte wordt
voorzien.”
Dat is de zaak. Het oude Strafwetboek
(Code pénal van Napoleon) bevatte straf
bepalingen tegen het houden van niet
geoorloofde loterijen, welke bepalingen in
het nieuwe ontbreken. Speciale wetgeving
moet nu te baat worden genomen en de
Minister zal, vertrouwen we, er wel iets
op ontdekken, dat de goedkeuring van de
Staten Generaal verwerft.
Zou dat spel verminderen, als er geen
Staatsloterij was?
Geen mensch die ’t gelooft. Het debiet
van buitenlandsche loten is gaandeweg
toenemende, en daar is niets tegen te
doen, hoewel er een wet is die verbods
bepalingen inhoudt tegen het organiseeren
van loterijen zonder toestemming van de
overheid. Maar zij worden niet hier geor
ganiseerd; alleen z(jn er agenturen van,
die als tusschenhand van alle wettelyke
verantwoordelijkheid los zijn. Over de post
komen de circulaires met de schitterende
aanbiedingen en de couranten plaatsen
ze als advertenties. Daarvan kan men
den uitgevers der bladen geen verwyt
maken: de bladzijden der openbare aan
kondigingen staan zonder eenige beperking
open voor ieder die wat heeft mede te
deelen dat niet in strijd is met de wetten
des lands of met de zedelijkheid. En ook
die agenten z(jn eenvoudig menschen van
zaken; als zij de opdracht hunner last
gevers volvoeren, dan hebben zij hun
plicht gedaan, en wanneer de laatsten
zich maar stipt houden aan hun ver
bintenissen, valt er niets tegen in te
brengen. Laten we het zoo duidelijk
mogeljjk zeggen: wie loterijen in het
algemeen als een kwaad beschouwt, moet
ze niet bestrijden aan den verkeerden
kant, b(j de menschen die er gelegenheid
toe geven, maar by de spelers. Vonden
dezen de gelegenheid niet, zij zouden een
andere maken, en bij slot van rekening
is het dan nog beter dat men te doen
heeft met een georganiseerde inrichting
die in het volle licht der publiciteit werkt,
dan met een die in het verborgen weg
schuilt en op welker practyken het oog
der contiöle niet kan gevestigd worden.
Wij voorzien hier een tegenwerping en
wel deze: In die buitenlandsche loteryen,
welker kansen, dooreengenomen, ongun
stiger zyn dan die van den Staat, spelen
in den regel geen personen uit de lagere
volksklasse, omdat de bedoelde circulaires
niet tot hen worden gericht en zij ook
meestal den weg niet weten om met de
agenten in aanraking te komendus zou,
bij opheffing van de Staatsloterij, toch de
speelzucht by den kleinen man worden
beperkt. Ook dat is niet vol te houden.
Zien wy niet, en waarlyk niet zonder
bezorgdheidhoe in sommige takken
van winkelnering de toevoeging van
zoogenaamde „premies” bedenkelijke ver
houdingen aanneemt. Men koopt sigaren
met een lot, boeken met een nummer
dat kans geeft op een fiets of een bank
biljet, zeep met de kans om rijk te worden.
