m w K 9.75 319." Van Rondom FEUILLETON KMjtöató-taéaJLf f er ftpond. HEERENBAAI $agi Mengelwerk. REQEERINQS-E1EREN. KOEL44UIS U (Wordt nrvolfd.) EERSTE BLAD NimiWBRLAD VOOR EUIO-HOLLANO'EN iriïKHT, ;s >wnh»«jweR« Cloftnl VRIJOAO 8 APRIL 1832 'A BRENNINKMEVER Ud«r« baur* vindt bl) ons grooter kous dan aldarsl Als voorbaald deze aardiga Shaft* land Mantal, gahaal op sljdo natuurlijk, m. modarnan kraag» ravêrs en aparto rug* 7B Rbrn. In Nlauwbalga, f\'* ÜeuwbruinenRéiède V* Rattausa Reuretto Diagonaal Mantal, gahaal op sljdo, mat chlqua garn. van norvOres op ravêrs, manehot on rug on m. fieurlga, gagrouHaarda lijden shawlT In Gris Porie, /%7H Blau Patou, Marine, Nlauwbruln en Zwart Waar U ook kijkt, rteeds weer blijkt: C t A Is toch voordoe* llgarl Moderne Kameelhaar Mantel m. doorgestikton kraag, ravêrs. aparto manchet, sak en ceintuur. In Nieuw* - - 7* beige, Tomaat voor IA'3 dan prijs v. slechts a Doet Uw voordeel I Chlaue Mantalcostuum v. sulvar wollen Heerenstof, geheel op Crêpe Maroa, twee rij modal, met aardig rips gllot In n i begeerde dessins Zwarft*WU Bruln-WK, v. slechts Aparte Bouelqlno Mantal. ge* haal op tijde, m. gèheel door* gestikte kraag, cnique ravêrs. manchet, sak en ceintuur an moderneVletolre-garn. van nlkkelknoopen. In Nlauwbruln.Unda, O 9 50 Blau Patou,Tomaat Elegante Wol Georgette Man* tal, gahaal op Crêpe Maroc, m. flatteus# shawl In harmoni* aerendo tint gevoerd. Let op da chlqua mouw mat èjour* en sljdan noppen* r-% -r m oarn.l In Marina, 9 O75 Nlauwbruln.Zwart dL 7» AMSTERDAM ROTTERDAM OEZM M/\ /\G H/\RL[_fVl - LEIOEN UTRECHT ARNHEM GRONINGEN LEEUWARDEN ^NFrH T-" WOLLT - ENSCHEDE DORDRECHT NJIJ rvlECiEZrvl EINDHOVEN tweede blad NIEUWSBLAD VOOB ZUID-HOLLAND EN UTBECHT, Schnonhov.n.ch. Cour.nl VRIJDAG I APRIL 1932 door JAN KIJKUIT. Ein onmenschelijk gemeente-be stuur. De man met het doorploegde gelaat, zat me droevig en peinzend aan te kijken en vroeg: „En hoe mot dat nou?" Hoe moest dat nu? Ik wiat het niet, ik kon hem geen mad geven. Ik dacht aan tante, aan Jod, aan Teun, aan vrienden en familie, wie ik mjtsschen om raad zou kurrnen vragen voor deaenj man dien ik zoo gaarne zou helpen en voor wie ik geen enkele troost, geen bemoedi gend woord, geen hulp kon vinden. Het gevai was moeilijk, droevig, bitter, en het was er één van de velen. Zijn verhaal waa kort en sober, maar aangrijpend. Het was een boer en die zijn gewoonlijk geen menechen van veel woorden. Bedachtzaam en rustig had hij mij verteld, hoe de laatste jaren van zijn leven waren geweest en hoe dreigend de toekomst voor hem was. Gij was voor enkele jaren een geesten boer, met een flinke hofstee en een aan tal koeien en varkens. Hij vond toen, dat de tijd was gekomen, om zaoh terug te trekken en het leidende werk over te la ten aan zijn zoon, die ging trouwen. De man had zijn geheele leven lang, van zijn kinderjaren af, dag aan dag hard dikwijls slovend gewerkt, hij had aan het leven niets gevraagd, van wat leek naar weelde of genot Tevreden wsus hij geweest en cis hij maar werk kon doen, als hij zijn eenvoudige maaitijden op tijd kreeg sn ais hij regelmatig sijn pacht kon betalen. Dat had hij vele tientallen van jaren gedaan. lederen dag van 's morgens tot 's avonds