I
4
II
JT. 2020.
1809.
Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht
[gidsen
Zaterdag 26 Augustus.
L
BINNENLAND.
BUITENLAND.
Overzicht.
Brieven van een Oudgediende.
waren van
te
S. &W. N. VAN NOOTEN n Schoonhovin,
Uitgerera.
een
uit
De
W j®
adel van
:hoon hoven.
SCH00NH0TO8CHË COÜRAIfT.
r kort overal
1 van de lang-
doen gevoelen,
goed, wat de
mtiteit komen
en de Vijf
tien.
lomgaarden
l goede, in de
rerwachiingen
goed, doch ia
apel, in den
het mond- en
achteruit ge
in het voor-
geene «iekten
emige soorten
W8.
den oogst
lolland:
i, dat echter,
somer legerig
ihe Waard en
verwachtingen
ige opbrengst
weer minder
ikele streken
ingen middel-
estland en de
Op Goeroe en
i en de Vyf.
barer geene
stroo heeft
oemde streek,
n de luis yrjj
ie uitstekende
ichten uiteen
ird selfs geen
is men daar-
ee, Voorne en
sar reeds ge-
pbrengst ver-
klblasserwaard
rd wordt, had
rogte te lijden,
looft toch nog
soorten waren
ildiog tot seer
de Vjjfheeren-
s product sjjn,
og gespannen.
jpbrengst ver-
de AlblMser-
waar slechts
rwacht.
beloven eeno
en werd opgenomen in het hospitaal van
het depöt. Aan het geduld van de Over
heid komt echter ééns een eind! De
troepen, die aanmerkelijk versterkt zijn
door 25 gendarmes en een sectie van het
74ste regiment, hebben nu de bajonet op
het geweer en alles schijnt er nu op te
wijzen, dat aan het schandaal, goedschiks
of kwaadschiks, een einde zal komen. Nu,
het wordt ook tijd.
Dat er een echt anarchistische geest
heerscht in de Fransche militaire kringen,
blijkt ook weer uit het bedroevend feit,
dat in Fransch Soudan twee officieren zijn
vermoord en wel op bevel van kapitein
Voulet en kapitein Chanoine, een zoon
van den oud Minister van Oorlog, die beiden,
aan het hoofd van een militaire expeditie,
in Juni naar Soudan vertrokken zijn. Ten
minste de Regeering vond het noodig een
orderzoek in te stellen en luitenant-kolonel
Kiobb werd daarmede belast. Toen deze
nu met de zijnen de expeditie naderde,
gaf kapitein Voulet hem bevel zich te
verwijderen, als hij niet wilde doodge
schoten worden. Het schijnt, dat met deze
missie iets niet in den haak is geweest.
Hij gelastte zijn manschappen het ge
weer aan te leggen. Op het antwoord
van overste Kiobb: „Ik zal de wapens
niet gebruiken, schiet als ge durft”, klonk
een salvo en luitenant Meynier met eenige
manschappen vielen. Kiobb werd gewond
en werd, toen hij nader trad, door een
tweede salvo gedood.
Een inlandsch soldaat, die zich door de
vlucht redde, bracht dit schier ongeloo
felijk en tcch „waar” verhaal over. Welk
eene afschuwejijke wreedheid!
De expeditie Foureau-Lamy, die ook in
Soudan is, is nu belast om zich op te
maken als straf expeditie voor de vervol
ging der expeditie Voulet-Chanoine. Een
Fransche burgeroorlog dus in H hartje
van Afrika! De Franschen maken zich
werkelijk den laatsten tijd overal-beroemd,
Er is weer eens een nieuw .blauwboek”
verschenen van de Britsebe Regeering.
