«cue LWUK. JERING N°. 1950. 1898. Zaterdag 24 December. Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Hoiland en Utrecht steding. tlalorW Of JöMfliSjfl, k 40jaar. Officiëele Kennisgevingen. i., te Groningen, or waard.looio BUITENLAND. Overzicht. p: BAL. Coops J. B0UTEB, Kuiper, LeUwkerk. BEDELEN. VREDESKLANKEN. BINNENLAND. J S. W. N. VAN NOOTEN ra Schoonhoven, Uitgevers. Gemeente Schoonhoven. R van den Polder •p Dinsdag 27 De- i de POLDERKAMER i inschrijving, publiek PRENTENBOEKi RIJEN van nspiegel, d door ZEGGELEN. 6e druk. Prys 90 Cta. 7. N. VAN NOOTEN den vrede waa wederom verkondigd in het Oosten, evenals vóór negentien eeuwen, toen ook van den kant van de razende zon het Vrede op aarde! in plechtige tonen over het aardrijk had geklonken. Deze Courant wordt des Woensdags- en des Zaterdags morgens uitgegeven. Prijs: voor Schoonhoven per drie maanden f 0,75. Franco per post door het geheele rijk f 0,90. Men kan zibh abon- neeren hg alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders. kter’s Drop is heerlijk van smaak. iter's Drop is een uit muntend verzach tend middel. iter’o Drop is door tan bevolen. ovaal van vorm en •echtelijk gedeponeerd r. in elegante blikken ct. en los A 25 ct. per mze bekende depête. >rdt uitsluitend ge ien liggen ter lezing je Vitot en zijn te bekomen van den polder, den fAN DER 8TRAATKN WOOIlHOWBI COURAIfT. id van DRIE WIP- NS met bijbehoo- voor den tyd van inde 1 Januari 1899 ultimo December rbestuur voornoemd, EMS HETZELVE, LAZONDER, Voorzitter. Is er, op dit oogenblik, van die hoop volle verwachtingen nog iets overgebleven? De conferentie, door den Czaar bedoeld, heeft nog met plaats gehad, is zelfs nog niet in voorbereiding. Achterwege blijven Nu het zorgvuldig onderzoek, door het Hof van Cassatie gedaan in de zaak Drey fus, of zg voor herziening vatbaar is of niet, ten einde loopt, worden verdachte en onwillige bewegingen in Frankrijk waar genomen bij Regeering en Vertegenwoor diging! Ware dat Hooggerechtshof er niet, waarop onwrikbaar veler vertrouwen blijft gevestigd, men zou haast beginnen te vreezen, dat het „den verkeerden kant” weer uitging met „de zaak’’. De Minister van Oorlog, de heer De Freycinet, is aan het woord geweest en zeide niet meer of minder, op eene vraag van den anti-semi- tischen Afgevaardigde Lazies, dat hij een geheim „dossier” bezit, stukken bevattend waarmede de veiligheid van den Staat gemoeid is en hetwelk hij niet van plan was aan het Hof van Cassatie over te leggen, dan onder volledige, strenge ge heimhouding. De oud Minister-President Brisson, een voorstander van de herziening, bracht op bovenstaand gezegde echter in ’t midden, dat die „geheime” stukken, destijds door den heer De Cavaignac op de tribune voorgelezen en betrekking hebbende op de Dreyfus quaestie, volstrekt niet in ver band stonden met de veiligheid van den Staat. „Ik heb ze zelf onder de oogen gehad,” voegde hij er bij. Daar stond De Cavaignac eensklaps op, roepende„Wel te verstaan de stukken, die ik noodig oordeelde u mee tedeelen.” In destukken, die bij Generaal Gonse berusten en die de heer Brisson onnoodig achtte te onder zoeken, daarin zijn juist alle sporen van overtuiging aanwezig!” En werkelijk ondervinding was hier niet de beste leermeesteres voor de zooveelste maal nam de Kamer Cavaignac’s onzin voor „zoete koek” op en beet er gretig in. Met 370 tegen 80 stemmen nam zy de motie aan, waarby „de verklaringen” der Re- geenng werden goedgekeurd. De Kamer lydt aan de „modeziekte!” Mal zenuwachtig stelt zij zich aan, maar niet minder de Regeering, die, nu de zaak eindelijk is waar zij behoort, bij