Mengelwerk.
George en zijn Moeder.
DE K0N1NQIN BEZOEKT DE BOEREN.
FEUILLETON
Plaatselijk Nieuws.
tCTSTt BLAD.
NtEOWSBl.RO VOOR ÏUtD-HOCtrAND EK OTBECHT. Seltmii*»T«n«In Courant
VBTJPAO 28 MAART 18».
m
Fletteuse Fantasia Mentei, gahaal op
Crêpe Maroccaina, m. dan niauwstan
doorgastlktan kraag, ravêrs an caintuur
mat chique mouw an aparta zak, kost
In Gris Paria, Nleuw-bruln, Veronese*
Elaganta, prima Cripa Satin Mantal,
gahaal opC
Waarom zoudt U zich dit voorjaar oaan
nlauwan Mantal veroorloven? Oaza
prima Shatland Diagonaal Mantal, mat
modarnan, doorgastlktan kraag, revérs,
zak, mouw, caintuur on ruggarn.
natuurlijk gahaal op zljda -k»
gevoerd, kost In Gris Paria T 3
an dlv. Beige-tinten slachts +J*
Dit modarna Mantal-Costuum v. Gaor-
gatta Fantasia, gahaal mat Crêpa Ma-
roccaina gavoard en tras geboord, m.
da modarna ravérs, aparta manchet,
aardig gilet an diepe plooien In dan
répa Maroccaina, m. braada
ravérs, chique mouwgarn. (waarvan da
binnenzijde m. gekleurde Crêpe Satin
Is gavoard) an aparta zij- an ruggarn.
Lat ook op da modarna AA7R
shawl I In Marina an Mar. O
rok, kost in da chlqua strea
wart
an Balge-'Wit slachts
3roan an in mod. diagonaal-
asslns Bleu-Beige, Beige-
Gaal an Gaal-Bleu, slachts
dessins Zwart-Wit, Bruin*
ron (42-54) voor slechts
J AMSTERDAM ROTTERDAM OEM HAAG HAARLEM LEIDEN UTRECHT - ARNHEM GRONINGEN
~1l ffïïl— I T
:i=b»3=
rWEEOE BLAD.
UIEUWSBLAO VOOR ZUIP-HOLLAW EN UtBECHT, ichoonhnv.nKh. Courunl
VRIJDAG SB MAART IfH
Een P«a»ch-virtilllng.
De kleine, zes-jarige George was op
Goeden Vrijdag gestorven in het vroege
avonduur.
Hij begon met klagen over pijn in zijn
borstje, hij ging niet meer met de andere
kinderen spelen in het veld. Zijn ge
zichtje werd fijner; ook keek hij steeds
schuwer naar de menachen op; hij werd
aldoor stiller en toen, nauwelijks waar
neembaar, stierf hij.
Men zei van hem, dat hij een mooi kind
was met groote, vragende oogen, die nog
«.en antwoord haddon gevonden, en zijn
blank voorhoofd schoen steeds omgeven
door een helderen glans.
jïaarmate hij grootcr werd, zag men
hem minder met de anderen door het
dorp rennen. Hij was altijd bij zijn moe
der; die vertelde hem lovenssprookjes,
van de beloften van den bijbel.
Ook toen hij zes jaar was en naar
eohool moest, bleef hij nog met open
mondjo bij moeder staan, lu.sterend naar
haaf venhalen. En was het avond ge
worden en vervolgde zij haar verhaal, dan
nam hij een stem waar, die aanvankelijk
ver-weg. steeds naderbij aoheen te komen
#n meer en meer, dat wat zij vertelde,
hem voor oogen tooverde. Plotseling ver-
sohenen dan gestalten in zilveren wapen-
nist.ng. groot en goed, over wie hij hoor
de verteilen Zij doden hun heWhaftigen
intooht en hij zag onmiskenbaar, hoe zij
zegeviorden, zioh offerden en alles voor
hun geloof over hadden. Wanneer hij al
dus deze helden vóór zich voelde, lichar
roelijk en rinkelend, dan beefden steeds
zijn kleins handjes Want zijn hart was
zeer ontvankelijk, en zijn ateltje gevoelig
en speurde God in sJlei.