Natuurlijk over de aangelegenheden met
de Transvaal. Nu, daar zal wel het noo-
dige in opgesomd worden. Generaal Joubert
heeft nu de moeite genomen, een langen
brief te schrijven aan Koningin Victoria,
waarin h(j een beroep doet op H. M’s.
medelijdend hart en aan haar vraagt, of
zfi het zal toelaten, dat een kleine, zwakke
Staat, die alles wil doen om met H. M’s.
volk in vrede te leven, verdrukt en onder
worpen wordt door de wereldvermaarde
Mogendheid, die Groot-Brittanniö heet.
In alle Hollandsche kerken van de Traai-
vaal, den OraBje-Vrtfstraat en de Kaap-
Kolonie zijn gisteren bidstonden gehouden
voor het behoud des vredes. In de kerk
te Pretoria leidde President Paul Kruger
in persoon den dienst. Meer dan een uur
was hfi met krachtige stem aan het
woord. In zijn gebed sprak hfi de ver
wachting uit, dat, mocht de oorlog on
vermijdelijk blijken, het Gode zou mogen
behagen te erkennen, dat het goed recht
is aan de zijde der Boeren en hunne
wapenen te zegenen.
De pest in Portugal breidt zich niet
erg uit, er komen wel meer gevallen
voor, doch niet onrustbarend is de toestand.
De afsluiting der Bpaansehe grens voor
reizigers uit Portugal schijnt niet gehand
haafd te kunnen worden. Volgens een
bericht uit Madrid zijn 87 reizigers uit
Portugal, van wie er één uit Oporto
kwam, de Minho overgetrokken, zonder
zich voor quarantaine aan te melden.
De geneeskundige te Oporto, daar die het
eerst de pest bacil vond en de ziekte
constateerde, ontvangt nota bene dreigbrief
op dreigbrief. Hoe zuidelijker hoe zotter!
In Zuid Amerika hebben vernielende
stormen gewoed. In Valparaiso, Santiago
en het zuiden van Chili is veel schade
aangericht. Vallende bruggen hebben
ongelukken aangericht, en er moeten ge-
heele treinen in rivieren zijn gewaaid.
De telegraphische gemeenschap is het
heele land door gestoord. Te Valparaiso
is een groot stuk van den zeemuur ver
nield, en in het zuiden zijn vele dorpen
verdwenen.
Ook te Montevideo heeft de storm veel
schade veroorzaakt en enkele inwoners ge
dood of gewond.
Het tweede bezoek^van
HH. MM. de Koninginnen aan Rotterdam,
speciaal bestemd ter bezichtiging van de
handelsinrichtingen, is thans bepaald op
Maandag 25 Sept. a. s. Bij die gelegen
heid zal HH. MM. een luncheon worden
aangeboden aan boord van de .Staten
dam” der Holl. Amerika lijn, welke den
17. Sept, te Rotterdam verwacht wordt,
om 28 Sept, weder naar New-York te
vertrekken.
- Tot aanmoediging heeft de
hoofdcommissaris van politie te Amster
dam vastgesteld; dat ieder, die een agent
bij eene arrestatie hulp verleent, daarvoor
eene geldelijke belooning kan erlangen.
Deze Courant wordt des Woensdags- en des Zaterdags
morgens uitgegeven. Prjjs: voor Schoonhoven per drie maanden ƒ0,75.
Franco per post door het geheele rjjk f 0,90. Men kan zich abon-
neeren bjj alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders.
Prgs der Advertentiën: Van 1 tot 5 regels f 0,50. Iedere regel
meer f 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco
uiterljjk tot Dinsdags- en tot Vrijdags-namiddags 4 uren.
Alle binnenlandsche Advertentiën, voor 3-maul plaatsing opgegeven,
worden slechts 2-maal in rekening gebracht.
Witte Hals” to
i 1 uur 45 min.
gedrukt, gemid-
ord op dit ge-
nkele ministers
houden, maar
lid, dat se het
iten Transvaal-
gs een deraf-
eer, mot een...
uerde hem aan
t groote hilari-
it mynheer De
ichreven witte
•den kon men
an den Gronin-
cher, als klein-
nan Hübscher,
i syn land ver-
vestigde, een
oen erven sou.
iheer Hübsoher
nis en dat het
nnen ia. Kun
en blikken doos
pier en silver-
V eer tien dagen
loos halen, toen
olen was. De
nisto, maar de
In 't zelfde
kermis en by
it ouderwetsehe
Schepper en De
tsaren op en
loedelyke dader
scheikundige,
hnische school
dagen voor de
rden wegens...
