randpoeder IN DRAAT, ETBAKKER, HOVEN, itig bekende geurige weder bijzonder dUM, voetea en halve »ntegen concur- nde prijzen, by VERMEIJ Jr., Oudewater. Meesd, WIJN, ITHOF, Zaterdag 19 November. Brimn ra een önögeflienöe. XVI. 1808. Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht. 1LAAS. Officiëele Kennisgevingen. PRIMA VLIET, 5UTO, GOUDA. (HEID, 0 UWER, 3A, BINNENLAND. BUITENLAND. Overzicht )LFF. wederverkoopers. vaar gij woont? ins om uw brood Lnna Kortrok tot ze haar gegeven BAREND. 8. &W. N. VAN NOOTEN ts Schoonhoven, Uitgevers. Gemeente Schoonhoven. niet zeggen; en schip, waarop ge aan? veest; hoe zag ze i had? anger antwoord, w vrouw tijdens tord en voor de lig terstond van toon haar eerste i betere dokter kter Mezger had gen, dat ik zeer itwoorden. Hier Tweede Kamt Ingekomen allig; ge zegt, dat man waswat trap moet afgaan omen; maar wat n dien kelder te leê te verdienen. hala gemerkt Bel et 6 JONGEN, ge- Aanwijzing of loond worden door w|jk. SCHOOMOVENSCHf COURANT. ste een antwoord, is een dubbeltje .8 gaf, wat zoudt tegen irreerende prijzen. PRAAT, GOUDA. IT (Utr.). STELLEN met toe- t: 2 pers. Veeren- i, gemaakt Bed en ns, wollen, gestikte Btroomatrassen. n, zuivere, nieuwe 40,- en f 50,-. met de beste Ka- 82,50 en f 40,-. met Stroo en Zee- i Kapok Kussens, js f 20,-, f 22,50; 27.50. 9,50; Schommel- 12.50. lieden franco tot aanlegplaats door jezending van het irs, vrij zicht. ters enz. gratis. N. VAN ZESSEN, oven e. o. en A. zh. Postkantoor, 3 levering van prima i, tot lage prijzen. teur, heb ik niet lang geleden een blijk gevonden, dat ik voze leer jaren achter een te vergetD gepredikt. Een uwer correspondenten vermeldde het heugelijk feit dat in een gezin een zeker aantal zoona, ik meen vijf, waren vrijgeloot. Eén was er nog over om later aan de beurt te komen, en dezen werd, in scherts, de vermaning toege roepen: Pas op, dat jij je broers niet te schande maakt! ’t Werd, ik herhaal het, voor de grap gezegd, en den berichtgever verwijt ik die woorden niet. Toch teekenen zjj de heerschende opvatting. Gelukkig mag ik daar tegenover stellen den Ijver van veel jongelui, om zich den voor bereidenden cursus in den wapenhandel ten nutte te maken, en al moeten we nu, aan de waarheid getrouw, niet de gevolg trekking maken dat diezelfde jongelui ook zouden gaan exerceeren als zy vooruit wisten, dat zjj zouden vry loten, toch begroet ik hun opkomst als een blijk van cordaatheid, dat goede hoop geeft voor bet toekomende, wanneer men gewend zal zijn geraakt aan de meer verheven ge dachte, dat hij, die niet gezind en niet bekwaam is zijn vaderland te verdedigen, niet verdient een zoo schoon vaderland te hebben als wij bezitten. Maar om op onze militiewet terug te komen, die heele potsenmakerij met door zielverkoopers maatschappijen ge leverde vrijwilligers zal ophouden, als wij hebben een wet, waarbij is uitgemaakt dat vrijwillig dienenden en dienstplichtigen in geen verband tot elkander st tan, en de eersten, waar zy ook vandaan «men, met het gemeentelijk contingent niets te maken hebben. Men heeft het jammer gevonden, dat niet bij de invoering van den persoonlijken dienstplicht deze quaestie is geregeld, doch vermoedeljjk heeft de Minister, om den maatregel, die reeds tegenkanting genoeg ontmoette, niet in gevaar te brengen, nier meer dan het allernoodzakelijkste willen veranderen. Best, evenwel geloof ik dat de bewinds man, die zóó goed A heeft weten te zeggen, er zoo spoedig B en C