De kleine, zss-jarige George was op
Goeden Vrijdag in het vroege avonduur
gestorven. De mooder lag in onmaoht
naast het lijfje; roet toegeknepen vuisten
stond de vader er bij. Hij kon niet meer
schreien zelfs, zoo suf was zijn hoofd. Hij
was een krachtig, eenvoudig mensoh, die
rechtuit zijn weg ging, hoe steil en vol
afgronden deze ook mocht zijn.
Maar zijn vrouw voelde sioh nooit heel
sterk Zij was ook niet zoo bloeiend van
uiterlijk als de andere boerinnen; ook
had zij veel kleinere handen dan deze.
En omdat zij dikwijls glimlachen kon, zoo
als de andere boerinnen dit nooit hadden
gekend-j^^reen straal in de ziel van
den l^W^mftrhij haar tot vrouw. Wel
r jetli de vrienden hem dit af. zij was
i fmêrs niet voldoende stevig en krachtig
g r het rware werk, zeiden zij; maar
|*lat George's vader haar toch trouw-
d?. kregen zij haar ook lief. Omdat zij
«til was, in zichzelve gekeerd en veel ver
droeg, zonder een woord te spreken.
George was hun eenig kind.
II.
Christus. dien wij liefhebben,
Heeft' ons verlost
In het oude, kleine kerkje, met het
verbrokkelde, fijne en soheeve torentje,
■teeg uit kinde-kelen hst Ued omhoog en
drong duidelijk tot het dorp door. Lieve
stemmen viordai dien dag plechtig en de
gezichten der "nenschen, die uit het
kerkje kwamen, waren gewijd van een
hooge rust. Het w.is ook Paasoh-Zondag
Eenige buurlui waren in het vertrek,
waar het doodsbedje stond. De moeder lag
bewegingloos bij hi kind. Af en toe ke
ken de boeren doof de deur het vertrek
in; anderen traded wel wat naderbij,
maar tij spraken allen firJ.ste.rend,
„Wat een enhocne glans laeHS het
kind." vond sen oude man.
„Ja."
Hij het raam zat oen andere boer en
las moeilijk den bijbel. Mien kon hem
nauwelijks verstaan, want hij sprak ern
stig en als in ziohzelf.
„En het gebeurde, dat hij in de stad
kwam en om hem heen verzamelden
zich
Hoe glanzen zijn handjes zei een
vrouw.
Het lichaam ia hier gebleven. God
echter voert zijn ziel omihoog.
Ja.
en ziet, daar droeg men een doode
naar bultep, die do eenige zoon zijner
moeder was
„Christus, die wij liefhebben,
Heelt ons verlost
Het koorgezang in de kerk zwol weer
aan, en was zeer duidelijk te vernemen
Toen werd het stil, alleen de stem van
den ouden man bij het raam vulde de
ruimte binnen.
en toen zij den Heer zag, werd bij
met ontferming over l aar bewogen, en
sprak tot haar; Ween niet!
De vrouwen en mannen kwamen on
hoorbaar naderbij en vormden een kring
om dengene, die uit den bijbel las. Aller
gezicht drukte hoogen ernst uit, doch
aan hunne algeheels overga, e ontging een
lichte beweging der moeder bij het doods
bed, die zioh plotseling oprichtte. Met
angat-oogen staarde zij naar het lijkje
vlak bij haar.
en sprak tot haar: Ween niet!
En trad naderbij en roerde de baar aan,
en de dragers stonden stil En hij sprak:
Jongeling, ik zeg u, sta op!"
De moeder richtte zoh op, want zij
hoort, dat hij epreekt. Hare oogen groe
ten den zoon.
Moeder, ik wil opstaanhoort
zij.
„Ik zeg u, sta op!En de doods
richtte zich op en ving aan te spre
ken
Mij ia zoo goed; hebt gij geschreid?
Zij antwoordde fluisterend:
Oniets, mijn dierbaar kind. Mij
is 'het ook zoo goed.
Weet ge, ik heb engelen gezien
Hebt je gedroomd?
Zij wtirea zoo mooi an wilden mij
vleugelen geven, moeder
i—Ofluisterde «Ij.
richtte zich op en ving zzn te
«preken; en bij gaf hem aan zijne moe
der
Maar ik zei aan hen, dat ik bij u
blijven wil, voorloopig nog eenigen
tijd
0....I
Zij moesten met de vleugels nog
maar even wachten, tot dat ik later ko
men zou
Lief kindzij kust zijn handje.