de Justitie weifelend en twijfelend en „half’ optreedt. Neen sterker nog, hare houding is beneden alle critiek. Zoo schitterend het figuur van den heer Brisson, zoo treurig het hare. De Freycinet en Dupuy legden Maandag j.l. verklaringen in de Kamer af, die hierop neerkwamen, dat het Hof van Cas satie de zaak nu wel in handen heeft, maar dat de Regeering er ook nog is en dat zij wel teidege zorgen zal, dat de gevaarlijke bewijzen niet uit hare handen komen, tenzij de rechters onder eede belo ven ze aan niemand te toonen. „Dus toch nog „bewijsstukken”, zoo zeggen de tegen standers!” Koren op hun molen natuurlijk. Maar het Hof van Cassatie geeft niets om al dat gespring en gewoel en gejoel verklaren, hoogstens tot een voor ver wezenlijking onvatbare illusie? Het schijnt „CDAatofi dat we dat niet, moeten doen. Al konden we er genoeg zaam zeker van zijn, dat zelfs de jongeren onder ons den dageraad van een schoonere toekomst dan het droevig heden niet zullen aanschouwen, toch hebben we al onze krachten in te spannen om die toekomst voor te bereiden, door het aan- kweeken van echt vredelievende gevoelens. Door uit onzen eigen kring te weren al hetgeen tot tweespalt aanleiding kan geven. Door by elke gelegenheid de mee- ning ingang te doen vinden dat de over winning in een strijd volstrekt niet bewijst aan welke zyde het goed recht is. Verder kunnen wy onze medewerking verleeuen aan al hetgeen door vereem- gingen wordt gedaan om de vredesbe- ginselen over de aarde te verbreiden. Het is helaas waar dat, zoolang er kans bestaat, in de uitoefening van rechten door het aanwenden van overmacht gehinderd te worden, w(j op zelfverdediging bedacht moeten zijn. Een weerloos toegeven aan onredelijke eischen is niet het middel om den vrede te verzekeren, het zou den machtige slechts overmoediger maken. Doch zoo wy verlangen, dat geschillen, die er altijd wel zijn zullen, langs den weg van recht en wet tot oplossing ge bracht worden, laten wij dan ook toonen dit beginsel op hoogen prya te stellen en er nooit van afwijken. De oorlog is machts misbruik in het groot; beginnen wy met het te doen verdwijnen in het kleine. Al kunnen wy dan betrekkelijk weinig doen aan de verzekering van den wereld vrede, al moeten wy misschién nog lang en met verklaarbaren weerzin de offers brengen die de zorg voor eigen veiligheid van ons vraagt, de vredesidée zal tot verdere ontwikkeling komen zoo wy ons in alle, opzichten voorstanders van den vrede betoonen. De beste onzer medemenschen reiken elkander de hand, ook over de grenzen heen dat die handen zich vermenigvuldigen, en zoo de aan sluiting vormen, tegen welke het ruw geweld niets vermag. DEC EMBER 1898, ids 7 ure, ramma: IEN. Tooneelspel in 8 A. Rudsoh. OUW”, het fijnste TafM- n 2 bedrfjven. van Kamer en Regeering. Door niets zal het zich laten verleiden, noch verschrikken. Als een rots zoo vast staat zijEen krachtige steun! Nog steeds gaat het voort met verhooren, maar niet lang zal het meer duren, of het zal uitspraak doen in de herzienings-quaestie en haar definitief gelasten, daar het zich al een oordeel over de zaak heeft gevormd. Die „aller- geheimste” stukken hebben met de quaestie der herziening niets te maken en worden voor „verder” onderzoek bewaard. De Strafkamer van het Parijsche Hof van Cassatie moet, haar nader onderzoek in de Dreyfus-zaak voortzettend, Zaterdag o. a. den heer Chincholle, van „Le Figaro”, hebben gehoord. Deze is het, die inder tijd uit den mond van den toen uiterst vertoornden Majoor Esterhazy den uitroep vernam: „Het borderel! Welnu, ja, ik heb het geschreven, maar op bevel van mijne chefs! Als