m
w
K
9.75
319."
Van Rondom
FEUILLETON
KMjtöató-taéaJLf
f er
ftpond.
HEERENBAAI
$agi
Mengelwerk.
REQEERINQS-E1EREN.
KOEL44UIS U
(Wordt nrvolfd.)
EERSTE BLAD
NimiWBRLAD VOOR EUIO-HOLLANO'EN iriïKHT, ;s >wnh»«jweR« Cloftnl
VRIJOAO 8 APRIL 1832
'A BRENNINKMEVER
Ud«r« baur* vindt bl) ons
grooter kous dan aldarsl Als
voorbaald deze aardiga Shaft*
land Mantal, gahaal op sljdo
natuurlijk, m. modarnan kraag»
ravêrs en aparto rug* 7B
Rbrn. In Nlauwbalga, f\'*
ÜeuwbruinenRéiède V*
Rattausa Reuretto Diagonaal
Mantal, gahaal op sljdo, mat
chlqua garn. van norvOres op
ravêrs, manehot on rug on m.
fieurlga, gagrouHaarda lijden
shawlT In Gris Porie, /%7H
Blau Patou, Marine,
Nlauwbruln en Zwart
Waar U ook kijkt, rteeds weer
blijkt: C t A Is toch voordoe*
llgarl Moderne Kameelhaar
Mantel m. doorgestikton kraag,
ravêrs. aparto manchet, sak en
ceintuur. In Nieuw* - - 7*
beige, Tomaat voor IA'3
dan prijs v. slechts a
Doet Uw voordeel I Chlaue
Mantalcostuum v. sulvar wollen
Heerenstof, geheel op Crêpe
Maroa, twee rij modal, met
aardig rips gllot In n i
begeerde
dessins Zwarft*WU
Bruln-WK, v. slechts
Aparte Bouelqlno Mantal. ge*
haal op tijde, m. gèheel door*
gestikte kraag, cnique ravêrs.
manchet, sak en ceintuur an
moderneVletolre-garn. van
nlkkelknoopen. In
Nlauwbruln.Unda, O 9 50
Blau Patou,Tomaat
Elegante Wol Georgette Man*
tal, gahaal op Crêpe Maroc,
m. flatteus# shawl In harmoni*
aerendo tint gevoerd. Let op
da chlqua mouw mat èjour*
en sljdan noppen* r-% -r m
oarn.l In Marina, 9 O75
Nlauwbruln.Zwart dL 7»
AMSTERDAM ROTTERDAM OEZM M/\ /\G H/\RL[_fVl - LEIOEN UTRECHT ARNHEM GRONINGEN
LEEUWARDEN ^NFrH T-" WOLLT - ENSCHEDE DORDRECHT NJIJ rvlECiEZrvl EINDHOVEN
tweede blad
NIEUWSBLAD VOOB ZUID-HOLLAND EN UTBECHT, Schnonhov.n.ch. Cour.nl
VRIJDAG I APRIL 1932
door JAN KIJKUIT.
Ein onmenschelijk gemeente-be
stuur.
De man met het doorploegde gelaat,
zat me droevig en peinzend aan te kijken
en vroeg:
„En hoe mot dat nou?"
Hoe moest dat nu? Ik wiat het niet,
ik kon hem geen mad geven. Ik dacht
aan tante, aan Jod, aan Teun, aan
vrienden en familie, wie ik mjtsschen om
raad zou kurrnen vragen voor deaenj man
dien ik zoo gaarne zou helpen en voor
wie ik geen enkele troost, geen bemoedi
gend woord, geen hulp kon vinden.
Het gevai was moeilijk, droevig, bitter,
en het was er één van de velen.
Zijn verhaal waa kort en sober, maar
aangrijpend. Het was een boer en die
zijn gewoonlijk geen menechen van veel
woorden. Bedachtzaam en rustig had hij
mij verteld, hoe de laatste jaren van zijn
leven waren geweest en hoe dreigend de
toekomst voor hem was.
Gij was voor enkele jaren een geesten
boer, met een flinke hofstee en een aan
tal koeien en varkens. Hij vond toen, dat
de tijd was gekomen, om zaoh terug te
trekken en het leidende werk over te la
ten aan zijn zoon, die ging trouwen.