en wat daar verder volgt aan behoort toe te voegen. Er zijn moeieiykheden te overwinnen, dat is zeker. De voornaamste is wel het gemis van overeenstemming tusschen de deskundigen, zijnde de mannen, die het meenen te weten. Twee richtingen staan scherp tegenover elkander; de eene zoekt het in de vestingen, de andere in het leger te velde. Men zou ze de conservatieven en de vooruitstrevenden kunnen noemen, ware het niet, dat er persoonlijke belangen en door deze beheerschte inzichten in het spel waren. Een artillerieofficier be kjjkt de zaken anders dan een van de infanterie, en beiden stellen niet dezelfde eischen. De traditie is nog, dat we met de verdediging aan de grenzen slechts een soort van schjjnvertooning hebben te maken, om te laten zien, dat wij er nog zijn, en dan zoo spoedig mogelijk terug trekken binnen de bescherming van de forten en andere werken, die te zamen de „vesting Holland” hebben uit te maken, daar zóó lang stand houden, als we maar kunnen, in de verwachting dat we in den strijd niet alleen zullen blijven staan. De andere opvatting is, dat we reeds dadelijk als de vijand ons grondgebied wil be treden, of, wat eigenlijk hetzelfde is, als een niet-vljand ter verbetering van eigen positie inbreuk wil maken op onze onzijdigheid ten aanzien der oorlog voerenden, er als de kippen bij zijn om hem te vertellen dat hy ons erf onaan getast behoort te laten. Nu zal men wellicht beweren dat wy het eene moeten doen en het andere niet behoeven na te laten; dat wij een goed veldleger moeten hebben en tevens hebben te zorgen voor een deugdelijke inrichting en bezetting van het uitgebreide forten- en liniönstelsel rondom de hoofdstad des lands. Best mogelijk, maar de beurs des lands is niet onuitputteljjk, en we stampen de millioenen zóó maar niet uit onzen drassigen grond, ontwoekerd aan de baren I De Minister, aan wiens zorgen dit groote landsbelang is opgedragen, zal een uitweg moeten vinden. Hy zal óf een keus moeten doen tusschen beide beginselen, óf binnen de grenzen onzer draagkracht ze beide in zooverre toepassen dat wij bij elk voor komend geval een goed figuur kunnen maken. Of - zal het voorstel van den Czaar ons brengen in een toestand die kostbare toerustingen niet langer onvermijdelijk maakt? In vertrouwen wil ik het u wel toefluisteren, - wat my aangaat geloof ik er niets van. Er wordt beweerd dat het plan bestaat althans de kleinere mogendheden door gemeenschappelijke waarborgen voor haar onafhankelijkheid in staat te stellen, tot die vermindering over te gaan. Wy, met onze koloniën een altijddurend voorwerp van begeer lijkheid Ik zeg er niets meer van en heb de eer u te groeten. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Schoonhoven brengen ter kennis, dat de ingezetenen, die verlangen als VRIJWILLIGER b|j de Militie op te treden en daartoe bevoegd zijn, zich ter Secretarie kunnen aanmelden vóór of op den 30. November a.s. Schoonhoven, 18 November 1898. De Secretaris, De Burgemeester, H. G. GEELHOED. Mr. A. D. H. KOLFF. Deze Courant wordt des Woensdags- en des Zaterdags morgens uitgegeven. Prijs: voor Schoonhoven per drie maanden f 0,75. Franco per post door het geheele ryk f 0,90. Men kan zich abon- neeren by alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders. Prjjs der Advertentiën: Van 1 tot 5 regels f 0.50. Iedere regel meer f 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco uiterlyk tot Dinsdags- en tot Vrjjdags-namiddags 4 uren. Alle