die mij nu in den steek laten, dan doe ik óók den mond open.” Zoo iets dergeljjks althans moet het ge weest zyn. Overste Picquart zit nog steeds gevangen. Dat Franschen in beleefdheid en goeden toon uitmunten boven de Engelscheh, blijkt ook weer uit het volgende: De nieuwe Fransche gezant by het Eogel- sche Hof, de heer Cambon, ontving Zaterdag jl. de Fransche kolonie te Londen en liet zich bjj die gelegenheid zéér vriendschappelijk uit over Engeland, hetwelk daarom des te meer uitkomt, als men zich nog even herinneren wil hoe Engeland’s gezant te Parijs van wal stak, met het oog op de Fashoda-quaestie. De heer Cambon echter verklaarde, dat de belangen van Frankrijk en Engeland zeer wel met elkaar waren overeen te brengen zij moesten altijd gelijken tred houden met de belangen der beschaving en van den vooruitgang. Den vorigen dag had de Premier, de Markies van Salisbury, aan een diner in de Constitutional-Club eene toespraak gehouden, waarin hij ook op heel ge matigden toon van de buitenlandsche staatkunde sprak. Zinspelende op het ontslag van Sir William Harcourt, als leider der liberale partij, zeide Lord Salisbury, dat dit in zooverre een verlies was voor de Regeering, wijl niets beter was voor eene sterke Regeering dan eene eveneens sterke oppositie. Sir William’s aftreden was natuurlijk ook het onder werp van gesprek op het liberalen congres te Birmingham, waar men besloot hem dank te betuigen voor de diensten aan die party bewezen. Als zijn opvolger wordt gesproken van den oud Minister van Bin- nenlandsche Zaken, den heer Asquith, die des avonds in de Town-Hall een schit terende redevoering hield voor een groot publiek. Rij betreurde Harcourt’s aftreden, doch voegde er bij, dat hij van de nood zakelijkheid daarvan volstrekt niet over tuigd was, daar volgens zijn inzicht de partij haren leider steeds uitstekend had gesteund. De Fashoda-quaestie is nu, hopen we, voor goed uit de wereld. Naar uit Cairo gemeld wordt, hebben Marchand en de zijnen de plaats nu den llden 1.1. ont ruimd, de Fransche vlag nederhalende. Daarna zijn de Britsche en de Egyptische vlag op het door de Franschen ge bouwde fort geheschen en is dit door de Egyptische troepen bezet. Marchand be gaf zich naar de Sobat-rivier. De heer Stead, directeur van de Review of Reviews heeft een vredeskruistocht op touw gezet, met het oog op de aanstaande ontwapenings conferentie. Zondag had de eerste groote vergadering plaats in St. James Hallonder voorzitterschap van den bisschop van Londen. Nog eene inleiding tot de ontwapenings conferentie! De Russische Minister van Oorlog heeft de vorming gelast van een nieuw sappeur bataillon en de uit breiding van twee anderen. En dat komt uit het land, waar de ontwerper van die conferentie huist, „de vredevorst”. In het Hongaarsche Volkshuis ging het de laatste dagen wel wat kalmer toe, maar toch nog lang niet zooals het hoort. Zéér gunstig onderscheidde zich in de zitting van Zaterdag jl. de gryze afge vaardigde Joseph Madaras, die als oudste lid het Huis presideerend by ontstentenis van het gewone bureau, schoon hij tot de oppositie behoorde, in een lange toe spraak gehoorzaamheid aan de wet bepleitte. Vond dit woord een goede plaats, nog beter zyn voorstel, de aangelegenheid der Presi- dents-verkiezing uit te stellen tot den Maan dag daarop. En ’s Maandags ontwikkelde zich een debat, waarin de oppositie die verkiezing, waarover, zooals men weet, al zooveel woorden gevallen zijn, tot na Nieuwjaar wilde doen uitstellen. En zoo denkt men de zaak tot dien datum slepende te houden. Heviger geredetwist werd er nog over het befaamde voorstel van