Geen moeilijke
BLUE BAND!
UISITE11ARTJES?? Rffi. HOOTED. ICHOODHOVED
K.A. UAH BAAREII. Sdl00flh0U6fl
Van Rondom
Jarenlange ervaring
wetenschappe
lijke proefnemingen
In de Blue Band
fabrieken hebben
een Blue Band
kwaliteit gebracht,
die niet meer té
verbeteren valt
Profiteer hiervanI
Oordeel zelf
Voor 30 ct per
half pond de
beste kwaliteit
die er be
BANKVEREENIGING
Bordini's Hypnose Variété
Concertzaal „Boerenklaas
BORDINI'S HYPNOSE VARIÉTÉ
ZAADHANDEL
Actieve Agenten
groote provisie S5S
Koekjes voor lijders aan Suikerziekte
P. J. DE HOOG VAN DEN BERGH
I meubelen, karpetten, matten,loopers,
BI KACHELS, FORNUIZEN, DEKENS ENZ. ENZ.
Mooie en nuttige Sint-Nicolaasgeschenken
Vee-Levert ra ai
HAARDEN
EEN KEUS UIT MEER DAN IOO MODELLEN
FEUILLETON.
De Broeders des
verderfs.
Mengelwerk.
De ring van den doode.
Kloosterb&lsem
»»U-L
EERSTE BLAD
NIEUWSBLAD VOOR ZUID-HOLLAND EN UTRECHT. StTlwMIWWiwm Courant
VRIJPA» 14 NOVEMBER 19».
ROTTKKDAM - AMSTERDAM
KAPITAAL EN RESERVE f 70.000.000.—
Openen Rekening Courant
met Rentevergoeding
Sluiten alle Assuranties
KANTOOR SCHOONHOVEN
KOBTBDIJK f - TELEFOON IS
130 KANTOREN IN NEDERLAND
j CONCERTZAAL DE JONQ „LEKZICHT", AIWEIPE
Maandag 24 Nov. a.o., "a avonds 8 uur
Tooneelspal - Zang - Dans - Motor-, Wieier- pn
Roeiwedstri|den onder Suggestie en Hypnose.
lO.a. Opvoering van: „HIJ, ZIJ EN BORDIIJI".
Hypnose Blijspel in 1 bedrijf, gespeeld door Dameè en
I Heeren uit het publiek in volkomen slaaptoestand.
NT Overal uitverkochte zalen.
Den geheelen avond davert de zaal van den lach!!
I Entrée alle rangen f0.80. - Plaatsbespreken 10 Cent. - Vóór-
I verkoop kaarten aan de zaal vanaf beden. - Na afloop BAL.
I Tijdens het bal enkele hypnose dansen. - Zaalopening 7 uur.
J. VOOBSLUIJS BRANDWIJK
Woemdag 26 November s.s., 's avonds 8 uur
Tooneelspcl en Zang onder Suggestie. - Motor-,
Wieier- «n Roeiwedstrijden onder Hypnose.
OVERAL UITVERKOCHTE ZALEN
DEN OEHEELEN AVOND DAVERT DE
ZAAL VAN DEN L4CHU
Entree:
le rang f 1.
2e rang f 0.76.
Kaarten vanaf
heden aan de
saai verkrijgbaar
Plaatsbespreken
10 cent.
Nieuwste experimenten op het
gebied van Telepathie I
Voorziet U tijdig van plaatsbewijzen.
Zaal open 7 uur.
Attentie I
De voorstelling is voor Iedereen toegankelijk!
Tevredenheidsbetuigingen van autoriteiten
STEG EMAN'S AUTOMOBIELBEDRIJF
r^dit en i-3 UTRECHT Telefoon 14695
bericht hiermede, dat zij heeft aangesteld als SERVICE-DEALER voor
Schoonhoven en Omstreken van de PLYMOUTH CHRYSLER AUTO
MOBIELEN, den Heer P. C. VAN DIS, Oarage Stationstraat 2, Tel. 116
die gaarne alle gewenschte inlichtingen verschaft.