binnenlandsche Advertentiën, voor 3-maal plaatsing opgegeven, worden slechts 2-maal in rekening gebracht. tafereel ophangen van den toestand des legers! De man ging stellig naar de galeien of naar een of ander Duivelseiland, tenzij men de voorkeur mocht geven aan de aanbieding van een scheermes! Eén vraagje zou ik hem willen doen. Heeft hy, toen hy zoo onze geheele land en zeemacht in een enkele koolzwarte schildering samenvatte, wel gedacht aan de dienstdoende en aan de plattelands- schuttery? Ik moet het betwijfelen, want anders zou hij niet hebben nagelaten, ook een paar lichte kleuren op zyn palet te brengen. Hoe dit wezen moge, „Investigatores” staat in zyn ongunstig oordeel niet alleen slechts waar hy spreekt over den geest van onze krygsmacht, „ontmoedigd en zonder geestdrift of gloed”, geeft hy een voorstelling die met de werkelykheid in stryd is. Eigen stemming beslist niet voor die van het geheel. En ook zullen niet velen het met hem eens zyn, dat ons leger ten aanzien van geoefend heid en kiygstucht zooveel te wenschen overlaat. Wat de vloot betreft,-ik ben maar een landrot en tot oordeelen onbevoegd. Alleen dit wil ik er van zeggen: de geografische ligging van ons land, onze stelling ten opzichte van het koloniaal bezit, en de handelsbelangen die wy op ieder plekje van den aardbol te verdedigen hebben, dwingen ons te zyn een zeemogendheid, die meetelt. Ook schy'nt de loop der geschiedenis daarheen te wyzen, dat toe komstige oorlogen meest ter zee zullen gevoerd worden. Het een en ander maakt, dat versterking en flinke regeling van onze maritieme krachten bovenaan moet staan op bet programma van elke regeer! ng. Wy kunnen dat wel heel onaangenaam viqden, vooral in dezen tyd, nu een enkel slagschip haast zooveel kost als vroeger een heele vloot, waarmede we in de dagen van Holland’s glorie den vijand, hoe hy ook heeten mocht, van onze kust wisten te houden, en ook in verwyderde zeeön durfden aanvallen; wy mogen van oordeel zyn dat voor het lieve geld, zoo moeieiyk verworven en dat wy niet dan met een zucht naar het kantoor van den ontvanger brengen, heel wat gedaan zou kunnen worden waarvan we veel meer pleizier zouden hebben laten wy verstandig zyn en den toestand nemen zo aal s hy werkeiyk is en niet zooals wy hem zouden verlangen. En daarom be hoort ook een Minister van Marine, die goed weet wat hy wil en van zyn be kwaamheid in het organiseeren de be- wyzen geeft, prachtig te worden gesteund. Ik wil daarmede niet zeggen, dat onze tegenwoordige leider van het Nederlandsch zeewezen aan de hier genoemde ver- eischten voldoet,—dat te beoordeelen ligt buiten het gezichtsterrein van een eervol ontslagen sergeant-majoor der stedelyke schutterij. Als een door nevelen omsluierd toekomst beeld zweeft daar, in de verte, sinds vele, vele jaren, de organisatie van Nederland’s krijgs macht Somtyds meenden wij het te zijn genaderd, het te kunnen grijpen, het uit zyn omhulling te voorschyn te kunnen brengen, - maar opeens was het weer op onafzienbaren afstand van ons verwyderd. Geen Minister van Oorlog is aan het be wind gekomen zonder de hoop te koesteren dat hy het zyn zou, die aan dat groote werk zijn naam zou verbinden, en allen, allen zijn bygezet op het politieke kerkhof zonder legerwet op den inventaris hunner nagelaten goederen. Wat is er dan toch, dat als een onoverkomeiyke muur zich plaatst tusschen den wensch en zyn ver- wezeniyking? Ook de tegenwoordige Mi nister heeft ons indertyd