Dinsdag 1 Januari. N°. 3160. 1901. Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht f Bedelen. Leerplichtwet. NATIONALE MILITIE. OVERGANG. BINNENLAND. m OOKlïlBl COBRiKT. V Deze Courant wordt dea Woensdags- en des Zaterdags morgens uitgegeven. Prjjs: voor Schoonhoven pér drie maanden ^O,75. Franco per post door het geheele rijk f 0,90. Men kan zich abon- neeren bij alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders. S. W. N. VAN NOOTEN tb Schoonhoven, Uitgevers. Prijs der AdvertentiënVan 1 tot 5 regels 0,50. Iedere regel sr f 0,10. Groote lettere naar plaatsruimte. Inzending franco uiterlijk tot Dinsdags- en tot Vrijdags-namiddags 4 oren. Alle binnenlandsche Advertentiën, voor S-maal plaatsing opgegeven, worden slechts S-maal in rekening gebracht. Gemeente Schoonhoven. De BURGEMEESTER der gemeente Schoonhoven geeft bh deze kennis, dat het BEDELEN onder den vorm van Ntenw- Jnnrwensehen binnen deze gemeente op 1 Januari e. k. en volgende dagen ten strengste zal worden geweerd en noodigt de inwoners uit, door niet te geven, hem hierin behulpzaam te willen zijn. Schoonhoven, 19 December 1900. De Burgemeester voornoemd, A. W. LAZONDER, L.-B BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Schoonhoven maken bekend, dat, inge- valge ari. 15 der Wet op de Nationale Militie, moeten worde» ingeschreven tas- schen 1 en 31 Januari 1901 alle mannelijke ingezetenen, die geboren zijn in 1889. Voor die inschrijving zal meer speciaal zitting worden gehouden op Dinsdag den 15. Januari 1901, van 10 tot li uur, ter Secretarie. Schoonhoven, 29 December 1900. De Secretaris, De Burgemeester, H, G. GEELHOED. A.W. LAZONDÊR, L.-B. Vrijstelling der verplichting, op gelegd bU art. 1 der wet. De Burgemeester van Schooxbovex Gelet op het Kon. besluit van 26 Novem ber 1900 (Staatsblad no. 205), waarbij is bepaald dit de Leerplichtwet op 1 Januari 1901 in werking treedt; en op de aanschrijving van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 5 Decem ber 1900, no. 6909, afd. O.; Herinnert ouders, voogden en verzorgers van in deze gemeente woonachtige kinderen, op wie de Leerplichtwet van toepassing is, en die zich wenschen te beroepen op eenige vrijstelling van de naleving der in artikel 1 dier wet'opgelegde verplichting; dat zy zich niet beroepen knnnen op eenige vrijstelling van de bedoelde ver* plichting, zoolang zjj niet aan hem hebben kennis gegeven voor welk kind, en op welken grond zij op vrijstelling aanspraak mcenen te mogen maken dat deze kennisgeving, zoolang de aan spraak op vrijstelling blijft voortduren, en de kinderen nog in den leerplichtigen leeftijd ▼allen, telkens na verloop van 12 maanden opnieuw moet worden ingediend; en dat formulieren voor de kennisgeving van vermeende vrijstelling na 81 dezer kosteloos verkrijgbaar zjja ter Gemeente- Secretarie, op eiken dag waarop de Secretarie Voor het publiek toegankelijk is, van des Voormiddags 10 tot des namiddags 4 uren. Schoonhoven, 29 December 1900. De Burgemeester, A. W. LAZONDER, L.-B. Op den tijdwijzer der eeuwen zijn de |uron als uren; wjj gaan onmerkbaar van lat een op het ander over, en ware het -liet dat de wisseling der seizoenen mede- varkte om het ons onder de aandacht te Irengen, velen zouden wellicht niet eens ipmerken, dat zy weer een streepje verder Kin gekomen. Maar naast het eentonige van die over- MfWB, de een vrjjwel gelijk aan de Worafgegane andere, is er toch iets, dat dtjjd eenigen indruk op ons maakt. Het an tal dier uren, over welke ieder onzer k het byzonder de beschikking nog zal kijgen, weten we niet, ons mandaat hier bloeden kan elk oogenblik worden Inge- tiokkenmaar één ding weten we heel gied, namelyk dat het getal niet heel groot ia en dat elke tik van den wijzer, die ■ingeeft dat er weer een is vervlogen, ons «•teen vertelt dat een belangrijk stok leven, althans wat den duur aangaat, aan het verleden is toegevoegd, dat