Vraagt zonder verplichting demonstratie
Plymouth Coach f 23(90 Plymouth Sedan f 2570
Wij vragen voor ome af deeling
riRMA J. DOESBURG
SCHOONHOVEN
Vapkrygbaar bi] Fa. P. DE JONG EN ZOON
- Koestraat, Schoonhoven
BANKETBAKKERIJ ANDRÉ BROEDERS H00GSTR. 8 - ROTTERDAM
HAVEN W.Z. 6 - SCHOONHOVEN
H RUIME KEUZE IN
Hl Ziet onze étalages. Alle goederen leveren wij franco huis
Prima
mat Vitamine-gehalte, in
Drogisterij „Het Groene Kruis"
Kleiweg 91 Gouda
f E. M. Jaarsma, Vulcana,
Jan Jaarsma, Bcchers enz., alsmede groote collectie
Haardkachels, nieuwste modellen en verbeteringen.
Vul- Kantoor- en Soho ol kachels
Kachelplaten - Vulemmen - Kolenbakken
Vakkundige voorliohtlng en plaatsing
Lavering franco
TWEEDE BLAD
NIEUWSBLAD VOOR ZUID-H
ooit
door
JAN KIJKUIT.
Uit den Raad van Uden,(N.-B.) bjj
de behandeling der begrooting
De beer Van Keeeel: Ik heb niet
gezegd, dat u een stommeling zyt.
De Voor*.: Dat hebt gy wel gezegd.
De beer Van Keesei: Dat is niet
waar, zeg my dan waar ik h»t ge
zegd beb.
De Voorz.: By Jan van denAvuort
in den winkel, hjj beeft bet mg zeil
gezegd.
De heer Van KesselTelefoneer
dan eené naar Jan van deu Avoort.
De Voorz.: Dank U wel, mynheer
Van Keeeel, lk beu uw knecht niet.
Voor myn part, ik gjel er niets om
al zegt u, dat ik een stommerik ben,
ik weet wat my te doen «tuat.
Wel wel, sjonge sjonge, heb je nu
•it van je leven, verzuchtte tante Betje.
Ze draaide de oogen en het de pupillen
rollen en daar het ona toescheen, alsof ze
weor last had van zenuwzinkings, Scho
ten Jod en ik toe, om te helpen. Het was
echter niet noodig, ze kwam weer bij en
Als mijn man dat nog beleefd had,
dat het zoo achteruitging in aezen tijd,
hij sou het niet overleefd hebben.
Bedoelt u de pacht van het land,
wees blij, dat oom het nog goedkoop ge
kocht heeft indertijd.
Nee, dat meen lk niet, maar dat
soheelt me anders ook ellendig veel. Ik
büdot!, d?.* fa tegenwoordig alles maar
zeggen, moet je dit maar tens lezen. Eu
ze las daarop voor, wat er in de raads
vergadering van Uden was voorgevallen,
en dat ik hierboven deed afdrukken.
Schandelijk, gewoonweg, zeiden Jod
«n ik allebei, dat dat zoo maar mag.
Ja, zoo maar in het openbaar te
- zeggen, dat een burgemeester een stom
meling is. Hier zouden ze zoo iets uit
beleefdheid verzwijgen. Wat heel adders
is het toch boven of beneden den Moer
dijk.
Nou, hier is het anders ook lang niet
allee, de burgemeesters beklagen zich nog
wel eens.
Dat doen m zelfs over de Sohoon-
hovensche Courant en dat is nu juist iets,
wat ik heelemaal niet begrijp. Zooals
laatst in de raadsvergadering van Tien
hoven.
Dat heb ik ook gelezen, maar het
was geheel ongemotiveerd. Een van de
leden zei, dat*het schandelijk was, zooals
er in de Schoonhovensche Courant over
de raadsleden en ook over den burge
meester geschreven werd.
-Ja, en toen pinkte dë burgemeester
een traan weg en nam een dropje en zei,
dat er over hem ook wel eens geschreven
was in de courant, maar dat hier over
niemand iets had. gezegd.
Daar kun je tooh aan zien, dat je
boven de Moerdijk bent, merkte tante be
wonderend op. Beneden de Moerdijk had
zoo'n burgemeester het allang gezegd.
Nee, tante in de Noordelijker lucht
streek denken de menschen veel meer dan
ze zeggen. Ze houden heel wat achter
hun kiezen maar onder elkaar zeggen
ze soms temeer.
iDat is dan achterklap, vond tante.
Bat kan zijn, tante, maar gewoonte
is dat bij ons. En daarom kunnen de
menschen soms ook niet hebben, als er
openjijk iets over hen geschreven is. Is
er in de Schoonhovensche Courant nu
niet altijd netjes en in eer en deugd over
den Raad van Tienhoven geschreven?
