m Van Rondom MlTïrJ -\rJVWj A'jp^y^yj^ BÉai 9f»i FEUILLETON. EEN SCHIJN-HUWELIJK. HET DRAMA -LINDBERGH. Mengelwerk. Een Amerikaansche Robinson. EERSTE BLAD. VRIJDAt) 20 MEI ttM. TWEEDE BLAD. MIEUWSBLAD VOOR ZDIP-HOLLAWP EN UTRECHT. Schonnhov.n.ch. Courant door JAN KIJKUIT. Hot 't vrotgtr wat. „Wat een tijd, wat een tijd," zuchtte tante. „Alsof het nog niet erg genoeg wat met de malaise, gaan de menschen het zelf nog erger maken. Ze vermoorden den president van Frankrijk, ze vermoor- den den minister van Japan, ze stelen kinderen, ze bedriegen den ongelukigen vader, zelfs de beste vriend van dien vader doet dat, aardbevingen, overstroo mingen, cyclonen, moorden, beroovingen. Neen, zoo n tijd heeft nog nooit bestaan." „Dat ben ik niet met u eens, tante," zei Jod op geaffacteerden toon. De kwes tie is, dat wij nu niet weten hoe het vroe ger ia geweest." „Daar zou je onzen geschiedkundigen vriend eens over moeten vragen," merk te ik op. De lezer zal zich misschien her inneren, dat ongeveer een jaar gele den we bezoek hebben gehad van een ken nis, die huiveringwekkend sterk in ge schiedenis is en die ons toen allerlei be langwekkende dingen uit 'a lands histo rie heeft verteld. Terwijl ik dat zeide, rijpte een plan bij mij en ik liet tante met Jod samen verder praten over den slechten tijd en ging heen. Eers te voet, toen op de fiets, toen in den trein en 's avonds was ik weer terug in den familiekring, maar nu was ik veel wijzer dan toen ik ging. Ik had mijn lioht opgestoken bij den geschiedkenner. Toen we weer bij elkaar zaten aan de thee, las ik de kranten en zei ter loops: „Wel, zijn jullie 't er nog over eens ge worden of het nu slechter tijd is dan ooit te voren?" „Wel neen," antwoordde tante, „hoe kunnen wij nu weten hoe of 't vroeger is geweest." „Dan moet je knapper zijn in de go- schiedenis dan wij met zijn allen," voeg de Jod er bij. Zoo'n uitdaging had ik bedoeld te hoo- ren en ik hernam rustig: „Je moet alleen voor je zelf spreken, Jod en niet voor anderen. Ik geloof wel, dat jij niets afweet van hetgeen de his torie in hare geschriften bewiirt om trent vroegere slechte tijden, maar je moet er bij bedenken dat er misschien menschen zijn, die het wèl weten, die wèl de moeite en de inspanning hebben ge nomen om zioh op de hoogte te stellen." „Hoor hem," riep mijn neef spottend. „Ja natuurlijk, zijn die er, zooals onze historische vriend, maar ik sprak van de menschen, die hier aanwezig zijn." „Ik zeg nog eens, spreek voor je zelf, TV wool '1 wol „Wat weet jij, Jan?" vroeg tante be langstellend. „Ik weet, tante, dat wat wij nu door- maken, niets buitengewoons is, dat er vroeger tijden zijn geweest, die even erg of nog erger waren." „Kan je gemakkelijk zeggen," bromde Jod. „Ik kan 't bewijzen ook, ging ik voort, mijn tascb naar mij toebalend en er een boek uitnemend. „Kijk eens hier, dit boek is getiteld „Waarheid en droomen", ge- scheven door Jonathan, dat is de schuil naam, waaronder ds. J. P. Hasebroek schreef. Dit boek is geschreven in 1840, dus bijna 100 jaar geleden en ik lees er in: „Inderdaad zou het er bij de tegen woordige overbevolking treurig uitzien, 31 „Kijk eens hier, Clifford," hernam lord Fane, „het hindert mij geweldig dat ik het doen moet zonder dat Lela het weet. Het is de eerste keer, dat ik iets voor haar verborgen gehouden heb, maar wees niet bang; ik zal volbrengen wat ik beloofd heb en als ik een beetje ge luk heb, dan zal jouw en mijn geld vol komen veilig zijn." „Juist!" riep Clifford Revel, „dat ia mannentaal, maar nu ga ik mij in mijn krant verdiepen!" Gedurende de verdere reis spraken zij maar weinig met elkaar. Binnen de omheining van de renbaan