I, dat hy voor
taan. Ze lie-
anaamde blinde
i was zóó onder
xxiig oordeelde
yn beurt voor
ran omgekeerd,
sterk teintres-
oütie een eind
e kerels over
Te Bottor-
en avond een
i man, ofschoon
g het hof aan
bliek hem erg
teel oproertje,
akte door met
n te vegen.—
ie in ons land
voor doctor in
i Bohiedamsohe
an z’n meisje
in juwelier een
los te krjjgen,
viel ten slotte
r dagen stond
enisstraf tegen
met een Kn-
een 16-jarige
seer iets werd
f sjjn eenige
jende tfiding,
ige zeevaarder
nnenkort naar
•en. Na een
m pas geleden
i in Groningen
onsen aan ijja
iningen komen
doodmoe en
ngezetene gaf
>en dese hem
iet antwoord:
Asjeblieft eerst
ver; dien heb
roefd en daar-
>g sterker dan
De Gooisohe
n. Uit G. 8.
n-Tram-Maat-
•ment Maken”
mmaker.
,H NOOTÏN,
een ei volle zaal en begon met hethooren heid, een gevolg van de geleden ontberingen
van den getuige, controleur Roy, die ver- J u
klaarde met Dreyfus gewerkt te hebben,
doch voorts, niets over hem wist mede
te deelen,dan dathy van Dreyfus’karakter
een ongunstigen indruk had ontvangen.
Majoor Dervieu, als getuige gehoord, zeide
van den beschuldigde, dat hij vrij uit
gebreide algemeene kennis bezat, een
onaangenaam karakter had en dikwijls
laat op het bureau kwam. Over die
quaestie van dat .karakter” schijnen
allen het „eens” te zijn en daartegen
verdedigt Dreyfus zich dan ook niet, maar
wel ageerde hjj tegen Dervieu’s verklaring,
dat hij dikwijls laat op het bureau kwam.
Dat was alleen, zeide hij, toen zijne vrouw
voor zes weken op reis was. Een derde
getuige, kapitein Duchatelet, sprak van
confidenties, hem door Dreyfus gedaan
over zijne betrekkingen tot vrouwen en
geldverliezen, en „Dubreuil”, huiseigenaar
te Parijs, voegde daaraan toe, dat er eens
een diner heeft plaats gehad bij zekere
mevrouw Bodson, waar ook een vreemde
militaire attaché was, met wien Dreyfus
zéér intiem scheen. Tot de dame stond
hij in zekere verstandhouding; haar echt
genoot deelde indertijd aan getuige mede,
dat hij genoeg van Dreyfus wist om hem
uit het leger te doen wepjagen. Op deze
verklaring ging Mr. Labori in, den
Regeerings commissaris verzoekende, deze
zaak nader te onderzoeken en den heer
Dubreuil vragend, of het soms een „at
taché” aan de Duitsche ambassade was?
Dubreuil antwoordde hierop; „Ik weet er
niets van!”. En deze „onwetendheid”
ontlokte toen Labori de opmerking: „Dat
is zeker een der getuigen van Quesnay de
Beaurepsire. die weten ook nooit iets
naders.” De Regeerings Commissaris Car
rière zeide na deze woordenwisseling, dat
hij zich tegen een nader onderzoek ver
klaarde, maar Labori drong er op aan,
zeggende, dat het misschien belangrijke
dingen aan het licht zou brengen.