In eer en deugd, zei tante.
Hebben de menschen ooit gezegd,
too&ls in Uden, dat er stommerikken bij
waren?
Nooit, beaamde tante, dat zou wel
schandelijk wezen ook.
Nu, waarom beklagen die menschen
zich dan toch, dan zou ik dat toch wel
eens willen weten. Ik kan er niet bij, dat
moet ik je vertellen.
Ik kan dit verklagen, viel Jpd bij,
dat er in de krant nooit iets anders be
handeld wordt, dan wat de raadsleden
zelf hadden gezegd.
Ze moesten eens wat minder op de
krant letton en wat meer op wat hun
N UTRECHT, Schoonhovsnsehs Courant
VRIJDAQ 14 NOVEMBER 19».
eigen vertegenwoordigers van hen zeggen
sprak Jod grimmig-
Wat weet hij dan weer? vroeg tan
te aan mij, met een nieuwsgierigen blik
op Jod. m.
Hebben jullie dan niet gelezen, wat
er in de Provinciale Staten van Utrecht
gezegd is over de Lopikerwaard?
Neen, niks van gelezen.
Een lid van Gedeputeerde Stalen,
meneer Weikamp, die zei maar zoo, dat
de Lopikerwaard nog niet water-be
schaafd was. Moet je verbeelden. Heb je
ooit in je leven zooveel water bij me
kaar gezien, als in die drie waarden: de
Alblasser-, de Lopiker- en de Krimpe-
nerwaard? En dan nog niet water-be-
sohaafd, ik noem het maar een compli
ment hoor. En dat slikken ze maar, in-
plaats van een protest-motie aan te ne-
meif, of met man en macht op te trek
ken naar het gouvernementsgebouw in
Utrecht, of een veldslag te ondernemen,
of weet ik wat.
Jongen, jongen, wat ben je toeh
een ezel, merkte tante verachtelijk op.
Weet je dan niet, wat die meneer Wei
land
Weikamp, tante.
Good, Weinand dan, wat die meneer
daar mee bedoelde? Daar bedoelde hij
mee, dat de menschen in de l/opiker-
waard nog niet beschaafd genoeg waren
voor waterleiding.
Maar dan is 't.nog schandelijker.
De Lopikers en de Jaarsvelden en de
Willige-Langerakkere en de Benschop-
pers en Polsbroeken zouden die niet be
schaafd genoeg zijn voor waterlei
ding' Dan moesten ze die adviseur, die
ruim vijf- of zes duizend gulden in een
jaar verdient, maar eens wat aanporren
dat hij vlugger met zijn rapport op moet
schieten. Maar de heeren die schuiven
het dan maar weer op het platteland en
ze gaan naér huis en de zaak is ge
zond. Ja, ja, het platteland is gTOot, er
kan een boel bij.
Maar heelemaal ongelijk had me
neer Weikamp niet, voegde ik er tus-
sohen.
0, niet? stoof Jodocua weer op, die
zioh tegenwoordig landbouwbuiahoud-
kundige noemt
Nee want die indruk la gewekt
door den vroege ren burgemeester* van Lo-
pik. Die heeft ook in de Provinciale Sta
ten gezeten en daar zei hij altijd, dat ze
in zijn drie gemeenten niks van water
leiding hebben moesten. En zoo ia de in
druk gekomen.
Nou, maar ik vind het dan toch
maar belachelijk hoor. Overal waterlei
ding en hier vlakbij nog niet.
Het komt, het komt, zed tante, want
die meneer Weinand of Weiland heeft
gezegd, dat van 't voorjaar het rapport
klaar zou zijn. Laten ze die meneer daar
nou aan houden en er voor zorgen, dat
die adviseur ook eens wordt achterna ge
reden. Die professor heeft klaarblij
kelijk wel eens een aanporring noodig
En daar moet het gemeentebestuur van
Lopik voor zorgen. En van Jaarsveld en
Willige-Langerak en zoo.
En dan is er nog een zaak, waarop
die gemeentebesturen moeten letten, zei
Jod. Ik heb onthouden, dat de verbete
ring van den Lopiker Voordijk, je weet
wel, langs de wetering, van Schoonho
ven tot aan het Zwaantje, op de tweede
helft van het Utrechtsohe wegenplan
staat. En meneer De Wyckerslooth de
Weerdesteyn heeft gedaan gekregen dat
werd afgesproken, dat deze weg zoo
gauw als de tweede helft van het wegen
plan werd begonnen, direct aan de orde
zou komen. Het eerste gedeelte wordt in
zes jaar uitgevoerd en ia zoo wat in 1925
of 1926 begonnen. Dat loopt dus op het
eind. En den most direct daarna deze
buurt eens aan de beurt komen.