Iets bovenaardsch komt over haar.
en zij werden allen met vreeze
bevangen en zij prezen God
Moeder, het j« »oo droevig hier
willen wij niet gaan
•—Ja, laten wij gaan
Kom.En zij ziet, hoe hij zich
hetfig opricht, opstaat en vooruitloopt.
Ook zij staat op, völgt hem. teer bezorgd
dat hij daar nu door do kamer loopt, en
neemt ham koesterend in haar armen en
sluit de deur auhter zich.
Het is goed, dat zij niet steeds bij
het lijkje zit zegt eon vrouw terwijl zij
haar verwonderd na heeft gekpken.
Dat zij 't mag overleven.
Een boer zegt; „Zij is de r
en zij werden allen
bevangen en prezen God en «eiden: „een
groot profeet
III.
In de kapel met den fijnen, scheeven
toren, sloeg hef klokje des avonds
Men zette de doodk'at op de baar en
droeg haar langzaam onder het zeggen
dor geboden, naaf buiten. De vader moest
ondersteund worden, toen hij haar zou
volgen, zoo vreemd was 't in zijn hoofd.
De gerrcentenaren prevelden aanhoudend
hunne gebeden
Twee vrouwen gingen de moeder halen
Zij kwamen het vertrek binnen en zagen
haar aan de tafel zitten en tot iemand
sproken, dien zij eohter niet ontdekten.
Hare oogen glansden hemels en haar ont
spannen trekken gaven een volslagen rus
tige blijmoedigheid te zien.
Zij hoorden baar zeggen-
en dan moet je ook begrijpen, dat
de» ridder niet alleen beroemd in het
gehoele land was door si,in macht'ge da
den maar ook, omdat hij aan een ieder
bekend waa, dat bij door God gezonden
waa om de zwakken met het swaard te
DK AFNEMING.
EEN SCHIJN-HUWELMK.
„Ik sal eens kijken, grootvader,". Ze
maakte met bevende handen het touwtje
loe en haalde een klein deeltje, in leer
gebonden, te voorschijn. Terwijl ze het
verbaasd omkeerde, viel er een stukje
papier uit. Ze greep het haastig. Er
stond slechts één regel op: „Ik moet on
middellijk naar Londen. Vaarwel." Dat
was alles, ze verborg het in haar hand
en legde het boek voor haar grootvader
neer.
„Het is een bundel gedichten," zei ze
en verliet haastig de kamer, opdat hij de
tranen niet zou zien, die in haar oogen
opwelden. Hij was vertrokken. Ze zou
hem vanavond niet meer zien! Wat zou
de nacht lang zijnl
Na een onaangename reis 'bereikte Ed
gar het Paddington-stalion en hij riep
haastig een taxi aan en gaf zijn adres
op. Zijn bediende stond in de hall, toen
bij binnenkwam. „Meneer Revel is hier,
mylord. Hij heeft uw telegram ontvan
gen," zei hij, terwijl hij de deur van de
zitkamer opende.
Toen Edgar binnentrad, verrees de
slanke ges; al te van Clifford Revel uit
een fauteuil.
„Hoe maak je het, Edgar?" vroeg hij.
„Hoe gaat het met jou, Clifford? Wat
ia er aan de hand? Lieve hemel, wat ie
net hier warm. William ,gooi dat raam
e«ns open." Meteen wierp hij de knecht
zijn hoed en jas toe.
Clifford Revel echoqf een stoel naar
voren en duwde zijn neef erin.
„Ga zitten, mijn jongen," zei hij met
zijn welluidende «tem. „Je windt je zoo-
al* gewoonlijk weer op om ni*t«. Het
pttrd..,."
De a/neming van het kruis, door Michel Angeio, geboren 1475, overleden löflé.
In de kringen onzer boeren
Wordt d' ellende en de nood
Die hen sedert jaren teistert
Met den dag nog meer vergroot.
Menigmaal ia dat besproken,
Maar 't ia nu toch haast een feit
Dat d,e zaak voor heel de natie
Tot een catastrophe leidt.
Al maar luider stijgt de noodkreet
Uit dit zwijgzaam volksdeel op.
