«cue
LWUK.
JERING
N°. 1950.
1898.
Zaterdag 24 December.
Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Hoiland en Utrecht
steding.
tlalorW
Of JöMfliSjfl,
k 40jaar.
Officiëele Kennisgevingen.
i., te Groningen,
or waard.looio
BUITENLAND.
Overzicht.
p: BAL.
Coops
J. B0UTEB,
Kuiper, LeUwkerk.
BEDELEN.
VREDESKLANKEN.
BINNENLAND.
J
S. W. N. VAN NOOTEN ra Schoonhoven,
Uitgevers.
Gemeente Schoonhoven.
R van den Polder
•p Dinsdag 27 De-
i de POLDERKAMER
i inschrijving, publiek
PRENTENBOEKi
RIJEN van
nspiegel,
d door
ZEGGELEN.
6e druk. Prys 90 Cta.
7. N. VAN NOOTEN
den vrede waa wederom verkondigd in
het Oosten, evenals vóór negentien eeuwen,
toen ook van den kant van de razende
zon het Vrede op aarde! in plechtige tonen
over het aardrijk had geklonken.
Deze Courant wordt des Woensdags- en des Zaterdags
morgens uitgegeven. Prijs: voor Schoonhoven per drie maanden f 0,75.
Franco per post door het geheele rijk f 0,90. Men kan zibh abon-
neeren hg alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders.
kter’s Drop is heerlijk
van smaak.
iter's Drop is een uit
muntend verzach
tend middel.
iter’o Drop is door
tan bevolen.
ovaal van vorm en
•echtelijk gedeponeerd
r.
in elegante blikken
ct. en los A 25 ct. per
mze bekende depête.
>rdt uitsluitend ge
ien liggen ter lezing
je Vitot
en zijn te bekomen
van den polder, den
fAN DER 8TRAATKN
WOOIlHOWBI COURAIfT.
id van DRIE WIP-
NS met bijbehoo-
voor den tyd van
inde 1 Januari 1899
ultimo December
rbestuur voornoemd,
EMS HETZELVE,
LAZONDER,
Voorzitter.
Is er, op dit oogenblik, van die hoop
volle verwachtingen nog iets overgebleven?
De conferentie, door den Czaar bedoeld,
heeft nog met plaats gehad, is zelfs nog
niet in voorbereiding. Achterwege blijven
Nu het zorgvuldig onderzoek, door het
Hof van Cassatie gedaan in de zaak Drey
fus, of zg voor herziening vatbaar is of
niet, ten einde loopt, worden verdachte en
onwillige bewegingen in Frankrijk waar
genomen bij Regeering en Vertegenwoor
diging! Ware dat Hooggerechtshof er
niet, waarop onwrikbaar veler vertrouwen
blijft gevestigd, men zou haast beginnen
te vreezen, dat het „den verkeerden kant”
weer uitging met „de zaak’’. De Minister
van Oorlog, de heer De Freycinet, is aan
het woord geweest en zeide niet meer of
minder, op eene vraag van den anti-semi-
tischen Afgevaardigde Lazies, dat hij een
geheim „dossier” bezit, stukken bevattend
waarmede de veiligheid van den Staat
gemoeid is en hetwelk hij niet van plan
was aan het Hof van Cassatie over te
leggen, dan onder volledige, strenge ge
heimhouding.
De oud Minister-President Brisson, een
voorstander van de herziening, bracht op
bovenstaand gezegde echter in ’t midden,
dat die „geheime” stukken, destijds door
den heer De Cavaignac op de tribune
voorgelezen en betrekking hebbende op
de Dreyfus quaestie, volstrekt niet in ver
band stonden met de veiligheid van den
Staat. „Ik heb ze zelf onder de oogen
gehad,” voegde hij er bij. Daar stond
De Cavaignac eensklaps op, roepende„Wel
te verstaan de stukken, die ik noodig
oordeelde u mee tedeelen.” In destukken,
die bij Generaal Gonse berusten en die de
heer Brisson onnoodig achtte te onder
zoeken, daarin zijn juist alle sporen van
overtuiging aanwezig!” En werkelijk
ondervinding was hier niet de beste
leermeesteres voor de zooveelste maal
nam de Kamer Cavaignac’s onzin voor
„zoete koek” op en beet er gretig in. Met
370 tegen 80 stemmen nam zy de motie
aan, waarby „de verklaringen” der Re-
geenng werden goedgekeurd. De Kamer
lydt aan de „modeziekte!” Mal zenuwachtig
stelt zij zich aan, maar niet minder de
Regeering, die, nu de zaak eindelijk is
waar zij behoort, bij de Justitie weifelend
en twijfelend en „half’ optreedt. Neen
sterker nog, hare houding is beneden alle
critiek. Zoo schitterend het figuur van
den heer Brisson, zoo treurig het hare.