De man had zijn geheele leven lang, van
zijn kinderjaren af, dag aan dag hard
dikwijls slovend gewerkt, hij had aan
het leven niets gevraagd, van wat leek
naar weelde of genot Tevreden wsus hij
geweest en cis hij maar werk kon doen,
als hij zijn eenvoudige maaitijden op tijd
kreeg sn ais hij regelmatig sijn pacht
kon betalen.
Dat had hij vele tientallen van jaren
gedaan. lederen dag van 's morgens tot
's avonds had hij gewerkt, in de bran
dende zon of in dien ijskouden wind.
afgemat door de overdadige zomerhitte of
met handen stijf van de kou. Zijn toon
voor zulk een zwaren en moeilijken on
fcoegewijden arbeid, was uiterst gering:
eenvoudig eten. goedkoops kleeding en
karige behuizing. Verder niets I Geon
reisjes, goen vacantia», geen uitgangetjes,
geen stadavermaken niets, niets. Toch
was hij, zooals de meeste andere boe
ren, tevreden, gelukkig en dankbaar ge
weest.
Toen hij het bedrijf had overdragen
aatf%tjB soon, kwam, de slechte tijd. Zijn
bezit daalde snel in waarde, de prijzen
van de producten gingen hard achteruit,
de kalveren, de varkens, de biggen, de
nteUt, do kaas, waarvan de prijzen alle
vastgesteld waren zoodanig, dat de boer
leven kon en zijn verplichtingen nako
men, zij daalden zoozeer in waarde, dat
er haast vah waarde niet meer gespro
ken kon worden. De stadsmensohen lach
ten, als zij in de bladen lazen, hoe op
eene markt varkens verkocht werden te
gen eenige kussen, hoe een man met 10
biggen naar de markt ging en zonder dat
hij 't wist, met lö terugkwam, omdat
iemand hem die ongevraagd cadeau had
gedaan maar zij, die lachten, wisten
niet, begrepen niet, welke diep-droeve
drama's aan die grappige tooneeltjes
verbonden waren.
Deze oude man, met zijn door arbeid
gekromd lichaam, met zijn door werk
verstijfde vingere, wist het wel. Hij had
het ondervonden. De opbrengst van de
boerderij was gedaald van 100 op 20, er
moest geld bij, inplaats van dat er geld
werd verdiend en het weinige, dat hij be
zat, was spoedig op. Toch moest de pacht
betaald worden, toch moesten hij en zijn
vrouw, zijn zoon met vrouw «n kind: le
ven. Maar waarvan moesten zij leven?
EEN SCHIJN-HUWELIJK.
14
Maar veronderstel nu, dat een jongs
man in den stand van mijn zoon een
meisje trouwt uit een heel ander millieu;
dan gebeurt het volgende: de vrouw be
vindt zich in een vreemde omgeving, in
het gezelschap van de gelijken van haar
echtgenoot, maar niet van haar, zij is
zenuwachtig en verlegen. Ze begaat klei
ne overtredingen tegen de goede manie
ren; zij voelt zich onhandig en niet op
haar plaats. Al heel gauw gaat ze zich
ongelukkig voelen; de groote dames
lachen en bespotten haar; ze fluisteren
onder elkaar en laten haar zien, dat si,'
dat doen. Maar erger dan dit, zij begin
nen hem te beklagen. Ze vinden, dat hij
zich weggegooid heeft en beneden zijn
stand getrouwd is. De liefde, die eens
zoo bloeide, begint te verflauwen en ten
slotte merkt hij, dat het werkelijk waar
is, en dat hij de statige roos had moeten
plukken, die aan zijn zijde gebloeid zou
hebben. Zoo komt er tenslotte een slag
boom tusschen hen en op zekeren dar
vertelt hij haar, dat hij zich vergist
heeft en niet langer van haar houdt."
Er was een oogenblik stilte. Het jon
ge meisje wendde haar blik van hem af
en hield de handen om de leuning van
haar stoel geklemd. De markies glim
lachte met koude voldoening.
