urn.
rtrso.
■EN.
ffliCT
Zaterdag 19 Augustus
N°. 2018.
1899.
Sctiooubora.
blikbaar
tndelaar,
en OinstrflïBii
uw.
Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht
in worden,
r
Oficiëele Kennisgevingen.
if heden
waarop
korting.
iveranciers.
N ZESSEN,
Irosaiers, en voor
99
member a. s.
BINNENLAND.
BUITENLAND.
Ovanloht
DIERENBESCHERMING.
teling A. J. F1JAN.
j toelicht.
I; 6 stuks f 1,M;
Joterhuis.
te zijn
om
al zoetgehalte
I
S. W. N. VAN NOOTEN tb Schoonhoven,
Uitgever».
Gemeente Schoonhoven.
4 stuks f 0,11.
Schoonhoven.
tende KOFFIE,
regeld koopen.)
is het, dat de
indeerd zslvere
e eoeeaioep.
EGEN.
van
9t Pont ons.
k op de overzijde der
in den
snuit is
en van
V. j
Ii«h Rfwielhaadal
iCHIJF.
SWIfHOVENSCHE COMT.
fEN
Ukts.
on Telegraafkantoor.
>m, vanaf de Bemonstr.
lit, vanaf den Singel
ren, van de overzijde
>ven, met het Veer,
r rivier gezien.
lervormde Kerk.
■mde Kerk.
Franco per post door het geheels rijk f 0,90. Men kan rich abon-
aeeren bjj alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders.
i Paard.
1 mogeljjk op de
angekocht worden,
franco per post
vroege morgenuur weinig van gemerkt
te zyn, maar des te grooter was de
opschudding en de ontroering, toen Labori,
in de zittingzaal binnen gedragen zijnde,
verzocht een rijtuig te laten komen en
een dokter. Hy wenschte naar zijn hótel
terug te keeren, was echter volkomen
helder van hoofd, doch zag enkel wat
bleek. Eerst tegen zeven uur kon, tenge
volge van de bovengenoemde gebeurtenis,
dus de zitting aanvangen. De voorzitter
bracht in scherpe bewoordingen het
gebeurde in herinnering en richtte
eene waarschuwing aan het adres van
de „pers”, die zich in de vorige zitting
misdragen had door het roepen tot Mer
cier van „Moordenaar!”. Mr. Demange,
de tweede advocaat van Dreyfus, aan ’t
woord komend, vroeg schorsing der zit
ting, tot men wist, wat de geneesheer
van Mr. Labori zeide. Dit voorstel vond
instemming en weldra was men in de
zaal aan de grootste ontroering ten prooi,
die echter, later ontaardde in standjes en
schermutselingen. Gendarmes moesten de
noodige kalmte aanbrengen. Tegen half acht
eindelijk kwamen de leden van den krtjgs
raad weer binnen en Mr. Demange deelde
toen mede, dat de wond gelukkig niet
ernstig was, maar dat de heer Labori
toch in geen geval de zitting kon bij
wonen. Wie de dader is van dezen
schandelijken aanslag? Zijn naam is nog
niet bekend. Nadat hij zijn slag ge
slagen had, zette hij ’t op een loopen,
achtervolgd door Overste Picquart en
diens zwager, burgemeester Gast, die
blijkbaar in de onmiddellijke nabij
heid zich bevonden. Het gelukte hun
echter niet den dader in te halen, die,
volgens eenlge waschvrouwen, die in
de buurt aan ’t werk waren, smerig in
de kleeren zat. Hij schijnt twee mede
plichtigen gehad te hebben, die, zoodra
Labori was gevallen, op hem toesehoten
en hem zijne papieren ontnamen. De
burgemeester van Rennes en de vertegen
woordiger der stad in de Kamer, de
bekende Le Hérissé, richtten eene procla
matie tot de bevolking, om haar tot
Jcalmte aan te sporen, nu de tegenstanders
van het werk der rechtvaardigheid een
daad van krankzinnigheid hebben doen
plegen. Wölk eene afwisselende zitting