verheugd met de toezegging dat hij ons eindelijk helpen zou, en van den man wien het gelukt is een der slagboomen, die de volbrenging der belofte tegenhielden, te doen vallen, mag verwacht worden dat hij ons brengen zal wat wy behoeven. Doch men hoort er niets meer van. Aan het Departement van Oorlog wordt weer bedenkeiyk veel gedaan voor uniform-veranderingen, nadere regeling van onderscheidingsteekensen dergelyke kleine zaken, ongetwyfeld hoogst nuttig in het oog dergenen die er gewicht aan hechten, maar waarmede de verdedig baarheid des lands geen stap verder komt. En ja, nu hebben we den persoonlyken dienstplicht. Maar door een eigenaardige toepassing van het vrijwilligers stelsel wordt daar openlyk een loopje mee geno men; zelfs, als de Hooge Regeering er geen schotje voor schiet, zal men het merkwaardig schouwspel genieten dat gemeentebesturen voor de bedoelde wets ontduiking de gelden der belastingbetalende burgers gaan gebruiken. Daar zal nu, vermoed ik, wel niets van komen, maar het bewyst toch, met hoeveel weerzin men in ons land zich kwyt van hetgeen door ieder jong Nederlander als een eere- plicht moest worden beschouwd, de voorbereiding tot kloeke deelneming aan de handhaving der nationale onafhanke lijkheid. Zelfs in uw eigen blad, amice Redac- I der stad en het aanbieden van een adres Ter gelegenheid van ’s Keizers behouden I terugkomst zal gratie worden verleend aan hen, die lüyeetettachennia-tóraf (inris— Ter gelegenheid van Keizer Frans Jozefs gouden Regeeringsfeest worden aan de Oostenrijksehe Ryksmunt „Jubileums- dukaten” geslagen van het oude type der ducaten van 1843 51, met het jaartal 1898 er bij. De orde der Maltezer-Riddeni heeft een kapitaal van 100.000 kronen bestemd tot een „Keizer Frans Jozefe- 1 jubileumsfonds”, ten behoeve van ziekeljjke en invalide soldaten. En de Kamer voor den Effectenhandel te Weenen besloot met algemeene stem men aan den Keizer op den dag van zijn Regeerings-jubüeum een adres van hulde van allo Oostenryksche beurzen te zenden, en 50.000 gld. Oostenryksche Meirente te geven aan de bestaande Frans Jozef-j ubilé-stichting. Uit Génève komt bericht, datLuccbenl, de moordenaar der Keizerin van Oosten rijk) die eerst geweigerd had in cassatie te gaan, zulks nu toch heeft aangevraagd. Wat is Tarkgo’s Sultan verstoord over de wyze, waarop de laatste Turksche troepen en overheden van Creta zijn „uitgeworpen, meer dan uitgelaten!” Tot zelfs Shakir-Pacha toe. Zou hierop geen wraak volgen Het meest waarschijnlijke is wel, dat hy aan Prins George van Griekenland de investituur als Gouverneur zal weigeren. Deze laatste is, te Weenen aangekomen zynde, vandaar rechtstreeks naar Creta vertrokken. In Servië schynt nu toch werkelijk een groot verzet te ontwaken tegen den Koning-Vader, heer Milan. Tweemaal reeds is getracht een aanslag te doen op zyn leven. Op weg van Krajuvaz naar zijn geliefd Nisch, is de trein, waarin men wist dat de Koning-Vader reisde, door eene menigte van wel op 8000 geschatte boeren in het open veld opgewacht en dermate met steenen beworpen, dat geen ruit heel bleef! Slechts door met volle kracht te stoomen gelukte het den machinist zijn passagier in veiligheid te brengen. Te Nisch aangekomen, zond de heer Milan natuuriyk dadelyk een bestraffings bataljon af, dat met eeu honderdtal arrestanten terugkeerde. De tweede aanslag zou er een geweest zyn in Milan’s slaipkamer, waar een persoon werd ontdekt in hoogst verdachte positie, met