reB&Zonan, ■ast „De Waag”, Voorkade, deposito: N1893. Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holiand en Utrecht EN. 1 KARNS, M1T8BI, terkleursel. Piano’s. 1898. Officiëele Kennisgevingen. ROUS Wzn. t, Schoonhoven. TEDING brood. ■euwen, bank. BUITENLAND. Overzicht. BINNENLAND. BRANDSPUITEN enz. LIEFELIJKE WOORDEN. SCHOONHOYEN8CÏÏÏ COURANT 'y verstraalGouda, igd voor vwkoop S. W. N. VAN NOOTEN tb Schoonhoven, Uitgevers. Gemeente Schoonhoven. Franco neeren A ZEISEN zyn met by de Wed. W. H. imbacht. RUPKE Co., Fabrikanten. 8 gevraagd. turen der Spaarbank. 198. nandant voor noem d, iEKKER. i«Jt verbaud «(jn tppen RBZEEP en PPOKDERi YK te worden. i strookjes in één joten. GELDLOTERIJ. ohap Vereenlgde letterdam PER, groote Staren, Kaas* era enz. enz.; ook n, Regentonnen en .gs te Woerden en op de Kaasmarkt. ie zeer hooge prijzen likt. DE GRUUTER, en 10 Juni a. s., ELS te koop aan- i, f 80; alsmede lANO’S, ook op 6,- per maand, en Clark Orgels. AAR, Brouwers- rgemeester, H. KOLFF. Deze Courant wordt des Woensdags- en des Zaterdags morgens uitgegeven. Prijs: voor Schoonhoven per drie maanden ƒ0,75. per post door het geheele rjjk f 0,90. Men kan zich abon- by alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders. Prys der Advettentiën: Van 1 tot 5 regels f 0,50. Iedere regel meer f 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco uiterljjk tot Dinsdags- en tot Vrjjdags-namiddags 4 uren. Alle binnenlandsche Advertentiënvoor 3-maal plaatsing opgegeven, worden slechts 2-maal in rekening gebracht. koopen en verkoopen een provisie van: oven de 80 nder 80 (ook arden de Nummer» uigezien met het oog of conversie. orders in de meeste l tot den eerstvolgen- Ier Amsterdamsche 2 i overeen te komen «verkiezende tegen m; op Effecten voor: h 4 ’sjaars; x>t den prolongatie- isterdamsche beurs boven de Amster- oring, zonder bere- S ieelige voorwaarden en van wissels op dand. Tarieven op krijgbaar; YPOTHEEK. ■en de Heer i HEUVEL, aldaar. het Reglement der Haastrecht, irs verzocht hunne ór tl Juul 1898 te er 8. DE JONG Jz., ten einde de rente ooekjaar 1897—1898 s slaat op, joedkoop. Waarom? t andere loopt. modellen Klokken, kers, Harmonica’s, Hacons, Portemon- an, Knopjes, Hand- q ik Oud Goud en aarde, in betaling. Het begint werkelijk hoe langer hoe moeieiyker te worden, om uit den stapel van tegenstrijdige oorlogsberichten, die te kiezen, welke waarschijnlijk het dichtst bij de waarheid zijn. In de eerste plaats dus naar Santiago, want de meeste bladen, zoowel van Amerikaansehe als van Spaan- sche zijde zijn het er over eens, dat déAr slag geleverd is, of althans dat er ge schoten is. Aan wie echter de eer van de overwinning toekomt, daaromtrent zijn de verschillende bladen het vrij wel oneens. Ook of Admiraal Cervera nog in de haven van Santiago isof dat hij dadelijk na de kannonnade wegvoer, ja, er wordt zelfs beweerd, dat Admiraal Cervera niet eens te Santiago was, toen, volgens ontvangen bericht, de Amerikanen het bombardeerden. Is dat werkelijk waar, wel, dan is het zeer wel mogelijk, dat Cervera plotseling met zijn spook eskader vóór de Philippynen ver schijnt en daar de siecht voorziene schepen van admiraal Dewey gaat verrassen. Doch dit zijn alle slechts vermoedens. Aan Admiraal Schley is door het departement van Marine instructie gegeven niet te trachten Santiago aan te vallen, dan na versterking van zijne vloot en in de samen werking met een landleger. Hij houdt zich echter al heel slecht aan wat hem gezegd werd. Naar Washington heeft hij geseind, dat