den ouden Koloman Tisza, die goedkeuring van wetten alleen by Koninklijk besluit wil doen in voeren, dan over de zaak die aan de orde was. Graaf Apponyi en de afgevaardigde Kossuth bestreden dit voorstel om ’t hardst, 'RANKKUIPEN, REBEN- IRONDTONNEN M2., UK HEVBAASD: tret, adres letters A B. AN NOOTEN, Bureau tourant, 8eheunh«vM. zaak van toepassing achtten: „Van dit alles komt toch mets!” Moeten daarom de vrienden van den vrede maar gaan neerzittenby de pakken, overtuigd dat hun idealisme tot niets leidt, en dat in deze booze wereld, waar haat en tweedracht, individueels baatzucht en nationaal égoïsme steeds voortwoekeren, voor den vrede geen plaats is? Moeten I wij eindigen met de Blijde Boodschap van den Kerstnacht tot een leugen te De BURGEMEESTER der gemeente Schoonhoven geeft bij deze kennis, dat het BEDELEN onder don vorm van Nienwjaarwenschea binnen deze gemeente op 1 Januari e. k. en volgende dagen ten strengste zal worden geweerd en noo digt de inwoners uit, door niet te geven, hem hierin behulpzaam te willen zijn. Schoonhoven, 23 Deo. 1898. De Burgemeester voornoemd, A. W. LAZONDER, L..B. Als een heeilyk, nog nooit genoord en nimmer te vergeten lied klonk, eenige maanden geleden, door heel de beschaafde wereld de blymaar; Z. M. de Keizer aller Russen, diep ge voelende hoezeer de welvaart der volken ernstig bedreigd en hun vooruitgang op stoffdlyk en zedeljjk gebied ten zeerste belemmerd wordt door de steeds stijgende uitgaven, welke de handhaving van het evenwicht op militair gebied vordert, heeft tot zijn gezanten by de verschillende Mogendheden een circulaire gericht, waarin hun wordt opgedragen de Regeeringen, by welke zij de belangen van Rusland 1 hebben te behartigen, uit te noodigen tot het zenden van gevolmachtigden bij een conferentie, welke de Czaar wenacht bijeen te roepen ten einde onderling te overleggen op welke wijze een beperking is te brengen in de krygstoerustingen. We moesten het bericht meermalen overlezen, want wij konden onze oogen niet gelooven. Hoe, een voorstel tot ontwapening? Een voorstel, niet om direct maar de legers af te schaffen en het krijgsmatenaal om te scheppen in arbeidsgereedschap, daaraan denkt zelfs niet de minst nuchtere idealist, doch om den eersten «tap te zetten op den weg in de richting van ontwapening, waarmede een begin zou worden gemaakt met datgene, wat alleen m staat is de noodkreten der bezwaarde natién minder luid te doen klinken, een eerste stap, waarvan de gevolgen zoo zegenrijk zouden blyken, dat men weldra gedrongen zou zijn nog verdere stappen te doen, altijd verder, met stijgend succès, terwijl inmiddels de overtuiging, dat geschillen van volken niet moeten worden uitgevochten, maar by scheidsrechterlijke uitspraak beslecht, al dieper wortels schoot in het gemoed der menschenkinderen Een voorstel daartoe, niet uitgaande van de regeering van een klein land, die met toenemende moeite haar enkele honderdduizenden van strijdbare mannen in ’t geweer kunnende houden, er dat op gevonden had om, zonder zelf aan gevaren bloot te staan, het gevaar van een aanval van buiten eenigermate te beperken, - maar uitgaande van den oppermachtigen gebieder van het grootste der militaire volken, op wiens wenk alleen millioenen krijgers zich in beweging zouden kunnen stellen om als een lawine zich te werpen op het land dat het ongeluk had gehad zijn toorn te doen ontbranden! En ja, het was toch zoo. Czaar Nicolaas had de rechte snaar aangeroeid. Hij wees op de noodzakelijkheid niet alleen van den vrede, want die erkenning is in den mond der vorsten een gemeenplaats geworden, maar van vermindering van