't Vierde deel van onze natie
Takelt af en in galop.
Toch ie de landbouw één der pijlers
Waar de maatschappij op rust.
Ieder zij van deze waarheid
Zich op H oogenblik bewust
't Kan voor menigeen een troost zijn
In deez' kommervollen tijd
Dat de Koningin Haar aandacht
Aan dat volksdeel heeft gewijd.
Moog'lijk dat zij aller aandacht
Daarmee op dien toestand richt
Opdat men de redding opvat
Als een nationale plicht!
verdedigen. Want altijd tot de awajeken
ging hij en tot de armen, en alle verwor
penen vonden ham en hij behoefde tijn
arm maar op te heffen, en zij waren be
ter beschermd dan door welken muur ook,
mijn kind Want hij waa een held
Ja allen, die hem om hulp smeekten, zij
allen vonden hem bereid
De beide vrouwen bij de deur zagen el
kaar verwonderd aan en bleven staan,
maar zij werden door de moeder niet op
gemerkt. Zij vertelde verder, langzaam
en uitvoerig en haastte zioh niet.
Toen gingen zij weer geluidloos heen en
sloten de deur.
Zij bereikten spoedig den «toet, die
langzaam naar het kerkje toeschreei.
Zooals des morgers luidden de klokken
plechtig zonder onderbreking en de knap
pen zongen in koor;
Christus, dien wij liefhebben,
Heeft ons verlost.
Mensohen stonden langs den wsg en
namen hunne petten af.
i*rd F&ne had geen oogenblik meer
aan Tlyaway gedacht. „Dat vervlokte
paardt' zei hij.
„Dat zdJjen Je menschen, die op baar
gewed hebben, ook zeggen en jij en ik
zullen er ook niet zonder kleerscheuren
afkomen?"
„Wat heeft ze dan?"
„Het paard, beste Edgar, is kreupel."
Edgar floot. „Lieve hemell Hoe is dat
zoo gekomen?"
„Ja, hoe gebeuren die dingen gewoon
lijk? Dat weel niemand. Het feit is op
zichzelf al voldoende. We zullen er aardig
op verliezen. Het speet me dat ik je
moest seinen, maar het kon niet anders.
We moe'en onze maatregelen nemen I En
hoe maakt mijn oom het?"
„Slecht," antwoordde Edgar. „Clifford,
wat hebben jullie toch met elkaar? Ik
wil je gevoelens niet kwetsen, maar hij.,
nu, hij is niet erg op Je gesteld."
„Dat weet ik wèl, Edgar. Wat mijn
gevoelens betreft, arme stumpers zooals
ik houden die er niet op na; die ver
ponden we aan het begin van onze car
rière. Zal ik je eens vertellen waarom
je vader mij haat? Omdat mtfn vader,
zijn broer, getrouwd ia met het meisje,
waarop hij zijn doorluchtigen blik had
laten vallen. Zoo komt het. Er heeft al
tijd een gevoel van haat bestaan tusschen
de Fane's en de Revel's.
„Dan moesten wij elkaar eigenlijk ook
haten." riep Edgar lachend uit.
Clifford keek hem met half dichtge
knepen oogen aan.
„Daar heb je gelijk in.'Maar ongeluk
kigerwijze doen we het niet; wie weet,
misschien worden we k'f nog wel de
hevigste vijanden. Maar*lk moet zoo
langzamerhand verdwijnen."
Edgar sprong zuchtend op. D* avond
strskts zich al* één lang* tervelini voor
h.m uil. „Ga J« au tl irfft hi4 dm
eigenlijk niet eens behoeven te komen,"
merkte hij op.
Clifford Revel keek hem nieuwsgierig
aan. „Het schijnt je veel moeite gekost
te hebben, de Abbey te verlaten," zei hij.
„Wat is die plotselinge attractie van
Fane Abbey? Toen je wegging, jammerde
je hevig over het noodlot, dat je dwong
naar die naargeestige plaats te vertrek
ken. Maar het schijnt je nogal meege
vallen te zijn."
Edgar bloosde en frommelde aan zijn
das. Zou hij Clifford Revel van Lela
Temple vertellen? Hij aarzelde. Clifford
Revel echter was veel te handig om zijn
vertrouwen te forceeren en nam schou
derophalend zijn hoed en jas ter hand.