de grens onzer toekomst weer zóóveel is ingekrompen. En die gedachte, zy moge dan ailedaagsch, overbekend en allesbehalve oorspronkelijk zijn, stemt ons toch altyd tot ernst, doet ons meer dan anders het bijzijn zoeken dergenen, die met ons en naast ons het levenspad bewandelen, sluit nauwer de kringen waarbinnen wjj het oogenblik der jaarwisseling afwachten. Misschien wordt uit dien kring een geliefd wezen ge- mkt, dat een jaar te voren, onbewust evaals wy dat het voor de laatste maal miat op dea Sylvesters vond, toen nog yraHjk deelnam aan het gezellig samenzijn, en dan is die ledig gelaten plek een aan- wjjzibg te meer op de vergankelijkheid van al het aardschemisschien ook is er een nieywe gast verschenen, die nog geen ge wichtige rol vervult in het wereldsch drama, doch niettemin in het huiselijk leven als een persoon va& betekenis wordt medegeteld. Zoo zien wjj op de reis mede passagiers uitstappen en door anderen ver vangen worden, totdat het oogenblik is gekomen waarop ook wjj van onze tocht- genooten moeten scheiden. Dat alles komt ons in de gedachte in de laatste stonden van het vertrekkend jaar, en dan is het ook niet onwaarschijnlijk, dat even wordt nagegaan, welk gebruik wy er van gemaakt hebben. De waarde van het leven wordt niet bepaald door zjjn duur maar door zijn inhoud, en ieder jaar moet ons in dat opzicht winst hebben opgeleverd. Met klachten over te tragen vooruitgang zjjn wjj doorgaans vrjj spoedig gereed, maar niet altjjd geven wjj ons rekenschap van bet aandeel, dat wjj zelf daarin genomen hebben. De vraag, waarop het meest aankomt, is niet deze, of „de wereld", de maatschappij, of hoe men dat ook noemen wil, vorderingen heeft gemaakt, maar of wjj, elk voor zieh, dat gedaan hebben. De vraag stellen is reeds het antwoord uitsluiten van verdere bespreking te dezer plaatse. We hebben dan ook alleen willen doen uitkomen, dat de overdenkingen van den Oudejaars-avonjl meerendeels een per soonlijk karakter dragen, en niet vergeten moet worden dal wyzelf, ieder in het by zonder, de scheppers zjjn van de toekomst. Doch het jaar heeft ook zjjn algemeene geschiedenis; het heeft gebeurtenissen op geleverd, waarin wjj gezamenlijk belang stel- len. Als burgers van den Staat, als inge zetenen eener gemeente, hebben wjj met elkander gebeurtenissen beleefd, die ook een plaats vragen bjj de herinneringen aan het jgpgst verleden, en van eenigen invloed zjjn op de stemming, waarin wjj het scheidend jaar vaarwel zeggen. En dan vinden wjj, in onze hoedanigheid van Nederlanders, ruime stof tot dankbaar heid. Het laatste jaar der negentiende eeuw is voor onze natie een goed jaar geweest. Vergelijkingen met andere volken vallen niet in ons nadeel uit; de bronnen der welvaart, de handel en de nijverheid, de landbouw en de scheepvaart, hebben aan redeljjke verwachtingen beantwoord. O zeker, er zjjn vele honderden aan te wijzen, wien weinig of niets van die winsten is ten deel gevallen, wien het ondanks hun arbeid niet is mogen gelukken zich ▼oor gebrek te vrjjwaren of wien zelfs de gelegenheid ontbrak voortdurend door werken in het onderhoud te voorzien, en ons optimisme is niet van dien lucht- hartigen aard, dat wjj daar maar overheen zouden loopen alsof het niets beteekent. Armoede moge, zooals het altjjd geweest is, een wondeplek zjjn in het lichaam der maatschappij, het is in volkomen strjjd met onze roeping, die krankheid ongeneeslijk te verklaren en verder onzes weegs te gaan. Het genot, dat wjj hebben van de verruiming der bestaansmiddelen moet on» aansporen, die voordeelen zoo ver mogeljjk uit te strekken, door hulp te bieden waar te zwakke krachten in den levensstrijd dreigen te bezwyken, en vooral door die krachten, odk bjj het opko mend geslacht, tot kloeker weerstand in staat te stellen. Voor de bepaling der vorderingen, in dien socialen arbeid bjj uitnemendheid Verkregen, is een jaar een te