had hij gewerkt, in de bran dende zon of in dien ijskouden wind. afgemat door de overdadige zomerhitte of met handen stijf van de kou. Zijn toon voor zulk een zwaren en moeilijken on fcoegewijden arbeid, was uiterst gering: eenvoudig eten. goedkoops kleeding en karige behuizing. Verder niets I Geon reisjes, goen vacantia», geen uitgangetjes, geen stadavermaken niets, niets. Toch was hij, zooals de meeste andere boe ren, tevreden, gelukkig en dankbaar ge weest. Toen hij het bedrijf had overdragen aatf%tjB soon, kwam, de slechte tijd. Zijn bezit daalde snel in waarde, de prijzen van de producten gingen hard achteruit, de kalveren, de varkens, de biggen, de nteUt, do kaas, waarvan de prijzen alle vastgesteld waren zoodanig, dat de boer leven kon en zijn verplichtingen nako men, zij daalden zoozeer in waarde, dat er haast vah waarde niet meer gespro ken kon worden. De stadsmensohen lach ten, als zij in de bladen lazen, hoe op eene markt varkens verkocht werden te gen eenige kussen, hoe een man met 10 biggen naar de markt ging en zonder dat hij 't wist, met lö terugkwam, omdat iemand hem die ongevraagd cadeau had gedaan maar zij, die lachten, wisten niet, begrepen niet, welke diep-droeve drama's aan die grappige tooneeltjes verbonden waren. Deze oude man, met zijn door arbeid gekromd lichaam, met zijn door werk verstijfde vingere, wist het wel. Hij had het ondervonden. De opbrengst van de boerderij was gedaald van 100 op 20, er moest geld bij, inplaats van dat er geld werd verdiend en het weinige, dat hij be zat, was spoedig op. Toch moest de pacht betaald worden, toch moesten hij en zijn vrouw, zijn zoon met vrouw «n kind: le ven. Maar waarvan moesten zij leven? EEN SCHIJN-HUWELIJK. 14 Maar veronderstel nu, dat een jongs man in den stand van mijn zoon een meisje trouwt uit een heel ander millieu; dan gebeurt het volgende: de vrouw be vindt zich in een vreemde omgeving, in het gezelschap van de gelijken van haar echtgenoot, maar niet van haar, zij is zenuwachtig en verlegen. Ze begaat klei ne overtredingen tegen de goede manie ren; zij voelt zich onhandig en niet op haar plaats. Al heel gauw gaat ze zich ongelukkig voelen; de groote dames lachen en bespotten haar; ze fluisteren onder elkaar en laten haar zien, dat si,' dat doen. Maar erger dan dit, zij begin nen hem te beklagen. Ze vinden, dat hij zich weggegooid heeft en beneden zijn stand getrouwd is. De liefde, die eens zoo bloeide, begint te verflauwen en ten slotte merkt hij, dat het werkelijk waar is, en dat hij de statige roos had moeten plukken, die aan zijn zijde gebloeid zou hebben. Zoo komt er tenslotte een slag boom tusschen hen en op zekeren dar vertelt hij haar, dat hij zich vergist heeft en niet langer van haar houdt." Er was een oogenblik stilte. Het jon ge meisje wendde haar blik van hem af en hield de handen om de leuning van haar stoel geklemd. De markies glim lachte met koude voldoening. „Natuurlijk," zei hij, „wensch ik u niet tegen uw zin te overtuigen. Maar ik weet veel te goed hoe ongelukkig u ziBh later zult gevoelen en mijn zoon ook. Als u het wilt wagen heel veel jon gedames zouden veel te blij zijn...." Toen keerde zij zich om: „Ik ben. «r niet een van, mylordl" zei ze met een droevige stem. „Neen, lk houd tc De tijd stond voor de deur, dat zij niets zouden hebben. „Ik weet het niet, mieneer," zei hij, „ik weet het niet, waar 't heen moet met ons. We hebben nu nog eten, Tnwjyr ik kan niet zeggen, of we dat over een maand nog zullen hebben." „Wil de gemeente je niet wat hel pen?" Hij keek me aan met een weemoedig lachje. 