Dinsdag 1 Januari.
N°. 3160.
1901.
Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht
f
Bedelen.
Leerplichtwet.
NATIONALE MILITIE.
OVERGANG.
BINNENLAND.
m
OOKlïlBl COBRiKT.
V
Deze Courant wordt dea Woensdags- en des Zaterdags
morgens uitgegeven. Prjjs: voor Schoonhoven pér drie maanden ^O,75.
Franco per post door het geheele rijk f 0,90. Men kan zich abon-
neeren bij alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders.
S. W. N. VAN NOOTEN tb Schoonhoven,
Uitgevers.
Prijs der AdvertentiënVan 1 tot 5 regels 0,50. Iedere regel
sr f 0,10. Groote lettere naar plaatsruimte. Inzending franco
uiterlijk tot Dinsdags- en tot Vrijdags-namiddags 4 oren.
Alle binnenlandsche Advertentiën, voor S-maal plaatsing opgegeven,
worden slechts S-maal in rekening gebracht.
Gemeente Schoonhoven.
De BURGEMEESTER der gemeente
Schoonhoven geeft bh deze kennis, dat het
BEDELEN onder den vorm van Ntenw-
Jnnrwensehen binnen deze gemeente
op 1 Januari e. k. en volgende dagen ten
strengste zal worden geweerd en noodigt
de inwoners uit, door niet te geven,
hem hierin behulpzaam te willen zijn.
Schoonhoven, 19 December 1900.
De Burgemeester voornoemd,
A. W. LAZONDER, L.-B
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Schoonhoven maken bekend, dat, inge-
valge ari. 15 der Wet op de Nationale
Militie, moeten worde» ingeschreven tas-
schen 1 en 31 Januari 1901 alle
mannelijke ingezetenen, die geboren zijn
in 1889.
Voor die inschrijving zal meer speciaal
zitting worden gehouden op Dinsdag
den 15. Januari 1901, van 10 tot li
uur, ter Secretarie.
Schoonhoven, 29 December 1900.
De Secretaris, De Burgemeester,
H, G. GEELHOED. A.W. LAZONDÊR, L.-B.
Vrijstelling der verplichting, op
gelegd bU art. 1 der wet.
De Burgemeester van Schooxbovex
Gelet op het Kon. besluit van 26 Novem
ber 1900 (Staatsblad no. 205), waarbij is
bepaald dit de Leerplichtwet op 1 Januari
1901 in werking treedt;
en op de aanschrijving van den Minister
van Binnenlandsche Zaken van 5 Decem
ber 1900, no. 6909, afd. O.;
Herinnert ouders, voogden en verzorgers
van in deze gemeente woonachtige kinderen,
op wie de Leerplichtwet van toepassing is,
en die zich wenschen te beroepen op eenige
vrijstelling van de naleving der in artikel 1
dier wet'opgelegde verplichting;
dat zy zich niet beroepen knnnen op
eenige vrijstelling van de bedoelde ver*
plichting, zoolang zjj niet aan hem hebben
kennis gegeven voor welk kind, en op
welken grond zij op vrijstelling aanspraak
mcenen te mogen maken
dat deze kennisgeving, zoolang de aan
spraak op vrijstelling blijft voortduren, en
de kinderen nog in den leerplichtigen leeftijd
▼allen, telkens na verloop van 12 maanden
opnieuw moet worden ingediend;
en dat formulieren voor de kennisgeving
van vermeende vrijstelling na 81 dezer
kosteloos verkrijgbaar zjja ter Gemeente-
Secretarie, op eiken dag waarop de Secretarie
Voor het publiek toegankelijk is, van des
Voormiddags 10 tot des namiddags 4 uren.
Schoonhoven, 29 December 1900.
De Burgemeester,
A. W. LAZONDER, L.-B.
Op den tijdwijzer der eeuwen zijn de
|uron als uren; wjj gaan onmerkbaar van
lat een op het ander over, en ware het
-liet dat de wisseling der seizoenen mede-
varkte om het ons onder de aandacht te
Irengen, velen zouden wellicht niet eens
ipmerken, dat zy weer een streepje verder
Kin gekomen.