hij de vaste weten schap heeft, dat Cervera in de baai van Santiago ligt en dat hij herhaaldelijk aan ’t schieten is. Als doel dezer beschietingen geeft h(j heel onschuldigop; dat hy weten wil, waar de Spaansche batterijen zijn en hoe hun vuur is en, als een pleister op de wonde nog, dat hij nog geen man verloor en dat geen zijner schepen werd beschadigd. Dat zou hij den volgenden dag niet hebben kunnen seinen. De Amerikaansche vloot had den volgenden Het is meer dan twy'felachtig, of we dan wel een broederlijke^ plicht vervullen. Er mag geen ander doel beoogd worden, dan hem te verbeteren. De taal kan dan schijnbaar niet liefelyk zijn, liefdevol behoort zy te blijven. Gramschap en toorn zijn slechte meesters; zy boezemen leelyke gedachten in, die zich uiten in bittere woorden. In de wijze, waarop men iemand zijn tekortkomingen onder de aan dacht brengt, mag, al klinkt de toon bard, het gevoel van menschenmin niet ontbreken en, wil men inderdaad iets toebrengen tot verbetering, wil men een herhaling van de berispelijke handeling voorkomen, dan zullen kwetsende uitdrukkingen vermeden moeten worden, al is het ook, dat men niet met zoetsappige woordekens behoeft aan te komen. Wie zich daartoe dwingt, loopt gevaar spoedig uit zyn rol te vallen, en in de stijgende opgewondenheid der strafpredicatie, den onnatuurlijken toon spoedig te verliezen, net als die boots man, van wien in een zijner Werken kapitein Marryat vertelt. Deze zeeman, als hy een scheepsjongen een standje had te maken, begon aldus: Myn waarde jonge vriend, vergun mij op de beleefdste wijze u onder de aandacht te brengen, dat gij, wèl beschouwd, doallermiserabelste vlegel zyt dieenz., met een climax, die eenige minuten noodig had om haar hoogtepunt te bereiken. Liefelijke woorden, laten wij die ook bezigen tegenover hen, die aan onze leiding zijn onderworpen; ondergeschikten en minderen zullen ons er niet minder om gehoorzamen, als wy den bevelenden vorm matigen en in kalme, bedaarde woorden onzen wensch of wil te kennen geven. Commandeeren is niet moeilijk, maar koninklijk is het niet. W(j herinneren ons te dien aanzien een woord van Keizer Napoleon tot Talma, den grooten acteur, die met een tooneelgezelschap hem ver gezelde op den tocht naar Rusland. Talma, die ondanks zijn buitengewoon talent zich nog niet geheel had losgemaakt van zekere tradltifin, had een koningsrol gespeeld met niet weinig armgezwaai en stemverheffing. Den volgenden dag liet de Keizer hem ontbieden. „Talma, over drie dagen moet Brittannicus” gespeeld worden.” „Maar, Sire, dat kan niet, er moeten nog minstens zes repetitiön„Talma, ik verlang het toch,” vervolgde de Keizer op zachten toon. „Het zal gebeuren, Sire!” O neen, het behoeft niet; ik heb u alleen willen toonen, dat gij gisterenavond niet de juiste opvatting van uw rol hebt gehad. Een Vorst buldert niet als hy zyn wil kenbaar maakt.” En een verstandig, humaan gebieder, voorganger, chef, of hoe hy ook heeten moge, doet het ook niet. Hy spreekt in gewone taal, en tracht daarby te bewerken, dat de indruk van een bevel zooveel mogeiyk achterwege blyft, zonder over te gaan tot een ander uiterste, dat der zoete- broodj es bakkery. Wie en wat we zyn, hoe we onze be trekkingen tot medemenschen wenschen te regelen, blykt het meest uit onze woorden. 