De Freycinet en Dupuy legden Maandag
j.l. verklaringen in de Kamer af, die
hierop neerkwamen, dat het Hof van Cas
satie de zaak nu wel in handen heeft,
maar dat de Regeering er ook nog is en
dat zij wel teidege zorgen zal, dat de
gevaarlijke bewijzen niet uit hare handen
komen, tenzij de rechters onder eede belo
ven ze aan niemand te toonen. „Dus toch
nog „bewijsstukken”, zoo zeggen de tegen
standers!” Koren op hun molen natuurlijk.
Maar het Hof van Cassatie geeft niets
om al dat gespring en gewoel en gejoel
verklaren, hoogstens tot een voor ver
wezenlijking onvatbare illusie?
Het schijnt „CDAatofi dat we dat niet,
moeten doen. Al konden we er genoeg
zaam zeker van zijn, dat zelfs de jongeren
onder ons den dageraad van een schoonere
toekomst dan het droevig heden niet
zullen aanschouwen, toch hebben we al
onze krachten in te spannen om die
toekomst voor te bereiden, door het aan-
kweeken van echt vredelievende gevoelens.
Door uit onzen eigen kring te weren al
hetgeen tot tweespalt aanleiding kan
geven. Door by elke gelegenheid de mee-
ning ingang te doen vinden dat de over
winning in een strijd volstrekt niet
bewijst aan welke zyde het goed recht
is. Verder kunnen wy onze medewerking
verleeuen aan al hetgeen door vereem-
gingen wordt gedaan om de vredesbe-
ginselen over de aarde te verbreiden.
Het is helaas waar dat, zoolang er kans
bestaat, in de uitoefening van rechten door
het aanwenden van overmacht gehinderd
te worden, w(j op zelfverdediging bedacht
moeten zijn. Een weerloos toegeven aan
onredelijke eischen is niet het middel om
den vrede te verzekeren, het zou den
machtige slechts overmoediger maken.
Doch zoo wy verlangen, dat geschillen,
die er altijd wel zijn zullen, langs den
weg van recht en wet tot oplossing ge
bracht worden, laten wij dan ook toonen
dit beginsel op hoogen prya te stellen en
er nooit van afwijken. De oorlog is machts
misbruik in het groot; beginnen wy met
het te doen verdwijnen in het kleine.
Al kunnen wy dan betrekkelijk weinig
doen aan de verzekering van den wereld
vrede, al moeten wy misschién nog
lang en met verklaarbaren weerzin de
offers brengen die de zorg voor eigen
veiligheid van ons vraagt, de vredesidée
zal tot verdere ontwikkeling komen zoo
wy ons in alle, opzichten voorstanders
van den vrede betoonen. De beste onzer
medemenschen reiken elkander de hand,
ook over de grenzen heen dat die handen
zich vermenigvuldigen, en zoo de aan
sluiting vormen, tegen welke het ruw
geweld niets vermag.
DEC EMBER 1898,
ids 7 ure,
ramma:
IEN. Tooneelspel in 8
A. Rudsoh.
OUW”, het fijnste TafM-
n 2 bedrfjven.
van Kamer en Regeering. Door niets zal
het zich laten verleiden, noch verschrikken.
Als een rots zoo vast staat zijEen
krachtige steun! Nog steeds gaat het
voort met verhooren, maar niet lang zal
het meer duren, of het zal uitspraak doen
in de herzienings-quaestie en haar definitief
gelasten, daar het zich al een oordeel
over de zaak heeft gevormd. Die „aller-
geheimste” stukken hebben met de quaestie
der herziening niets te maken en worden
voor „verder” onderzoek bewaard.