Maar naast het eentonige van die over-
MfWB, de een vrjjwel gelijk aan de
Worafgegane andere, is er toch iets, dat
dtjjd eenigen indruk op ons maakt. Het
an tal dier uren, over welke ieder onzer
k het byzonder de beschikking nog zal
kijgen, weten we niet, ons mandaat hier
bloeden kan elk oogenblik worden Inge-
tiokkenmaar één ding weten we heel
gied, namelyk dat het getal niet heel groot
ia en dat elke tik van den wijzer, die
■ingeeft dat er weer een is vervlogen, ons
«•teen vertelt dat een belangrijk stok
leven, althans wat den duur aangaat, aan
het verleden is toegevoegd, dat de grens
onzer toekomst weer zóóveel is ingekrompen.
En die gedachte, zy moge dan ailedaagsch,
overbekend en allesbehalve oorspronkelijk
zijn, stemt ons toch altyd tot ernst, doet
ons meer dan anders het bijzijn zoeken
dergenen, die met ons en naast ons het
levenspad bewandelen, sluit nauwer de
kringen waarbinnen wjj het oogenblik der
jaarwisseling afwachten. Misschien wordt
uit dien kring een geliefd wezen ge-
mkt, dat een jaar te voren, onbewust
evaals wy dat het voor de laatste maal
miat op dea Sylvesters vond, toen nog
yraHjk deelnam aan het gezellig samenzijn,
en dan is die ledig gelaten plek een aan-
wjjzibg te meer op de vergankelijkheid van
al het aardschemisschien ook is er een
nieywe gast verschenen, die nog geen ge
wichtige rol vervult in het wereldsch
drama, doch niettemin in het huiselijk
leven als een persoon va& betekenis wordt
medegeteld. Zoo zien wjj op de reis mede
passagiers uitstappen en door anderen ver
vangen worden, totdat het oogenblik is
gekomen waarop ook wjj van onze tocht-
genooten moeten scheiden.
Dat alles komt ons in de gedachte in de
laatste stonden van het vertrekkend jaar,
en dan is het ook niet onwaarschijnlijk,
dat even wordt nagegaan, welk gebruik wy
er van gemaakt hebben. De waarde van
het leven wordt niet bepaald door zjjn
duur maar door zijn inhoud, en ieder jaar
moet ons in dat opzicht winst hebben
opgeleverd. Met klachten over te tragen
vooruitgang zjjn wjj doorgaans vrjj spoedig
gereed, maar niet altjjd geven wjj ons
rekenschap van bet aandeel, dat wjj zelf
daarin genomen hebben. De vraag, waarop
het meest aankomt, is niet deze, of „de
wereld", de maatschappij, of hoe men dat
ook noemen wil, vorderingen heeft gemaakt,
maar of wjj, elk voor zieh, dat gedaan hebben.
De vraag stellen is reeds het antwoord
uitsluiten van verdere bespreking te dezer
plaatse. We hebben dan ook alleen willen
doen uitkomen, dat de overdenkingen van
den Oudejaars-avonjl meerendeels een per
soonlijk karakter dragen, en niet vergeten
moet worden dal wyzelf, ieder in het by
zonder, de scheppers zjjn van de toekomst.
Doch het jaar heeft ook zjjn algemeene
geschiedenis; het heeft gebeurtenissen op
geleverd, waarin wjj gezamenlijk belang stel-
len. Als burgers van den Staat, als inge
zetenen eener gemeente, hebben wjj met
elkander gebeurtenissen beleefd, die ook
een plaats vragen bjj de herinneringen aan
het jgpgst verleden, en van eenigen invloed
zjjn op de stemming, waarin wjj het
scheidend jaar vaarwel zeggen.
En dan vinden wjj, in onze hoedanigheid
van Nederlanders, ruime stof tot dankbaar
heid. Het laatste jaar der negentiende
eeuw is voor onze natie een goed jaar
geweest. Vergelijkingen met andere volken
vallen niet in ons nadeel uit; de bronnen
der welvaart, de handel en de nijverheid,
de landbouw en de scheepvaart, hebben
aan redeljjke verwachtingen beantwoord.