Intusscben was het half tien geworden
en de zitting werd een kwartier geschorst,
om daarna te worden voortgezet met het
voorlezen van drie brieven, door Esterhazy
gericht aan den President der Republiek
(toen de heer Faure), en het is in een
van die brieven, dat hjj het Hoofd van
den Staat dreigt met het inroepen der
tusschenkomst van zijnen Suzerein, den
Keizer van Duitschland, indien hij het tegen
hem opgezette schandaal niet doet eindigen.
De zitting eindigde met eenige woorden
van Generaal Gonse, die van Du Paty de
Clam getuigde, dat deze den Generalen
Staf heeft gecompromitteerd door zijne
onvoorzichtigheden. En aldus verliep ook
de „tiende” zitting en men wordt geen
woord wijzer. Alleen is het wel eigen
aardig eens na te gaan hoe de Fransche
diplomatie aan elkander hangt van hui
chelarjjen, hoe gasten en gastheeren in
de Fransche hoofdstad elkaar vyederkeerig
bespionneeren. Vooral de gastheeren heb
ben daar den slag van. Zelfs Picquart,
die dan toch als eerlijk man bekend
staat, heeft, toen hij aan den informatie
dienst was, zich niet geschaamd voor
„spion” te spelen. In zijn verhoor voor
den krijgsraad heeft Generaal Gonse ver
haald van gehoorbuizen, die Picquart zou
hebben laten aanleggen in een gebouw,
waar de attachés van vreemde gezant
schappen vaak bijeenkwamen- Dit ge
schiedde met het doel om de gesprekken
te beluisteren, die daar gehouden werden.
Overste Picquart sprak de zaak niet
tegen. Hij verbaasde zich er alleen over,
dat Generaal Gonse zulke dingen aan de
groote klok hing. Da spionnage in hef
bewuste huis was reeds begonnen onder
zijn voorganger, die de gewoonte bad alle
leden van gezantschappen te laten photo-
grapheeren door een gat in den muur
van het huis tegenover het gezantschaps-
hotel. Door een spion in geregelden dienst
werd voorgesteld spreekbuizen aan te
leggen door den schoorsteen, welk plan
door Picquart werd goedgekeurd.
En zulke dingen behandelt men in
„opdrfhare” zittingen I Wat zal er dan wel
voor den dag komen achter „de gesloten
deuren I”
Kolonel Schneider de militaire attaché
bij de OostenrQk-IIoBgaarsehe ambassade
te Parijs door Generaal Mercier beschul
digd, als zou hij een brief of een rapport
geschreven hebben, waarin hij de betrek
kingen van de Duitsche Regeering tot
Dreyfus erkent, heeft zijn badkuur te Ems
afgebroken en is naar Parijs teruggekeerd.
Hfi schreef een brief aan „Le Figaro”,
waarin bij de beschuldiging van Mercier
ten stelligste ontkent en er de belangrijke
verklaring bijvoegt„Op den dag, waarop
ik dien brief zou geschreven hebben
(30 November 1897) was m(jne overtuiging
j uiat het tegendeel er van, dat ik Dreyfus
voor schuldig zou houden.”
Te Partys, in de Rue de Charol, is het
nog hetzelfde. Quérin en de zijnen schijnen
nog geen plan te hebben zich over te
geven, ofschoon zij zelfs gebrek hebben
aan levensmiddelen. Een der belegerden
moest het fort verlaten wegens ongesteld-
die algemeene regel niet van toepassing;
hy bezit zulke buitengewone militaire
eigenschappen, zooveel geestdrift, zooveel
tactische bekwaamheid en kalme vastbe
radenheid, dat hij zelfs* te midden van een
kogelregen uit eenige duizendtallen van
repeteergeweren pal zou staan, al had men
hem slechts een vuursteen-snaphaan uit
den pruikentijd in de handen gestopt Ook
onder de ongunstigste omstandigheden
zal hy als overwinnaar wederkeeren uit
den stryd.