was die van Maandag! Achtereenvolgens
legden Generaal Mercier, Casimir Férier,
de 4 oud Ministers van Oorlog, Generaal
Billot, De Cavaignac, Generaal Zurlinden
en Generaal Chanoine, benevens de
oqd-Minister van Buitenlandsche Zaken
Hanotaux, belangrijke verklaringen af,
onderbroken door Dreyfus zelf, die, ais
hjj denkt dat zulks noodig is, flink voor
zijn gevoelen durft uit te komen. Op
merkelijk is in de getuigenissen der
oud-Ministers van Oorlog, de voorbeelde-
looze onvoorzichtigheid, waarmede be
schuldigingen van het grootste gewicht,
die niets meer dan losse veronderstellingen
zün, worden geuit en als feiten vast
gesteld. Zoo De Cavaignac, die getuigde,
dat hy het onderzoek van bet Hof van
Cassatie nauwkeurig heeft nagegaan en
dat bij zijn eigen verantwoordelijkheid
voegt bij die van hen, die Dreyfus
hebben veroordeeld. En het eerste punt,
dat zijne overtuiging vestigde zeide h|j -
waren „de bekentenissen” van Dreyfus,
aan Lebrun Renault gedaan. Zéér be
denkelijk ook mag genoemd worden, de
wyze, waarop deze oud-Minister en zyn
collega Zurlinden vooralDuitschland’s
waarheidsliefde bij het afleggen der be
kende ontkennings verklaringen, in twijfel
hebben getrokken.
En „last not least” maken we nog mel
ding van eene lasterlijke beschuldiging
van Generaal Mercier, als zou men in
Engeland en in Duitschland vyf en dertig
millioen franken hebben verzameld, om de
bevryding van Dreyfus te koopen. Eene
fijne afwikkeling van zaken, inderdaad!
De vierde zitting van den krijgsraad
beeft niet plaats gehad op Dinsdag j.l.,
wegens den Katholieken feestdag (Maria
Hemelvaart), maar zij begon Woensdag
morgen vroeg, ondanks het oordeel van
Mr. Demange, om de zittingen te schorsen
tot den volgenden Maandag, wijl er ge
gronde hoop bestond, dat Mr. Labori dan
voldoende hersteld zou zijn, om de zittin
gen weer te kunnen volgen. Regeerings
commissaris Carrière echter verzette zich
tegen genoemd voorstel en zoo kwam
het, dat Woensdag-morgen j.l. de behan
deling van het proces-Dreyfus werd voort»
gezet door het verhooren van verschillende
getuigen, als daar warende oud-Minister
van Justitie Guérin, de oud-Minister van
Koloniën Lebon, die van de maatregelen
van voorzichtigheid, welke hy moest nemen
ten opzichte van Dreyfus, zeide; „Als ik*
ze weer moest nemen, zou ik niet aarzelen
het te doen.” Men weet, dat Lebon de
man was, die „den ongelukkige” zoo streng
liet behandelen. Voorts traden voor, de
weduwe Henry en Generaal Roget, die
beiden overtuigd schenen van Dreyfus’
schuld.
Volgens „Le Figaro” heeft zich - wel
wat heel laatl - iemand aangemeld, die
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van Schesahoven maken bekend, dat de
iaarUjksche oefeningen met de
Brandspuiten enz.
zal plaats hebben op het DOELENPLEIN,
en wel:
Voor Spuit A (blauw geverfd)
B (rood
op Zaterdag 19 Augustus 1899,
namiddags 6[ uur.
En voor Spuit C, Handspuiten
en Zeilenwagen
op Zaterdag 26 Augustus 1899,
namiddags uur.
Een ieder moet persoonlijk zyn dienst
vervullen, en allen, zoowel lantaren- en
flambouwdragers, moeten present zijn.
Die zonder wettige redenen niet bij
de oefening verschijnt, wordt gestraft
met f boete.
Schoonhoven18 Aug. 1809.