O zeker, er zjjn vele honderden aan te
wijzen, wien weinig of niets van die winsten
is ten deel gevallen, wien het ondanks
hun arbeid niet is mogen gelukken zich
▼oor gebrek te vrjjwaren of wien zelfs de
gelegenheid ontbrak voortdurend door
werken in het onderhoud te voorzien, en
ons optimisme is niet van dien lucht-
hartigen aard, dat wjj daar maar overheen
zouden loopen alsof het niets beteekent.
Armoede moge, zooals het altjjd geweest
is, een wondeplek zjjn in het lichaam der
maatschappij, het is in volkomen strjjd met
onze roeping, die krankheid ongeneeslijk
te verklaren en verder onzes weegs te
gaan. Het genot, dat wjj hebben van
de verruiming der bestaansmiddelen moet
on» aansporen, die voordeelen zoo ver
mogeljjk uit te strekken, door hulp te
bieden waar te zwakke krachten in
den levensstrijd dreigen te bezwyken, en
vooral door die krachten, odk bjj het opko
mend geslacht, tot kloeker weerstand in
staat te stellen.
Voor de bepaling der vorderingen, in dien
socialen arbeid bjj uitnemendheid Verkregen,
is een jaar een te kort tijdsverloop. Maar
toch kan een bevredigend antwoord gegeven
worden op de vraag, of wjj in die richting
werkzaam zjjn gebleven. Aan philantropi-
schen arbeid in eugeren zin wordt door
een toenemend aantal mannen en vrouwen
van goeden wil en van groote gaven van
hoofd en hart, deelgenomen, terwjjl steeds
dieper het besef doordringt, dat het verstrek
ken van onderstand, zonder meer, weinig
resultaten aanbiedt, maar voorkoming van
armoede door het nemen van practische
maatregelen op den voorgrond behoort te
staan. En als wjj het verwjjt hooren uit
spreken, dat onze tjjd zich kenmerkt door
bet bejagen van stoffeljjk voordeel voor den
belanghebbende alleen, dan wjjzen we op de
tallooze inrichtingen voor verpleging van
kranken, voor leniging voor moreele nooden,
voor hulp aan gebrekkigen, veel meer dan
ooit in eenig tjjdperk zjjn tot stand gebracht.
Er is hier nog een ruim, een schier onaf
zienbaar terrein te bearbeiden, het verleden
geeft hoop, dat de toekomst nog grooter,
nog algemeener krachtsinspanning zal aan
schouwen.
Op het jong geslacht moet vooral gewerkt
worden door onderwye en vakopleiding. Ook
hieriü heeft het afgeloopen jaar zich niet
onbetuigd gelaten. Het aantal gemeeuten,
waar men zich niet bepaalt tot het ver
krijgen van het allereerst no^éq^keljjk onder
richt, is stjjgende, en de Werkman der twin
tigste eeuw zal voor zjjn vorming heel wat
meer genoten hebben dan voorbeen te be
reiken viel. Om van de ontwikkeling, die
de lagere school kan geven, niemand meer
uit te sluiten, ook wanneer onverstand of
onverschilligheid van ouders er het belang
niet van beseffen, treedt een wet op den
leerplicht in werking, waarvan in de toe
komst goede resultaten zjjn te verwachten;
deze vordering op wetgevend gebied mogen
wjj wel op het voordeelig saldo van het
jaar 1900 boeken. Een andere belangrijke
hervorming, niet zonder bet overwinnen van
moeieljjkheden tot stand gekomen, is de
ongevallenwet, die weldra voor de arbei
dende klasse een oorzaak van ongerustheid
zal wegnemen.