kort tijdsverloop. Maar toch kan een bevredigend antwoord gegeven worden op de vraag, of wjj in die richting werkzaam zjjn gebleven. Aan philantropi- schen arbeid in eugeren zin wordt door een toenemend aantal mannen en vrouwen van goeden wil en van groote gaven van hoofd en hart, deelgenomen, terwjjl steeds dieper het besef doordringt, dat het verstrek ken van onderstand, zonder meer, weinig resultaten aanbiedt, maar voorkoming van armoede door het nemen van practische maatregelen op den voorgrond behoort te staan. En als wjj het verwjjt hooren uit spreken, dat onze tjjd zich kenmerkt door bet bejagen van stoffeljjk voordeel voor den belanghebbende alleen, dan wjjzen we op de tallooze inrichtingen voor verpleging van kranken, voor leniging voor moreele nooden, voor hulp aan gebrekkigen, veel meer dan ooit in eenig tjjdperk zjjn tot stand gebracht. Er is hier nog een ruim, een schier onaf zienbaar terrein te bearbeiden, het verleden geeft hoop, dat de toekomst nog grooter, nog algemeener krachtsinspanning zal aan schouwen. Op het jong geslacht moet vooral gewerkt worden door onderwye en vakopleiding. Ook hieriü heeft het afgeloopen jaar zich niet onbetuigd gelaten. Het aantal gemeeuten, waar men zich niet bepaalt tot het ver krijgen van het allereerst no^éq^keljjk onder richt, is stjjgende, en de Werkman der twin tigste eeuw zal voor zjjn vorming heel wat meer genoten hebben dan voorbeen te be reiken viel. Om van de ontwikkeling, die de lagere school kan geven, niemand meer uit te sluiten, ook wanneer onverstand of onverschilligheid van ouders er het belang niet van beseffen, treedt een wet op den leerplicht in werking, waarvan in de toe komst goede resultaten zjjn te verwachten; deze vordering op wetgevend gebied mogen wjj wel op het voordeelig saldo van het jaar 1900 boeken. Een andere belangrijke hervorming, niet zonder bet overwinnen van moeieljjkheden tot stand gekomen, is de ongevallenwet, die weldra voor de arbei dende klasse een oorzaak van ongerustheid zal wegnemen. Het jaar is niet voorbijgegaan zonder bier en daar een strjjd op te leveren op het gebied van den arbeid, en dat is zeker levendig te betreuren, daar dergeljjke op lossingen van geschillen tjjtjjd nadeel ver oorzaken aan beide partyen. Een onge stoorde vrede is vooralsnog niet tef Ver wachten, nog altjjd zjjn er toestanden, die verbetering eischen en tot welker hervor ming de goede wil ontbreekt, en dan zjjn botsingen niet to vermjjden. Gehoopt mag worden, dat een juist begrip van weder- zjjdsche plichten de worsteling tot handha ving van rechten meer en meer op den achtergrond zal dringen; 'dat, waar in ge- sehillen van internationalen aard door ieder wordt gevraagd om arbitrage, ook deze haar toepassing zal vinden, ten einde de partjjen in arbeids-conflicten tot elkander te brengen. Uitoefening van eigen recht, zooals men dat poeaai. bljjft onder alle omstandigheden' in slrflu ^aot lie é&chen der beschaving. B|j het schrjjven van het woord „arbitrage" gaan onwillekeurig onze gedachten naar een ander deel van de wereld, waar mannen en vrouwen die tot den Nederlandschen stam behooren strjjden en ljjden voor het behoud der nationale vrjjheid, en het geheele jaar achtereen daden van moed en van volharding hebben verricht, door welke zjj de bewondering van alle weidenkenden tot zich trekken. Wjj kunnen gerust zeggen, dat er geen dag is voorbjjgaan waarop wjj niet van Zuid-Afrika gesproken, aan Trans vaal en Orarye-Vrjjstaat gedacht hebben. Het js inderdaad voor de scheidende ne gentiende eeuw een hoogst bedenkelijk passief, dat zjj dezen woesten oorlog aan haar opvolgster moet overdragen. Zjj, de eeuw van beschaving en van verlichting, had op een andere wjjze afscheid van ons moeten nemen. Want nu zal tot haar het verwjjt worden gericht, dat zjj gebleken is niet te zjjn datgene waarvoor men haar heeft gehouden, en dat zou onbilljjk