De Secretaris, De Burgemeester,
H. G. GEELHOED. Kr. A. D. H. KOLFF.
- 11-
om zich van gebrekkige honden en katten I dieren, kan
te ontdoen! jpgenr
omzendbrief
er by is geweest, toen Majoor Von Schwarz-
koppen het bekende „petit bleu” aan Ester-
hazy adresseerde. Het zou zekere Kolonel
Schneider wezen, en het fait zou reeds ter
kennis van den krijgsraad zijn gebracht.
Een mooie plaat in de „Punch”: Kapi
tein Dreyfus, een weinig bedrukt, in de
gevangenis, voor een tafel met papieren;
maar achter hem, met een stralenkrans
om het hoofd, de maagd „Waarheid”,
met een blad waarop „gerechtigheid” te
lezen staat in de eene hand, terwijl zij
de andere den gevangene bemoedigend
op den schouder legt met een „Courage,
mon Capitaine!"
Te Parijs is men bezig, te trachten zekeren
Jules Guérin in hechtenis te nemen, den
voorzitter der Ligue anti-Semitique, tegen
wien van overheidswege een bevel tot
arrestatie is uitgevaardigd. Hij heeft zich
echter met eenige vrienden in zijn huis
gebarricadeerd en wacht nu den aanval
af. Zelfs op het dak zitten gewapende
mannen. Bepaald eene vermakelijke his
torie! Toch zal het zoo niet lang dpren,
want eenige kalme en bezadigde mannen
onder zyne vrienden hebben hem al half
overgehaald, om zich over te geven.
Uit Traasvaal twee tegenstrijdige be
richten! Volgens bericht uit Pretoria,
vreesde men voor het afbreken der on-
derhandelingenofschoon de verwerping
der Britsche voorstellen wel niet on-
voorwaardelijk zou wezen.
Van andere zyde wordt echter gemeld,
dat, met goedvinden van den Uitvoerenden
Raad, de President aan de Engehche Re-
geering liet meedeelen, dat de Regeering
der Zuid-Afrikaansche Republiek het voor
stel tot het benoemen eener gemengde
commissie tot onderzoek der nieuwe kies
wet a inneemt, op voorwaarde, dat daar
door geen inbreuk worde gemaakt op de
onafhankelijkheid der Republiek. Officie al
echter is nog altijd niets bekend. De
Britsche Regeering doet inmiddels nog
steeds of het morgen oorlog worden zal.
Generaal Sir Frederick Forestier Walker,
vroeger in Egypte en op het oogenblik
te Davenport, js tot opperbevelhebber der
troepen in de Kaap-Kolonie benoemd en
vertrekt aanstonds naar zyn post.
Sir Julian Pauncefote, de Britsche gezant
te Washington en laatstelijk hoofd verte
genwoordiger van Engeland ter Vredes
conferentie, zal als „Pair” van Engeland,
waartoe de Koningin hem verhief, den
titel Baron Pauncefote van Preston dragen.
Daltachlaod’s Keizer Wilhelm gevoelt
zich gedrongen tot een nieuw bewijs van
sympathie aan zyn vriend den Sultan van
Turkije. Hy zal eerlang zyn twee oudste
zoons naar Constantinopel zenden, om den
Sultan een bezoek te brengen.
Op kunstgebied leverde Z M. een nieuwe
proeve, door het ontwerpen van een nieu
wen postzegel met symbolische eenheids-
voorstelling.
De boerin Anna Dossaeva, die den
Rasslsehen Kroonprins by stond toen hy,
pa zijn ongeluk, stervend op den weg lag,
is thans ook overleden. Zy was reeds
ziek toen de Prins stierf, en de lange
reis naar Batum, waarheen zij den doode
vergezelde, heeft haar toestand zeer ver
ergerd. Zy deed die reis op verlangen der
Keizerin weduwe, die alle bijzonderheden
omtrent den dood van haren zoon van
haar wilde hoor en.
„Al moest ik sterven onderweg”, zeide
de arme vrouw, „ik zou niet ongehoor
zaam durven wezen aan den wil van
H. M. Zy wil mjj zien en hooren
Haar wensch is my een bevel.”
Volgens nadere berichten omtrent den
orkaan en de overstrooming te Ponce, op
Portorieo, moeten daar 500 menschen om
het leven zijn gekomen. De berichtgever van
„The Evening Journal" schat zelfs het
aantal dooden op duizenden.