„Natuurlijk," zei hij, „wensch ik u
niet tegen uw zin te overtuigen. Maar ik
weet veel te goed hoe ongelukkig u ziBh
later zult gevoelen en mijn zoon ook.
Als u het wilt wagen heel veel jon
gedames zouden veel te blij zijn...."
Toen keerde zij zich om: „Ik ben.
«r niet een van, mylordl" zei ze met een
droevige stem. „Neen, lk houd tc
De tijd stond voor de deur, dat zij niets
zouden hebben.
„Ik weet het niet, mieneer," zei hij,
„ik weet het niet, waar 't heen moet met
ons. We hebben nu nog eten, Tnwjyr ik
kan niet zeggen, of we dat over een
maand nog zullen hebben."
„Wil de gemeente je niet wat hel
pen?"
Hij keek me aan met een weemoedig
lachje. 1
„De gemeente," ging hij voort, en
schudde zijn oud hoofd. „De gemeente bij
ons doet niets, die ie zoo hard ala gra
niet. Ik zal je daar eens wat van ver
tellen, iets, wat nog erger is dan mijn
geval. Er is bij ons op 't dorp een werk
man, een degelijke, flinke en oppassende
man. Hij had een paar'centen over kun
nen sparen, omdat hij niet drinkt, zuinig
leeft en een verstandige vrouw heeft. Hij
ging een huisje bouwen en kreeg daar
voor hypotheek, 't Ging best met hem,
maar nu een klein jaar geleden, wordt
hij werkloos. Dat beteekent meneer, dat
hij alleen maar uitgaf en niets meer ont
ving U begrijpt, dat zoo iets bij «ulke
tnenschen niet heel Lang kan duren. Zijn
spaarpenningen waren in een paar we
ken op, zijn vader hielp hem zoolang, tot
die ook niets meer bezat en toen kwam
de dag. dat er niets meer aan te doen
was, hij moest aan anderen hulp gaan
vragen of verhongeren. Hij ginè eerst
naar zijn hypotheekgever en vroeg uit
stel Die hypotheekgever is een man van
veel geld, die er niets van zou weten, al
zou de werklooze nooit meer iets beta
len. Weet je wat die kerel antwoordde?
„Je zult tot dan Laatstee cent betalen sn
anders laat ik ja huis verkoopen." Dat
doet hij vast en zeker, want die man
heeft geen hart. Hij heeft daar in zijn
borst een pak bankpapier zitten, in
plaats van een hart Weet u, wat zijn
bedoeling is? Dat zal ik u zeggen. Dia
werkloos® kan zijn rent# niat betalen, da
geldwolf laat het huisje verkoopen, koopt
hst zelf voor minder dan da helft van
de waarde en slokte op die manier alle
spaarduiten in van dan armen man. Die
man had niets meer. Hij ging dus naar
het gemeentebestuur om steun en vertel
de zijn toestand. „We geven hier geen
steun," antwoordde de ambtenaar, en
daarmede was 't uit Vertel u mij nu eens
wat moet zoo'n man doen, en wat moet
ik doen, en wat moeten de honderden
en de duizenden doen, die in precies de
zelfde omstandigheden verkeeren?"
INGEZONDEN MEDEDEELINQ.
icHnnuncm
20 ct per ons lOct.per'/xon»
Si.
van uw zoon om hem ongelukkig te ma
ken. 0, ik was zoo gelukkig en tevre
den, tot hij kwam! Ik wist niet, wat
liefde beteekende, totdat hij het mij leer
de (Zelfs toen zou ik hem nog niet lief
durven hebben, als hij er mij niet toe ge
bracht hadl Nu vertelt u mij, dat mijn
liefde hem ten gronde zou richten! 0,
waarom moet ik zoo ongelukkig zijn?"
„Arm kind," mompelde de markies.
„Het spijt me heel erg voor u. Ik heb
veel medelijden met u. Als ik geweten
had, dat deze kleine romance zoover ge
gaan was, geloof ikmaar neen,
plicht moet gedaan worden en al zal het
moeilijk voor u zijn, toch is het beter,
dat u een paar weken verdriet hebt,
dan dat u zich jaren ongelukkig voelt
met het besef hem ook ongelukkig ge
maakt te hebben I Denk daaraan, mijn
kind en wees getroostl"
Een geestelijke kon niet met grooter
teederheid of plechtigheid gesproken
hebben; er kwam zelfs een vriendelijke
trek op zijn koud en trotsoh gezicht
„Bent u vastbesloten?" voegde hij er
vragend aan toe.