deinde den volgenden dag een groote menigte onstuimig op en neer, terwijl zij de kansen uischreeuwde; maar boven het lawaai uit klonk telkens de naam van het paard „Assassin". Men wist, dat lord Fane de eenige man was, die hem kon berijden en zij vertrouwden volkomen op hem. Lord Fane zat achter in de woon kamer van Hollybank House rustig het laatste oogenblik af te wachten; hij had zich voorgenomen niet eerder te ver schijnen dan strikt noodig was. Hij was verreweg de meest bedaarde van allen om hem heen, veel bedaarder dan Clif ford Revel, die er bleek en angstig uit zag. Een van zijn vrienden nam hem er voor in het ootje. „Revel," zei hij, „Je ziet er uit, alsof j ij Assasin gaat berijden." Clifford Revel glimlachte, maa r het was geen vroolijke glimlach. „Als je eens wist hoeveel er van af hing, zou je je opmerking voor je hou den," was het koele antwoord. Eindelijk was het oogenblik aangebro ken waarop lord Fane iloh naar d« baan indien men zich wederzijds tot het strikt noodige wilde bepalen. Waar zouden duizenden handen werk, waar duizenden monden brood vinden? Maar toch zou ik aan den anderen kant wel eens willen weten, waar het op deze wijze voort gaande, heen moet. Zullen de kunstbe hoeften nog gestadig vermeerderd wor den? Zal de weelde nog altijd blijven toe nemen? Zullen er altijd weer nieuwe tak ken van handel en nijverheid worden uit gevonden?" „Nou ja, dat zegt niks," zei Jod. „Daaruit blijkt alleen dat Jonathan toen al zag aankomen dat er slechte tijden op komst waren." Terwijl Jod Bprak had ik ongemerkt uit mijn tasch een papier genomen en ik hield dat verborgen achter de krant voor mij. „Ja," vervolgde ik, de tijden zijn in derdaad slecht. Ik lees hier bijvoor beeld: „Het is een somber moment in de ge schiedenis. In jaren is er niet zooveel ernstige en diepe beduchtheid geweest; nooit heeft de toekomst zoo onbereken baar geschenen als tegenwoordig. In ons eigen land ia er een algemeene ineenstor ting van den handel en een paniek en duizenden onzer armste medeburgers worden tegen den naderenden winter ont slagen, zonder werk en zonder vooruit zicht er op. „In Frankrijk ziedt en borrelt de poli tieke ketel van onzekerheid; Rusland hangt, als gewoonlijk, als een wolk, don ker en stil, aan den horizon van Euro pa; terwijl alle krachten, hulpbronnen en invloeden van het Britsche Rijk zwaar op de proef worden gesteld en nog zwaar der op de proef gesteld zullen worden bij het 't hoofd bieden aan den uitgebreiden en doodelijken Indischen opstand en aan zijn gestoorde betrekkingen in China. „Van onze eigen moeilijkheden kan niemand het einde zien. Zij zijn, geluk kig, totdusver in hoofdzaak van commer- cieelen aard en als wij slechts geld moe ten verliezen en door pijnlijke armoede wijsheid leeren de wijsheid van eer, van geloof, van sympathie en van men- schenliefde hoeft niemand in ernst te wanhopen. En toch heeft juist de haast om rijk te worden eveneens de strekking gehad de zedelijke krachten te vernielen, waarmee zij weerstand moeten bieden aan de ramp en haar onderdrukken." „Zie je," begon Jod dadelijk, „dat is heel wat anders, dat hoor je direct dat het iets is van dezen tijd." „Ja," beaamde tante, „zoo was 't toch vroeger nooit." „Zoo was het vroeger ook," lichtte ik in, „want wat ik heb voorgelezen is niet van nu, maar van 10 October 1967. Zoo werd 70 jaar geleden geschreven in een Amerikaansch blad, genaamd „Harpers Weekly". Maar dat is nog niets vergele ken bij den toestand waarin Duitsohland verkeerde in den dertigjarigen oorlog, omstreeks 1640. Ik zal jullie daarover ook ««us iets voorlezen: „Een tijdlang dienden onnatuurlijke voedingsmiddelen, als