zjjn. Werke lijk heeft zjj tot verruiming van den mensche- ljjken geest, tot vrymaking van het denken, tot verspreiding van kennis en van kunstzin meer gedaan dan eenige van haar voorgang sters, en konden wjj, met enkele trekken, de vorderingen teekenen die zjj op elk ge bied heeft gemaakt, dan ware ook gemak kelijk te bewjjzen dat de beschavingsge schiedenis op haar register de heerlijkste zegepralen kan aanteekenen. Let eens op de veranderingen in het verkeer, het in werking stellen van de allesbeheerschende beweeg kracht ga eens na, welke rol de scheikunde, de photographiede electnfeiteit in deze eeuw zjjn gaan vervullen, welke belangrijke ontdekkingen op elk gebied zjjn gedaan! Hier kunnen wjj ons beroepen op onweer legbare feiten. Kunne» wjj dat ook doen, als gevraagd wordt of de negentiende eeuw ook bevorderlijk is geweest, en of zjj bet in diezelfde mate was, aan den zedelyken vooruitgang? Op dezen toch komt bet in de eerste plaats aan. En dan ja, ia het antwoord niet zoo gemakkelijk te geven. Indien we op som mige sterk sprekende voorbeelden den na druk legde», zou het beslist ontkennend moeten luiden. Nog dezer dagen heeft de Regeering van een der meest beschaafde volken, ofschoon zelve overtuigd dat een groot onrecht was geschied, een officifielen sluier moeten werpen op een treurspel, waarvan het laatste bedrjjf in het afgeloo pen jaar werd afgespeeld; en als wjj de stemmen vernemen die in het quasi-gods- dienstig Engeland opgaan, dan ia het om er wanhopig onder te worden. Toch is die maatstaf onjuist. Groot waren en zjjn nog de ongerech tigheden, maar machtig ook is de indruk, dien zjj op het openbaar geweten maken. Een algemeene kreet van verzet geeft uiting aan het menschelyk gevoel, en doet bemer ken dat wjj niet onverschillig zjjn omtrent hetgeen buiten ons voorvalt. Tot dusver is wel met eenige overdrijving gesproken van. de macht der openbare meening; zy kan zich weT'uilspreken, maar fs nog niet in het bezit van de middelen waardoor zjj haar vonnis tot uitvoering kan brengen. Zal de twintigste eeuw leiden tot het vor men eener vereeniging van weidenkenden in alle landen, die de weiten der broeder, liefde als haar statuten erkent, en de regee ringen dwingt om vóór te gaan in den ede len strjjd tegen onrecht en geweldpleging, tegen den oorlog in de eerste plaats? In tjjden als de onze komt het er vooral op aan, te weten welk doel men wil berei ken en dan de handen kloek ineen te slaan. De eeuw der verlichting behoort te worden gevolgd door de eeuw der verbroedering. En als wjj, wien de taak is opgedragen te dezer plaatse tot onze vrienden het woord te richten ter bespreking van algemeene belangen van stoffeljjken en van zedeljjken aard, een wensch mogen uitbrengen, behalve die betrekking heeft op den persoonlijken voorspoed onzer lezers in het jaar dat weldra aanbreekt, dan zal het deze zjjn: Moge het u en ons gegeven zjjn, door onzen arbeid en door ons voorbeeld, veel toe te brengen aau de verwezenlijking van dat ideaal: de broederschap. Dat wjj, bjj helder besef van onze roeping, haar volgen mogen, al de dagen die ons nog geschonken zullen worden. VAN HIEB EN BAAR. Ons geschil met Portugal. „De Portugeesche Regeering zegt „De Standaard" „heeft, hoe kan het anders, de publieke opinie in heel Europa tegen zich gekregen door haar partjjdige houding ten gunste van Engeland. Het doorlaten van Engelsche troepen over Beira was zoo stuitende schending van_dq Ceratg b^Kinselen^van het overmacht de Portugeesche Regeering heeft kunnen bewegen zulks te bestaan. Men oordeele hierover niet te hard. Het is de vraag, of het huis van Braganza lang in Lissabon op den troon zou blijven, als Engelands steun den koning ontviel. En ook Portugal heeft bjj het bekende ulti matum maar al te bitter ervaren, waartoe Engeland tegenover een staat als Portugal in staat is, zoo zjjn wil weerstaan wordt. Toch doet het vreemd