0 Juni 1898, re, zal ten Bureele Commandant, onder in den Minister van steed: het MUNITIE- dienste van het lier, voor het 898. jetten op gezegeld dnere breuken dan loeten voorzien z(jn in handteekeningen Het van China „gepachte” gebied Kiaotschau moet den Dnitsehera in het gebruik tegenvallen, zoodat zij voornemens zouden wezen een andere strook lands te vragen. In deze gebeurlijkheid trouwens is door een artikel in het gesloten verdrag voorzien. Prins Kung, de voorzitter van den Chineeschen Staatsraad, is nu toch werke lijk overleden. ZJjn dood werd reeds eenige tijd geleden gemeld, doch spoedig weer tegengesproken. De Keizer heeft een hof rouw van 15 dagen vastgesteld. Uit Pretoria komt bericht, dat Rechter Reitz, vroeger President van den Oranje- Vry staat, de benoeming tot Staatssecretaris der Zuid Afrlkaanaehe Republiek (ter ver vanging van den heer Leyds) heeft aan genomen. STATEN-GENERAAL. De Eerste Kamer. Dinsdag 31 Mei, dea avonds, opnieuw bijeengekomen, hield Vrgdag d. a. v. een korte vergadering, waarin «onder discussie vereohillende wetsontwerpen werden aangenomen, o. a.Goedkeuring van de Internationale over eenkomst voor gezondheids-bolangen, te Parjjs gesloten; verhooging van onderscheiden hoofd stukken van de Staatsbegrooting voor het loo- pende dienstjaar, o. a. voor den bonw eener strafgevangenis te Haarlem, voor uitbreiding van het chemisch laboratorium enz. aan de Poly technische school, voor aankoop van een huis aan het Tonrnooiveld te ’a-Gravenhage voor de bureelen van de Landbouwafdeelingverder de onteigening voor de haven te Numansdorp met verbinding aan den tramweg van Rotterdam naar Zuid-Beierland. De Kamer is daarop verdaagd tot Woens dag 8 Juni. BV het departement van koloniën is ontvangen het volgende van 3 dezer gedagteekende telegram van den gouverneur-generaal van Ned.-Indie be treffende de expeditie naar de Pedir streek „Eergisteren van Segli uitgerukt. Eerste object Maroet genomen. Vy'and vuurde veel, maar hield meer stand. Toekoe Oemar teruggetrokken, waarheen onbe kend. Onzerzijds gesneuveld drie, zwaar gewond drie en licht gewond twaalf mili tairen beneden den rang van officier.” By het departement van koloniën is ontvangen het volgende, van 4 dezer gedagteekende telegram van den gouverneur generaal van Nederlandsch- Indië, betreffende de expeditie naar de Pedir streek: „Eergisteren opgerukt tot de grens van het gebied van Toekoe Bintara Tjoemboek en den top van den Glé Capcei. Zeer weinig tegenstand ondervonden. OnzerzydB één gewonde militair beneden den rang van officier. Niets van de bende van Toekoe Oemar te bespeuren.” Staatsblad no. 118 bevat een besluit houdende wyziging van het regle ment voor den dienst der rykstelegraaf. Het eenig artikel luidt: Het eerste en tweede lid van artikel 15 van het reglement voor den dienst der Rykstelegraaf, goedgekeurd by Koninklijk besluit van 24 Mei 1897 (Stbl. no. 157), worden vervangen door de volgende be palingen „De seinkosten voor telegrammen tus- schen twee Nederlandsche kantoren in verschillende plaatsen bedragen: 25 cent voor de eerste 10 woorden of minder; 5 cent voor elke volgende 5 woorden of minder, van 11 tot en met 50 woorden, en 5 cent voor elke volgende 10 woorden of minder voor de woorden boven 50. „De seinkosten voor telegrammen tus- schen een rykskantoor en de binnen den bestellingskring (artikel 38) van dat kantoor gelegen bykantoren (locaaltelegrammen) bedragen 15 cent voor de eerste 10 woorden of minderdoch worden voor de woorden boven 10 berekend als in het eerste lid van dit artikel voor de gewone telegrammen is bepaald”. In de Zaterdag gehouden buitengewone zitting der Prov. Staten van Utrecht kwam aan de orde de be handeling van het voorstel van Ged. Staten tot het uitschryven van