Dat vind ik een goed idee, daar
moeten B. en W. van die gemeenten en
de gemeenteraden nu al aan beginnen.
Ze moeten de raak nu al warm maken,
dat ze Straks niet achteraan komen.
Want straks in 1931 of 1932 gaat de
Utreohtsche Waterstaat opmaken, hoe ze
de tweede helft van het wegenplan zul
len uitvoeren en dan moet al direct vast
staan: eerst Lopik helpen.
Volkomen juist, zei ik. De Zuid-
Westhoek van Utrecht is altijd al genoeg
stiefmoederlijk bede'eld en nu is er in die
plaatsen sen gemeente-secretaris, meneer
De Weerd, die al 'zijn best doet om de
plaatsen vooruit te brengen, en de burge
meester meneer Oldenhof 'wil er ook «tan
mebdoen, dat is al genoeg gebleken, dus
is het niet meer dan billijk, dat ze daar
nu ook eens wat van de welwillendheid
van het provinciaal bestuur merken. Als
de gemeente-besturen nu op hun qui vive
rijn, dan zullen ze stellig succes hebben.
Het is nu tenminste een belabberd
eindje weg. daar langs die wetering.
Ik griezel altijd, als ik in de auto
bus zit, zei 'tante met een huivering,
zoo vlak langs dat water en dan moeten
ze uitwijken.
En er komen misschien nog breedö-
re bussen ook. zei Jod.
Ja, dat is wel noodig. want dan
komt er in de bussen wat ruimte, maar
dan mag de weg toch wel drommels
gauw verbreed worden.
Zoo zien jullie, zei Teunis, die net
binnengekomen was, dat er altijd werk
aan de winkel is. Je kunt veel beter met
elkaar werken, dan zooals in den raad
van Uden mekaar uit te schelden voor
stommerik.
door
"WILLIAM HOLT.
26
„Welnu, .dat ben ik. Gij hebt in de cou
rant gelezen van drie personen, die fei
telijk de Broeders des Verderfs hebben
overgeleverd. Ik ben één van die drie.
Onze levenstaak is het de Broeders on
schadelijk te maken en gij begrijpt, dat
wij di Cava willen snappen."
„Ah, volkomen, maar gij zoekt hem
toch niet hier?"
„Neen neen, ik wilde alleen maar eens
iets hooren van dien mijnheer Andrieu.
Ik dank u voor uw inlichtingen."
„0, dan kan ik u misschien van dienst
zijn, lord Nibblington. Ik heb een be
diende op mijn kantoor, die vroeger bij
den vermoorde in dienst was. Ik vernam
het ook pas gisteren. Misschien kan hij
u meerdere inlichtingen geven. Ik moet
naar de Beurs, maar ik zal hem hier
zenden." 4
„Als gij dat doen wilt, zeer gaarne,"
antwoordde de lord verheugd," dat is
nog eerst een gelukk'g toeval.'
Vijf minuten later stond een nog jonge
kantoorklerk tegenover den lord
„Zet u, mijnheer." zei deze vriendelijk,
„ik zou wel eenige oogenblikken <met u
wenschen te spreken
„Mijn patroon sprak daarvan mylord.
ik ben geheel tot uw dienst
„Luister dan. Gij waart in betrekking
bij mijnheer Andrieu in de rue I.afitte Is
dat lang geleden?
V
„Ah »oo, gii weet dat hij vermoord en
bestolen ie. Wae uw vroegere meester
rijk?"
„De rijkdom van een speculant is wis
selvallig."
„Zeker, maar wat dunkt u, was hij
met speculeeren nogal gelukkig? Zou men
hem veel ontstolen hebben?''
,Het is niet edel over zijn meesters te
spreken, als men hun dienst verlaten
heeft, mijnheer."
„Volkomen met u eens, dat is een
goedo opvatting. Maar geloof me, ik
vraag naar deze dingen niet uit ijdele
nieuwsgierigheid."
„Welnu dan, mijnheer Andrieu spe
culeerde zéér ongelukkig, dat is tenmin
ste mijn indruk geweest. Hij heeft den
laatsten tijd honderdduizenden verloren."