Generaal Davis seinde aan de Ameri*
kaansche Regeering, dat, naar zyn schat
ting, 100.000 bewoners van Portorieo al
wat zy bezaten verloren hebben. Hij drong
aan op spoedige hulp.
By Kon. besluit zijn benoemd
tot burgemeester der gemeenten Benschop,
Hoenkoop en Polsbroek R. Van Beusekom,
secretaris dier gemeenten, en tot burge
meester der gemeente Willeskop J. F. B.
Van Hasselt, burgemeester der gemeente
Monttooit.
By Kon. besluit is benoemd
by het 4de regiment vesting artillerie, tot
kapitein de eerste-luitenant J. W. Van
Visvliet, van het korps.
- De 2de luitenant H. L. J. Haak
man, van het 3de reg. vest, art te Gorin-
chem, die 1 November gedetacheerd wordt
by het 8de reg. veld-art, zal vanaf dien
datum tot 1 Mei d. a. v. een cursus volgen
by de ryschool te Bergen-op-Zoom,
Aan het Ministerie van Water
staat te ’a Gravenhage is Woensdag jd.
aanbesteed het herstellen van de beide
uitbouwen aan den zuidelijken oever
van het Hollandsch Diep, tusschen
de Hlometerruien CXXIt en CXXIV,
V
I.
leveW. De mensch, die goed is jegens de
i onmogelyk hard en wreed zyn
is zyn evenmensch.”
den geest wfi»(pu ministetfëelen
ïf is het boek van den heer
Moulckers bewerkt. Elke van de 140
bladzgden geeft een goed geteekende gra
vure, op de behandeling van dieren be
trekking hebbende; daaronder een korte
beach rij ving van het plaatje, dan eenige
korte vragen en antwoordendie den
eigenlyken inhoud der bladzyde vormen.
Ten slotte nog een paar spreuken, door
een versje afgewisseld.
De vragen en antwoorden zyn somtijds
treffend naïef. Men zie byv. de bladzyde,
waarop een paardekop voorkomt, omhoog
gehouden door een opzetteugel, en daar
naast de buste van een menach, op gelyke
manier bedwongen. Zooiets spreekt. Of
een andere, waarop staat afgebeeld hoe
een zeug met biggen behoort behandeld
te worden, m$t het onderschrift: «De
varkensplaag, eene soort van hersenziekte,
kan 't best voorkomen worden, door de
stallen te ontsmetten, te kalken en zuiver
te houden, 't Ware wenschelyk, dat de
varkens overal eene badplaats hadden, zie
plaatje. En dan de volgende vragen en
antwoorden
V. Noem my een ander dier, dat ons tot
voedsel dient.
A. Het zwyn.
V. Zeg my, wat wij van het twijn of
varken gebruiken.
Wy eten zyn vleeich (hesp, ipek, wont)
i zyne haren maakt men allerlei borstels.
Is het varken van natuur een vuil dier 9
A. Neen, het is soo rein als elk ander dier.
V. Waarom wroet het de aarde om met
ttynen snuit 9
k. Omdat het uit natuurdrang,
grond, naar wortels zoekt, en zgn
daartoe bijzonder geschikt
V. Waarom denkt men, dat het zwijn zulk
een vuil schepsel m?
A. Omdat de menschen het in zulke vuile'
kotten zetten.
V. Hoe moet een zwijn gehouden worden?
k. Indien er geene plaats is, om het te
laten rondloopen, moet men het in een ruimen
stal zetten, van veel zuiver en droog stroo voorzien.
V. Heeft men het recht de varkens vuil en
ongemakkelijk te laten liggen?
k. Neen, wjj hebben dat recht niet
V. Indien een varken niet zuiver gehouden
wordt, is zijn vleesch dan goed om te eten?
k. Neen, somtgds is het zeer ongezond.
Men ziet, geen philosophische beschou
wingen, geen wetenschappelijke vertoogen.