1 „De gemeente," ging hij voort, en schudde zijn oud hoofd. „De gemeente bij ons doet niets, die ie zoo hard ala gra niet. Ik zal je daar eens wat van ver tellen, iets, wat nog erger is dan mijn geval. Er is bij ons op 't dorp een werk man, een degelijke, flinke en oppassende man. Hij had een paar'centen over kun nen sparen, omdat hij niet drinkt, zuinig leeft en een verstandige vrouw heeft. Hij ging een huisje bouwen en kreeg daar voor hypotheek, 't Ging best met hem, maar nu een klein jaar geleden, wordt hij werkloos. Dat beteekent meneer, dat hij alleen maar uitgaf en niets meer ont ving U begrijpt, dat zoo iets bij «ulke tnenschen niet heel Lang kan duren. Zijn spaarpenningen waren in een paar we ken op, zijn vader hielp hem zoolang, tot die ook niets meer bezat en toen kwam de dag. dat er niets meer aan te doen was, hij moest aan anderen hulp gaan vragen of verhongeren. Hij ginè eerst naar zijn hypotheekgever en vroeg uit stel Die hypotheekgever is een man van veel geld, die er niets van zou weten, al zou de werklooze nooit meer iets beta len. Weet je wat die kerel antwoordde? „Je zult tot dan Laatstee cent betalen sn anders laat ik ja huis verkoopen." Dat doet hij vast en zeker, want die man heeft geen hart. Hij heeft daar in zijn borst een pak bankpapier zitten, in plaats van een hart Weet u, wat zijn bedoeling is? Dat zal ik u zeggen. Dia werkloos® kan zijn rent# niat betalen, da geldwolf laat het huisje verkoopen, koopt hst zelf voor minder dan da helft van de waarde en slokte op die manier alle spaarduiten in van dan armen man. Die man had niets meer. Hij ging dus naar het gemeentebestuur om steun en vertel de zijn toestand. „We geven hier geen steun," antwoordde de ambtenaar, en daarmede was 't uit Vertel u mij nu eens wat moet zoo'n man doen, en wat moet ik doen, en wat moeten de honderden en de duizenden doen, die in precies de zelfde omstandigheden verkeeren?" INGEZONDEN MEDEDEELINQ. icHnnuncm 20 ct per ons lOct.per'/xon» Si. van uw zoon om hem ongelukkig te ma ken. 0, ik was zoo gelukkig en tevre den, tot hij kwam! Ik wist niet, wat liefde beteekende, totdat hij het mij leer de (Zelfs toen zou ik hem nog niet lief durven hebben, als hij er mij niet toe ge bracht hadl Nu vertelt u mij, dat mijn liefde hem ten gronde zou richten! 0, waarom moet ik zoo ongelukkig zijn?" „Arm kind," mompelde de markies. „Het spijt me heel erg voor u. Ik heb veel medelijden met u. Als ik geweten had, dat deze kleine romance zoover ge gaan was, geloof ikmaar neen, plicht moet gedaan worden en al zal het moeilijk voor u zijn, toch is het beter, dat u een paar weken verdriet hebt, dan dat u zich jaren ongelukkig voelt met het besef hem ook ongelukkig ge maakt te hebben I Denk daaraan, mijn kind en wees getroostl" Een geestelijke kon niet met grooter teederheid of plechtigheid gesproken hebben; er kwam zelfs een vriendelijke