Ik heb niet gehoorddat de Haagsche
vredes-conferentie een groot aantal officieren
er toe gebracht heeft, intyds naar
andere betrekking te gaan omzien,
vrees dat hun baantje zou verloopen.
heeren dachten, dat de oorlog het hun tijd
nog wel zou uithouden. Zij hebben, als
altyd, goed gezien. Zelfs het idéé, om de
legers vooreerst niet uit te breiden, heeft
geen by val kunnen vinden, en al de treur
zangen, die in de laatste vyf-en-twintig
jaar in alle landen van de wereld zyn
aangeheven over de verschrikkelijke kosten
van wapening en het nadeel dat daardoor
wordt teweeggebracht aan de welvaart der
volken, hebben nog geen man minder onder
de wapens doen roepen. Toen ook de Czaar
daarvan sprak in zyn beroemd manifest,
hebben al degenen die zoowat weten wat er in
de wereld te koop is, de schouders op
gehaald. Er kunnen mooie verklaringen
opgemaakt worden, waarvan het doel is, de
rampen van den oorlog zooveel mogelyk te
verminderen, en men kan in beginsel goed
keuren, dat de mogendheden, alvorens
elkander te lyf te gaan, eerst beproeven
langs den weg van minnelyke schikking
hun geschillen uit de voeten te helpen,
als het er op aan komt grypen zy toch naar
het geweer, en het is alleen de vrees, met
een beter toegerusten tegenstander te doen
te krygen, die haar tot een weinig om
zichtigheid zal nopen.
Maar bespiegelingen van dezen aard,
zult gy wellicht zeggen, komen minder in
myn kraam te pas; hét ware beter dat ik
met u sprak over feiten, daadzaken, ge
beurtenissen. Helaas, hoe wil ik dat doen,
als er hoegenaamd niets is, en alles maar
blyftloopen op de oude rolletjes? Of zou ik
u moeten berichten, dat op de Transvaal-
meetings, te Dordrecht onder anderen, een
groot getal Nederlandsche jongelieden zich
hebben aangeboden om naar Zuid-Afrika
te trekken en daar het geschonden recht
te gaan verdedigen tegen Britschen over
moed Dat men op de eerstvolgende
meeting te Amsterdam een zoo grooten
toeloop van vrijwilligers verwacht, als nog
nimmer zich hebben aangemeld, zelfs niet
in de dagen van den Belgischen opstand?
Doch dat alles weet gy al lang en met
my verheugt gy u in het opnieuw geleverd
bewys, dat de oud-Hollandsche helden
aard zich niet verloochent, en dat de
geestdriftvolle woorden, in moties ter kennis
van het in druk verkeerende stamverwante
volk gebracht, zich omzetten in kloeke
daden, waarvan de herinnering ons nog
vele |aren later zal verkwikken.
Van verkwikking gesproken, wat is
het een heeriykheid, in deze dagen, be-
hoorende tot een tydperk dat zich gemeen
lijk onderscheidt door gebrek aan nieuws,
het hart te kunnen ophalen aan de on
afgebroken reeks van uitvoerige mede-
deelingen uit de zittingen van den krygs-
raad te Rennes, en hoe hoog stygt niet
onze bewondering voor de aanvoerders van
het Fransche leger, die met zoo verbazend
veel overleg een >zaak” gaande houden,
waarvan eigenlyk niemand nog den waren
oorsprong kent? Want op de vraag: wat
is er eigenlyk gebeurt, wie heeft verraad
gepleegd, op welke wyze, ten wiens voor-
deele, met welk doel, is ondanks de
lange getuigenverhooren, het antwoord nog
niet gegeven. Die hooge heerschappen van
de Fransche armeé, met hun wapperende
pluimen en klinkende sabels, scbynen er
zonderlinge begrippen van eer op na te
houden, hetgeen ook daaruit blykt, dat het
bestaan van een spionnendienst door geen
hunner wordt beschouwd als iets onedels,
en het niet in stryd wordt geacht met de
waardigheid van een man, aan dien arbeid
der duisternis een werkzaam deel te nemen.