„Dan kunnen hem misschien zoo
groote schatten niet ontstolen zijn?"
„Ik zou het althans niet gelooven.
Daarom komt het mij vreemd voor, dat
het hoofd van de Broeders juist hem uit
gekozen zou hebben om hem te beroo-
ven.'
„Maar hij heeft den bankier toch ver
moord".
„Ja, ja, doch was het om te kunnen
stelen? Ik geloof het niet. Markies di Cava
had groote sommen Van mijnheer An
drieu te goed, hij kwam dikwijls bij
hem."
Lord Nibblington zag den bediende
scherp aan.
„Gij schijnt mij schander," zei hij, „ver
tel mij eens. hebt gij u een andere theo
rie omtrent de motieven van dien moord
gevormd?"
„Nu misschien wel."
„En welke is deze, ik stel er groot be
lang in."
„Ze is erg gewaagd, zal u zelfs on
waarschijnlijk voorkomen. De markies
heeft zich, geloof ik, 's morgens vroeg
Uij ueu üatuuer vervoogd os *r» te
nimtn. Tow heeft deze moeten bekennen
De Engelschm&n, de bleeke man en
ik, we hadden alle drie beschutting
gezocht en gevonden in de berghui
loen het onweer al dreigender kwam
opzetten. Nadat wij ons maaltje ver
orberd hadden, zaten we bij kaars
licht nog wat rond de tafel en rook
ten onze pijpen, d.w.z. alléén de En-
gelschman en ik. De bleeke man ver
smaadde blijkbaar tabak. Hij" hield
zijn tegenstandige, magere, beenige
vingers langs den tafelkant gestrekt
en staarde afwezig naar een ouder-
wetschen zegelring dien hij aan den
ringvinger der rechterhand droeg.
Het gerekte gesprek tusschen den
Engelschman en my. ?loopend over
zijn reeds volbrachten tocht en den
mijnen, dje nog ondernomen moest
worden, dreigde geheel te hokken,
toen plotseling de bleeke man de
stilte verbrak met deze directe vraag
aan ons: „Hoe denkt u over
droomen?"
„Ja, wat zal ik zeggen..." ant
woordde ik ontwijkend; de Engelsch
man trok alleen maar de schouders
omhoog Ik geloof, dat we beiden
instinctief een gevoel van weerzin
hadden tegen den bleeken man, die,
met zijn wasachtig gezicht en zijn
slappe figuur, waarbij het sport-
costuum belachelijk stond, heelemaal
niet in de omlijsting van een berg
hut scheen te passen.
„Heeren", vervolgde de bleeke man
toen hij zag, dat wij geen aanstalten
maakten, het gesprek verder te spin
nen, „heeren, gij zijt weliswaar
vreemden voor mij maar ik moet
u desondanks betrekken in een hoogst
merkwaardig© en vreeselijke gebeur
tenis. Ik kan den last niet langer
dragen, alléén
Met een hysterischen snik borg hij
het hoofd in kljn leelijke handen.
Wij bleven zwijgen en hij begon
zijn merkwaardig verhaal:
„Toen ik den gruwelijken droom
voor de eerste maal had, was ik tien
jaar oud. In mijn verbeelding zag ik
toen mezelf als volwassen ihan met
zeer veel moeite een weg banen over
een woest gletscher-terrein in een ge
heel vreemd hooggebergte. Ik sloeg
met mijn houweel treden in het ijs
en bij aeze bewegingen fonkelde aan
mijn rechterhand mijn zegelring in
de blinkende zon. Opeens verlies is
het houvast onder mijn voeten en. ik
glijd een eindweegs in razende vaart
omlaag en kom In een ijsspleet te
recht. fïet laatste-, wat mijn blik nog
uit de zonne-wereld opving, was de
zegelring aan mijn steunzoekende en
in de leegte-tastende hand; dan werd
ik door nevels omvangen en... met
een ril schrok ik uit mijn slaap wak
ker. De droom was des te vreemder,
omdat ik in de vlakten van de
Ukraine ben opgeroeid en nittlffier.
zelfs niet den geringsten berg. laat
staan een gletscher gezien had Het
in den droom doorleefde ^ef^nde een
diepen en duurzamen indruk uit
mijn kindergemoed en nA twee jaren
dook het opnieuw op, precies in de
zelfde opeenvolging van gebeurlijk
heden ,met hetzelfde gruwelijke slot.