Een eenvoudig beroep op het allergewoonst
gezond verstand. De antwoorden zyn dik
wijls wat uitvoeriger en dan worden zeer
wetenswaardige bijzonderheden medegedeeld
over de verschillende deelen van het paarde-
tuig, over den muilkorf, de aanspanning
van trekhonden, de behandeling van kamer-
vogels, en dergelyke zaken.
Dit is nu een boek|e, dat men niet
achtereen uitleest. Maar waar het aan
wezig is, zal men het dikwyls ter hand
nemen, om er eens in te bladeren, een
bladzyde na te zien, en zoo een wenk te
ontvangen die onverschilligheid verbant en
tot nadenken stemt. De kinderen zullen
de prentjes bekyken en tegelyk leering
opdoen, hoe ze met de geit of met de
huiskat hebben om te springen. Het is
als het ware een hoopje zaadkorrels, die
men spelehderwys rondstrooit, en waaruit
menig liefelyk bloempje kan ontspruiten.
Daarom zouden wy het wel een plaats
willen zien innemen op elke boekenplank
in iedere woonkamer, binnen het bereik
van al de huisgenooten. Als men een
zeer mooi ingebonden exemplaar wil heb
ben, dat een stootje velen kan, dan kost
het nog maar 8Ü centiemen, hier te lande
misschien twee- kwartjes of daaromtrent,
en elke boekhaiftielaar zal de bestelling
wel willen doenrechtstreeks aan den
schryver, die by een ruime verspreiding
het goede doel, door hem beoogd, zeer
bevorderd zal zien.
Dergelyke volksgeschriftenin gemakke-
Iyken vorm gesteld, kunnen niet genoeg
worden aanbevolen. Zy werken krachtig
mede om wat er nog is overgebleven van
de oude barbaarschheid en onverschillig
heid,—en dat is helaas niet weinig 1
te doen verdwynen. Dat is èen bescha
vingsarbeid by uitnemendheid.
Fraakrtyk. Geiyk reeds gemeld werd,
heeft Zaterdag de „tweede” openbare
zitting van den krygsraad te Rennes en
het getuigen verhoor van de vier getuigen,
Delaroche-Vernet, Paléologue, Casimir Pé-
rier en Meicier plaats gehad. Zondag is
er uitgerust en Maandag jl. was het de
dag van de „derde” zitting, die echter
niet ’s morgens om half zeven begon,
maar eerst tegen half acht aanving. Een
zeer ernstig incident heeft zich in den vroe
gen morgen vanjjeirl4. Aug. voorgedaan.
Op Mr. Laborden advocaat van Dreyfm,
werden najdelyk, toen hy zich langs de
Chateaubriftnd-kade naar de rechtszaal
begaf, tweff revolverschoten gelost, waarvan
één hem'nogal tamelyk ernstig in den
rug kwetste. Op straat schijnt er by het
JGrtSoenlyke methode ingevoerd te krijgen
cz
te ontdoen!
Dat er voor de bestryding van liefde
loosheid jegens de dieren opzettelijke
organisaties zyn gevormd, het is waarlyk
niet zonder reden. De noodzakelijkheid
tot het verspreiden van menschelyke be
grippen daaromtrent is onbetwistbaar.
Dagelyks zien wy voorbeelden van mis
handeling, van kwelling of ook wel van
verwaarloozing, die we gaarne zouden
willen doen ophouden, als we er slechts
de macht toe hadden, en dan zou onmid-
dellyke tusschenkomst van het openbaar
gezag ons zeer wenschelyk toeschynen.
Maar politietoezicht, hoe nauwgezet ook,
zal niet voorkomen dat by veevervoer, by
het geleiden van slachtdieren naar hun
bestemmingsplaatsby het gebruik van
trekdieren, allerlei verkeerde dingen plaats
hebben; om deze te voorkomen moet ge
werkt worden op het hart en op het
verstand van de menschen, van wier goeden
wil het lot der dieren afhangt. Dat is
een lange, maar vruchtbare arbeid, en om
dien goed te kunnen verrichten is ver-
eeniging zeer gewenscht.