Het jaar is niet voorbijgegaan zonder
bier en daar een strjjd op te leveren op
het gebied van den arbeid, en dat is zeker
levendig te betreuren, daar dergeljjke op
lossingen van geschillen tjjtjjd nadeel ver
oorzaken aan beide partyen. Een onge
stoorde vrede is vooralsnog niet tef Ver
wachten, nog altjjd zjjn er toestanden, die
verbetering eischen en tot welker hervor
ming de goede wil ontbreekt, en dan zjjn
botsingen niet to vermjjden. Gehoopt mag
worden, dat een juist begrip van weder-
zjjdsche plichten de worsteling tot handha
ving van rechten meer en meer op den
achtergrond zal dringen; 'dat, waar in ge-
sehillen van internationalen aard door ieder
wordt gevraagd om arbitrage, ook deze
haar toepassing zal vinden, ten einde de
partjjen in arbeids-conflicten tot elkander
te brengen. Uitoefening van eigen recht,
zooals men dat poeaai. bljjft onder alle
omstandigheden' in slrflu ^aot lie é&chen
der beschaving.
B|j het schrjjven van het woord „arbitrage"
gaan onwillekeurig onze gedachten naar
een ander deel van de wereld, waar mannen
en vrouwen die tot den Nederlandschen
stam behooren strjjden en ljjden voor het
behoud der nationale vrjjheid, en het geheele
jaar achtereen daden van moed en van
volharding hebben verricht, door welke zjj
de bewondering van alle weidenkenden tot
zich trekken. Wjj kunnen gerust zeggen,
dat er geen dag is voorbjjgaan waarop wjj
niet van Zuid-Afrika gesproken, aan Trans
vaal en Orarye-Vrjjstaat gedacht hebben.
Het js inderdaad voor de scheidende ne
gentiende eeuw een hoogst bedenkelijk
passief, dat zjj dezen woesten oorlog aan
haar opvolgster moet overdragen. Zjj, de
eeuw van beschaving en van verlichting,
had op een andere wjjze afscheid van ons
moeten nemen. Want nu zal tot haar het
verwjjt worden gericht, dat zjj gebleken is
niet te zjjn datgene waarvoor men haar heeft
gehouden, en dat zou onbilljjk zjjn. Werke
lijk heeft zjj tot verruiming van den mensche-
ljjken geest, tot vrymaking van het denken,
tot verspreiding van kennis en van kunstzin
meer gedaan dan eenige van haar voorgang
sters, en konden wjj, met enkele trekken,
de vorderingen teekenen die zjj op elk ge
bied heeft gemaakt, dan ware ook gemak
kelijk te bewjjzen dat de beschavingsge
schiedenis op haar register de heerlijkste
zegepralen kan aanteekenen. Let eens op de
veranderingen in het verkeer, het in werking
stellen van de allesbeheerschende beweeg
kracht ga eens na, welke rol de scheikunde,
de photographiede electnfeiteit in deze
eeuw zjjn gaan vervullen, welke belangrijke
ontdekkingen op elk gebied zjjn gedaan!
Hier kunnen wjj ons beroepen op onweer
legbare feiten. Kunne» wjj dat ook doen,
als gevraagd wordt of de negentiende eeuw
ook bevorderlijk is geweest, en of zjj bet
in diezelfde mate was, aan den zedelyken
vooruitgang? Op dezen toch komt bet in
de eerste plaats aan.
En dan ja, ia het antwoord niet zoo
gemakkelijk te geven. Indien we op som
mige sterk sprekende voorbeelden den na
druk legde», zou het beslist ontkennend
moeten luiden. Nog dezer dagen heeft de
Regeering van een der meest beschaafde
volken, ofschoon zelve overtuigd dat een
groot onrecht was geschied, een officifielen
sluier moeten werpen op een treurspel,
waarvan het laatste bedrjjf in het afgeloo
pen jaar werd afgespeeld; en als wjj de
stemmen vernemen die in het quasi-gods-
dienstig Engeland opgaan, dan ia het om
er wanhopig onder te worden.
Toch is die maatstaf onjuist.
Groot waren en zjjn nog de ongerech
tigheden, maar machtig ook is de indruk,
dien zjj op het openbaar geweten maken.