De Strafkamer van het Parijsche Hof
van Cassatie moet, haar nader onderzoek
in de Dreyfus-zaak voortzettend, Zaterdag
o. a. den heer Chincholle, van „Le Figaro”,
hebben gehoord. Deze is het, die inder
tijd uit den mond van den toen uiterst
vertoornden Majoor Esterhazy den uitroep
vernam: „Het borderel! Welnu, ja, ik
heb het geschreven, maar op bevel van
mijne chefs! Als die mij nu in den steek
laten, dan doe ik óók den mond open.”
Zoo iets dergeljjks althans moet het ge
weest zyn.
Overste Picquart zit nog steeds gevangen.
Dat Franschen in beleefdheid en goeden
toon uitmunten boven de Engelscheh,
blijkt ook weer uit het volgende: De
nieuwe Fransche gezant by het Eogel-
sche Hof, de heer Cambon, ontving
Zaterdag jl. de Fransche kolonie te
Londen en liet zich bjj die gelegenheid
zéér vriendschappelijk uit over Engeland,
hetwelk daarom des te meer uitkomt, als
men zich nog even herinneren wil hoe
Engeland’s gezant te Parijs van wal stak,
met het oog op de Fashoda-quaestie. De
heer Cambon echter verklaarde, dat de
belangen van Frankrijk en Engeland zeer
wel met elkaar waren overeen te brengen
zij moesten altijd gelijken tred houden
met de belangen der beschaving en van
den vooruitgang.
Den vorigen dag had de Premier, de
Markies van Salisbury, aan een diner in
de Constitutional-Club eene toespraak
gehouden, waarin hij ook op heel ge
matigden toon van de buitenlandsche
staatkunde sprak. Zinspelende op het
ontslag van Sir William Harcourt,
als leider der liberale partij, zeide Lord
Salisbury, dat dit in zooverre een verlies
was voor de Regeering, wijl niets beter
was voor eene sterke Regeering dan eene
eveneens sterke oppositie. Sir William’s
aftreden was natuurlijk ook het onder
werp van gesprek op het liberalen congres
te Birmingham, waar men besloot hem
dank te betuigen voor de diensten aan
die party bewezen. Als zijn opvolger wordt
gesproken van den oud Minister van Bin-
nenlandsche Zaken, den heer Asquith, die
des avonds in de Town-Hall een schit
terende redevoering hield voor een groot
publiek. Rij betreurde Harcourt’s aftreden,
doch voegde er bij, dat hij van de nood
zakelijkheid daarvan volstrekt niet over
tuigd was, daar volgens zijn inzicht de
partij haren leider steeds uitstekend had
gesteund.
De Fashoda-quaestie is nu, hopen we,
voor goed uit de wereld. Naar uit Cairo
gemeld wordt, hebben Marchand en de
zijnen de plaats nu den llden 1.1. ont
ruimd, de Fransche vlag nederhalende.
Daarna zijn de Britsche en de Egyptische
vlag op het door de Franschen ge
bouwde fort geheschen en is dit door de
Egyptische troepen bezet. Marchand be
gaf zich naar de Sobat-rivier.
De heer Stead, directeur van de Review
of Reviews heeft een vredeskruistocht op
touw gezet, met het oog op de aanstaande
ontwapenings conferentie. Zondag had de
eerste groote vergadering plaats in St. James
Hallonder voorzitterschap van den
bisschop van Londen.
Nog eene inleiding tot de ontwapenings
conferentie! De Russische Minister van
Oorlog heeft de vorming gelast van
een nieuw sappeur bataillon en de uit
breiding van twee anderen. En dat komt
uit het land, waar de ontwerper van die
conferentie huist, „de vredevorst”.
In het Hongaarsche Volkshuis ging
het de laatste dagen wel wat kalmer toe,
maar toch nog lang niet zooals het hoort.
Zéér gunstig onderscheidde zich in de
zitting van Zaterdag jl. de gryze afge
vaardigde Joseph Madaras, die als oudste
lid het Huis presideerend by ontstentenis
van het gewone bureau, schoon hij tot
de oppositie behoorde, in een lange toe
spraak gehoorzaamheid aan de wet bepleitte.