trek op zijn koud en trotsoh gezicht „Bent u vastbesloten?" voegde hij er vragend aan toe. „Vastbesloten." Ze huiverde. „Dat is goed," zei hij, met zijn hoofd knikkend. „En wees dan zooverstandig lord Fane niet meer te den. Spreek niet meer met hem, maar ga hier vandaan ik zal alles voor u In orde maken. Ik neem lord Fane wel voor mijn reke ningNog een paar weken en gij zult beiden genezen zijn sn Ze etond op en keek hem met innig bedroefde oogen aan. „Gaat u weg?" riep hij, terwijl hij op stond en zijn hand uitstak. „Arm meis je, u hebt veel verdriet. Ale ik er mij niet van bewust was voor uw eigen bestwil gehandeld te hebben, zou ik mij echuldig voelen. Wilt u me geen hand geven? U draagt me tooh geen vijandig hart toe, hoop ik?" „De gemeente moet jullie helpen," zei ik. „Er ie tooh geen een gemeentebestuur dat zijn mteneohen rustig zou laten ver hongeren, zonder een vinger uit te ste ken." „Denkt u dat?" vroeg hij, „Dan moet u eens bij ons komen op Ik laat nu nog den naam van die ge meente onvermeld. De meesten van mijne lozer» weten zeer goed, welk dorp be doeld ls. Wanneer er aanleiding voor komt, om nog eene over dat hardvochtige gemeentebestuur te serhijven, dan zal ik den naam daarvan niet meer verzwij gen. DE EERSTE PRIJS. In de B-club te Lomdien 2».ten twee vrienden, Kolonel G. en Lord F. De Ko lonel nam zijn ouderwetaohe lorgnet af en zeide: „Je weet natuurlijk, dat mijn paard niet minder dsn drie keer de tweede was bij de Derby-rennen. Het ia mijn grootste eerzucht, om tenminste één keer de eerste te zijn. Wat zou je dan wel zeggen, ala ik je vertel, dat ik de ze kerheid van eerste te zijn, wegwierp voor een gril, dat ondefinieerbare iets, datmen liefde noemt? Zonder eenige hoop op belooning, liet ik mij den prijs ontnemen, ik ontving in ruil daarvoor slechts haat en bespottingen tooh heb ik die daad nooit betreurd. Odysseus was eenig in zijn soort. Een praoht-vos. Nooit heb ik een mooier ras paard gezien en rennen dat hij kon] Ik zal je niet vertellen, wat voor een fabel achtige som ik voor hem betaald heb. Maar hij was het dubbel en dwars waard. Overal droeg hij de eerste pri^ zen weg, en slechts eenmaal wee hij ge slagen. En nog maar met 'n hals lengte, voor den derby. Het volgende jaar was hij sterker geworden, nog be ter getraind en niemand twijfelde er aan, of hij zou ditmaal de eerste Heel de maand Mei was ik Vroeg op gestaan, om Odysseus te zien berijden, onder toezicht van mijn trainer Hoxton, die volkomen voor zijn taak berekend was. Hij was zoo zeker van zijn zaak, dat ik mij ala een kind op de rennen ver heugde en den* Zondag er voor telkens bij mij zelf herhaalde: „nog maar drie da gen nog maar drie dagen! Je ziet, dat een memsoh in vele gen tooh altijd nog kind blijft Ik zat over deze dingen na te in mijn woning in Oanterburystreet, er aan mijn kamerdeur geklopt wei Dit verbaasde mij zeer, want ik had a mijn bediende gezegd, dat ik niemai wilde ontvangen en zelfs mijn deur op slot gedraaid. De was dan volstrekt niet van plan open te doen, lof zelfs maar antwoord te geven, toen ik plotseling een stem hoordeeen stemdie ik in geen aev«n jaar had gehoord. Die stem deed mij opspringen, en naar de deur loopen. „Laat u mij