oorlogsuitgaven ter verlichting van de lasten, onder welke de volken te midden van den vrede gebukt gaan. Hy toonde in z|jn schryven aan de gezanten aan, dat voor de bevordering van maatschap pelijke belangen groote geldelyke offers veieiscfat weiden, die men niet zou kunnen opbiengen zoolang nog de zorg voor krygs toerustingen beslag legde op het grootste deel der financiéele krachten in alle landen. Koitom, hij sprak een taal, gelijk nog nooit uit den mond eens opperheerschers was vernomen. Alzoo was er blijdschap over heel de wereld, eenige dagen lang. De blij maar, Prgs der Ad verten tien: Van 1 tot 5 rebels f 0,50. Iedere regel meer f 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco uiterlgk tot Dinsdags- en tot Vrydags-namiddags 4 uren. Alle binnenlandsche Advertentienvoor 3-maal plaatsing opgegeven, worden slechts 2-maal in rekening gebracht. zal zij niet; een zoo machtig potentaat stelt men niet bloot aan een fiasco door een uitnoodiging van zyn kant niet aan te nemen. Bovendien zou het al éeli heel slechten indruk maken, wanneer eenige Regeering twijfel aan den dag legde ten aanzien van het wélslagen der bijeenkomst, en zou het den schijn hebben alsof van haar de bezwaren werden geopperd, die de uitvoering van eenig ontwapeningsplan in den weg ston den. Neen, men heeft met zeker vertoon van geestdrift het voorstel ontvangen, den genialen ontwerper dank zeggende voor zijn initiatief; in Parlementen en bij de ontvangst van deputation hebben onderscheiden Hoofden van Staten betuigd dat hetgeen de Czaar wil geheel en al met hun gevoelens overeenstemt Wat wil men dan meer? O, schijnbaar is alles in orde. De vol ken hunkeren naar vrede, de vorsten willen niet anders. De volken morren tegen de militaire uitgaven, de Regeeringen zouden met beide handen de gelegenheid aangrijpen om er eenige vermindering in te brengen. Maar met uw welnemen, er zijn nog eenige min of meer belangrijke „quaesties”, die we, met al onze vredelievende gezind heid, toch moeielijk in het vervolg zouden kunnen negeeren. Al wilde bet de Re geering, het volk zou er toch telkens weer op terug komen. Of neen, eigenlijk niet het volk, maar degenen, die door zekere groepen van het volk blindelings gevolgd en onnadenkend nagepraat worden, de leiders, de partijhoofden. Hun invloed zou sterk afnemen, als er die quaesties niet meer waren. De Duitsche vlag waait nog op de torens van de steden in den Elzas en in Lotharingen. De Engelschen spelen den baas in hetNyldal. De Russen versterken hun invloed in China. En zoo zijn er nog een aantal „grieven”, aan onderscheiden kanton, te voel om ze weg te redeneeren. Daar komt nog bij het bestaan van zekere bondgenootschappen, aangegaan zoo het heet om den Euro- peeschen vrede te doen bewaard blijven, maar in werkelijkheid ten doel hebbende op een gegeven tijdstip met de volle zwaarte van een verpletterende getalsmeer- derheid over het lot van Europa te kunnen beslissen. Dan zijn er nog politieke toe standen welker onhoudbaarheid sinds lang is geblekén en die, wanneer zij tot een crisis zijn gekomen, noodwendig tot een strijd voeren waarin de belangen van vele volken zij n betrokken en de belangen van den sterkste het best zullen zyngediend; we hebben hierbij het oog op de tot in zijn grondvesten geschokte Oostenryks- Hongaarsche monarchie. Eindelyk hebben we nog ditzelfde jaar op de meest over tuigende wyze kunnen gewaarworden, dat het recht niets, de macht alles isimmers, op welke redelijke gronden heeft het Amerikaansch gemeenebeat aan de Spaan- sche monarchie haar koloniën ontnomen En zoolang zelfs die mogelijkheid bestaat, zoolang