eikels, beukenno- en en wortels van allerlei soort, tot stil ling van den honger. Dooh ook deze bronnen verdroogden. Van den vilder haalde men het vleesch en den afval; van de galgen, die in grooten getale overal stonden opgericht, sneed men de lijken oer opgehangenen af en schraapte het vleesch als een zeer gewenschte spijs van de beenderen. Eindelijk werden selfs de kerkhoven geplunderd en de graven ontwijd, zoodat op vele plaatsen scluld- moest begeven. Clifford Revel, die "hem nauwelijks een oogenblik verlaten had, was nog naast hem, de angstige blik nog even duidelijk als te voren op zijn gezicht. Plotseling verscheen de statige gestalte van Palmer door het gedrang heen; hij raakte eerbiedig lord Fane's arm aan en zsi: „Mylord, de markies is hier en versoekt u hem even te woord te staan." „Onmogelijk!" zei Clifford, met bijna ruw ongeduld, „het is direct tijd!" Maar lord Fane wendde zich kalm om. „Zeker," verklaarde hij. „Heeren, ex cuseer me maar een paar minuten." Palmer bracht hem naar het rijtuig van den markies, dat vooraan in de file stond en lord Fane gaf zijn vader de hand, die hem door het venster toege stoken werd. „Je bent verbaasd me te zien?" vroeg de markies. „Ja, vader, dat ben lk," antwoordde lord Fane. „Ik hoop dat het u beter gaat?" De markies maakte een handbeweging. „Het is twintig jaar geleden, dat lk een wedren bijwoonde," zei hij langzaam. Het ongeduld van de schreeuwende me nigte deed hem niet sneller spreken. „Ik ben hier vandaag ter wille van jou ge komen." „Ter wille van mij, vader?" vroeg lord Fane. „Ja, lk heb het in de kranten gele zen," zei de markies met nadruk. Lord Fane glimlachte. „Denk je dat het mij niet interesseert?" klonk het. „Is dat paard, dat jij moet be rijden, zoo prikkelbaar, als ze beschrij ven?" Hij deed de vraag met een effen stem, maar er lag een zonderlinge glans in zijn oogen. ..Assasin li geen kalm dier," erkende lord Fane. De markiw beet *ich op dl lippen. VRIJDAG 20 MEI 1032. wachten op de kerkhoven geplaatst moes ten worden. Ouders slachtten hun kinde ren en aten hen op, geheele benden hon gerenden sloten ziph aaneen om geza menlijk op de menéchenjacht te gaan. In SileziS werd een boer ter dood gebracbt die den bijnaam had van „Melcinor don Schutter", omdat hij een groot aantal menschen, meestal soldaten, bad doodge schoten, om hun vleesch te gebruiken als voedsel voor hem on zijn gezin „Jan, scbei uit," riep tante, „ik kan 't niet langer aanhooren. 't Is niet te ge- looven dat zulke dingen ooit hebben be staan. Als ik dat hoor moot ik zeggen dat wij nog als in Abrahams schoot leven." „Ik denk," zei Teun ernstig, „dat er nog wel een tijd zal komen, waarin de menschen zullen zeggen: hadden we 't maar zoo als in 1932." Philipp Ashton was de zoon van een kleinen Amerikaanschen reeder te Sa lem, in de Amerikaansche provincie Massachusetts. Gedurende een lange zee reis, die hij in opdracht van zijn vader ondernam, werd de achttienjarige knaap door zeeroovera overvallen, die hem dwongen in dienst te treden van hun aanvoerder, een beruchte piraat, Red Low genaamd. Dat was in het jaar 1722. Hoewel Ashton zich met handen en voe ten verzette, bleef hem geen andere keus, dan zeeroover te worden en zijn kans af te wachten om te vluchten. Hij moest aan boord van het seerooverschip blij ven, een snelvarende brik en medehel pen bij het veroveren van vreenjdT sohé- pen. Daar hij echter de verwjhting voor zijn nieuwe beroep en zijn dnèijezeeroovers niet onder stoelen ol banken stak, werd hij steeds uitgezocht voor de smerigste baantjes aan boord en moest hij zich de ergste kwellerijen laten welgevallen. Nog een graadje erger werd het toen Ashton