alstublieft' binnen," smeek te zij, „het is hier buiten niets pret tig." Ik rukte de deur open en maakte een buiging. „U bewijst mij een zeer groote eer, mevrouw," zei ik tot de klei ne gedaante, die mijn groet beantwoord de. „Probeer niet grappig te zijn, Har ry; dat gaat u niet goed af," sprak zij', binnentredende. „Koon liever even zitten. Ik heb u iets heel ernstig te zeggen." En zij vi#l in een leuningstoel neer. „Luister," "begon zij, terwijl ik sprake loos tegenover haar plaats nam. „Ik moet wel met de deur in huis vallen, want ik heb niet veel tijd. Ik hoor, dat gij den Derby-prije wilt halen?" Op gedrukten toon antwoordde ik, dat dit inderdaad mijn vaste hoop was. „Nu.... ja.... wat ik u kwam zeg gen, ie dat gij het niet doen mdet. Ik Tung'fiT" stok zij de hand uit, die hij vastgreep, haar doordringend aankij kend. „Ale lord Fane er som» op mooht aandringen om u te spreken Jiij ie er toe in staat zult u dan standvastig zijn?" Z« «prak ni»t, maar ke«k hem met oogen vol ellende aan. ,>Ha, jat Wee» standvastig. Denk er aan, dat er, al» je zwicht, onheil van zal komen." Langzaam trok zij haar hand weg en liep naar de deur. Terwijl ze dit deed, kwam meneer Temple naar buiten. „Maar Lelal Nog zoo laat buiten? Het ii veel te kil. Maar kind, wat scheelt er aan?" Want met een «nik wa« ze aan zijn borit gevallen. „0, grootvader, groot vader," kreunde ze. „Mijn hart ie ge- brokenl" Meneer Temple keek met bedroefde oogen en een gerimpeld voorhoofd op haar neer, geheel onbewust van de te genwoordigheid van den markies. „Lelal Lelal Wat ia er. Toe, vertel het mei Wat ie er?" A Toen bewoog de markies zich in het maanlicht en de geleerde schrikte op en staarde hem aan. „Mylordl" etotterde hij en plotseling glipte Lela van hem weg en sloop het bui» binnen. De markie» bleefi streng en ongenaak baar staan; er was nu geen glimlach meer op zijn trotsch gezicht. „En ik hoop, dat het mylord goed gaat," hakkelde de oude man verbijs terd. „Meneer Temple," begon de markies. „Ik heb in een paar jaar tijd niet het genoegen gehad u te ontmoeten. Maar ik heb u altijd voor een geleerd man gehou den. Het spijt me, dat geleerd niet syno niem ie met verstandig. Wie anders dan een dwaas, verborgen in zijn ellendige boeken, zou blind geweest zijn voor het Op sen te Apeldoorn gehouden ver gadering is besloten de regeering te vertoeken 100 millioen eieren te koopen en te koelen, om den eier- prtyt te steunen. Bij de daling van de waarde Van de goederen der aarde Is sinds lang het ei ook al Zeer bedenk'lijk in verval. Pluimveehouders en hun zaken Blijken in de knel te raken, Doch gelukkig heeft de kip Daarvan nog geen flauw begrip. Wèt de menschen doen of zeggen: Zij gaat voort met eieren leggen, Schoon haar baas maar aldoor grient Dat z' haar kost nog niet verdient. Zelfs al gaat ze voor haar zaken Luidkeels zelf reclame maken Moet ze toch het buitenland Missen, als haar beste klant. Nederland zit nu verlegen Met dien rijken eierzegen. Het in beeld gebrachte plan Geeft er weer een voorbeeld van. Maar is de groote vraag nu niet: Ligt er prijsverhooging in 't vereehi#t? Gelet op tarwe, koffie en de thee, Dan valt de praotijk veelal niet meel ieek u from. Beloof mij dat!" „Onzin,asei