Vond dit woord een goede plaats, nog beter
zyn voorstel, de aangelegenheid der Presi-
dents-verkiezing uit te stellen tot den Maan
dag daarop. En ’s Maandags ontwikkelde
zich een debat, waarin de oppositie die
verkiezing, waarover, zooals men weet, al
zooveel woorden gevallen zijn, tot na
Nieuwjaar wilde doen uitstellen. En zoo
denkt men de zaak tot dien datum slepende
te houden. Heviger geredetwist werd er nog
over het befaamde voorstel van den ouden
Koloman Tisza, die goedkeuring van wetten
alleen by Koninklijk besluit wil doen in
voeren, dan over de zaak die aan de orde
was. Graaf Apponyi en de afgevaardigde
Kossuth bestreden dit voorstel om ’t hardst,
'RANKKUIPEN, REBEN-
IRONDTONNEN M2.,
UK HEVBAASD:
tret, adres letters A B.
AN NOOTEN, Bureau
tourant, 8eheunh«vM.
zaak van toepassing achtten: „Van dit
alles komt toch mets!”
Moeten daarom de vrienden van den
vrede maar gaan neerzittenby de pakken,
overtuigd dat hun idealisme tot niets leidt,
en dat in deze booze wereld, waar haat
en tweedracht, individueels baatzucht en
nationaal égoïsme steeds voortwoekeren,
voor den vrede geen plaats is? Moeten
I wij eindigen met de Blijde Boodschap
van den Kerstnacht tot een leugen te
De BURGEMEESTER der gemeente
Schoonhoven geeft bij deze kennis, dat
het BEDELEN onder don vorm van
Nienwjaarwenschea binnen deze gemeente
op 1 Januari e. k. en volgende dagen
ten strengste zal worden geweerd en noo
digt de inwoners uit, door niet te geven,
hem hierin behulpzaam te willen zijn.
Schoonhoven, 23 Deo. 1898.
De Burgemeester voornoemd,
A. W. LAZONDER, L..B.
Als een heeilyk, nog nooit genoord en
nimmer te vergeten lied klonk, eenige
maanden geleden, door heel de beschaafde
wereld de blymaar;
Z. M. de Keizer aller Russen, diep ge
voelende hoezeer de welvaart der volken
ernstig bedreigd en hun vooruitgang op
stoffdlyk en zedeljjk gebied ten zeerste
belemmerd wordt door de steeds stijgende
uitgaven, welke de handhaving van het
evenwicht op militair gebied vordert,
heeft tot zijn gezanten by de verschillende
Mogendheden een circulaire gericht, waarin
hun wordt opgedragen de Regeeringen,
by welke zij de belangen van Rusland 1
hebben te behartigen, uit te noodigen tot
het zenden van gevolmachtigden bij een
conferentie, welke de Czaar wenacht bijeen
te roepen ten einde onderling te overleggen
op welke wijze een beperking is te brengen
in de krygstoerustingen.
We moesten het bericht meermalen
overlezen, want wij konden onze oogen
niet gelooven.
Hoe, een voorstel tot ontwapening?
Een voorstel, niet om direct maar de
legers af te schaffen en het krijgsmatenaal
om te scheppen in arbeidsgereedschap,
daaraan denkt zelfs niet de minst
nuchtere idealist, doch om den eersten
«tap te zetten op den weg in de richting
van ontwapening, waarmede een begin
zou worden gemaakt met datgene, wat
alleen m staat is de noodkreten der
bezwaarde natién minder luid te doen
klinken, een eerste stap, waarvan de
gevolgen zoo zegenrijk zouden blyken,
dat men weldra gedrongen zou zijn nog
verdere stappen te doen, altijd verder,
met stijgend succès, terwijl inmiddels de
overtuiging, dat geschillen van volken
niet moeten worden uitgevochten, maar
by scheidsrechterlijke uitspraak beslecht,
al dieper wortels schoot in het gemoed
der menschenkinderen
Een voorstel daartoe, niet uitgaande
van de regeering van een klein land,
die met toenemende moeite haar enkele
honderdduizenden van strijdbare mannen
in ’t geweer kunnende houden, er dat op
gevonden had om, zonder zelf aan gevaren
bloot te staan, het gevaar van een aanval
van buiten eenigermate te beperken, -
maar uitgaande van den oppermachtigen
gebieder van het grootste der militaire
volken, op wiens wenk alleen millioenen
krijgers zich in beweging zouden kunnen
stellen om als een lawine zich te werpen
op het land dat het ongeluk had gehad
zijn toorn te doen ontbranden!