een geldleening, groot f 300.000, voor den bouw van een tweede krankzinnigengesticht in de pro vincie Utrecht, met rapport der commissie, die concludeerde tot aanneming van het voorstel van Ged. Staten, met enkele wyzigingen. Door de heeren L. H. M. J. Van Asch van Wyck, J. H. De Waal Malefljt en J. D. Graaf Schimmelpenninck werd dit voorstel bestreden, op grond van zwaardere flnanciöele lasten èn voor de provincie, èn voor de gemeenten. Deze heeren gaven de voorkeur aan het sluiten van contracten met Christelyke gestichten als Veldwyk en Roomsch Katholieke, als die te Oudewater en Vucht. De heer De Waal Malefljt achtte dit ook van groot moreel belang, omdat velen de voorkeur geven aan niet-neutrale gestichten. Tegen deze beschouwingen verzetten zich ver schillende liberale leden, op grond dat in de gestichten als te Utrecht aan de godsdienstige behoefte van eiken patiënt volkomen wordt voldaan. Een motie van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Schoonhoven maken bekend, dat de jaariyksche oefeningen met de zullen plaats hebben op het Doelenplein, en wel: Voor Spuit B (rood geverfd) Woensdag 8 Juni a. s., ’s namiddags 6| uur; En voor Spuit C, Handspuiten Zellenwagen Vrijdag T ’s namiddags 6| uur. Schoonhoven, 6 Juni 1898. De Secretaris, De Burj H. G. GEELHOED. Mr. A. D. 1 Een woord is een klank. Slechts een seconde brengt het, in zeer kleine ruimte, de lucht in trilling, die het overvoert naar het gehoororgaan, en vervolgens blyft er niets van over. Maar in de ziel van den hoorder heeft het een indruk achtergelaten, die vaak van langen duur is, ja, somtyds in het geheel niet meer kan worden uitgewischt. En is die indruk dan van anderen aard, dan de spreker, by verder nadenken, gewensebt acht, geen macht ter wereld is in staat, het eenmaal losgelaten woord tot zyn bron te doen terugkeeren. Dit weten we allen. Betrachten wy het ook? Indien dat zoo ware, hoeveel leed zou achterwege biyven, hoe menige oorzaak van verwydering niet in het aanzijn worden geroepen, hoeveel ontstemming vermeden, hoeveel reden van berouw ontgaan zyn? De spraak, de edelste be gaafdheid, die de menschen in staat stelt elkander deelgenoot te maken van de vruchten huns zielelevens, gedachten te brengen binnen het bereik van velen, voorstellingen van hetgeen waar is en schoon en goed als kosteiyke geschenken aan elkander over te doen, hoe jammer- lyk wordt zy dikwyls misbruikt! De tong, het meest werkzame onderdeel van het spraakwerktuig, is zy niet menigwerf een scherp wapen, waarvan men zich bedient om kwaad te doen, om anderen te kwetsen Een wapen van aanval en van verdediging, in welks gebruik men zich viytig oefent, om maar zoo weerbaar mogeiyk te zyn. Indien wy werkeiyk goede menschen waren, zou nooit van ons uitgaan eenig woord, dat anderen leed kan veroorzaken. Wy zouden werkeiyk de taal doen zyn het middel, om waardige gedachten in klanken om te zetten. Dus ook niet spreken zonder eerst gedacht te hebben. Hoe menigmaal hooren wy niet iemand zeggen, als hy bemerkt dat aan zyn woorden een beleedigend karakter wordt toege schreven, dat hy het zoo niet bedoeld heeft. Die soort van verontschuldiging moest eigeniyk nooit noodig wezen. In de eerste plaats toch hebben wij te zorgen, dat onze bedoelingen zoo duidelijk mogelijk biykenimmers, wy spreken om begrepen te worden, en dan moet het niet twyfel- achtig zijn, wat wij te verstaan willen geven. Is bet met voorbedachten rade, dat wy woorden bezigen, voor meer dan één uitlegging vatbaar, zoo is dat in stry'd met de eerlykheid; is