Van dien tijd af droomde ik den
droom vaker, bij onregelmatige tus-
schenpoozen ^oms was ik er maan
den van hevriid en ik begon den
droom te verg^fm e*t da-, st-«-
hij mij, tn angstzweet badend, vele
r achten acht'"- elkaar uit den slaap
Hij vergiftigde mifn jeugd, maakte
van mij een menschenschuwen. tob
berijen jongeman en naar mate ik
ouder werd, werd ik des te erger ge
kweld, tot dat, in de laatste twee ja
ren, ik nacht aan nacht door den
gruwelyken droom word achtervolgd
En immer was het de zegelring, waar
aan mijn allerlaatste blik bleef han
gen, voordat ik in het halfdonker
van de gletscher-spleet wegzonk.
Ik onderwierp mij aan alle moge
lijke en onmogelijke zenuw-behande
lingen. consulteerde een reeks van
psychiater» ,die den droom terugwil
den leiden naar sensaties uit de kin
derjaren maar tevergeefs-
ld mij groejde nu langzaam en
sterk de belangstelling aan yoor de
berg-wereld. Ik woonde als 1 eeraar
steeds nog in mijn geboortestadje in
de Ukraine en had daardoor geen ge
legenheid het hooggebergte in de
werkelijkheid te leeren kenqen. Maar
ik schafte mij bij beetjes een kleine
bibliotheek aan welke de geschiede
nis van alle beroemde bergbeklim
mers behelsde en ik verslond in mijn
vrijen toch de verhalen over waagr
halzige bergtochten. Zoo kwam ook
eens bij toéval het boek: „Histoire
du Mont Blanc* onder mijn oogen.
door Stephen d'Arve, waarin een
hoofdstuk voorkomt, dat handelt
over het vreemde feit, hoe gletschers
vaak hunnö slachloflers na tientallen
van jaren weer uitleveren. Daarin
wordt van een noodlottige poging om
den Mont Blanc te bestijgen gerept,
die de Rus, Dr. Hamel tegelijk met
twee Engelschen en zeven gidsen
ondernam. Een niet te ontkomen la
wine sleurde vijf der gidsen in een
gletscherspieet, twee van hen konden
gered worden; de overige drie stort
ten neer in de diepte. Na één-en-
veertig jaren vond men aan den voet
van den gletscher de menschelijke
overblijfselen der verongelukten, door
het ijs geconserveerd en in een toe
stand, alsof ze den vorigen dag pas
waren omgekomen.
Dit bericht maakte mij op onver
klaarbare wijze onruslig. Het greep
me aan als een koorts; ik dwaalde
vertwijfeld rond, dagenlang, weken
lang. totdat ik het "eindelijk niet meer
uithield. Ik moest en ik zou de ber
gen in.
Ik bewerkte, dat mijn superieuren
mij een ziekte verlof toestonden; ik
maakte een sommetje geld los, dat
mij door mijn ouders als erfdeel was
nagelaten en ik reisde weg naar de
bergen, naar hier.
In ae eerste dagen dwaalde lk
rond, zondej, plan of doel, bprg-op,
berg-af, totdat het noodlot mij van
daag voerde gedreven door een
heimzinnige macht, naar den
scher.. en... het ia vreeseli
vreeselijk.
Hij hield met vertellen op en be
dekte kreunend zfjn oogen' met zijn
handen.
INGEZONDEN MEDEDEEL1N2.
dat hij het geld ran zijn cliënt met spe-
ciileeren verloren heeft. En di Cava,
daarover in woede ontstoken, heeft den
man, die hem aldus geruïneerd heeft,
gedood."
„Het is zeker een vreemde theorie,
maar onmogelijk lijken mij uw veronder
stellingen niet."
Lord Nibblington praatte nog eenigen
tijd met den bediende, maar veel bijzon
derheden kon deze hem niet meer mede-
deelen. Toch, was de lord bijzonder te
vreden over hetgeen hij gehoord had
en toen hij zich weder op straat bevond
mompelde ,hij:
„De anderen gaan allen van de ver
onderstelling uit, dat Andrieu uit geld
zucht gedood is, laat ik dan aannemen,
dat di Cava hem uit wraak doodde. Is
dat zoo, dan heeft de markies weinig
geld bij zich en zoo zal hij niet hebben
kunnen vluchten. Hij bevindt zich dus
wellicht nog binnen Parijs. Hij is er de
man niet naar om te rusten. Hij zal
trachten nog eerst zijn slag te elaan.