Dat het beginsel der georganiseerde
Dierenbescherming de gewone phasen,
eerst bespotting, vervolgens onverschillig
heid, daarna waardeering heeft moeten
doorloopen, om, tot het laatste der drie
genoemde périoden gekomen, het tegen
woordig standpunt te bereiken, is mis
schien een bewys te meer voor zyn
levensvatbaarheid. Over het algemeen kan
gezegd worden, dat in ons land de klip
van overdry ving vrywel wordt vermeden.
De juffrouw, die een legaat bestemt om
oude en zieke honden en katten zoo lang
mogelyk te verplegen, is een legende ge
worden; men begrypt, dat het veel beter
is het lyden, dat gewoonlyk den laatsten
levenstijd van deze huisdieren kenmerkt,
te bekorten door snelle afmaking. Zoo
ook vindt het gevoelen, dat een oprecht
dierenbeschermer noodwendig ook vegeta
riër moet zyn, geen voldoenden steun om
de weleens uitgesproken beschuldiging van
eenzijdigheid te rechtvaardigen.
By hetgeen wy in de opvoeding onzer
kindeken doen om hun gemoed voor zacht
heid jegens de dierenwereld te openen, is
het gewenscht de quaestie van het al of
niet jgeoorloofde” maar in het midden te
laten, althans zoolang het oordeel niet
genoeg gevormd is om zelfstandig te
werken. Op zedelyke gronden de gewone,
door het gebruik geykte handelingen ver
dedigen, gaat niet; wy kunnen alleen
zeggen, dat wy een dier dooden, en dat
steeds moeten doen op pynlooze wyze,
omdat die daad voordeel geeft of schade
voorkomt. Maar dat is immers zuiver
égoïsme, hetwelk met geen enkel ethisch
beginsel iets te maken heeft?
Laten we aanvangen met onzen kinderen
die vervelende en ergerljjke gewoonte te
doen verliezen, alles maar «dood te maken”
wat hun onder de hand of den voet komt.
Geen tor kan zich bewegen op het tuinpad,
geen spin zich vertoonen op een boomblad
of in een hoek der kamer, of de kleine is
er by om «dat leelyke beest dood te
trappen”. Een treurig bedrijf, dat wy met
kracht moeten tegengaan. De verdeeling
van de dierenwereld in «nuttige” en
«schadelyke” is van later zorg, en heeft
voor de eigenlyke opvoeding weinig waarde.
Maar wy zouden even spreken over een
boek, dat ons dezer dagen onder de oogen
kwam, en dat op ons onderwerp betrek
king heeft. De volledige titel van dat
werk is: «Goedheid jegens de Dieren,
handboek voor school en haard. Naar het
Engelsch van John P. Haines, voorzitter
der «American Society for the Prevention
of Cruelty to Animals” te New-York. Over
de Bescherming en de Verzorging der
Dieren, vermeerderd met 70 lessen, 300
platen en ‘288 spreuken en leefregels, door
Jos. Moulckeis, onderwijzer te Antwerpen,
Van Straelenstraat 21, Eerelid der Ant-
werpsche Maatschappij tot Bescherming
der Dieren”.
In België is de dierenbescherming zelfs
regeeringszaak geworden. Verleden jaar
nog heeit de (thans afgetreden) Minister
van Onderwys Schollaert, ten vervolge op
vroegere aauschryvingen in gelyken geest,
aan de Hoofdopzieners der scholen een
omzendbrief doen geworden ter aanbeveling
van het oprichten van «Maatschappijen van
jonge Dierenbeschermers”. Ofschoon wy
hel middel, vereenigingen van schoolkin
deren, minder aanbevelenswaard achten,
het doel vinden we voortreffelyk uitgedrukt
in deze woorden vftn de circulaire:
«Het opvoedkundig karakter van de
bescherming der dieren springt duidelyk
in ’t oog. 'Dit werk heett voor doel de
kinderen te bezielen met gevoelens van
goedheid en zachtheid, welke net schoonste
sieraad hunner jeugd zyn, en later, door
de gewoonte versterkt en ontwikkeld,
hunnen imiselyken haard aantrekkelyk
zullen maken, en ze wonderlijk er zal toe
voorbereiden zich vrijwillig te schikken
naar de eischen van het maatschappelijk
Prjjs der AdvertentienVan 1 tot 5 regels f 0,50. Iedere regel
meer f 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco
uiterlyk tot Dinsdags- en tot Vrjjdags-namiddags 4 aren.