ik. Odysseus zal Woe na- dag de eerste zijn- Zog niet zulke dwaze dingen, Molly. Wat je nu zegt, kun je nooit meenen." „Ik meen wel degelijk, wat ik zeg, Harry. Natuurlijk weet ik. dat je den prijs graag zoudt winnen, maar kun je het niet zoo schikken, dat „Stik" riep ik op schorren toon. „Je staat op het punt me een voorstel te doen, dat ik niet van je wil aanhooren." „Is het dan zoo vreeselijk? Is hot dan zóó erg mij een dienst te bewijzen?" „Excuseer maj, daar antwoord, ik niet op. Ik ben bereid tot alles, maar dit doe ik niet." „Je bent altijd zoo koppig hernam zij. „maar Odysseus zal tooh niét winnen." „Heel goed," zei dk, „dat beslist over de zaak." „Je schijnt de zaak niet goed te be grijpen," hernam ze zenuwachtig. „Ja," zei ik met harde stem, terwijl mijn hart bloedde, omdat ik 'haar pijn moest doen, „je echtgenoot stelt er zich niet meer mee tevreden, mij zeusn jaar geleden mijn vrouw ontstolen te hebben, nu wil hij mij in mijn eer te kort doen. Om een paar duizend pond te winnen, wil hij mij even laaghartig maken als hij zelf, wat hij reeds gedaan schijnt te heb ben met de vrouw, die hij mij' ontroof- dg, nu zij mij gunsten komt vragen, in naam von de liefde, dis dood is." „Hoe durf je zoo iets te zeggen!" riw zij uit, met vlammende oogen, overeind springende. „Meen je, dat ik hier geko men zou zijn, als Lord L. mij dat ge vraagd had? Mijn echtgenoot is een man van eer! Ik dacht alleen, dat je nog een beetje vriendsohap voor mij zoudt gevoe len en daardoor mij en mijn kinderen en hun naam te redden, maar ik heb mij vergist." feit, dat het kind, dat aan zijn zorgen toevertrouwd was, in een groot gevaar erkeerde?" „Lelal" riep de oude man verbaasd uit. „In een groot gefïtarl Mylord, dat mdet een vergissing zijn." .,Er zou een vergissing geweest zijn en nog erger, als ik niet door een toeval vanavond hier gekomeü was, 'om te ont dekken, dat mijn zoon, Lord Fane, en juffrouw Temple gewoon zijn elkaar 's avonds in den tuin te ontmoeten." ,Lord Fane hier!" herhaalde de «r- me, oude man, om zich heen kijkend, alsof hij verwachtte de bewuste persoon in de schaduwen te ontdekken. De markies sloeg heftig met zijn stok op den grond. „Ja, en dat was mei voor de eerste keer! Man, jo bent blind! Hij* is hier moer dan eens geweest!" „Slechts twee keer, mylord." „En waarom was dat? U bent toch niet zoo onnoozel, om dat niet to kunnen raden. Mijn zoon heeft het arme kind overgehaald hem lief te hebben! En u wist toch zeker van die aardigs romance, die zich onder uw vensters afspoeide. misschien wel in uw eigen vertrokken en keurde het goed! Maar dat is niat meer dan natuurlijk. Er zijn wel onmo gelijker dingen gebeurd dan een huwelijk tusschen een Farlntosh en het kleinkind van zijn ondergeschikte „Zwijg, mylordl" riep de oude man op gebiedenden toon. „Ik geloof dat ik u begrijp. U heichuldigt mij er van plan nen te «meden om uw zoon en mijn kl«Jn dochter bij elkaar te brengen. Laat ik u dan hierbij verklaren, dat ik dit onechul- dige kind liever dood aan mijn voeten zag liggen dan getrouwd met iemand uit uw geslacht." „Mooie woorden, méneer," hoonde de markies. „Het zijn niet alleen woorden," ant woordde de oude man, „Om u dat te be- „Ei? aardig," zed ük, „ük zou