Wist ik maar, wien hij als slachtoffer
uitkiezen zoij. Ik moet van dien moord
toch theer weten."
De lord begaf zich naar het bureau
van den geheimen politiedienst. De chef
daarvan ontting hem vriendelijk en op
zijn verzoek om inlichtingen ontving hij
ten antwoord:
„Die moord, ja dat is een zeer ge
heimzinnige geschiedenis. Trouwens gij
weet zelf het best, hoe alles wat tot d#
Broeders des Verderfs in verband ataat,
'met een waas van geheimzinnigheid
overtogen is. Den bankier zijn met een
zwaar voorwerp de hersenen ingeslagen.
Daarna heeft de moordenaar zeker ge
tracht geld te vinden, maar sporen daar
van zijn niet achtergelaten. De brand
kast w»s gemotes r 'icb moet ri4 ge-
optnd geweest zijn, want de waarden,
De venijnige eteken
ven Spit In den rug
overvallen II onverwachts. Grijp
dadelijk naar Akkcr's Kloosterbal-
sem. welke tot diep In de weefsels
doordringt, de pijn stilt, opboo-
pende ziektestoffen doet verdwij
nen, snel en grondig verlicht
„Geen goud
too goed"
én at-
i alet-
ïlijt.
welke daarin mositin liggen, aijn niet ga-
vonden".
„Zoo, zoo*', dacht de lord, „de theorie
van dien bediende lijkt al minder on
waarschijnlijk. Di Cava schijnt in elk
geval niet gekomen te zijn met de bedoe
ling Andrieu te dooden, hij zou hem dan
op gemakkelijker manier naar de andere
wereld geholpen hebben. Hem niet met
een zwaar voorwerp de hersenpan heb
ben verbrijzeld".
Hij vroeg aan den chef of hij niet op
het kantoor van den vermoorde zou wor
den toegelaten.
„Wat wilt u er dojsn?" vroeg de po
litieambtenaar.
„Een onderzoek instellen".
De ambtenaar haalde de schouders op.
„Gij kunt niet gelooven mylord", zei
hij, „hoe gaarne alle menschen voor de
tective spelen. Ieder meent beter dan de
geheime politie moordenaars en andere
misdadigers te kunnen opsporen. Het lijkt
of het een liefhebbêrijvak geworden is
Maar ik wil u gaarne ter wille zijn. Gij
en uw vrienden hebt u in ieder geval
zeer verdienstelijk gemaakt met de op
sporing van de Broeders des Verderfs.
Ik wil u dus wel in de gelegenheid stel
len het kantoor op te nemen. Maar het
zal weinig baten, onze beste speurders
hebben alles nauwkeurig onderzocht. Gij
begrijpt, het lijk is nu weggevoerd en gij
zult er misschien niet meer alles onver
anderd vinden".
„O, ik ben u zeer dankbaar, ik stel et
toch prjjs op het tooneel van de misdaad
te beschouwen."
„Nu goed. hier is de sleutel van het
privékantoor, ga er morgenvroeg kijken."
„Ik zal het doen. ik dank u."
Lord Nibblington deed evenwel niet
precies wat hij gezegd had. Hij ging niet
den volgenden morgen maar dienzelfden
avond naar de rue Lafitte. Vrees kende
i ofj met. ^cisrtn zouden het misecfuen i
Ik moet Lekenneu. dat ik machtig
geLoeiJ i.i dc.i man waa, oek de Ln-
gelschma.i ~oog naai nciu over en
wachtte gespannen. Zijn pyp was uit-,
gegaan, hij had dit met bemferkt
Na enkele minuien had de bleeke
man 'weer kracht' hervonden en ver
telde verder:
„lk wilde vandaag naar den kop
klauteren, hoewel ongeoefend, oner
varen, zooals ik, bewoner van de
laagvlakte, ben; ik wil zeggen, ik
wilde niet, ik moest; mijn noodlot
dreef mij ertoe. Als een nachtwande
laar begaf ik mij op weg, onvoldoen
de toegerust, zonder gids. Toen ik na
een urenlangen moeizamen tocht daar
belandde, waar de groote ijs-stroom
de moraine voor zich uit schuift, liet
ik mij uitgeput neervallen om wat
te Jrusten. En zooals ik daar zat en
moe en treurig naar de trooatelooze
woestenij den voet van den glet
scher staarde, daare. daifrstak
op weinige schreden van mij vandaan
een menschelijke hand uit het üs op,
als verlangend naar 't lichten
aan den vinger glansde een groote
gouden zegelring Als gehypnotiseerd
waggelde ik op de hand toe en greep
naar haar. Zij was koud, maar week
en elastisch. Ik trok den ring van
van den vinger en stak hem aan mijn
rechterhand. Stompzinnig zat lk daar
nu en tuurde aldoor naar den ouder-
wetschen zegelring. En pioUeliog her
kende lk mijn droomeniand en werd
uii de beteekenis van dit alies Mui-
lelijk en leerde den droom, mijn
reeselijken droom, die mij het ge
il eele leven had vervolgd, verstaan.