A|le binnenlandsche Advertentien, voor 3-maal plaatsing opgegeven,
worden slechte 2-maal in rekening gebracht.
Er zyn tal van dingen, die ieder weet.
Het schynt byna even overbodig er van
te spreken, als aan een veeljarigen vriend,
by een schier dagelykschen omgang, af en
toe onzen naam in herinnering te brengen.
Toch lykt het wel of aan het uitspreken
van algemeen bekende waarheden meer
behoefte bestaat dan men denken zou.
Vooreerst ter wille van de misschien
weinigen, die ze nog niet in de schat
kamer van hun geestesleven hebben opge
nomen, maar ook voor degenen, die
er toevallig niet aan denken zouden als
het juist noodig is.
Wat is eenvoudiger, wat meer alledaagsch,
dan deze «stelling”, dat het laf en wreed,
den mensch onwaardig is, dieren te
kwellen? En toch, wanneer wy opmerken
dat de stryd tegen dierenmishandeling nog
maar eenige tientallen van jaren oud is,
niettegenstaande dat uitspraken, die dit
kwaad veroordeelen, reeds uit de meest
verwyderde lyden dagteekenen, dan moet
toch erkênd worden, dat de openbare
meening, liever moesten wy 2eggen het
openbaar geweten moeielyk te bewerken
is en dat ook in zyn minst ingewikkelde
vormen de waarheid niet spoedig doordringt.
In een dezer dagen onder onze oogen
gekomen boek, waaraan wy straks een
woord zullen wyden, vonden we dit citaat
van Graai Leo Tolstoi, den man van wien
men gelooft dat zyn pen alleen de diepste
verborgenheden van het maatschappelijk
en zedelyk leven behandelt: «Spreek met
uwe dieren en sla ze niet.” IJselyk
naïef, - zou deze of gene zeggen; men
kan wel bemerken dat Tolstoi dit ge
schreven heeft voor Russische boeren, die
nog op het uiterste zelfkantje der be
schaving staan. Ja? zouden inderdaad de
Nederlandsche boer en burger zulk een
opwekking nooit noodig hebben?
Opzettelyke dierenkwelling geschiedt ge
woonlyk uit wreedheid, en wie er zich aan
schuldig maken zyn gevaarlyke lieden, zy
vertoonen een karakter met hetwelk hun
omgeving rekening moet houden. Dit
kwaad komt menigvuldig genoeg voor om
er de aandacht van opvoeders op te ves
tigen; dikwyls staat het in verband met
corgwekkende eigenschappen van hel zenuw
leven. Krachtige bestryding met woord en
daad is hier dringend noodzakelyk; het
Domitianustype, dat van den Romeinschen
keizer die als knaap zich verlustigde in het
doorpriemen van vliegen en als man behagen
schepte in het folteren van medemenschen,
is nog niet verdwenen.
De meeste mishandeling vindt haar oor
zaak in onkunde of in onverschilligheid.
Het eerste meer bepaald waar het den
omgang met de huisdieren aangaat, het
laatste gewoonlyk ten gevolge van ver
waarloosde opvoeding of onbeschaafde
oifageving.
Eigenaardig is ook, dat het eigenbelang
in dezequaestie nog zoo veel te zeggen heeft.
Als overtuigend kan worden aangetoond,
met volstrekte uitsluiting van de mogelyk-
heid om het tegendeel te bewyzen, dat
een andere, een betere wyze van behande
ling van eenig dier, of wel een van de
gebruikelyke afwykende manier om het te
dooden, eenig gel'delyk voordeel verschaft,
althans geen nadeel zal veroorzaken, dan
mag eerst verwacht worden, dat de lieden
ei' zich voor zullen laten vinden. Wat
moeite kost het niet, het gebruik van het
slachtmasker algemeen te maken, een