Van den eigenlyken werkkring der zooge
naamde militaire attachés aan een gezant
schap heb ik niet veel idéé maar wanneer hy
ook daarin bestaat, dat zy trachten moeten
inlichtingen te verkrygen, door middel van
omkoopery, over de defensieve regelingen
van het land, waar zy gastvryheid ge
nieten, dan kan ik dat geen erg mooie
taak noemen.
Wat ik daar zeg, klinkt misschien erg
burgerlyk. Men beweert ook, dat zoo’n
sinformatie-dienst” overal bestaat, en dat,
by de groote militaire volken, een der
voornaamste zorgen is, te maken dat de
defensie-geheimen binnen de wanden der
bureaux blyven. In de Fransche republiek,
waar de begrippen van het gezag nogal
verslapt zyn, lukt dat niet al te best, en
reeds onder het Keizerryk liet de geheim
houding te wenschen over, hetgeen een
der oorzaken is geweest van de tegen
spoeden in 1870, daar de Duitsche bevel
hebbers voliëdig op de hoogte
hetgeen zy weten wilden.
Er worden in het vervolg, over een paar
jaar zal het de*iWv$W»weer eens beproefd
worden, nog meer vredes-conferenties
verwacht; de heeren gedelegeerden hebben
het in Den Haag zoo goed gehad, dat zy
het zaakje nog weleens hervatten willen.
Er zijn reeds eenige punten opgegeven,
die alsdan m behandeling zouden komen;
ware het niet gewenscht daaronder ook
op te nemen: Afschaffing van de spionnage?
Onder eerlyke lieden loert men niet in
elkanders boeken en brieven en kasten.
We zullen, als u, heer Redacteur, daar
geen bezwaar tegen hebt, dat idéetje in
petto houden, tot de eerstvolgende byeen-
komst. Inmiddels gegroet van Uw vriend
BAREND.
Frankrijk. Na Zondag de noodige rust
genoten te hebben, na al de wederwaar
digheden, moeilijkheden en zorgen van de
afgeloopen week, kwam Maandag jl. de
krijgsraad weer met nieuwen moed bijeen
en begon des morgens, op het gewone
uur, zfino achtste „openbare” zitting. On
noemelijk saai zou dezo geweest zijn, als
niet eenige kleingeestige babbelarij en, om
trent Dreyfus’ beweerde buitensporigheden,
nog eens waren opgehaald. Waar of niet
waar, de Franschman houdt nu eenmaal
veel van dat gegrabbel in iemands parti
culier leven, en daarom vond o. a. veel
bijval het door majoor Junck in kleuren en
geuren vertelde tooneel bfi den instructie-
rechter Bertules, toen het er zoo warm werd,
dat Esterhazy’s vriendin, juffrouw Pays,
verlof vroeg om haar jakje te mogen
uittrekken. Van meer belang echter
achten we een in deze zitting krachtige
getuigenis van den rechter van instructie
Bertules, die als zijn? overtuiging uit
sprak, dat Dreyfua onschuldig en Ester
hazy de eenige verrader is. Weinig be
langrijks werd er verder gesproken in
deze zitting, die ’s middags te twaalf uur
eindigde en een groot contrast opleverde
met die, welke den volgenden dag plaats
vond, toen Mr. Labori weer voor ’t eerst
na den gepleegden aanslag op het Lyceum
verscheen. Dat was een plechtig oogen-
blik. Een gejuich, dat men het op straat
hooren kon, een handjes geven zonder
einde tranen kwamen den „gevierde”
in de oogen. Iedereen trad op hem toe
en drukte hem de hand, om te beginnen
Dreyfus, die met vroolijk-atralend gezicht
hem tegemoet ging. Zelfs de Generaals
Billot en Mercier lieten zich niet onbetuigd
en spraken hem „minzame” woorden toe.
Toen echter de Voorzitter, de heer Jouaust,
eenige harteljjke woorden van verwelko
ming tot den wakkeren verdediger had
gesproken en deze met bewogen stem
daarvoor z|jn dank had betuigd, vingen
al dadelijk weer de werkzaamheden aan.