De doode, die daar uit het ijs daar
ginds mij de hand reikte, was ik zelf
immersikik, die eens, in een
vroeger leven, hier ellendig was ofn-
gekomende ring behoorde mij
toemijen de gletscher spoog
mij hier uitmij zelf aan mijn
eigen voeten. En dit hier is de zegel
ring... de zegelring... hahaha".
Met een gruwelijke lach eindigde
de bleeke man zijn verhaal.
Ik stond op en nam een slok wis-
key uit mijn veldflesch. Het werd
my wee te moede. Ook de Engelsch
man had zijn koele, afwerende hou
ding laten varen. Hij gaf zich een
paar maal gevoelige stagen op de
dij stond op en liep de hut eens
even op en neer. Dan hield hij plot
seling met een ruk stand, vlak voor
den onguren gast.
„Man sprak hij, „man Ik moat
dien ring van jou hebben". En op
gewonden tastte hij naar ?iin zafc-
portefeuille. „Ik moet hem hebben,
zeg maar wat Je er voor hebben
moet".
„U wilt dien ring hebben?" vroeg
de bleeke man met een verdwaald
lachje. „Maar toe dan maarneem
hem, neem hemgeef mij ervoor
wat u wilt. Hier hebt u hemhebt
u hemhebt u hem1'.
Hij trok den ring van den vinger
wierp hem op de tafel en stopte net
groote bankbiljet, dat de Engelsch
man hem voorhield, In zijn zak. Daar
op strompelde hij naar de matras
in den hoek, wierp er zich op jneer
ii i ii éci
griezelig geacht hebban, laat ln den
avond alleen het kantoor te bezoeken,
waar pas een moord gepleegd was, lord
Nibblington deerde dit njet.
Het was tien uur, toen hij in de rue
Lafitte aankwim. Kalm wandelde hij de
straat door, het kantoor véorbij en toen
terug. Hij begif zich in het donkere por
taal en opende de deur. Nu etond hij in
Hij ontatak met een luci-
zaklanta&rn. „Ha, dat is de
kantoren voor de ilerken
privékantoor van den ban
de vestibule,
fer zijn kleine
deur naar de
en hier is het
kier."
Hij opende de deur, die naar dit ver
trek leidde. Tjrzijde vond hij het knopje
voor electrisch licht. Hij draaide het om
en in eens wc.s de kamer hel verlicht.
De lord zag rond.
„Ja/ mompplde hij, „wat is hier eigen
lijk te zien. Daar is het schrijfbureau
van den vermoorde. Op dien stoel heeft
hij zeker den laatsten adem uitgeblazen.
Hm, het modt een hevige slag geweest
zijn, dat hij zdo op de plaats dood bleef.
En daar is de brandkast. Lijkt zoo ge
makkelijk niet te openen."
Zoo zette 1<
zoek nauwkei
en oplettend
kele bijzonder
.Ha, daar ii
Het was, zooals hij vermoed had, de ver
binding met
kom Hu begr:
eerst zoo laa
boekheuder kwam met de overige klerken
's morgens o
begon, zonde
was. De deur
het gebouw
niet de gewo
en het publicjk.
„Zoo, zoo,1
vreden.
Eensklaps
d Nibblington zijn onder-
rig voort. Hij zag scherp
Dnd, hem ontging geen en-
leid.
deur." Hij opende die
et eigenlijke kantoor Hij
pen, dat men de mifcdaad
ontdekt htd. De eerste
n negen uur en de arbeid
dat de patroon aanwezig
waardoor lord Nibblington
binnen gekomen was, was
ne ingang voor de klerken
onderzoeker te-
kniite de
wbt*: jSIm' bij fr'.ri.-'smd