het zonder dien toeleg, dan biyken wy de gaaf niet te bezitten, precies terug te geven wat ons voor den geest staat, en is een dubbele mate van opmerkzaamheid noodig om de gevolgen van deze leemte in onze ont wikkeling te voorkomen. Maar—diezelfde verontschuldiging wordt het meest gebruikt als wy werkeiyk een onvoorzichtigheid of erger nog hebben begaan. Zy is dan een bewijs van gebrek aan moed. In plaats van ruiterlyk er voor uit te komen, dat wy de gesproken woorden betreuren, en, als we konden, ze zouden terugnemen, een eenvoudige belydenis dus van onbedachtzaamheid, die ons dan te eer zal worden vergeven, naardien duizenden er zich dagelyks aan bezon digen, draaien we er omheen. Zoo niet bedoeldmaar wat is dan wèl de be doeling geweest? Een noodlottig toeval kan toch niet het gevolg gehad hebben, dat een hartelyk gemeende betuiging van welwillendheid, tegen uw begeerte den vorm hoeft gekregen van een ver wijt? Laten we toch wat oprechter zyn jegens ons zelven en anderen, en als wy gefaald hebben daar geen doekjes om winden. „Uw woord zy alty d liefelijk, met zout besprengd, zoodat gy weet, hoe gy een iegeiyk moet antwoorden.” Ot in deze aanhaling uit de Gewijde Schrift de naam van de meest algemeen gebruikelyke specery is gebezigd in den- zelfden zin als wy gewoonlyk in dat ver band doen, nameiyk in dien van „geestig heid,” laten we hier onbesproken. Zeker is het, dat geiy'k het zout de spy'ze kruidt, de wedergave van een geestigen inval aan de taal een groote aantrekkeiykheid geeft. Over den aard en het wezen der geestig heid, over den vorm waarin zy zich openbaart, zou veel te zeggen zyndikwyls is het byeenbrengen van twee niet by elkander behoorende voorstellingen vol doende orh een lachwekkend effect te verkrygen. Een gelukkig man hy, die zyn taal zoo weet te gebruiken, dat hy vrooiykheid verwekt, wiens vernuft lachende beelden toovert op het spiegel vlak, van hetwelk anderen ze weer op vangen en met welgevallen in zich opnemen, en in het byzonder gelukkig, als hy daarby slechts liefelyke woorden bezigt, enkel gedreven door de onbaat zuchtige begeerte, anderen te behagen. Maar als het te doen is om eigen gevatheid te doen uitblinken, of om woord zegepralen te behalen ten koste van hen die minder snel en vaardig zyn in het gebruik der taal, dan is er geen gevaariyker talent. Want de verzoeking, de lachers tot zich te trekken, is dikwyls moeielyk te weerstaan en dan worden er woorden gesproken, die dieper wonden naarmate degene, tegen wien zy zyn gericht, minder weerbaar is en zich kleiner gevoelt tegen over den by val, die aan de andere zyde wordt geschonken. De kunst, om zyn woorden met zout te besprengen, met het echte Attisch zout, zooals het met betrekking tot de klassieke schrijvers heet, kunnen wy moeielyk te hoog taxeeren; zy bezigt middelen, die machtig zyn om veel domheid en ver waandheid in eens te ontwapenen. De Engelsche dramatische auteur Sheridan, lid van het Lagerhuis in de vorige eeuw, gaf hiervan eens een treffend voorbeeld. Een der heeren, zyn politieke tegenstander, had over een onderwerp van wetgeving staan opsnyden, een uur lang, met rede- neeringen die kant noch wal raakten en onder gebruikmaking van een aantal ge stolen aardigheden. Sheridan, in diezelfde rede persooniyk aangevallen, antwoordde alleen dit: „De geachte spreker heeft ons veel merkwaardigs doen hooren; alleen zal men bespeurd hebben, dat hy zyn feitenkennis ontleent aan zyn fantaisie en zjjn geestigheden aan zyn voortreffeiyk geheugen.” Sieriyker en krachtiger