aan, als men, na het Beira-incident, de Portugeesche Re geering als handhaafster der neutraliteit tegen onzen consul ziet optreden. Zoo iets van de splinter en den balk in het oog. Intusschen het doet er niet toe. Anderer partijdigheid mag voor ons geen vrybrief zjjn om onrecht, onzerzjjds gepleegd, in bescherming te nemen. Bljjkt dus uit de feiten, dat consul Pott zich schuldig gemaakt heeft aan besliste schending der neutraliteit, dan zullen we hem dit onzerzjjds, wetende welk motief hem dreef, van harte vergeven, maar dan heeft Portugal recht op genoegdoening, en dan kan onze Regeering hem met tegenover Portugals wil handhaven. Zeer terecht heeft onze Minister van Builenlandsche Zaken intusschen bewjjs van schuld gevergd, eer hjj strafte, en was het volmaakt onbillijk van Portugals zyde, om dit voorafvragen van bewjjs euvel te duiden. Een souvereine Staat handelt zelfstandig, en die zelfstandigheid zou hier zjjn prijs gegeven, indien de klacht van Portugal zonder meer als bewjjs had gegolden. Wie zelfstandig is, ziet door eigen oogen en gaat niet af op wat een ander ziet." Onze Socialistische Kamerleden op receptie. „Sociaaldemokraten op receptie bjj een Staatshoofd dat komt niet veel voor," zegt „Het Volk." „Zóó opvallend is dit, dat al de bladen in hun verslag van de receptie van Kruger in Den Haag het vermelden, dat óók de drie sociaaldemokraten daarbjj tegenwoordig wa ren." „Zjj, die hoofsche plechtigheden schuwen en zorgvuldig waken in geen be toogingen ter eere van het hoofd van ons eigen burgerljjk gezag betrokken te wor den zjj hadden het zich ten duren plicht gerekend, den vr jjwilligen balling van Trans vaal hun eerbiedige hulde te brengen." Maar zegt „Het Volk" „hier sprak allereerst de mcnscli: ongeluk trekt aan, des te meer, naarmate het onverdiend is. En de vertegenwoordiger van het man- hafte Boerenvolk, dat den vrede en de vrjj heid had verdiend voor zjjne daden, komt tot ons meer als martelaar voor zjjn volk dan als regeerder, bekleed met smart in plaats van met gezag, en roept uw eerbied op voor zjjn leed meer dan voor zjjne positie. Voor een droombeeld toog hjj uit, deze pelgrim naar de Stad des Hechts, die hjj nimmer zal aanschouwen, hoog van jaren, verlatend de vrouw die hem een groot ge slacht van kinderen schonk, verlatend zjjn land, zijne kinderen en kleinkinderen, een aartsvader uit oude tjjden, met het oude geloof zwervend door de moderne landen waar hel oude geloof zwak en het nieuwe feloof nog gevreesd en veracht is. Aan- loppend aan de poorten der hoven, waar eene goddelooze diplomatie hem hoogstens holle woorden geeft zoekend om recht, afgewezen maar niet ontmoedigdbeleedigd maar zachtmoedig den smaad dragend, m de stille hoop, dat ook dit ongeluk zal ver- keeren, omdat de Heer cjjn volk toch niet verlaten zal. i Daar zat hjj tusschen bloemen, ineenge zakt in een stoel, toonbeeld van kommer, l van vermoeidheid, maar tóch volhoudend; de honderden en honderden die in een- tonige rjj vol eerbied voor hem buigen, t toewuivend met de rechterhand, uren aan een, vol plichtsbesef, met. den diepen erntt van iemand, die bezig is, "een stuk van zjjn levenstaak te volbrengen. Zjj stroomden in en zjj stroomden uit, mannen en vrouwe^ van allerlei stand, van elk geloof, van elke richting, komende en wachtende vol opgewekt ongeduld om het grjjze Staatshoofd te begroeten en dan als de begroeting voorbjj was. langzaam en peinzend het gebouw verlatend, menigeen met een traan in het oog, den ouden ver moeiden Mensch beklagend, het vermoorde volk bejammerend.... De invloed der socialisten in de Tweede Kamer. „De kleine groep der sociaaldemokraten" zegt „Patrimonium" „heeft zich in de Kamer een invloed weten te verwerven, geheel zonder evenredigheid met het aantal harer leden en wel waarschijnlijk bovenal, omdat zjj zeer duideljjk en helder weet te zeggen wat zy wil. De andere partyen .kunnen