„Nu, goedenavond," zei hij, „Ik kom
je morgenochtend wol halen."
„Dat is erg vriendelijk van je," zei hij,
„maar ik ga morgenochtend weer naar
de Abbey terug."
„Zoo," zei Clifford Revel, „dan moet
er zich wel een bijzonder groote attrac
tie ln je voorvaderlijk kasteel bevinden."
„Ooh, ik houd wel van buiten, en...
oh.er zijn een paar jonge paarden
die afgleden moeten worden. Ja, ik ga
er morgenochtend weer, heen. Jij wilt wel
voor Flyaway zorgen, hè? Ik laat haar
natuurlijk niet loopen
„Ik zal je bevelen ten uitvoer brengen;
het kan je zeker niets schelen of je een
hoop gold verliest?"
Edgar had ondertusschen den brief
opgenomen, die Clifford hem toegewor
pen had en vouwde hem open. Hij keek
er een oogenblik na en riep toen ver
baasd uit: „Clifford, dit is de vorkeerde
brief. Het was niet mijn bedoeling hem
te lezen, maar wordt mijn naam et
niet in genoemd?"
Clifford Revel bloosde niet, maar
drukte zijn lippen stijf op elkaar, terwijl
hij de brief opnam. „O ja, zei hij," on
verschillig. „Het te m uitnood!ging ran
EEN GRUWELIJK MISDRIJF
ONTDEKT.
Kind door haar ouden dood
geslagen. Onthulling na
ruim een jaar.
Moordrecht. Een ontzettende miedaad,
meer dan een jaar geleden gepleegd, is
thans plotseling aan den dag gekomen.
Een ongeveer 32-jarige schipper, G. d.
V., geboren te Rotterdam en gedomici
lieerd te Amsterdam, leefde met zijn
vrouw en eenige kinderen aan boord van
zijn schuit, waarop ook een broer verblijf
hield. Tot het gezin behoorde o.m. een
vijfjarig meisje, een buiten acht geboren
kind en naar de vrouw genoemd, dat
door de ouders zeer slecht behandeld
werd. Zij hadden met het dochtertje wei-
n g op; het stond telkenmale aan mis
handelingen bloot. Op den twaalfden De
cember van 1980 bevond het schip zich
te Jutphaaa, toen het kind zich weder
den toorn van de ouders op den hals
haalde. Zij sloegen en schopten het kind
zoodanig, dat het schepseltje, dat tooh al
meer alaag dan eten kreeg en zeer zwak
waa, bewusteloos in het schip bleef liggen.
Aanvankelijk dacht men dat het niet zoo
erg was, doch daar het slachtoffer onbe
weeglijk bleef liggen, kreeg men angstige
vermoedens en bij onderzoek bleek, dat
het kind tengevolge van de mishandeling,
was gestorven.
Ean vrsezelljk werk.
Uit vrees, dat bij de doodschouw hun
vreeselijke daad aan het licht zou komen,
besloten de ouders het overlijden niet aan
te geven en het te verdonkeremanen. Zij
gebruikten daarvoor een kistje van 60
centimeter lengte, 24 centimeter breed
te en 35 centimeter hoogte. Daar het
slachtoffer onmogelijk in een zoo klein
kistje kon geborgen worden, is het waar
schijnlijk dat de gevoeilooze ouders het
kind er op afgrijselijke wijze in hebben
gestopt. Toen dit lugubere werk met
groote moeite voltooid was, spijkerde de
vader een deksel over de kist.
Het schip was inmiddels verder geva
ren en na Gouda gepasseerd te zijn, leg
de men aan op een afgelegen plek in den
IJaael, ongeveer halverwege tuaachen
Moordrecht en Nieuwerkork, op het ge
bied van Moordrecht, ter hoogte van de
Snellebrug. In de groote uiterwaard ligt
een door een dijkje afgesloten balkengat.