Zeg niet dat die dingen toch noodig zyn,
dat de „kans” een toegiftje is om klanten
te lokken, want dat is niet waar. De
verkochte goederen zijn van mindere
qualiteit. Zij worden te duur betaald;
wat men er meer dan de waarde voor
geeft, is voor deelneming aan een loterij
naar dingen, die men anders niet zou
koopen. Op die wjjze doet men meê aan
een hazardspel, waarbij, hetgeen de kans op
winst kost, de waarde van die kans verre te
boven gaat. De-eerlyke, fatsoenlijke winkel
nering kan daar niet tegen concurreeren
de prikkel, die het lokaas uitoefent op de
begeerlijkheid, is te sterk. Er worden zelfs
verlotingen aangelegd geheel buiten den
handel omwe bedoelen, dat het niet noodig
is iets te koopen om een lot als premie
te ontvangen, neen, heel gewoon worden
de „hoofdprijzen” genoemd, een villa
of een woonhuis hier of daar, dat de
gelukkige winner natuurlijk dadeiyk te
koop aanbiedt. Want niet ieder kan gaan
wonen daar, waar een hem ten deel ge
vallen pand staat, met nog eenige
andere prjjzen, te zamen een waarde ver
maanden. Wat China betreft, het heeft ons
eene leening voorgesteld, waarbij wij zeer
billijke voorwaarden stelden, met het
«enig doel, den handel met China voor
allen gelijkelijk vrij te maken. De onder-
handelingen over de leening zjjn nog in
vollen gang. Uit Peking echter kwam
dezer dagen het bericht, dat China, dank
zij Rusland’s tegenwerking, hoogstwaar
schijnlijk Engeland’s leenings-voorstellen
niet zal aanvaarden, maar ook de Russische
niet zal aan nemen, omdat Engeland zich
daartegen verzet. Het zou nu slechts
heil verwachten van eene overeenkomst
met Japan.
De berichten uit Britseh-Indië worden
er niet gunstiger op: de pest breidt zich
onrustbarend uit.
In Italië heeft de duurte van het brood over
de geheele uitgestrektheid van het konink
rijk aanleiding gegeven tot verscheidene
oproertjes, brood-oproertjes geheeten. De
Kamer van afgevaardigden heeft daarom
eene voorgestelde verlaging van het invoer
recht op buitenlandsch graan goedgekeurd
tot 31 Mei a. s. Een tegenvoorstel tot ge
heele afschaffing van het invoerrecht werd
verworpen.
In den omtrek van Girgenti (Sicilië) is
een zestienjarige knaap, zoon van den
rentenier Arnone, terwijl hy met een
vriend wandelde, door gemaskerde roovers
aangevallen en weggevoerd. De roovers
schreven aan den Heer Arnone, dat zij
zijn zoon zouden dooden, als zij niet op
een aangewezen plaats 5000 lire vonden.
De karabiniers zochten tot dusver te ver
geefs naar de roovers en hunnen gevan
gene, voor wiens leven men zeer vreest.
De Spaaneche Minister van Buitenland
sche Zaken verklaart, dat er geen reden
bestaat voor de vrees, dat de staat van
zaken op Cuba erger wordt. Het vertrek
van die 15 000 man, dat tot die vrees
aanleiding schijnt gegeven te hebben, was
al verordend nog vóór Generaal Blanco
naar Cuba vertrok.
In de provinciën Havana, Matanzas en
Pinar del Rio is het aantal opstandelingen
zeer verminderd wegens gebrek aan voedsel.
Maar in de Oostelyke provinciën hebben
zij nog altyd de macht in handen en er
is geen uitzicht op herstel der Spaansche
heerschappij, tenzy een vergelijk met de
opstandelingen kan gemaakt worden.
Volgens een bericht uit Havana hebben
Cubaansche opstandelingen in de provin
cie Santiago weder een dynamiet aanslag
op een spoortrein gepleegd. Vijf menschen
werden daarbij gedood en zeven en twintig
gewond.
Door den Gouverneur-Generaal
van Nederlandsch Indiö is onder dagteeke-
ning van 8 dezer per telegraaf het volgende
gemeld nopens de gebeurtenissen in Atjeh
„Hoewel Toekoe Oemar afwezig, is een
tocht naar Daja ondernomen voor het op
doen van kennis van terrein en omstandig
heden. Eergisteren vond landing zonder
moeielykheden plaats.”
- De rechtbank te Rotterdam
heeft, ingevolge art. 10 der wet van 2.
Mei 1897, Stbl. no. 124, benoemd tot
leden en plaatsvervangende leden der
commissie voor de werkzaamheden tot
herziening van de belastbare opbrengst
der gebouwde eigendommen: o.a. in het
schattingsdistrict Gouda: den heer H, J.