„Vastbesloten." Ze huiverde.
„Dat is goed," zei hij, met zijn hoofd
knikkend. „En wees dan zooverstandig
lord Fane niet meer te den. Spreek niet
meer met hem, maar ga hier vandaan
ik zal alles voor u In orde maken. Ik
neem lord Fane wel voor mijn reke
ningNog een paar weken en gij zult
beiden genezen zijn sn
Ze etond op en keek hem met innig
bedroefde oogen aan.
„Gaat u weg?" riep hij, terwijl hij op
stond en zijn hand uitstak. „Arm meis
je, u hebt veel verdriet. Ale ik er mij
niet van bewust was voor uw eigen
bestwil gehandeld te hebben, zou ik mij
echuldig voelen. Wilt u me geen hand
geven? U draagt me tooh geen vijandig
hart toe, hoop ik?"
„De gemeente moet jullie helpen," zei
ik. „Er ie tooh geen een gemeentebestuur
dat zijn mteneohen rustig zou laten ver
hongeren, zonder een vinger uit te ste
ken."
„Denkt u dat?" vroeg hij, „Dan moet
u eens bij ons komen op
Ik laat nu nog den naam van die ge
meente onvermeld. De meesten van mijne
lozer» weten zeer goed, welk dorp be
doeld ls. Wanneer er aanleiding voor
komt, om nog eene over dat hardvochtige
gemeentebestuur te serhijven, dan zal ik
den naam daarvan niet meer verzwij
gen.
DE EERSTE PRIJS.
In de B-club te Lomdien 2».ten twee
vrienden, Kolonel G. en Lord F. De Ko
lonel nam zijn ouderwetaohe lorgnet af
en zeide: „Je weet natuurlijk, dat mijn
paard niet minder dsn drie keer de
tweede was bij de Derby-rennen. Het ia
mijn grootste eerzucht, om tenminste één
keer de eerste te zijn. Wat zou je dan
wel zeggen, ala ik je vertel, dat ik de ze
kerheid van eerste te zijn, wegwierp
voor een gril, dat ondefinieerbare iets,
datmen liefde noemt? Zonder eenige
hoop op belooning, liet ik mij den prijs
ontnemen, ik ontving in ruil daarvoor
slechts haat en bespottingen tooh
heb ik die daad nooit betreurd.
Odysseus was eenig in zijn soort. Een
praoht-vos. Nooit heb ik een mooier ras
paard gezien en rennen dat hij kon] Ik
zal je niet vertellen, wat voor een fabel
achtige som ik voor hem betaald heb.
Maar hij was het dubbel en dwars
waard. Overal droeg hij de eerste pri^
zen weg, en slechts eenmaal wee hij ge
slagen. En nog maar met 'n hals
lengte, voor den derby. Het volgende
jaar was hij sterker geworden, nog be
ter getraind en niemand twijfelde er aan,
of hij zou ditmaal de eerste
Heel de maand Mei was ik Vroeg op
gestaan, om Odysseus te zien berijden,
onder toezicht van mijn trainer Hoxton,
die volkomen voor zijn taak berekend
was. Hij was zoo zeker van zijn zaak,
dat ik mij ala een kind op de rennen ver
heugde en den* Zondag er voor telkens bij
mij zelf herhaalde: „nog maar drie da
gen nog maar drie dagen!
Je ziet, dat een memsoh in vele
gen tooh altijd nog kind blijft
Ik zat over deze dingen na te
in mijn woning in Oanterburystreet,
er aan mijn kamerdeur geklopt wei
Dit verbaasde mij zeer, want ik had a
mijn bediende gezegd, dat ik niemai
wilde ontvangen en zelfs mijn
deur op slot gedraaid. De was dan
volstrekt niet van plan open te doen, lof
zelfs maar antwoord te geven, toen ik
plotseling een stem hoordeeen
stemdie ik in geen aev«n jaar had
gehoord. Die stem deed mij opspringen,
en naar de deur loopen.