de minder sterke niet gewaar borgd is tegen de gewelddadigheden van den machtige, is het een plicht der wet tige zelfverdediging, sterk te zyn, de uiterste grens van zyn krachtsinspanning te benaderen. Het is in deze wereld aldus gesteld dat men, geplaatst voor de keus tusschen verslinden en verslonden wor den, in den regel aan het eerste de voor keur geeft. Is deze opvatting misschien wat al te pessimistisch? Och, hoe gaarne zouden wij ons ge wonnen geven voor een meer opgewekte, als maar niet de logica der feiten ons dit verbood! Nietwaar, in afwachting van de resultaten van de vredes bijeenkomst, zou men toch op zijn allerminst een staking in de vermeerdering der militaire krachten hoogst redelyk vinden. Desniettemin gaat alles zyn ouden gang; zelfs in Rusland zyn, na het publiceeren der Keizerlyke boodschap, nieuwe regiinenten gevormd, en in Duitschland, welks Keizer elke ge legenheid aangrypt om sympathie te be tuigen voor het plan van zyn vriend den Czaar, gaat het denzelfden gang. Men had, onder de tegenwoordige omstandigheden, daar wel een paar maanden geduld mee kunnen hebben. Zoo oordeelen wy niet aldus de grootmachtigendie juist doen alsof zy vóór het tydatip dat afge sproken zal worden geen uitbreiding aan de legers meer te geven, moeten zorgen dat zy „binnen” zyn. En dat heeft gemaakt dat wy, onlangs opnieuw de Keizerlyke uitnoodiginglezende, wereiu, seuigu uaguu lang, ut> uiyiuatu, het klassieke woord, eenmaal in onze de blyde boodschap, het Evangelie van Tweede Kamer uitgesproken, ook op deze als zynde een inbreuk op de grondwet en eene belofte-schending van den Minister- President. De jonge Tisza, graaf Stephan, verdedigde het wetsontwerp van zyn vader en moest het daarom ontgelden. Uitroepen als: „Schaam je wat!” „landverrader!” „ga naar je papa en je brutale familie!” maakten hem het verder spreken on mogelijk. Uit Praag (Bohemen) het verblijdend bericht, dat een Duitsch blad en een Czechisch de mogeiykheid eener schikking tusschen de twee vijandelyke elementen beginnen te overwegen. Moge het resultaat „Vrede” zyn! Keizer Wilhelm zond aan den Daiteehoi Rijksdag, tot versiering der muren van zyn vergaderzaalten geschenke eene reeks van maritieme schetsen, door hem aan boord van de „Hohenzollern" tezamen met den Marine-schilder Willy Stower vervaardigd. Theodor Heine, de teekenaar van het Münchener spotblad „Simplicissimus”, is, wegens twee Majesteit schendende teeke- ningen, Keizer Wilhelm’s reis in het Oosten betreffende, tot zes maanden ge vangenisstraf veroordeeld. De firma, die het blad drukt, beliep eene geldboete. Hoe langer hoe hatelijker worden de Pruisische dwangmaatregelen in Noord» Sleeswyk. De Regeerings-President, de heer Von Köller vaardigde nu weer een bevelschrift uit, waarby aan alle ouders, wier kinderen in Deensche scholen on- derwys ontvangen, is aangezegd, dat zij het land zullen uitgezet worden, als voor 27 December hunne kinderen niet van die scholen zyn afgenomen. Weer een staaltje van de in den Ryksdag zoo veel besproken en veroordeelde uitzettings- politiek. Men kan altyd een stok vinden, om een hond te slaan! Prins George van Griekenland ia op weg naar Creta. Te Milo werd hij op gewacht door de oorlogsschepen van de vier Mogendheden, die hem met geschut- salvo’s begroetten. Vervolgens middag maalde hy met de Admiralen. Met het Fransche Admiraalschip Bugland” is hjj nu op weg naar zijne bestemming. Een schitterend uitgeleide viel hem in Athene te beurt. Het is nu beslist tegengesproken, dat de heer Numa Droz als raadsman van Prins George medeging. President Mac-Kinley is weer in de gelegenheid