Nederhorst Jr., architect en timmerman
te Gouda, tot' lid, en den heer P. Hoytema
van Konijnenburg, burgemeester der ge
meente Berg-Ambacht, tot plaatsver
vangend lid.
De rechtbank te Rotterdam ver
oordeelde Dinsdag o. a.: A. F. v. P. wed. 0.
D., 43 jaar, werkater te Schoonhoven, die ten
nadeele van. haren meester, den manufacturier
W. Brandwjjk, eene groote hoeveelheid manu
facturen en kleedingstukken wegnam, tot negen
maanden gevangenisstraf, terwp] een j—ge
vangenisstraf met in mindering brenging der
preventieve hechtenis werd opgelegd aan J. 8.,
45 jaar, werkman te Langerak, die het grootste
gedeelte dezer goederen te gelde maakte.
M. H. T., 42 jaar, zonder vaste woonplaats,
maakte het op den 8. December op den open
baren weg te Krimpen aan den IJsel den voor
bijgangers in die mate lastig, dat de veldwachter
D. Van den Bosch hem deswege voor den bur
gemeester wilde geleiden. Bjj die gelegenh:
had hg den veldwachter eenige beleedigen
woorden toegevoegd.
Tegen beklaagde, die niet verschenen wi
oisohte het O. M. acht dagen gevangenisstraf.
Uitspraak over 8 dagen.
De afdeeling Woerden en om
streken van het N. O. G., die pogingen
aanwendde om te Woerden een cursus
in de landbouwkunde te verkrygen, ontving
van den heer F. B. Löhnis, inspecteur
van het landbouwonderwijs, de mede-
deeling, dat waarschjjnljjk in dit voorjaar
te Utrecht een cursus in de landbouwkunde
zal worden opgericht.
- Aangenomen het beroep te
Culemborg door Da. A. Weder te Heer
Hugo waard.
Bedankt voor het beroep te
Moerdijk door Ds. J. B. Benders te Zjjder-
veld c. a.
ZLANTE
affaire
i Inventaris,
mar. Brieven
iu van dit Blad.
Zola’s advocaat was buiten zich zelve van
verontwaardiging en Zola zelf, zich niet
meer kunnende inhouden, riep uit: „Maar
hebben dan al die getuigen order gekregen
van den Minister van Oorlog om niet te
verschijnen Do heer Labori gaf het
echter niet op, maar nam zijne con-
clusiën, die er toe strekken om de ge
tuigen te dwingen in de zitting van
Dinsdag te verschijnen. Het hof moet
hier natuurlijk over beslissen en deed dit,
met dien verstande, dat den tweeden dag,
dus Dinsdag jl., de verschillende getuigen
weiden opgeroepen. Majoor Esterhazy ech
ter weigerde hardnekkig aan die roepstem
gehoor te geven. Zóó vol was het den
tweeden dag van het Zola-proces in de
Parjjsche gerechtszaal, dat de voorzitter
een deel van 't publiek moest doen ver
wijderen, hetgeen natuurlijk met de noodige
moeielykheden gepaard ging. Om half één
begon men eindelijk en wel met verhoor
der getuigen, waarvan mevrouw Dreyfus
het eerst verscheen. Jn 't zwart gekleed,
bleek en bewogen, kwam zij echter nau
welijks aan ’t woord. De vragen, welke de
heer Labori haar stellen wilde, weigerde de
President toe te laten, waarbij weer eene
uitbarsting van Zola volgde: „Behandel
mjj tenminste als een gewonen moorde
naar of dief. Die hebben althans het
recht zich te verdedigen en te verant
woorden. Mij bindt men de handen.”