„Mag ik u verzoeken,” was, nadebegroe-
tings-scène, een van Labori’s eerste woor
den tot den Voorzitter, „er Generaal Mer
cier van te verwittigen, dat ik hem nog
een groot aantal vragen te stellen heb,
waarop ik nu al voorzie, dat deze getuige
wel eens zal weigeren te antwoorden. En
inderdaad Labori hield woord en Mercier
logenstrafte diens voorspelling niet, want al
spoedig kreeg hjj naar het hoofd„vreemd
voor iemand, die gezworen had, de ge
heele waarheid te zullen zeggen.”
Demange schijnt, nu hij niet langer
alleen staat, maar zijn kameraad weer
naast zich ziet, echt op te frisschen en
weer geheel bezield te worden. Hij deed
ten minste eenige zéér snedige vragen en
maakte eenige flinke opmerkingen. Dreyfus
zelf heeft in deze zitting anders weinig
genoegen beleefd, ondanks de terugkomst
van zijn verdediger. Al zijne vroegere
chefs en kameraden verklaarden hem in
staat tot „het verraad”. Zijn vroegere
chef o. a., majoor Bottin, bracht gesprekken
van hem in herinnering, die „een zonder
ling licht werpen op zijne vaderlands
Hovende gevoelens,” en noemde hem
overigens een onbescheiden snuffelaar,
met een miserabele uitspraak en een
onaangenaam karakter. Zflne kameraden
vinden hem pedant, blufferig op zijn
fortuin, weinig mededeelzaam; in één
woord eene onaangename persoonlijk
heid. Wat moet het dus voor Dreyfus
hard geweest zijn, aldus zijn doopceel te
hooren lichten; h(j antwoordde er wijselijk
niets op. Alleen, toen zijn vroegere chef
z(jne vaderlandsliefde in twijfel trok, riep
hij: „Welke mijne ware gevoelens zijn,
heeren van den krijgsraad, kunt gij lezen
in m^ne brieven van het Duivelseiland,
in mijne smeekschriften aan den chef
van het leger, in wien ik volkomen ver
trouwen stelde (Generaal Boisdeffre), maar
van de eer van het leger had h(j eene
andere opvatting dan ik. Daar, in die
brieven staat, wat ik onder lijden en smart
heb geschreven!” Deze verklaring maakte
diepen indruk op het publiek. Na nog
een verhoor van Majoor Berlin, door Labori
en Demange, werd ook deze zitting gesloten,
de negende. De tiende had plaats voor
XX.
Present, Redacteur!
Op uw belangstellende vraag, of er in
den laatsten tyd op militair gebied niet
het een of ander is voorgevallen, dat waard
is aan uw lezers te worden medegedeeld,
een vraag, die in de eerste plaats getui
genis geeft dat gy het leger een warm
hart toedraagt, en ten tweede een vleiende
aansporing is om iets van my te doen
hooren, wil ik trachten zoo spoedig
mogelyk een bevredigend antwoord te geven.
De gewichtige hervormingen staan in
Nederland eigenlyk nooit stil. Met aan
dacht heb ik voortdurend de wyzigingen
gevolgd, die in de uniform van onze lands
verdedigers wordt gebracht, en het is
buiten kyf, dat de weerbaarheid onzer
natie daardoor in niet geringe mate wordt
verhoogd. Op dit uitgestrekt gebied vindt
de hand van iederen Minister van Oorlog
iets om te doen, en het kan niet gezegd
worden, dat Generaal Eland dat gedeelte
van zyn taak niet met byzonderen yver
behartigt. Af en toe lezen wy in de cou
ranten de een of andere beschikking be
treffende het tenue van officieren, onder
officieren en minderen van de verschillende
wapens; en al zou ook deze Regeering
ten slotte, evenals haar voorgangsters, het
staatkundig tooneel moeten verlaten zonder
het land begiftigd te hebben met de lang
verwachte legerorganisatie, dit is zeker
dat zy niet zal hebben nagelaten op de
kleedy den stempel van haar aanwezigheid
te drukken. Bewonderenswaardig is vooral
de transformatie, die de vanouds bekende
en veelbewonderde politiemuts heeft onder
gaan; het steile potje zonder ooren, dat
er voor in de plaats is gekomen, geelt aan
onze miliciens een zeer krygshaftig aanzien.