Een algemeene kreet van verzet geeft uiting
aan het menschelyk gevoel, en doet bemer
ken dat wjj niet onverschillig zjjn omtrent
hetgeen buiten ons voorvalt. Tot dusver
is wel met eenige overdrijving gesproken
van. de macht der openbare meening; zy
kan zich weT'uilspreken, maar fs nog niet
in het bezit van de middelen waardoor zjj
haar vonnis tot uitvoering kan brengen.
Zal de twintigste eeuw leiden tot het vor
men eener vereeniging van weidenkenden
in alle landen, die de weiten der broeder,
liefde als haar statuten erkent, en de regee
ringen dwingt om vóór te gaan in den ede
len strjjd tegen onrecht en geweldpleging,
tegen den oorlog in de eerste plaats?
In tjjden als de onze komt het er vooral
op aan, te weten welk doel men wil berei
ken en dan de handen kloek ineen te slaan.
De eeuw der verlichting behoort te worden
gevolgd door de eeuw der verbroedering.
En als wjj, wien de taak is opgedragen
te dezer plaatse tot onze vrienden het woord
te richten ter bespreking van algemeene
belangen van stoffeljjken en van zedeljjken
aard, een wensch mogen uitbrengen, behalve
die betrekking heeft op den persoonlijken
voorspoed onzer lezers in het jaar dat weldra
aanbreekt, dan zal het deze zjjn: Moge
het u en ons gegeven zjjn, door onzen arbeid
en door ons voorbeeld, veel toe te brengen
aau de verwezenlijking van dat ideaal: de
broederschap. Dat wjj, bjj helder besef
van onze roeping, haar volgen mogen, al
de dagen die ons nog geschonken zullen
worden.
VAN HIEB EN BAAR.
Ons geschil met Portugal.
„De Portugeesche Regeering zegt „De
Standaard" „heeft, hoe kan het anders,
de publieke opinie in heel Europa tegen
zich gekregen door haar partjjdige houding
ten gunste van Engeland.
Het doorlaten van Engelsche troepen
over Beira was zoo stuitende schending
van_dq Ceratg b^Kinselen^van het
overmacht de Portugeesche Regeering
heeft kunnen bewegen zulks te bestaan.
Men oordeele hierover niet te hard. Het
is de vraag, of het huis van Braganza lang
in Lissabon op den troon zou blijven, als
Engelands steun den koning ontviel. En
ook Portugal heeft bjj het bekende ulti
matum maar al te bitter ervaren, waartoe
Engeland tegenover een staat als Portugal
in staat is, zoo zjjn wil weerstaan wordt.
Toch doet het vreemd aan, als men, na
het Beira-incident, de Portugeesche Re
geering als handhaafster der neutraliteit
tegen onzen consul ziet optreden.
Zoo iets van de splinter en den balk in
het oog.
Intusschen het doet er niet toe. Anderer
partijdigheid mag voor ons geen vrybrief
zjjn om onrecht, onzerzjjds gepleegd, in
bescherming te nemen.
Bljjkt dus uit de feiten, dat consul Pott
zich schuldig gemaakt heeft aan besliste
schending der neutraliteit, dan zullen we
hem dit onzerzjjds, wetende welk motief
hem dreef, van harte vergeven, maar dan
heeft Portugal recht op genoegdoening, en
dan kan onze Regeering hem met tegenover
Portugals wil handhaven.
Zeer terecht heeft onze Minister van
Builenlandsche Zaken intusschen bewjjs van
schuld gevergd, eer hjj strafte, en was het
volmaakt onbillijk van Portugals zyde, om
dit voorafvragen van bewjjs euvel te duiden.
Een souvereine Staat handelt zelfstandig,
en die zelfstandigheid zou hier zjjn prijs
gegeven, indien de klacht van Portugal
zonder meer als bewjjs had gegolden.
Wie zelfstandig is, ziet door eigen oogen
en gaat niet af op wat een ander ziet."
Onze Socialistische Kamerleden op
receptie.
„Sociaaldemokraten op receptie bjj een
Staatshoofd dat komt niet veel voor,"
zegt „Het Volk."