En ja, het was toch zoo. Czaar Nicolaas
had de rechte snaar aangeroeid. Hij wees
op de noodzakelijkheid niet alleen van
den vrede, want die erkenning is in
den mond der vorsten een gemeenplaats
geworden, maar van vermindering van
oorlogsuitgaven ter verlichting van de
lasten, onder welke de volken te midden
van den vrede gebukt gaan. Hy toonde
in z|jn schryven aan de gezanten aan,
dat voor de bevordering van maatschap
pelijke belangen groote geldelyke offers
veieiscfat weiden, die men niet zou kunnen
opbiengen zoolang nog de zorg voor krygs
toerustingen beslag legde op het grootste
deel der financiéele krachten in alle landen.
Koitom, hij sprak een taal, gelijk nog
nooit uit den mond eens opperheerschers
was vernomen.
Alzoo was er blijdschap over heel de
wereld, eenige dagen lang. De blij maar,
Prgs der Ad verten tien: Van 1 tot 5 rebels f 0,50. Iedere regel
meer f 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco
uiterlgk tot Dinsdags- en tot Vrydags-namiddags 4 uren.
Alle binnenlandsche Advertentienvoor 3-maal plaatsing opgegeven,
worden slechts 2-maal in rekening gebracht.
zal zij niet; een zoo machtig potentaat
stelt men niet bloot aan een fiasco door
een uitnoodiging van zyn kant niet aan
te nemen. Bovendien zou het al éeli
heel slechten indruk maken, wanneer
eenige Regeering twijfel aan den dag
legde ten aanzien van het wélslagen der
bijeenkomst, en zou het den schijn
hebben alsof van haar de bezwaren
werden geopperd, die de uitvoering van
eenig ontwapeningsplan in den weg ston
den. Neen, men heeft met zeker vertoon
van geestdrift het voorstel ontvangen,
den genialen ontwerper dank zeggende
voor zijn initiatief; in Parlementen en
bij de ontvangst van deputation hebben
onderscheiden Hoofden van Staten betuigd
dat hetgeen de Czaar wil geheel en al
met hun gevoelens overeenstemt
Wat wil men dan meer?
O, schijnbaar is alles in orde. De vol
ken hunkeren naar vrede, de vorsten
willen niet anders. De volken morren
tegen de militaire uitgaven, de Regeeringen
zouden met beide handen de gelegenheid
aangrijpen om er eenige vermindering in
te brengen.
Maar met uw welnemen, er zijn nog
eenige min of meer belangrijke „quaesties”,
die we, met al onze vredelievende gezind
heid, toch moeielijk in het vervolg zouden
kunnen negeeren. Al wilde bet de Re
geering, het volk zou er toch telkens weer
op terug komen. Of neen, eigenlijk niet
het volk, maar degenen, die door zekere
groepen van het volk blindelings gevolgd
en onnadenkend nagepraat worden, de
leiders, de partijhoofden. Hun invloed
zou sterk afnemen, als er die quaesties
niet meer waren. De Duitsche vlag waait
nog op de torens van de steden in den
Elzas en in Lotharingen. De Engelschen
spelen den baas in hetNyldal. De Russen
versterken hun invloed in China. En zoo
zijn er nog een aantal „grieven”, aan
onderscheiden kanton, te voel om ze weg
te redeneeren. Daar komt nog bij het
bestaan van zekere bondgenootschappen,
aangegaan zoo het heet om den Euro-
peeschen vrede te doen bewaard blijven,
maar in werkelijkheid ten doel hebbende
op een gegeven tijdstip met de volle
zwaarte van een verpletterende getalsmeer-
derheid over het lot van Europa te kunnen
beslissen. Dan zijn er nog politieke toe
standen welker onhoudbaarheid sinds
lang is geblekén en die, wanneer zij tot een
crisis zijn gekomen, noodwendig tot een
strijd voeren waarin de belangen van vele
volken zij n betrokken en de belangen van
den sterkste het best zullen zyngediend;
we hebben hierbij het oog op de tot in
zijn grondvesten geschokte Oostenryks-
Hongaarsche monarchie. Eindelyk hebben
we nog ditzelfde jaar op de meest over
tuigende wyze kunnen gewaarworden, dat
het recht niets, de macht alles isimmers,
op welke redelijke gronden heeft het
Amerikaansch gemeenebeat aan de Spaan-
sche monarchie haar koloniën ontnomen
En zoolang zelfs die mogelijkheid bestaat,
zoolang de minder sterke niet gewaar
borgd is tegen de gewelddadigheden van
den machtige, is het een plicht der wet
tige zelfverdediging, sterk te zyn, de
uiterste grens van zyn krachtsinspanning
te benaderen. Het is in deze wereld aldus
gesteld dat men, geplaatst voor de keus
tusschen verslinden en verslonden wor
den, in den regel aan het eerste de voor
keur geeft.