„Laat u mij alstublieft' binnen," smeek
te zij, „het is hier buiten niets pret
tig." Ik rukte de deur open en maakte
een buiging. „U bewijst mij een zeer
groote eer, mevrouw," zei ik tot de klei
ne gedaante, die mijn groet beantwoord
de. „Probeer niet grappig te zijn, Har
ry; dat gaat u niet goed af," sprak zij',
binnentredende. „Koon liever even zitten.
Ik heb u iets heel ernstig te zeggen." En
zij vi#l in een leuningstoel neer.
„Luister," "begon zij, terwijl ik sprake
loos tegenover haar plaats nam. „Ik moet
wel met de deur in huis vallen, want ik
heb niet veel tijd. Ik hoor, dat gij den
Derby-prije wilt halen?" Op gedrukten
toon antwoordde ik, dat dit inderdaad
mijn vaste hoop was.
„Nu.... ja.... wat ik u kwam zeg
gen, ie dat gij het niet doen mdet. Ik
Tung'fiT" stok zij de hand uit, die hij
vastgreep, haar doordringend aankij
kend. „Ale lord Fane er som» op mooht
aandringen om u te spreken Jiij ie er
toe in staat zult u dan standvastig
zijn?"
Z« «prak ni»t, maar ke«k hem met
oogen vol ellende aan.
,>Ha, jat Wee» standvastig. Denk er
aan, dat er, al» je zwicht, onheil van
zal komen."
Langzaam trok zij haar hand weg en
liep naar de deur. Terwijl ze dit deed,
kwam meneer Temple naar buiten.
„Maar Lelal Nog zoo laat buiten? Het
ii veel te kil. Maar kind, wat scheelt er
aan?"
Want met een «nik wa« ze aan zijn
borit gevallen. „0, grootvader, groot
vader," kreunde ze. „Mijn hart ie ge-
brokenl"
Meneer Temple keek met bedroefde
oogen en een gerimpeld voorhoofd op
haar neer, geheel onbewust van de te
genwoordigheid van den markies.
„Lelal Lelal Wat ia er. Toe, vertel het
mei Wat ie er?" A
Toen bewoog de markies zich in het
maanlicht en de geleerde schrikte op en
staarde hem aan. „Mylordl" etotterde
hij en plotseling glipte Lela van hem
weg en sloop het bui» binnen.
De markie» bleefi streng en ongenaak
baar staan; er was nu geen glimlach
meer op zijn trotsch gezicht.
„En ik hoop, dat het mylord goed
gaat," hakkelde de oude man verbijs
terd.
„Meneer Temple," begon de markies.
„Ik heb in een paar jaar tijd niet het
genoegen gehad u te ontmoeten. Maar ik
heb u altijd voor een geleerd man gehou
den. Het spijt me, dat geleerd niet syno
niem ie met verstandig. Wie anders dan
een dwaas, verborgen in zijn ellendige
boeken, zou blind geweest zijn voor het
Op sen te Apeldoorn gehouden ver
gadering is besloten de regeering
te vertoeken 100 millioen eieren te
koopen en te koelen, om den eier-
prtyt te steunen.
Bij de daling van de waarde
Van de goederen der aarde
Is sinds lang het ei ook al
Zeer bedenk'lijk in verval.
Pluimveehouders en hun zaken
Blijken in de knel te raken,
Doch gelukkig heeft de kip
Daarvan nog geen flauw begrip.
Wèt de menschen doen of zeggen:
Zij gaat voort met eieren leggen,
Schoon haar baas maar aldoor grient
Dat z' haar kost nog niet verdient.
Zelfs al gaat ze voor haar zaken
Luidkeels zelf reclame maken
Moet ze toch het buitenland
Missen, als haar beste klant.
Nederland zit nu verlegen
Met dien rijken eierzegen.
Het in beeld gebrachte plan
Geeft er weer een voorbeeld van.
Maar is de groote vraag nu niet:
Ligt er prijsverhooging in 't vereehi#t?