„Zóó opvallend is dit, dat al de bladen
in hun verslag van de receptie van Kruger in
Den Haag het vermelden, dat óók de drie
sociaaldemokraten daarbjj tegenwoordig wa
ren." „Zjj, die hoofsche plechtigheden
schuwen en zorgvuldig waken in geen be
toogingen ter eere van het hoofd van ons
eigen burgerljjk gezag betrokken te wor
den zjj hadden het zich ten duren plicht
gerekend, den vr jjwilligen balling van Trans
vaal hun eerbiedige hulde te brengen."
Maar zegt „Het Volk" „hier sprak
allereerst de mcnscli: ongeluk trekt aan,
des te meer, naarmate het onverdiend is.
En de vertegenwoordiger van het man-
hafte Boerenvolk, dat den vrede en de vrjj
heid had verdiend voor zjjne daden, komt
tot ons meer als martelaar voor zjjn volk
dan als regeerder, bekleed met smart in
plaats van met gezag, en roept uw eerbied
op voor zjjn leed meer dan voor zjjne positie.
Voor een droombeeld toog hjj uit, deze
pelgrim naar de Stad des Hechts, die hjj
nimmer zal aanschouwen, hoog van jaren,
verlatend de vrouw die hem een groot ge
slacht van kinderen schonk, verlatend zjjn
land, zijne kinderen en kleinkinderen, een
aartsvader uit oude tjjden, met het oude
geloof zwervend door de moderne landen
waar hel oude geloof zwak en het nieuwe
feloof nog gevreesd en veracht is. Aan-
loppend aan de poorten der hoven, waar
eene goddelooze diplomatie hem hoogstens
holle woorden geeft zoekend om recht,
afgewezen maar niet ontmoedigdbeleedigd
maar zachtmoedig den smaad dragend, m
de stille hoop, dat ook dit ongeluk zal ver-
keeren, omdat de Heer cjjn volk toch niet
verlaten zal.
i Daar zat hjj tusschen bloemen, ineenge
zakt in een stoel, toonbeeld van kommer,
l van vermoeidheid, maar tóch volhoudend;
de honderden en honderden die in een-
tonige rjj vol eerbied voor hem buigen,
t toewuivend met de rechterhand, uren aan
een, vol plichtsbesef, met. den diepen erntt
van iemand, die bezig is, "een stuk van zjjn
levenstaak te volbrengen.
Zjj stroomden in en zjj stroomden uit,
mannen en vrouwe^ van allerlei stand, van
elk geloof, van elke richting, komende en
wachtende vol opgewekt ongeduld om het
grjjze Staatshoofd te begroeten en dan als
de begroeting voorbjj was. langzaam en
peinzend het gebouw verlatend, menigeen
met een traan in het oog, den ouden ver
moeiden Mensch beklagend, het vermoorde
volk bejammerend....
De invloed der socialisten in de
Tweede Kamer.
„De kleine groep der sociaaldemokraten"
zegt „Patrimonium" „heeft zich in
de Kamer een invloed weten te verwerven,
geheel zonder evenredigheid met het aantal
harer leden en wel waarschijnlijk bovenal,
omdat zjj zeer duideljjk en helder weet te
zeggen wat zy wil.
De andere partyen .kunnen dat niet. Zjj
moeten wel zien naar rechts en links, om
hier niet af te stooten en daar wat aan
te trekken. Zjj hebben niet als de S. D.
A. P. achter zich een krachtig aaneenge
sloten groep, die bewust is van de richting
waarin 's lands zaken gestuurd moeten wor
den. De geschiedenis der laatste jaren
heeft de oude partyen gedesorganiseerd en
zjj zjjn nog niet in den nieuwen tjjd inge
groeid.