tevens kon het wel niet gezegd worden. Die echte, aangename welsprekendheid, die zelfs in het klemmendst debat nooit de eischen van den goeden toon miskent, zy schynt in de hedendaagsche Parle menten niet meer de waardeering te vinden, waarop zy aanspraak heeft. Is het, omdat zy niet genoegzaam wordt aangekweekt door de mannen, die als leiders in de politiek optreden? Groote woorden en heftige taal doen meer en meer opgeld, en de menigte, verzot op hetgeen gerucht maakt, juicht ze toe. We hebben in den laatsten tijd, in wetgevende vergaderingen van onderscheiden Euro- peesche Staten gelegenheid gehad om een volledig zakwoordenboek van scheldnamen Ce verzamelen, - is dat de manier, waarop de beginselen van recht, de belangen des volks, de eer des vaderlands worden voor gestaan? Wy, in ons kleine landje met zyn honderd afgevaardigden en vyftig senatoren, zyn op het gebied van die soort van parlementaire taal wat achteriyk, en wie het verslag der debatten leest, zal er zelden iets in vinden dat overeenkomt met de hedendaagsche mode. Toch wel een heel enkele keerer komen gedeelten in voor, die meer doen denken aan effect bejag, aan de behoefte van de toejuiching eener minder beschaafde menigte, dan aan het wezenlyk verlangen om nuttig te zyn en om in kalme woorden te zeggen wat men op het hart heeft. En voor die welsprekendheid hopen we, dat ons Parlement nooit een geschikte kweekplaats zal worden. Maar zyn de menschen nu zoo aardig, dat men altyd kan volstaan met liefelyke woorden? Is het, om „een iegelyk te antwoorden” naar hetgeen hem toekomt, nooit noodig eens taal te doen hooren, die getuigt van iets anders dan van goed keuring. Ach, integendeel! En zelfs het besef, dat wyzelven ook fouten maken, dat ook wy onze eigen beginselen verkrachten, dat ook onze handelingen den toets eener biliyke critiek niet altyd kunnen doorstaan, mag ons niet weerhouden tot dengene, die het naar ons ooi deel verdiend heeft, te zeggen waar het op staat. De taal der verontwaardiging welt ons vaak naar de keel, en dan mogen wy niet een vorm kiezen, die het doel doet missen. Ja, welk doel? Eens te doen blyken, dat wy ons beter achten dan den bestrafte Laten we daar een beetje voorzichtig mee zyn, want dat staat nog niet zoo heel vast. Hem te vernederen in eigen oog, misschien ook wel in het oog van getuigen morgen om 3 uur al haar vuur geopend en dit zoowat anderhalf uur voortgezet, ter- wyl de Amerikaansche kruiser „Merrimac” den haven-ingang trachtte te forceeren. Van Spaansche zyde liet men het schip stilletjes begaan en over de eerste torpedo- linie heenkomen, maar toen de „Merrimac” een 500 voet verder was gekomen, liet men een torpedo springen, met het gevolg, dat de „Merrimac” aan de voorzyde werd opengescheurd en aanstonds zonk. Slechts de schoorsteen top en de mastpunten staken nog boven water uit. Men denke zich de groote geestdrift welke dientengevolge te Santiago heerschte. De Amerikanen echter beweren, dat ze dit schip opzettelijk deden zinken, ten einde te verhinderen, dat het Spaan sch eskader de baai van Santiago verliet. Nu maar weer afgewacht wat „waarheid” blykt te zyn. Ander oorlogsnieuws is er weinig of niets. In de verschillende Parlementen wordt meer gepraat dan gevochten. Vooral in de Spaansche Cortes vallen de leden de Regeering met allerlei vragen lastig en zelfs vragen, die in ’t geheel niet den oorlog en den ernstigen toestand betreffen. Men,moet nameiyk weten, dat de bekende Spaansche Republikein Castalar een artikel heeft geschreven over de Koningin