dat niet. Zjj moeten wel zien naar rechts en links, om hier niet af te stooten en daar wat aan te trekken. Zjj hebben niet als de S. D. A. P. achter zich een krachtig aaneenge sloten groep, die bewust is van de richting waarin 's lands zaken gestuurd moeten wor den. De geschiedenis der laatste jaren heeft de oude partyen gedesorganiseerd en zjj zjjn nog niet in den nieuwen tjjd inge groeid. Buiten den engen kring der kiesver- eenigingen is feitelijk nog altyd de groot* tegenstelling liberaal en anti-liberaal, vooral bjj de burgerjj. De sociale en demokra- tische stroonung by liberalen en anti-libe ralen is pog niet diep genoeg noch sterk genoeg om op de groote massa der kiezers zoo in te werken, dat zjj zich bewust wordt, dat er naast de tegenstelling liberaal en anti-liberaal nog een andere is; voor n '94 bjj de Kieswet-Tak scheen iels van deze tegenstelling tot het bewustzjjn der menigte door te dringen, maar '97 toonde het weer, dat zonder zoeken de oude paden weer werden gevolgd. Dit maakte, dat in de Kamer de verschil lende strooiningen zoowel bjj de rechter- ais bjj de linkerzjjde zich niet duideljjk 1 afleekenen en daarom de sociaal-demokra- tische groep met haar eenvoudig streven grooten invloed krjjgt." Advertentiën. Dr. Kuyper beeft ongetwjjfeld een invloed rijke positie in de vereeniging van dagblad redacteuren, den zoogenaainden Journalisten kring, waarvan hjj voorzitter is, zegt het „Maandblad tegen de Kwakzalverij." Welnu, laat hjj dan ter gelegener tjjd en plaats zjjn machtig redenaarstalent eens aanwenden om zjjn medeleden te overtuigen van de noodzakelijkheid om uit onze bladen zekere advertentiën te weren. De pers heeft ook hierin een schoone roeping te vervullen en is bjj machte duizenden ongelukkigen te behoeden tegen de gevolgen van leugen en bedrog. „Elke serieuse redactie antwoordt hierop „De Standaard" behoort toe te zien op wat in de advertentie-kolommen voorkomt. Niet om voor die advertentiën verantwoordelijkheid op zich te nemen. Wie dat eisent, schiet zjjn doel voorbjj. Maar wel om te weren, wat op het eersle gezicht zich als in strjjd met de eerbaar heid of de publieke zedelijkheid voordoet. Of de Journalistenkring hieraan iets doen kan, is zeer de vraag. Dusver matigde hjj zich over den inhoud der bladen nooit eenig oordeel aan. Maar in elk geval gaat het Maandbl. te ver zoo het verlangt, dat ook advertentiën betreffende geneesmiddelen per sé zullen gebannen worden, omdat ze door de doctoren als zwendelarjj worden veroordeeld. Daarvoor zou de redactie een medisch bureel moeten bezitten, en dan nog bljjft de vraag of al wat niet door de offlcieele medische wetenschap gejjkt wordt, daarom af Ie keuren is, In homoeopathie zien ook heel wat medici niets dan zwendelarjj. Toch bewees de proefondervindelijke methode, dat ze vaak uitstekende resultaten gaf." Door den ontvanger der registratie en domeinen te IJselmonde zjjn Zaterdag te Rotterdam in het openbaar verpacht de volgende Staats-visscherjjen a. de drjjfwantvisscherjj in de Oude Maas, de Botlek en de Brielsche Nieuwe Maas. Ingekomen de volgende biljetten: W. de Jong te IJselmonde, f 3444; J. den Boer Tzn. en T. C. Hoogendoorn, beiden te Hardings veld; f 3280; W. Kalkman te Krimpen a/d Lek, f 3000; H. Kersbergen te IJsel monde, f 2220. b. de visscherjj met alle geoorloofd visch- tuig, uitgezonderd de zegen, het drjjfwant en de kuil, in het Scheur, van de oosteljjke punt van Rozenburg, tot aan de haven van Maassluis. Hiervoor kwamen de volgende biljetten inJ. Veltenaar te Maassluis, f 1231 T. C. Hoogendoorn te Hardingsveld, f 620: A. C. v. d. Heuvel te Rotterdam, f 280. c. de visscherjj met één kuil en twee kleine aaskuilen, in het Scheur, van de haven van Maassluis tot aan Zee. De volgende biljetten kwamen hiervoor in; P. d. Sluis, f 9165, en J. Veltenaar,

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1901 | | pagina 1