Gelet op tarwe, koffie en de thee,
Dan valt de praotijk veelal niet meel
ieek u from. Beloof mij dat!"
„Onzin,asei ik. Odysseus zal Woe na-
dag de eerste zijn- Zog niet zulke dwaze
dingen, Molly. Wat je nu zegt, kun je
nooit meenen."
„Ik meen wel degelijk, wat ik zeg,
Harry. Natuurlijk weet ik. dat je den
prijs graag zoudt winnen, maar kun je
het niet zoo schikken, dat
„Stik" riep ik op schorren toon. „Je
staat op het punt me een voorstel te
doen, dat ik niet van je wil aanhooren."
„Is het dan zoo vreeselijk? Is hot dan
zóó erg mij een dienst te bewijzen?"
„Excuseer maj, daar antwoord, ik niet
op. Ik ben bereid tot alles, maar dit doe
ik niet."
„Je bent altijd zoo koppig
hernam zij. „maar Odysseus zal tooh niét
winnen."
„Heel goed," zei dk, „dat beslist over
de zaak."
„Je schijnt de zaak niet goed te be
grijpen," hernam ze zenuwachtig.
„Ja," zei ik met harde stem, terwijl
mijn hart bloedde, omdat ik 'haar pijn
moest doen, „je echtgenoot stelt er zich
niet meer mee tevreden, mij zeusn jaar
geleden mijn vrouw ontstolen te hebben,
nu wil hij mij in mijn eer te kort doen.
Om een paar duizend pond te winnen,
wil hij mij even laaghartig maken als hij
zelf, wat hij reeds gedaan schijnt te heb
ben met de vrouw, die hij mij' ontroof-
dg, nu zij mij gunsten komt vragen, in
naam von de liefde, dis dood is."
„Hoe durf je zoo iets te zeggen!" riw
zij uit, met vlammende oogen, overeind
springende. „Meen je, dat ik hier geko
men zou zijn, als Lord L. mij dat ge
vraagd had? Mijn echtgenoot is een man
van eer! Ik dacht alleen, dat je nog een
beetje vriendsohap voor mij zoudt gevoe
len en daardoor mij en mijn kinderen en
hun naam te redden, maar ik heb mij
vergist."
feit, dat het kind, dat aan zijn zorgen
toevertrouwd was, in een groot gevaar
erkeerde?"
„Lelal" riep de oude man verbaasd
uit. „In een groot gefïtarl Mylord, dat
mdet een vergissing zijn."
.,Er zou een vergissing geweest zijn
en nog erger, als ik niet door een toeval
vanavond hier gekomeü was, 'om te ont
dekken, dat mijn zoon, Lord Fane, en
juffrouw Temple gewoon zijn elkaar 's
avonds in den tuin te ontmoeten."
,Lord Fane hier!" herhaalde de «r-
me, oude man, om zich heen kijkend,
alsof hij verwachtte de bewuste persoon
in de schaduwen te ontdekken.
De markies sloeg heftig met zijn stok
op den grond. „Ja, en dat was mei voor
de eerste keer! Man, jo bent blind! Hij*
is hier moer dan eens geweest!"
„Slechts twee keer, mylord."
„En waarom was dat? U bent toch
niet zoo onnoozel, om dat niet to kunnen
raden. Mijn zoon heeft het arme kind
overgehaald hem lief te hebben! En u
wist toch zeker van die aardigs romance,
die zich onder uw vensters afspoeide.
misschien wel in uw eigen vertrokken
en keurde het goed! Maar dat is niat
meer dan natuurlijk. Er zijn wel onmo
gelijker dingen gebeurd dan een huwelijk
tusschen een Farlntosh en het kleinkind
van zijn ondergeschikte
„Zwijg, mylordl" riep de oude man
op gebiedenden toon. „Ik geloof dat ik u
begrijp. U heichuldigt mij er van plan
nen te «meden om uw zoon en mijn kl«Jn
dochter bij elkaar te brengen. Laat ik u
dan hierbij verklaren, dat ik dit onechul-
dige kind liever dood aan mijn voeten
zag liggen dan getrouwd met iemand uit
uw geslacht."
„Mooie woorden, méneer," hoonde de
markies.