Toen volgde eene kleine woordenwisse
ling tusschen den voorzitter, Zola en diens
advocaat, waarna met het verhoor werd
voortgegaan. Achtereenvolgens verschenen
nu advocaat Leblois, die sinds lange jaren
bevriend was met kolonel Picquartde
heer Scheurer Kestner, die uiteenzette hoe
genoemde kolonel tot de conclusie kwam,
dat Esterhazy het borderel schreef. Toen
wilde hij de brieven van generaal Gonse
voorlezen, waardoor hij tot die overtuiging
kwam. De voorzitter verhinderde hem dit.
Wel mocht hy een uittreksel geven, het
geen door hem gedaan werd.
Op een vraag van Zola aan den heer
Kestner, om verslag te geven van zjjne
pogingen bjj de Ministers, opdat dezen de
zaak zouden in handen nemen, antwoordde
deze, dat hy de brieven van Gonse aan
den Minister president en den Minister van
Oorlog had getoond en den laatt&e ge
smeekt had een persoonlijk onderzoek te
willen instellen, hetwelk hem werd toege
zegd. Maar tot nu toe had hjj nog niets
van den uitslag gehoord. Alleen was de
ministerieels pers begonnen hem door het
slijk te sleuren en voor „Pruis” uit te
maken. Bankier De Castro, als getuige
gedagvaard, verklaarde, veel brieven van
Majoor Esterhazy onder handen te hebben
gehad en op het borderel het schrift her
kend te hebbenDit alles in ’t kort
medegedeeld Om half vjjf sloot de zitting.
Zola had bjj het verlaten der zaal, na
door een deel van het publiek te zyn toe
gejuicht, benauwde oogenblikken en ge
raakte dermate in het gedrang van hem
„conspueerenden”, dat hjj zich in eene
kleedkamer moest terugtrekken. Later werd
z(jn rijtuig weer nageloopen. Iemand, die
„Leve Zola!” riep, was haast, wanneer
de agenten het niet belet hadden, in de
Seine geworpen. Daarentegen werd Roche
fort toegejuicht. Twee personen zijn in
hechtenis genomen. Toch wordt eene aan
merkelijke verbetering ten gunste van Zola
onder het beschaafd publiek waargenomen.
De „Aurore” publiceert nu in extenso de
brieven van Generaal Gonse aan Kolonel
Picquart, die natuurlijk zóó nog eenen
veel treffender indruk maken, dan in de
uittreksels, die Scheurer Kestner er van
gaf voor het Hof van Assises, waar zjj
zeer getroffen hebben.
In de Fransche Kamer van afgevaar
digden moest, bij de beraadslaging over
de begrooting van Buitenlandsche Zaken,
de dierbare Fransch-Russische alliance het
ontgelden. Alleen Rusland had er wat
aan, zei Delafosse; terwjjl de radicale oud
Minister Goblet ook van oordeel was, dat
Frankrijk zijn eigenbelang te veel voorbij
zag bij het bevorderen der belangen van
het gezamenlijk Europa. De socialistische
afgevaardigde Millerand, zich by Delafosse
aansluitend, vroeg, wat er nu eigenlijk
stond in dat hooggeroemd verdrag en of
er, na dat bezoek van President Faure
aan Rusland, soms nog iets was bjjgeko-
men, op welke viagen door den Minister
van Buitenlandsche Zaken Hanotaux ge
antwoord werd, dat de Russisch-Fransche
alliantie niet het werk eener partij is,
maar dat alle Kabinetten hebben mede
gewerkt tot de verwezenlijking van dat
denkbeeld.
In het Brltache Hoogerhuis heeft de
Markies van Salisbury de troonrede uit
gesproken. Heel veel belangrijks en nieuws
vinden we daarin niet. Dat de vrede
tusschen Turkjje en Griekenland is ge
sloten, is een ieder bekend; ook dat die
oorlog geen groote wijzigingen heeft ge
maakt in het grondgebied der beide
mogendheden, en dat de onderhandelingen
betreffende het bestuur op Creta zéér
vertraagd zjjn. Salisbury hoopt, dat Khar
toum zal djn heroverd over eenige