Een andere, diep ingrypende hervorming
is de afschaffing van de waardigheid van
wa^jhbaas. .De eigenaardige bedrijvigheid,
dié tot duswr heerschte in dat gedeelte
der kazernes, waar een soldaat of een
korporaal op leeftyd, gewoonlyk een man
in wiens ziel de eerzucht naar een hoo-
geren graad voorgoed ter ruste was
gegaan, bygestaan door zyn dierbare weder
helft, zich bezig hield met het rein houden
van des krygsmans onzichtbaar omhulsel,
is vervangen door een plechtige stilte.
Men hoort niet meer het vroolyk geluid
van de stampers in de kuip, vergezeld van
een lied op teksten die nooit in druk zyn
verschenenmen ziet niet meer de stroomen
drabbig vocht, die langs het plaveisel een
uitweg zoeken naar de gracht; het oog
wordt niet meer gestreeld door den aan
blik van geheele risten hemden en onder
broeken, die, als de wind ze opblaast, den
indruk geven van in tweeën geknipte
mannetjes, dartelende en spartelende aan
een touw. Het waschgoed der militairen
gaat nu evenals dat van gewone sterve
lingen. naar de bleek, die niets ontziet,
zelfs de nummers niet, waardoor het heel
wat voeten in den aard heeft om ieder in
het bezit te stellen van dezelfde stukken,
die hy een week vroeger voor de kuur
heeft moeten afstaan. Men zegt dat de
afgedankte titularissen met de verandering
niet erg zyn ingenomen; wel is hun, by
wyze van schadevergoeding, een byslag op
hun soldy toegekend, maar deze weegt
niet op tegen de vermindering hunner
inkomsten, door het vervallen van de
centjes, die zy vroeger per man voor ieder
kleedmgstuk ontvingen. En dan, als iemand
zooveel jaren heeft geademd in een atmos
feer van walmend zeepsop, dan is het
gemis daarvan een zware opoffering. Doch
een goed soldaat mag daarover niet mop
peren; als het vaderland een offer van
hem eischt, dan moet hy dat met een
vroolyk hart brengen.
De zaken van de schuttery, nog altyd
een gewichtige schakel in den keten van
mannenborsten, te bekwamer tyd gespannen
langs de grens die een overmoedig vyand
zou willen overschrijdenblyven in één
doen. Merkwaardige incidenten hebben
rich niet voorgedaan; geen schutter op
klompen, geen dito op een paard kwam
de statige regelmaat der oefeningen ver
storen. Dat wyst op een kalme waardeering
van den bestaanden toestand. De schuttery
is thans gewapend met Beaumont-geweren,
de afleggertjes van het overige gedeelte
des legers, ook al volgens de traditie. De
opmerking is gemaakt, dat de schutters
nu geoefend worden in de behandeling
van een wapen, dat zy in oorlogstyd zouden
moeten verwisselen voor een ander, hetwelk
zy dan heelemaal niet zouden kennen,
maar die bewering is in een ingezonden
stuk in ’t Nieuws van den Dag, van de
hand van een officier uit de Willemstad,
spoedig wederlegd. Het Beaumont-geweer
blyft het schutterswapen. Komt het nu
tot een stryd, dan zullen onze schutters
zich geplaatst zien tegenover een vyand,
die met een spuit van de nieuwste con
structie hun licht de baas zou kunnen
zyn, en dat te weten, heeft naar het
oordeel van deskundigen, een slechten
invloed op het moreel van den troep”.
Doch op den Nedyrlandsqhen sqhutter is