een dolk en een revolver gewapend. Het moet een student wezen. Men legde beslag op hem nog voor de heer Milan zich ter ruste had begeven. Dinsdag hebben de Spaansehe en Ameri- kaansche vredes-onderbandelaars te Parijs Weer eene byeenkomst gehouden. Als nu de Spaansehe leden disedssie weigeren over het afstaan van de Philippjjnen, worden waarschyniyk de onderhandelingen afgebroken. Intusschen reconstrueert Amerika zijn „Europeesch eskader”, dat, naar men weet, toen de oorlog nog niet geheel ten einde was werd uRgerust om desnoods de Spaansehe havens te gaan bombardeeren. STATEN-GENERAAL. ner, vergadering van Dinsdag. de begrooting van Curtgio M Suriname, soomede van de Landsdrukkerij, dienst 1899, en een wetsontwerp tot bekrachtiging van een overeenkomst tot wjjaiging van hei slotprotocol der R^nvaartakte. Het bericht van het overleden van Mr. Van Dolden, lid der Kamer, aal worden beantwoord met een brief van rouwbeklag. Na mededeeling van verdere stukken ging de Kamer in de afdeelingen, tot ondersoek, in gevolge vroeger besluit, van de Mjjnwet sset de daarop voorgestelde amendementen. Tevens is besloten a. s. Dinsdag te 11 uren in openbare vergadering te behandelen de Indiaohe begrooting voor 1899 en daarb|j het ontwerp betreffende den spoorweg naar Ban» joewange. -By Koninkiyk besluit Is, met ingang van 1 December, opnieuw benoemd tot schoolopziener in het arrondissement Gouda, Mr. M. M. Schim Van der Loeff te Gouda. - Aan het benoodigd kapitaal voor den aanleg van den tramweg Tiel— Culemborg komt thans, na bijdrage van ryks- en provincie-subsidie, nog f 150.000 te kort. Men hoopt dat ontbrekende by particulieren in aandeelen te verkrijgen. Weldra zal de concessie-aanvrage gedaan worden, alsmede die om subsidie van rijk en provincie. -Thans zyn de kilometer- boekjes der Staatsspoorwegen weder geldig in treinen der H. IJ. Spoorw. My. op gemeenschappeiyke baanvakken. De rechtbank te Rotterdam veroordeelde Dinsdag o.a.: P. W,arbeider te Nieuwerkerk a/d Usel, wegens het door schuld doen ontstaan van gevaar voor het verkeer door stoomvermogen over een spoorweg, tot 14 dagen gevangenisstraf; A. Z., 29 jaar, zilversmid te Schoonhoven wegens mishandeling van een ambtenaar, tot tien dagen gevangenisstraf. Dezer dagen, Mynheer de Redacteur, ben ik een beetje ontstemd geraakt, en eigeniyk nog meer dan een beetje. Ik las in „Het Vaderland” van 2 Novem ber, Eerste Blad, het overzicht van de „Militaire Litteratuur,” en daarin een mededeeling omtrent het laatste nummer van het tijdschrift „De Landsverdediging”. Was het „Indisch militair tydschrift,” even te voren vermeld, uitgekomen met een feestnummer, overvloeiende van warme huldebetuigingen aan H. M. de Koningin, - de redacteur van „De Landsverdediging” had ditmaal goedgevonden, de nieuwste aflevering te beginnen met een brief aan de Koningin, om H. M. eens duideiyk te maken hoe allerellendigst, hoe hopeloos treurig het naar zyn oordeel met onze krijgsmacht geschapen staat. „Het Vaderland” citeert uit dien brief de volgende woorden: „Wy zoeken naar de middelen, om ons vaderland weerbaar te maken, wy mogen U niet verzwygen, dat naar onze heilige overtuiging Uw krygsmacht tot op dit oogenblik niet in staat is, de onafhanke lijkheid van het Ryk te waarborgen.” En verder: „Zonder opperbevelhebber van leger en vloot, om in Uw naam de verdediging te leiden; zonder aanvoerder van het leger; het geheel georganiseerd volgens ver ouderde en ondeugdeiyke begrippen, of niet georganiseerd; een vloot in verval; het personeel ongeoefend in krljgstuchte- lljken en technischen zin en te zwak voor zijn taakin al zyn geledingen ontmoedigd en zonder geestdrift of gloed, sukkelt de krijgsmacht van Uw Koninkryk als een uitgeteerde slaperig voort, millioenen op slorpend zonder nutr.” 