op een gegeven oogenblik Red Low's schip moest verlaten, om op het Bchip van een ondercommandant, een zekere Spriggs, dienst te doen. Zijn leven werd hem tot een hel gemaakt en het eenige levend wezen aan boord, dat hem kon lijden, was een zwarte poedel, die toebehoord had aan een der piratenoffi- cieren, die in den strijd gevallen was. len was. Om zijn pijnigers te ontvluchten, be sloot Ashton de eerste de beste gelegen heid aan te grijpen om van het tooneel te verdwijnen. Al spoedig vond hij oen gelegenheid, namelijk toen bet schip in de Hondurasbaai van het eiland Ruatan voor anker ging, teneinde versch water in te nemen. Om niet in het oog te vallen, moest de vluchteling totaal on bewapend en slechts in enkele schamele kledingstukken gehuld, aan land gaan, waar ook reeds de andere matrozen, op dezelfde wijze gekleed, bezig waren wa ter in te laden. Philipp hielp Ijverig me de en verwijderde zioh even later, om sooals hij zeide nog enkele cooos- noten te plukken. Zoodra hij uit de ge zichtskring van zijn begeleiders was ge komen, rende hij blindelings voorwaarts, het woud ln en verborg zioh in het bijna ondoordringbare struikgewas. Natuur lijk bleef zijn vlucht niet onopgemerkt, maar daar zijn makkers hem niet kondei vinden, keerden zij naar het schip terug, om den commandant het verdwijnen van Philipp Ashton te melden. Toen den middag van den volgenden dag bleef de vluchteling in zijn schull- „Dus het is waar? Dan zal ik je dit zeg gen, Edgar: berijdt dit pa&rd niet!" Lord Fane laohte. Het was een rus tige lach, maar het was antwoord genoeg. „Ja, ik weet het," zei de markies scherp. „Je wilt over eer gaan praten. Eer beteekent in den regel geld; ik geef om geen van beiden iets. Als er geld voor noodig is om je er van af ts doen vzien het pa&rd te berijden, dan ben ik be reid daarvoor te betalen." „Ik geloof niet dat u dat zoudt zeg gen, als u het bedrag wist," antwoordde lord Fane. „Maar geld is niet de hoofd zaak. Ik heb op mij genomen het pa&rd te berijden en ik ben van plan het te doen. Mijn eer is er mee gemoeid, va der!" De markies luchtte. „Uitstekend," zei hij met zachte stem, „dan heb ik niets meer te zeggen. Geef me een hand, ik geloofl dat je toch gelijk hebt. Ga en win, als je kunt. Ik zal blijven tot de oitsl&g bekend is. En Edgar „Ja, vader?" vroeg lord Fane. „Laten we alles, wat er tussohen ons voorgevallen is, vergeten," ging de ma> kies voort, hem la het gelaat ziend. „Dat zou ik graag willen." „Goedendag, vader," antwoordde de zoon. „Na de race zal ik bij u komen; u zult zien dat ik win. Assasin is het beste paard van de lijst." De markies hield de hand van zijn zoon nog steeds vast. „"Wees voorzich tig!" klonk het en de anders zoo trotsche stem beefde. „Wees voorzichtlgl Denk er aan, dat Je de laatste Fane bentr „Ik zal voorzichtig zijn, va^er, als het niet ter wille van mijzelf is, dan ter- wille vananderen." Hij waohtte even voor hij het woord uitsprak, maar in zichzelf voegde hij er aan toe: „ter wille van Lela!" Terwijl zij spraken was het tumult in de menigte toegenomen. Er was een gs- ruoht rond verspreid, dat lord Fane op Na een langen, bangen tijd van Moordende onzekerheid Werd de vrees'lijke ontknooping Van dat drama dus een feit. Een onschuldig kind gestolen Envermoord slechts om wat gold! Zoo eert men in 't Verre Westen Dus een nationalen held Door de wereld ging een rilling Bij 't vernemen van die daad. Zou zoo iets nog moog'lijk wszen In een ordelijken Staat? Zou het kunnen dat een bende Gansch een volk tiranniseert En de wetten en de reohten Van den mensch gewoon negeert? 