Is deze opvatting misschien wat al te
pessimistisch?
Och, hoe gaarne zouden wij ons ge
wonnen geven voor een meer opgewekte,
als maar niet de logica der feiten ons dit
verbood! Nietwaar, in afwachting van de
resultaten van de vredes bijeenkomst, zou
men toch op zijn allerminst een staking
in de vermeerdering der militaire krachten
hoogst redelyk vinden. Desniettemin gaat
alles zyn ouden gang; zelfs in Rusland
zyn, na het publiceeren der Keizerlyke
boodschap, nieuwe regiinenten gevormd,
en in Duitschland, welks Keizer elke ge
legenheid aangrypt om sympathie te be
tuigen voor het plan van zyn vriend den
Czaar, gaat het denzelfden gang. Men had,
onder de tegenwoordige omstandigheden,
daar wel een paar maanden geduld mee
kunnen hebben. Zoo oordeelen wy
niet aldus de grootmachtigendie juist
doen alsof zy vóór het tydatip dat afge
sproken zal worden geen uitbreiding aan
de legers meer te geven, moeten zorgen
dat zy „binnen” zyn.
En dat heeft gemaakt dat wy, onlangs
opnieuw de Keizerlyke uitnoodiginglezende,
wereiu, seuigu uaguu lang, ut> uiyiuatu, het klassieke woord, eenmaal in onze
de blyde boodschap, het Evangelie van Tweede Kamer uitgesproken, ook op deze
als zynde een inbreuk op de grondwet en
eene belofte-schending van den Minister-
President. De jonge Tisza, graaf Stephan,
verdedigde het wetsontwerp van zyn vader
en moest het daarom ontgelden. Uitroepen
als: „Schaam je wat!” „landverrader!”
„ga naar je papa en je brutale familie!”
maakten hem het verder spreken on
mogelijk.
Uit Praag (Bohemen) het verblijdend
bericht, dat een Duitsch blad en een
Czechisch de mogeiykheid eener schikking
tusschen de twee vijandelyke elementen
beginnen te overwegen. Moge het resultaat
„Vrede” zyn!
Keizer Wilhelm zond aan den Daiteehoi
Rijksdag, tot versiering der muren van
zyn vergaderzaalten geschenke eene
reeks van maritieme schetsen, door hem
aan boord van de „Hohenzollern" tezamen
met den Marine-schilder Willy Stower
vervaardigd.
Theodor Heine, de teekenaar van het
Münchener spotblad „Simplicissimus”, is,
wegens twee Majesteit schendende teeke-
ningen, Keizer Wilhelm’s reis in het
Oosten betreffende, tot zes maanden ge
vangenisstraf veroordeeld. De firma, die
het blad drukt, beliep eene geldboete.
Hoe langer hoe hatelijker worden de
Pruisische dwangmaatregelen in Noord»
Sleeswyk. De Regeerings-President, de
heer Von Köller vaardigde nu weer een
bevelschrift uit, waarby aan alle ouders,
wier kinderen in Deensche scholen on-
derwys ontvangen, is aangezegd, dat zij
het land zullen uitgezet worden, als voor
27 December hunne kinderen niet van
die scholen zyn afgenomen. Weer een
staaltje van de in den Ryksdag zoo veel
besproken en veroordeelde uitzettings-
politiek. Men kan altyd een stok vinden,
om een hond te slaan!
Prins George van Griekenland ia op
weg naar Creta. Te Milo werd hij op
gewacht door de oorlogsschepen van de
vier Mogendheden, die hem met geschut-
salvo’s begroetten. Vervolgens middag
maalde hy met de Admiralen. Met het
Fransche Admiraalschip Bugland” is hjj
nu op weg naar zijne bestemming. Een
schitterend uitgeleide viel hem in Athene
te beurt.
Het is nu beslist tegengesproken, dat
de heer Numa Droz als raadsman van
Prins George medeging.