due mijn eigen naam moeten weggooien, om Lord L. weer geld te bezorgen? Hartelijk be dank tl" Maar ze liep reeds weg en ik hoorde de deur achter haar dichtslaan. Zij woe verdwenen en ük staarde ala een dwaas naar de gesloten deur. Ik wist door praatjes op de club, dat Lord L. op zijn paard rekende, om zijn verspild verauogan weer terug te winnen, en dat hij Odysseus als zijn «enig ge vaar beschouwde. „Het bste paard moet winnen!" her- haaide ik steeds bij mijzelf de eerstvol gende 48 uur. Maar toch had ik 'n ge voel, of mijn hart toegeknepen werd, als ik mij haar voorstelde, temidden van haar kinderen en doodarm. „Ja, ik zou werkelijk mijn eigen eer zucht hebben prijsgegeven, maar hoe kon ik al die duizenden menschen bedrie gen, die mijn naam beschouwden als al wat eerlijk was in de sportwereld?" Zóó geslingerd tusschen tegenstrijdi ge gedachten, bracht ik twee rampzalige diagen door. Eergevoel en eerzuoht poog den tevergeefsch een liefde te overwin nen, die ik al lang 'had doodgewaand. Het was op Dinsdagmiddag, dat dit alles het toppunt bereikte. Hoxton zond mij een telegram, dat Odysseus veilig en wel te Epsom was aangekomen. In het renpark kwam Hoxton op mij af met bleek en vertrokken gezicht. „De weet waarachtig niet, wat Odysseus scheelt, mijnheer." „Wat bedoel je?" vroeg ik, naar adem snakkend. lik vrees, dat iemand hem iets heeft gedaan," fluisterde hij. „Onzin," laohte ik. „Heb je hem daar straks niet in galop gezien?" „Ja, dat was daarstraks, mijnheer, toen leek hij nog goed in orde. Maar 'n kwartier geleden brak het zweet hem aaff wijzen, mylord, neem ik bij dezen mijn ontslag. Ik zal u binnen een uur de sleutels sturen. Morgen zullen mijn kleindochter en ik uw huis verlaten. In- tusschen verzoek ik u mij toe te staan hpen te mogen gaan, voor mijn zelfbe- heersching mij in den steek laat en eeni ge Waarheden over mijn lippen komen, die niet aangenaam voor u zouden zijn om aan te hooren." „Ga verder, meneer Temple, u speelt uw rol voortreffelijk," grijnslachte de markies, op zijn stok leunend, zijn koude, grijze oogen strak op zijn ouden en ge trouwen dienaar gericht. „En u, mylord, speelt uw rol verre van goed, gezien het feit, dat u het zoo ge makkelijk vindt, iemand te beschuldigen die in uw dienst grijs geworden ie en wiens eenig gebrek ie geweest om uw in zicht over uw eigen zoon niet te deelen. Mylord, ik verzoek u mij toe te «taan om heen te gaan.'" De markjes wachtte tot de oude man verdwenen was; toen kwam er weer oen glimlach van voldoening op zijn gezicht. „Die oude gek," mompelde hij. „Hij dacht, dat het mij ernet was! Maar het kon niet bevredigender afgeloopen zijn. Morgen! Om nu dien jongen dwaae uit hun weg te houdenl Arm meisje, een paar jaar geleden zou ik werkelijk mede lijden met haar gehad hebben! Maar de toekomstige markiezin de kleindoohter van den ouden Templel Foeil Ik had nog liever, dat Edgar de echurk was, dien ik schilderde, dan de dwaae, die hij is." En na deze overpeinzingen begaf de markies zich langzaam, met op elkaar geklemde tanden en gezwollen voor hoofd want, nu de opwinding voorbij was, voelde hij de jicht weer naar zijn eigen vertrekken.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1932 | | pagina 3