„Het zijn niet alleen woorden," ant
woordde de oude man, „Om u dat te be-
„Ei? aardig," zed ük, „ük zou due mijn
eigen naam moeten weggooien, om Lord
L. weer geld te bezorgen? Hartelijk be
dank tl"
Maar ze liep reeds weg en ik hoorde
de deur achter haar dichtslaan. Zij woe
verdwenen en ük staarde ala een dwaas
naar de gesloten deur.
Ik wist door praatjes op de club, dat
Lord L. op zijn paard rekende, om zijn
verspild verauogan weer terug te winnen,
en dat hij Odysseus als zijn «enig ge
vaar beschouwde.
„Het bste paard moet winnen!" her-
haaide ik steeds bij mijzelf de eerstvol
gende 48 uur. Maar toch had ik 'n ge
voel, of mijn hart toegeknepen werd, als
ik mij haar voorstelde, temidden van haar
kinderen en doodarm.
„Ja, ik zou werkelijk mijn eigen eer
zucht hebben prijsgegeven, maar hoe
kon ik al die duizenden menschen bedrie
gen, die mijn naam beschouwden als al
wat eerlijk was in de sportwereld?"
Zóó geslingerd tusschen tegenstrijdi
ge gedachten, bracht ik twee rampzalige
diagen door. Eergevoel en eerzuoht poog
den tevergeefsch een liefde te overwin
nen, die ik al lang 'had doodgewaand.
Het was op Dinsdagmiddag, dat dit
alles het toppunt bereikte. Hoxton zond
mij een telegram, dat Odysseus veilig en
wel te Epsom was aangekomen.
In het renpark kwam Hoxton op mij
af met bleek en vertrokken gezicht. „De
weet waarachtig niet, wat Odysseus
scheelt, mijnheer."
„Wat bedoel je?" vroeg ik, naar adem
snakkend.
lik vrees, dat iemand hem iets heeft
gedaan," fluisterde hij.
„Onzin," laohte ik. „Heb je hem daar
straks niet in galop gezien?"
„Ja, dat was daarstraks, mijnheer,
toen leek hij nog goed in orde. Maar 'n
kwartier geleden brak het zweet hem aaff
wijzen, mylord, neem ik bij dezen mijn
ontslag. Ik zal u binnen een uur de
sleutels sturen. Morgen zullen mijn
kleindochter en ik uw huis verlaten. In-
tusschen verzoek ik u mij toe te staan
hpen te mogen gaan, voor mijn zelfbe-
heersching mij in den steek laat en eeni
ge Waarheden over mijn lippen komen,
die niet aangenaam voor u zouden zijn
om aan te hooren."
„Ga verder, meneer Temple, u speelt
uw rol voortreffelijk," grijnslachte de
markies, op zijn stok leunend, zijn koude,
grijze oogen strak op zijn ouden en ge
trouwen dienaar gericht.
„En u, mylord, speelt uw rol verre van
goed, gezien het feit, dat u het zoo ge
makkelijk vindt, iemand te beschuldigen
die in uw dienst grijs geworden ie en
wiens eenig gebrek ie geweest om uw in
zicht over uw eigen zoon niet te deelen.
Mylord, ik verzoek u mij toe te «taan om
heen te gaan.'"
De markjes wachtte tot de oude man
verdwenen was; toen kwam er weer oen
glimlach van voldoening op zijn gezicht.
„Die oude gek," mompelde hij. „Hij
dacht, dat het mij ernet was! Maar het
kon niet bevredigender afgeloopen zijn.
Morgen! Om nu dien jongen dwaae uit
hun weg te houdenl Arm meisje, een
paar jaar geleden zou ik werkelijk mede
lijden met haar gehad hebben! Maar de
toekomstige markiezin de kleindoohter
van den ouden Templel Foeil Ik had nog
liever, dat Edgar de echurk was, dien
ik schilderde, dan de dwaae, die hij is."
En na deze overpeinzingen begaf de
markies zich langzaam, met op elkaar
geklemde tanden en gezwollen voor
hoofd want, nu de opwinding voorbij
was, voelde hij de jicht weer naar zijn
eigen vertrekken.