't Antwoord is niet twijfelachtig. Want de feiten toonen aan Dat het rooverswezen woekert Op het gansche volksbestaan. Misschien heeft het drama-Lindbergh Voor het land dat groote nut Dat een talmende regeering Daardoor wakker wordt geschud. Dat kén als zij al 't geboefte Achter slot en grendel sluit, En niet slechts belasting vordert Als hèAr aandeel in den buitt In de harten aller ouders Leeflt een redelijken wensch: Veiligheid voor hunne kleinen, Veiligheid voor ieder mensohl hoek verborgen. Aan een n&astbijzijnde bron lesohte hij zijn dorst sn de vlak naast hem groeiende ann&naasen stilden zijn eerste honger. Toen zakte hij van uitputting ineen en sliep een gat in den dag. Tot den middag van den volgenden dag geweldigen schrik stemmen in zijn on middellijke nabijheid. Sprigge was zelf aan land gegaan, om den deserteur op te sporen. Gelukkig bleven ook deze pogin gen zonder resultaat, daar de zoeroover het eenvoudigste middel niet toepaste, namelijk de hond mede te nemen. Maar Ashton voelde zich toch verre van vei lig, zoolang het zeerooversohip nog op de reede lag. Hij besloot dus een nieuw toevluchtsoord te zoeken en vond ten slotte een klein hol, waarvan de ingang door een dicht struikgewas verborgen was. Hoewel dit hol door griezelige vleermuizen bewoond was, waagde hij het niet, deze veilige schuilplaats te ver laten. De akelige dieren nestelden zich op zijn hoofd en voorden met elkander me thet warme plaatsje op zijn hoofd. Hij overwon zijn afkeer en liet de dieren tenslotte hun gang gaan. Zijn veiligheid was hem te lief, want terugkeer naar boord zou gelijk staan met geduchte straffen, misschien zelfs wel met de doodstT&f! Inderdaad hoorde hij den vol genden dag opnieuw matrozen in zijn omgeving zoeken en tot sijn grooten schrik verscheen ook de poedel in den ingang van het hol. Gelukkig zag het dier in het donker niet en durfde ook niet verder naar binnen te gaan - in ieder geval, toen de matrozen floten, keerde hij terug, uit angst voor slaag. Zonder Ashton moesten de seoroovers naar hun schfp terugkeoren Den volgenden dag lichtte de brik ein delijk het anker. Philipp was nu sllcen maar zonder wapens en zijn klueren bedekten zijn lichaam «leohts *eer on volkomen. Zonder schoenen, kousen of werktuigen, moest hij trachten zich ln te richten. Zijn toestand was dus veel het laatste oogenblik geweigerd had te rijden; en de lucht was vervuld met zijn naam. Bij de stallen stond Clifford Re vel op hem te wachten. Lord Fane, op gemonterd door de vriendelijke woorden van zijn vader, legde zijn hand op Clif ford's schouder. „Waar hebben ze hem gelaten?" vroeg hij. Clifford Revel leidde hem naar de stal, waar het paard stond en lord Fane ging er heen en streelde het dier. Terwijl hij dit deed, bemerkte hij een man, een mank loopende staljongen met een laag voorhoofd, die dichtbij stbnd en op scherpen toon vroeg hij Clifford Revel: „Wie is die kerel en wat doet hij hier?" „Hij is een staljongen," antwoordde Clifford. „Onse gewone knecht ligt in bed; Assasin gaf hem eergisteren een trap en toen heb ik dezen man geno- en." „Arme kerel! Deze heeft geen prettig gezicht," merkte lord Fane op, toen hij naar het paard toeging. „Het schijnt dat Assasin niet in een al te best humeur is," zei hij. „Als hij maar niet sohiohtig wordt, is het niets." Clifford Revel haalde zijn aohouders op. „Hij zal wel kalm zijn, als hij weet dat jij op zijn rug zit." Er waren drie mannen noodig om hem te zadelen en een van hen kreeg Assasin's tanden in zijn arm. Lord Fane besteeg het dier en reed het veld in onder een losbarstend gejuich van de stalknechten, die óénparig op hem gewed hadden. Een donderend applaus barstte los, toen hij verscheen. Volkomen onbewogen galoppeerde lord