Regentes, een artikel, dat vooral in de officiöele kringen te Madrid ergernis verwekte en nu bracht de Afgevaardigde Arcarate die zaak in de Cortes ter sprake en veroordeelde, wat dien aangaande in den Senaat van Regeorings- wege afkeurends gezegd was, nameiyk, dat het niet aanging de Regentes haren Oostenrykschen landaard tot een verwyt te maken. Met deze en dergeiyke zaken houdt men zich nu bezig in een tyd, waarin alle aandacht moest gevestigd zyn op het groote doel. Uit Engeland andermaal bericht van het overlyden van een goed en braaf man, Samuel Plimsoll geheeten, die zich den eernaam van „matrozen-vriend” verwierf door de wetgevende maatregelen, die hy altyd wist door te dry ven tegen „overladen” en „slecht” bemannen van schepen. Naar hem heeten dan ook de Plimsoll Marko, de strepen, die op de buitenzyde der Engelsche schepen staan om de laadruimte aan te wyzen. In het Londensche Hydepark wil men eene groote volks demonstratie houden tot dankbare eering van Gladstone’s nage dachtenis. Een veelbelovend begin! Met 282 stem men had de Fransehe Kamer van Afge vaardigden Vrijdag j 1. by tweede stemming den gematigden Republikein Deschanel tot haren voorzitter gekozen, in plaats van den vorigen President Brisson, die met slechts 4 stemmen in de minderheid was. Toen de nieuwgekozene op den voorzittersstoel had plaats genomen, applaudisseerden zyne aanhangers, doch, terwyi ter linkerzyde „Leve de Republiek!” werd geroepen, hoorde men van rechts den kreet: „Dat is een Staatsgreeps President!” Ook de uiterste linkerzyde nam eene zeer vijandige houding aan; de voorzitter kon zich met geene mogelijkheid verstaanbaar maken by het uitspreken der gebruikelyke rede nering tot aanvaarding van zynambt; hy maakte er dan ook maar wat van. Toen hy echter daarna zich tot de linkerzyde wendde en voorstelde de orde der werk zaamheden voor de volgende zitting op te maken, riep de Afgevaardigde Berthaux hem toe: „Zoudt ge u niet liever tot de Rechterzijde wenden?” De nieuwe Pre sident wist op dezen uitval echter met waardigheid te antwoorden en hierop werd de zitting op Maandag j 1. bepaald. De President verliet toen den zetel en werd door de Rechteizyde en de Midden party levendig toegejuicht. De linkerzyde echter hief de jouw kreet „Hon! Hon!” aan, een platte Belgische straatschreeuw, welke nog nooit in de Fransche Kamer werd genoord! Inderdaad, dat belooft veel voor de toekomst! Te Nantes begonnen Maandag de her denkingsfeesten ter gelegenheid van het derde eeuwfeest van het Edict van Nantes, die eerste triomf van verdraagzaamheid en gewetensviyheid in Europa, later, naar men weet, herroepen, en sedert, zou men zeggen, nu tegenwoordig Joden en Protes tanten door de groote massa als vogelvrij verklaard zyn, door het moderne Frankrijk metterdaad teniet gedaan. De feestviering draagt dan ook slechts een intiem Protes- tantsch karakter. Het nieuwe Itailaansche Kabinet is, zooals reeds gemeld werd, gereed. Het heeft Donderdag jl. den eed afgelegd. Di Rudini blyft Minister President met Bin nenlandsche Zaken en het interim van Landbouw. Te Milaan hebben wederom negen per sonen terechtgestaan, beschuldigd in ver schillende dorpen in de omgeving oproerige kreten te hebben uitgestooten en zich tegen den Staat te hebben verzet. De beklaagden werden van zes tot dertig maanden ge vangenisstraf veroordeeld. De behandeling der aanklacht tegen de gearresteerde jour nalisten zal aan het einde der volgende week plaats vinden.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1898 | | pagina 1