geweest eene redevoering te houden, die zeer merkwaardig kan ge noemd worden. Te Savamah de troepen inspecteerend, die naar Cuba moesten ver trekken, betoogde hy, dat het onmogefijk was de veroverde gewesten aan Spanje terug te geven of aan zich zelf over te laten. Plicht van de Vereenigde Staten was het dus die gewesten te behouden. Over de quaestie van de Philippynen geen woord. De Amerikaansche regeering moet be sloten hebben de „Maine” te doen lichten. Dit besluit zou, volgens „The Times”, genomen zyn op aandringen van eenige buitenlandsche vertegenwoordigers te Was hington, opdat de werkelijke oorzaak van den ondergang van het oorlogsschip kan worden uitgemaakt. Men zegt, dat ook de Cubaansche insurgenten-chefMaximo Gomez, over leden is. CE STAND. laannld. 1 December. I. van Q. van Toiil en ilia, a. van D. de Jaag letuekom en C. Priem, enlooa aangegeven kind, pen a/d Lak. wt 16 December. van P. J. Lekaa ea ina, d. van A. Heikoop Pieter JohannU, 1. A. Vngk. Chriatiaan, 1 J. Lmgen. - Neonar- Ipk en J. de Jong. euwen en A. Berkeg. graaf en B. Langerak. Ie Jong, oud 84 J. ea ar, oud 28 J. A. toota van P. Vimr. peet, ond 6 j. kkerktrk. ot 16 December. van O. v. d. Hen] uuma, d. van M. Schild t, a. van J. Schep en van Th. Slingerland Adrianna, a. van M. Lukina Maria, d. Nobel Jan Mat- en J. M. de Jager.—» Jong en C.C. Hoger- n (i. Oadenaarde en Albertus, 1. van H, if. Jacoba, d. van >uwens. tok, oud as j. (na »p, oud 24 j. nuider, oud 2 m. duwnaar van N. Ver- n. C. de Jager Aa., ersbergen. A. de htg. Van A. Mudde. .oplk. icoember. Iriana, d. van H. da Johanna Maria, d. A. Hoogendoorn. 1. Rietveld. uj, oud 83 wedaire oud 3 w. Langerak. raemoer. ▼an O. Vermeulen oud 66 j., echtg^ A. Verhoef) ond 6 a, ST ATEN-GENERAAL. In haar vergadering van Maandag lette de Tweede Kamer de algemeene beraadslaging over Hoofdstuk VII B (Financiën) der Staatsbegroo- ling voort. De heer Loeff drong nader aan op motiveering van de uitspraken in lake de vermogens- en bedrijfsbelasting. De heer Drucker besprak de hervorming van het kadaster. De heer Smeenge betoogde de wensoheltykheid om den raden van beroep mededeeling te doen van elkanders belangrgke beslissingen. De heer Bouman sou de rechtsmacht van de raden van beroep liever overbrengen naar den kan tonrechter. De heer Van Alphen vroeg naar den stand der werkzaamheden van de loopen herziening van de gebouwde eigen dommen. De Minister van Financiën deelde mede, dat een ontwerp tot hersiening van de wet op de personeele belasting spoedig sal worden inge diend. Over de tolgaarders-quaestie van den heer De Ras iel de Min. dat de ontheffing van tolgeld by vergissing gedurende ayn af wezigheid is geschied; het bedrag ad f 26,60 sal waarschynlyk door de Automobilen-Oomp. worden terugbetaald, in elk geval niet ten laste van het Rgk komen. Motiveering van de uitspraken der administratie acht de Min. verkeerdmededeeling onderling door de raden van beroep van genomen beslissing verdient overweging. By de behandeling der artikelen sprak de heer Van Limburg Stirum de wensohelykheid uit ran heffing van invoerrechten op vreemde gist; de heer Bouman drong aan op vaste tractementen voor de deurwaarders der directe belastingen, in verband daarmede afschaf fing van de waarschuwingen en aanmaningen en invoering van dienstbrief kaarten voor de directe belastingen. De heer Veegens vroeg een andere organisatie voor het personeel b| de belasting op de gouden- en zilveren werken. De heer Mutsaers bepleitte een betere regeling van de poeitie der commiezen te Tilburg, wiet

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1898 | | pagina 1