F&ne over den voorgeschreven afstand, het paard met lichte hand besturend en reed naar de startpaal terug. Intusschen steeg er een schreeuw van bewondering uit de menigte op, want als Assasin goed start te, moest hij stksr winnen; er was geen wanhopiger dan die van de „origiaeele" Robinson Crusoe. Deze had tenminste van (je schipbreuk nog wapens on enkele werktuigen kunnen redden. Maar Ashton verloor den moed niet. In de eerste plaats begaf hij zich naar de plaats, waar sijn kameraden hun eten gekookt hadden sn inderdaad vond hij op de stookplaats nog verschillende stukjes vuursteen, die hem in den eersten tijd zouden kunnen helpen, vuur te slaan. Toen hij zoo gebukt lag, voelde hij, dat er een dier tegen hem opsprong. Doodelijk verschrikt keerde hij zich om maar hoe spoedig verander de zijn schrik in blijdschap, toen hij be merkte, dat het de trouwe poedel was, die overboord gesprongen was, om zijn meester trouw te kunnen blijven. Eerst scheen het, alsof Ashton's klui zenaarsleven tamelijk dragelijk verloopan zou. In de buurt van een helder beekje, dat hem steeds zuiver water verschafte, had hij uit takken en zeegras een zacht bed gespreid, waarboven hij een dak van breede bladeren had bevestigd. Voedsel was in overvloed te vinden, daar talrijke wilde zwijnen, ganzen en onder smake lijk gevogelte het land bevolkten en een reeds lang verlaten mensohelijke aan planting vruohten en groenten in over vloed bood. Ashton's belangrijkste wa pen was een soort lange speer, die hij van een buigzamen tak had gemaakt; hij had de punt in het vuur gehard en weerhaken aangebracht van scherpgesle pen schelpen en beenderen. Helaas dood de een vraatzuchtige haai op goeden dag zijn trouwe poedel, die zioh te ver in de branding had gewaagd. Bijna wae ook Ashton het slachtoffer van het dier ge worden. Om aan het spreekwoord „een ongeluk komt nooit alleen" te voldoen, vraten de mieren zijn geheele voorraad levensmiddelen tot op den laatsten kor rel toe op, terwijl hij tengevolge van het gebrek aan voetkleeding zijn voe ten zoodanig verwond had, dat hij niet meer kon loopen- Steed# erger werd zijn toeetand zijn beide voeten waren één en al wond en reeds begonnen des* tweede zooale hff. Gegil en geschreeuw weerklonk, toen lord F&ne op en neer galoppeerde om het paard in beweging te houden en toen hij toevallig opkeek, zag hij Edith Drayton. Met een glim lach bracht hij de hand aan zijn pet en reed door, daverend toegejuioht door de menigte, die er stellig op rekende, dat Assasin en zijn berijder zouden winnen. HOOFDSTUK XXXI. Op den morgen van de rennen zat Lela aan het ontbijt alleen! Ze had beloofd niet te huilen, niet te gaan zitten treu ren, maar ze voelde dat het een onver standige belofte was, want het sou haar opgeluoht hebben, als ze eens goed had kunnen uithuilen. Lusteloos stond sa op van de tafel, liep langzaam naar het venster en een oogenblik later ging ds deur open en kwam Lovel binnen. Er was een aarzelende blik op sijn gssioht en hij bleef even staan, totdat Lela sloh omkeerde. „Je kunt het ontbijt weg nemen, Lo vel," zei ze. „Ja, mevrouw." Toen kuchte hij. „Er is een man beneden in de hall, die u wenecht te spreken, mevrouw." „Om mij te spreken?" vroeg Ida verbaasd." Ik denk dat hij lord Fane bedoelt. Heb je gezegd dat lord Fane niet thuis ie?" „Ja, mevrouw, maar hij wenscht u te spreken en hij wil van geen neen hooren; hij zegt, dat zijn mededeeling van belang is en dat u dat ook soudt vinden, als u dis hoorde." „Ken ik hem of ken jij hem, bedoel ik?" k „Neen, mevrouw," zei Lovel. ,Jk heb hem nooit eerder gezien." ("Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1932 | | pagina 3