Buiten den engen kring der kiesver-
eenigingen is feitelijk nog altyd de groot*
tegenstelling liberaal en anti-liberaal, vooral
bjj de burgerjj. De sociale en demokra-
tische stroonung by liberalen en anti-libe
ralen is pog niet diep genoeg noch sterk
genoeg om op de groote massa der kiezers
zoo in te werken, dat zjj zich bewust wordt,
dat er naast de tegenstelling liberaal en
anti-liberaal nog een andere is; voor
n '94 bjj de Kieswet-Tak scheen iels van
deze tegenstelling tot het bewustzjjn der
menigte door te dringen, maar '97 toonde
het weer, dat zonder zoeken de oude paden
weer werden gevolgd.
Dit maakte, dat in de Kamer de verschil
lende strooiningen zoowel bjj de rechter-
ais bjj de linkerzjjde zich niet duideljjk 1
afleekenen en daarom de sociaal-demokra-
tische groep met haar eenvoudig streven
grooten invloed krjjgt."
Advertentiën.
Dr. Kuyper beeft ongetwjjfeld een invloed
rijke positie in de vereeniging van dagblad
redacteuren, den zoogenaainden Journalisten
kring, waarvan hjj voorzitter is, zegt het
„Maandblad tegen de Kwakzalverij." Welnu,
laat hjj dan ter gelegener tjjd en plaats
zjjn machtig redenaarstalent eens aanwenden
om zjjn medeleden te overtuigen van de
noodzakelijkheid om uit onze bladen zekere
advertentiën te weren. De pers heeft ook
hierin een schoone roeping te vervullen en
is bjj machte duizenden ongelukkigen te
behoeden tegen de gevolgen van leugen en
bedrog.
„Elke serieuse redactie antwoordt
hierop „De Standaard" behoort toe te
zien op wat in de advertentie-kolommen
voorkomt. Niet om voor die advertentiën
verantwoordelijkheid op zich te nemen.
Wie dat eisent, schiet zjjn doel voorbjj.
Maar wel om te weren, wat op het eersle
gezicht zich als in strjjd met de eerbaar
heid of de publieke zedelijkheid voordoet.
Of de Journalistenkring hieraan iets doen
kan, is zeer de vraag. Dusver matigde hjj
zich over den inhoud der bladen nooit
eenig oordeel aan.
Maar in elk geval gaat het Maandbl. te
ver zoo het verlangt, dat ook advertentiën
betreffende geneesmiddelen per sé zullen
gebannen worden, omdat ze door de doctoren
als zwendelarjj worden veroordeeld.
Daarvoor zou de redactie een medisch
bureel moeten bezitten, en dan nog bljjft
de vraag of al wat niet door de offlcieele
medische wetenschap gejjkt wordt, daarom
af Ie keuren is,
In homoeopathie zien ook heel wat
medici niets dan zwendelarjj. Toch bewees
de proefondervindelijke methode, dat ze
vaak uitstekende resultaten gaf."
Door den ontvanger der
registratie en domeinen te IJselmonde zjjn
Zaterdag te Rotterdam in het openbaar
verpacht de volgende Staats-visscherjjen
a. de drjjfwantvisscherjj in de Oude Maas,
de Botlek en de Brielsche Nieuwe Maas.
Ingekomen de volgende biljetten: W. de
Jong te IJselmonde, f 3444; J. den Boer Tzn.
en T. C. Hoogendoorn, beiden te Hardings
veld; f 3280; W. Kalkman te Krimpen a/d
Lek, f 3000; H. Kersbergen te IJsel
monde, f 2220.
b. de visscherjj met alle geoorloofd visch-
tuig, uitgezonderd de zegen, het drjjfwant
en de kuil, in het Scheur, van de oosteljjke
punt van Rozenburg, tot aan de haven
van Maassluis.
Hiervoor kwamen de volgende biljetten
inJ. Veltenaar te Maassluis, f 1231
T. C. Hoogendoorn te Hardingsveld, f 620:
A. C. v. d. Heuvel te Rotterdam, f 280.
c. de visscherjj met één kuil en twee
kleine aaskuilen, in het Scheur, van de
haven van Maassluis tot aan Zee.
De volgende biljetten kwamen hiervoor
in; P. d. Sluis, f 9165, en J. Veltenaar,