't Is nogal wèl, zou ik zeggen. „Het Vaderland” teekent hierbij aan „Nu, de een ziet alles in donkerder tinten dan de ander. Of het evenwel juist van bijzonderen tact getuigt om onze achttien jarige Vorstin met zoo’n zwart gallige schets van ons krygswezen te begroeten, willen we niet beweren. We zouden het dan ook niet betreuren, wanneer des schrijvers vrees in ver vulling was gegaan wat ons trouwens niet onwaarschyoiyk voorkomt, „dat deze hulde-betuiging Uwe Majesteit nimmer zal bereiken.” „Ook voelen wy ons gedrongen de hoop uit te spreken, dat bet weinig vleiend oordeel van Investigatores” (zoo noemt zich de redacteur van „De Landsver dediging”) „over het karakter onzer krijgs macht onjuist is. Overigens stemmen wij ten volle in met zy'n wensch, dat het aan onze Koningin gegeven moge zijn de verdedigingsmiddelen van ons land op deugdelijke wijze te regelen.” Let wel dat deze schrijver zich heel voorzichtig uitlaat. Hy zegt niet: Wy zijn beslist van meening, dat Inv. ons maar wat wys tracht te maken en tegen beter weten in den pessimist uithangt, neen, hy voelt zich gedrongen de hoop uit te spreken, enz. Welke hoop? Men hoopt op iets dat al of niet komen zal; ten aanzien van een bestaanden toestand heeft men niet te hopen, dat is eenvoudig een quaestie van weten. En nu doet het er eigeniyk niet veel toe, of de redacteur van „De Landsver dediging” den vorm van een waarschijn lijk niet aan zyn adres komenden brief aan de Koningin heeft gekozen. In den constltutioneelen staat zal er geen quaestie van zyn, na eenige jaren van verder „sukkelen”, er H. M. de schuld van te geven dat alles bjj het oude gebleven is; het zyn de Raadslieden der Kroon, op wie de verantwoordelijkheid rust, en de Minister van Oorlog zal den brief stellig wèl lezen. In het voorbygaan moet ik eventjes er op wijzen, hoe bijna onbegrensd in ons vaderland de vrijheid van drukpers is. De schrijver, toch denkelijk wel een officier, moest een Franschman zijn en dan in zijn vaderland een zoo zwart Frankrijk. WtelyFis dan toch tegen over Dreyfus de eerste daad van menschely k- heid geschied. De Strafkamer van het Hof van Cassatie heeft bevel gegeven, dat langs zco snel mogelfiken weg, dus per draad, aan den veroordeelde zal worden te kennen ge geven, dat het verzoek om herziening van zyn proces door het Hof ontvankelyk is verklaard en dat hy in de gelegenheid zal worden gesteld mede te deelen wat hy tot zyne verdediging heeft aan te voeren. Aanstonds werd van dit besluit kennis ge geven aan bet Ministerie van Koloniën, dat zich dadelijk van de opdracht kweet. Geseind is er dus al en naar alle waarschijnlijkheid zal men ook de gewone mail naar Guyana, die eerst 9 December vertrekt, niet af- wachten om aan Dreyfus de vragen te doen toekomen waarop hy antwoorden moet. Een afzonderlyk schip zal daartoe worden uitgezonden. Misschien vraagt mevrouw Dreyfus daar wel een plaatsje op I Het bekend worden der officieuze Havas- nota, waarmede dit besluit wereldkundig werd gemaakt, verwekte in de Kamer levendige ontroering, doch geen biyde. Aanstonds werd door den afgevaardigde Lazies eene interpellatie gesteld: „Welke houding