President Mac-Kinley is weer in de
gelegenheid geweest eene redevoering te
houden, die zeer merkwaardig kan ge
noemd worden. Te Savamah de troepen
inspecteerend, die naar Cuba moesten ver
trekken, betoogde hy, dat het onmogefijk
was de veroverde gewesten aan Spanje
terug te geven of aan zich zelf over te
laten. Plicht van de Vereenigde Staten
was het dus die gewesten te behouden.
Over de quaestie van de Philippynen
geen woord.
De Amerikaansche regeering moet be
sloten hebben de „Maine” te doen lichten.
Dit besluit zou, volgens „The Times”,
genomen zyn op aandringen van eenige
buitenlandsche vertegenwoordigers te Was
hington, opdat de werkelijke oorzaak van
den ondergang van het oorlogsschip kan
worden uitgemaakt.
Men zegt, dat ook de Cubaansche
insurgenten-chefMaximo Gomez, over
leden is.
CE STAND.
laannld.
1 December.
I. van Q. van Toiil en
ilia, a. van D. de Jaag
letuekom en C. Priem,
enlooa aangegeven kind,
pen a/d Lak.
wt 16 December.
van P. J. Lekaa ea
ina, d. van A. Heikoop
Pieter JohannU, 1.
A. Vngk. Chriatiaan,
1 J. Lmgen. - Neonar-
Ipk en J. de Jong.
euwen en A. Berkeg.
graaf en B. Langerak.
Ie Jong, oud 84 J. ea
ar, oud 28 J. A.
toota van P. Vimr.
peet, ond 6 j.
kkerktrk.
ot 16 December.
van O. v. d. Hen]
uuma, d. van M. Schild
t, a. van J. Schep en
van Th. Slingerland
Adrianna, a. van M.
Lukina Maria, d.
Nobel Jan Mat-
en J. M. de Jager.—»
Jong en C.C. Hoger-
n (i. Oadenaarde en
Albertus, 1. van H,
if. Jacoba, d. van
>uwens.
tok, oud as j. (na
»p, oud 24 j.
nuider, oud 2 m.
duwnaar van N. Ver-
n. C. de Jager Aa.,
ersbergen. A. de
htg. Van A. Mudde.
.oplk.
icoember.
Iriana, d. van H. da
Johanna Maria, d.
A. Hoogendoorn.
1. Rietveld.
uj, oud 83 wedaire
oud 3 w.
Langerak.
raemoer.
▼an O. Vermeulen
oud 66 j., echtg^
A. Verhoef) ond 6 a,
ST ATEN-GENERAAL.
In haar vergadering van Maandag lette de
Tweede Kamer de algemeene beraadslaging over
Hoofdstuk VII B (Financiën) der Staatsbegroo-
ling voort. De heer Loeff drong nader aan
op motiveering van de uitspraken in lake de
vermogens- en bedrijfsbelasting. De heer Drucker
besprak de hervorming van het kadaster. De
heer Smeenge betoogde de wensoheltykheid om
den raden van beroep mededeeling te doen
van elkanders belangrgke beslissingen. De
heer Bouman sou de rechtsmacht van de raden
van beroep liever overbrengen naar den kan
tonrechter. De heer Van Alphen vroeg naar
den stand der werkzaamheden van de
loopen herziening van de gebouwde eigen
dommen.
De Minister van Financiën deelde mede, dat
een ontwerp tot hersiening van de wet op de
personeele belasting spoedig sal worden inge
diend. Over de tolgaarders-quaestie van den
heer De Ras iel de Min. dat de ontheffing
van tolgeld by vergissing gedurende ayn af
wezigheid is geschied; het bedrag ad f 26,60
sal waarschynlyk door de Automobilen-Oomp.
worden terugbetaald, in elk geval niet ten
laste van het Rgk komen. Motiveering van
de uitspraken der administratie acht de Min.
verkeerdmededeeling onderling door de raden
van beroep van genomen beslissing verdient
overweging.
By de behandeling der artikelen sprak de
heer Van Limburg Stirum de wensohelykheid
uit ran heffing van invoerrechten op vreemde
gist; de heer Bouman drong aan op vaste
tractementen voor de deurwaarders der directe
belastingen, in verband daarmede afschaf
fing van de waarschuwingen en aanmaningen
en invoering van dienstbrief kaarten voor de
directe belastingen. De heer Veegens vroeg
een andere organisatie voor het personeel b|
de belasting op de gouden- en zilveren werken.
De heer Mutsaers bepleitte een betere regeling
van de poeitie der commiezen te Tilburg, wiet