In een hoek, waar het dijkje zich naar
de landzijde ombuigt, op ongeveer hon
derd meter van den gewonen weg, heeft
de vader een graf gedolven. Hij deed dat
in den avond, toen het ter plaatse pik
donker waa. Hij haalde den grond onge
veer 75 c.M. diep weglegde het kistje in
den kuil en bezwaarde het met twee
groote baealtsteenen om, naar hij heeft
voorgegeven, wegspoelen en ontdekking te
voorkomen. Daarna heeft de man er weer
aarde overheen gegooid, waarmeflde zijn
gruwelijke taak was volbracht. Het schip
vertrok weer, zoodat gcan haan naar het
gebeurde kraaide.
vrienden van me, die jou ook gevraagd
uebben. Ze hebben me zeker wel eens
over jou hooren praten. Door dat gezeur
van Flyaway dacht ik er niet meer aan."
Edgar knikte. De verklaring echeun
heel natuurlijk. „Heel vriendelijk van
hen," dacht hij.
„Ja. Ik dacht, dat het je niet veel kon
schelen."
„Wat is het eigenlijkeen bal of
zooiets? En waar is het?"
„O, het is niets bijzonders. Ze vroegen
mij om den avond bij hen door te bren
gen."
„Dus je gaat er vanavond heen? Hij
wie is het?"
„Je zult hen wel niet kennen. Een ze
kere mevrouw Drayton en haar doohter.
Je hebt zeker geen zin, hè?"
Edgar dacht een oogenblik na „Ja,
ik geloof dat ik maar meega. Ik zou me
hier vanavond doodelijk vervoltn. Wil ju
even wachten, tot ik me verkleed heb?"
Hij haastte zich weg en kwam «nn
kwartier later terug, gekleed ih smoking.
„Ik hoop niet, dat we erg laat ko
men."
„O, het is een heel gewono avond,"
antwoordde Clifford Revel onverschillig.
HOOFDSTUK IX.
Toen de beide neven de salon binnen
traden, klonk er juist een applaus]voor
een jonge dame, die zich aan do piano
verdienstelijk scheen gemaakt te bobben.
Edgar volgde zijn neef naar mevrouw
Drayton, die hem met een vrien dei ijken
glimlach ontving.
„We stellen uw aanwezigheid zeer op
prijs, lord Fane," zei ze, „ik had i. eigen
lijk liever niet zoo'n informeels uitnoo-
diging gezonden, maar menoer Revel
heeft al zoo vaak over u gesproken, dat
ik daoht, dat we de gewone vormelijk-
beden wel achterwege konden laten,"
„O, ik vond het heel prettig om te ko
men," antwoordde Edgar op zijn open
hartige wijze. „Ik had me juist up con
eenzamen avond voorbereid, toen mijn
neef mij uw uitnoodiging liet zien."
„Mag ik u aan mijn dochter voorstel
len," vervolgde mevrouw Drayton, terwijl
ze zich riohtte tot een dame in een don-
kerfluweeren lapon, die Edith Drayton
bleek te zijn. Toen zij aan hem voorge
steld was, bleef ze bij hem staan praten,
niet over banale zaken, maar over een
onderwerp, dat hem, naar zij vermoedde,
zou interesseeren. Ze had in de krant
over zijn ongeluk gelezen en informeerde
belangstellend naar de bijzonderheden.
Terwijl zij over paarden spraken, begaf
iemand zich naar de piano en beg6n te
zingen. Edgar, die zeer veel van muziek
hield, staakte ónmiddellijk hot gesprek
en Edith Drayton legde haar hand op zijn
arm en fluisterde: „Wilt u niet gaan
zitten?"
Zij namen plaats op een kleine cana
pé en zaten zwijgend naar de muziek te
luisteren. Edith keek de kamer rond en
haar blik viel op Clifford Revel. Ze ver
geleek de beide mannen, Edgar met zijn
frissche. Engelsche schoonheid, en Clif
ford, die van zijn moeder een donker
uiterlijk had geërfd. Ze sloeg haar oogsn
neer, toen Edgar na het einde van het
lied zei:
„Juf/frouw Drayton, ik heb aan u zit
ten denken."
„Aan mij," riep te uit. „En ik dacht
dat u naar de muziek zat te luisteren."
„Dat deed ik ook, maar ik heb tegelij
kertijd aan u gedacht. Ik geloof, dat ik
vanmorgen e«n dame over u hoord*
spreken
„Werkelijk? Wie was die dame?"
„Dis dams was," zei hij, trachtend
haar naam onverschillig- uit te spreken,
„Lela Tempte."
(Wordt vervolgd.)