denkt de regeering aan te nemen tegenover het bevel van het Hof van Cassatie?” Veel succes had hy daarvan echter niet, want Minister-President Dupuy verklaarde dadelyk eene dergelyke inter pellatie niet te kunnen aanvaarden, als zynde in stryd met zyne principes. „WJJ zullen ons richten naar de uitspraken der HoogeJustitie en haren arbeid bevorderen!” De Strafkamer van het Hof van Cassatie heeft nu de vyf oud-Ministers van Oorlog gehoord. Van Dvpavaignac’s uitlatingen tegen over zijn—rienden omtrent het door hem ondergaan verhoor wordt nog de volgende karakteristieke zinsnede bekend: „Ik had ze moeten overtuigen van Dreyfus’ schuld, maar doe dat eens by hunne voor ingenomenheid!” Alsof De Cavaignac zelf niet de verpersoonlykte voor ingenomen- heid was! Onder de verder te hooren personen noemt men ook Esterhazy, namelyk, als die komen wi). Voorts Generaal Gonse, Minister-President Dupuy en den oud- President der Republiek Casimir Périer. Tot dusverre nog verder weinig nieuws in de Dreyfusquaestie dus! Hoezeer echter de behandeling der zaak de rechters aangrypt, blykt wel het beat hieruit, dat President Loew, na afloop der jongste zitting, eene ernstige flauwte had. Ook heeft hy, in een officieel condoleantie- achryven aan zyn collega’s, naar aanlei ding, dezer dagen, van bet overiyden van een der raadsheeren, het volgende gezegd „Da dood van onzen ambtgenoot, terwyl wy bezig zyn met en gedrukt worden door do droevigste zaak ooit door ons in behandeling genomen, zou ons byna het lot doen benyden van hem, die onttrokken werd aan hetgeen ons beangstigt.” Dat steekt scherp af by het: „Er be staat geen Dreyfus-zaak!” onlangs door den oud Minister-President Méline verkon digd, in eene redevoering op een der banketten van landbouw tentoonstellingen, welke hy tegenwoordig afloopt. De overste Picquart zit nog steeds ge vangen. De instructie tegen hem (wegens de beschuldiging van het gebruik maken van vervalschte stukken) is afgeloopen en de rapporteur Tavernier zond zyn rapport aan den militairen gouverneur van Parys, den gewezen Minister van Oorlog Zürlinden, die een dag of drie, vier noodig zal hebben om daarop eene beslissing te nemen! De Fransche majoor Marchand is met kapitein Baratier nu uit Cairo naar Fashoda vertrokken, maar alleenfljk, weet men, om het te gaan ontruimen. Hy liet zich daar natuuriyk niet zeer opgewekt over uit. Men berekent, dat de expeditie voor haren terugkeer een half jaar zal noodig hebben. De veroordeelende stemmen over Keizer Wilhelm’s reis naar het Oosten houden in Engeland nog steeds aan. Zoo heeft de biaschop van Gibraltar aan de „Grosvenon- House”-commiasie kennis gegeven, dat hy er op de volgende vergadering van de commissie de aandacht op vestigen zal hoeveel kwaad die reis naar Palestina aan het philantropisch werk gedaan heeft. De Hertog van Westminster verklaarde in een brief aan genoemde commissie, dat het ten zeerste moet betreurd worden, dat de Duitsche Keizer gastvryheid heeft aangenomen van een heerscher, die door tallooze misdaden zich buiten de bescha ving heeft geplaatst. De Duitsche Keizer is al weer flink op weg naar huis. Vóór 29 November wil Z. M. weer te Beriyn zyn, want dan is het Ryksdag-opening. Van bezoeken aan vreemde Hoven zal dus wel niet veel komen. Te Beriyn worden reeds toebereidselen gemaakt tot eene feestelijke verwelkoming der reizigers, bestaande in de versiering

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1898 | | pagina 1