m
Van Rondom
MlTïrJ -\rJVWj A'jp^y^yj^ BÉai 9f»i
FEUILLETON.
EEN SCHIJN-HUWELIJK.
HET DRAMA -LINDBERGH.
Mengelwerk.
Een Amerikaansche
Robinson.
EERSTE BLAD.
VRIJDAt) 20 MEI ttM.
TWEEDE BLAD.
MIEUWSBLAD VOOR ZDIP-HOLLAWP EN UTRECHT. Schonnhov.n.ch. Courant
door JAN KIJKUIT.
Hot 't vrotgtr wat.
„Wat een tijd, wat een tijd," zuchtte
tante. „Alsof het nog niet erg genoeg wat
met de malaise, gaan de menschen het
zelf nog erger maken. Ze vermoorden
den president van Frankrijk, ze vermoor-
den den minister van Japan, ze stelen
kinderen, ze bedriegen den ongelukigen
vader, zelfs de beste vriend van dien
vader doet dat, aardbevingen, overstroo
mingen, cyclonen, moorden, beroovingen.
Neen, zoo n tijd heeft nog nooit bestaan."
„Dat ben ik niet met u eens, tante,"
zei Jod op geaffacteerden toon. De kwes
tie is, dat wij nu niet weten hoe het vroe
ger ia geweest."
„Daar zou je onzen geschiedkundigen
vriend eens over moeten vragen," merk
te ik op.
De lezer zal zich misschien her
inneren, dat ongeveer een jaar gele
den we bezoek hebben gehad van een ken
nis, die huiveringwekkend sterk in ge
schiedenis is en die ons toen allerlei be
langwekkende dingen uit 'a lands histo
rie heeft verteld.
Terwijl ik dat zeide, rijpte een plan
bij mij en ik liet tante met Jod samen
verder praten over den slechten tijd en
ging heen. Eers te voet, toen op de
fiets, toen in den trein en 's avonds was
ik weer terug in den familiekring, maar
nu was ik veel wijzer dan toen ik ging.
Ik had mijn lioht opgestoken bij den
geschiedkenner.
Toen we weer bij elkaar zaten aan de
thee, las ik de kranten en zei ter loops:
„Wel, zijn jullie 't er nog over eens ge
worden of het nu slechter tijd is dan
ooit te voren?"
„Wel neen," antwoordde tante, „hoe
kunnen wij nu weten hoe of 't vroeger
is geweest."
„Dan moet je knapper zijn in de go-
schiedenis dan wij met zijn allen," voeg
de Jod er bij.
Zoo'n uitdaging had ik bedoeld te hoo-
ren en ik hernam rustig:
„Je moet alleen voor je zelf spreken,
Jod en niet voor anderen. Ik geloof wel,
dat jij niets afweet van hetgeen de his
torie in hare geschriften bewiirt om
trent vroegere slechte tijden, maar je
moet er bij bedenken dat er misschien
menschen zijn, die het wèl weten, die wèl
de moeite en de inspanning hebben ge
nomen om zioh op de hoogte te stellen."
„Hoor hem," riep mijn neef spottend.
„Ja natuurlijk, zijn die er, zooals onze
historische vriend, maar ik sprak van de
menschen, die hier aanwezig zijn."
„Ik zeg nog eens, spreek voor je zelf,
TV wool '1 wol
„Wat weet jij, Jan?" vroeg tante be
langstellend.
„Ik weet, tante, dat wat wij nu door-
maken, niets buitengewoons is, dat er
vroeger tijden zijn geweest, die even erg
of nog erger waren."
„Kan je gemakkelijk zeggen," bromde
Jod.
„Ik kan 't bewijzen ook, ging ik voort,
mijn tascb naar mij toebalend en er een
boek uitnemend. „Kijk eens hier, dit boek
is getiteld „Waarheid en droomen", ge-
scheven door Jonathan, dat is de schuil
naam, waaronder ds. J. P. Hasebroek
schreef. Dit boek is geschreven in 1840,
dus bijna 100 jaar geleden en ik lees
er in:
„Inderdaad zou het er bij de tegen
woordige overbevolking treurig uitzien,
31
„Kijk eens hier, Clifford," hernam
lord Fane, „het hindert mij geweldig dat
ik het doen moet zonder dat Lela het
weet. Het is de eerste keer, dat ik iets
voor haar verborgen gehouden heb, maar
wees niet bang; ik zal volbrengen wat
ik beloofd heb en als ik een beetje ge
luk heb, dan zal jouw en mijn geld vol
komen veilig zijn."
„Juist!" riep Clifford Revel, „dat ia
mannentaal, maar nu ga ik mij in mijn
krant verdiepen!"
Gedurende de verdere reis spraken zij
maar weinig met elkaar.
Binnen de omheining van de renbaan
deinde den volgenden dag een groote
menigte onstuimig op en neer, terwijl zij
de kansen uischreeuwde; maar boven het
lawaai uit klonk telkens de naam van
het paard „Assassin". Men wist, dat lord
Fane de eenige man was, die hem kon
berijden en zij vertrouwden volkomen op
hem. Lord Fane zat achter in de woon
kamer van Hollybank House rustig het
laatste oogenblik af te wachten; hij had
zich voorgenomen niet eerder te ver
schijnen dan strikt noodig was. Hij was
verreweg de meest bedaarde van allen
om hem heen, veel bedaarder dan Clif
ford Revel, die er bleek en angstig uit
zag. Een van zijn vrienden nam hem er
voor in het ootje.
„Revel," zei hij, „Je ziet er uit, alsof
j ij Assasin gaat berijden."
Clifford Revel glimlachte, maa r het
was geen vroolijke glimlach.
„Als je eens wist hoeveel er van af
hing, zou je je opmerking voor je hou
den," was het koele antwoord.
Eindelijk was het oogenblik aangebro
ken waarop lord Fane iloh naar d« baan
indien men zich wederzijds tot het strikt
noodige wilde bepalen. Waar zouden
duizenden handen werk, waar duizenden
monden brood vinden? Maar toch zou ik
aan den anderen kant wel eens willen
weten, waar het op deze wijze voort
gaande, heen moet. Zullen de kunstbe
hoeften nog gestadig vermeerderd wor
den? Zal de weelde nog altijd blijven toe
nemen? Zullen er altijd weer nieuwe tak
ken van handel en nijverheid worden uit
gevonden?"
„Nou ja, dat zegt niks," zei Jod.
„Daaruit blijkt alleen dat Jonathan toen
al zag aankomen dat er slechte tijden
op komst waren."
Terwijl Jod Bprak had ik ongemerkt
uit mijn tasch een papier genomen en
ik hield dat verborgen achter de krant
voor mij.
„Ja," vervolgde ik, de tijden zijn in
derdaad slecht. Ik lees hier bijvoor
beeld:
„Het is een somber moment in de ge
schiedenis. In jaren is er niet zooveel
ernstige en diepe beduchtheid geweest;
nooit heeft de toekomst zoo onbereken
baar geschenen als tegenwoordig. In ons
eigen land ia er een algemeene ineenstor
ting van den handel en een paniek en
duizenden onzer armste medeburgers
worden tegen den naderenden winter ont
slagen, zonder werk en zonder vooruit
zicht er op.
„In Frankrijk ziedt en borrelt de poli
tieke ketel van onzekerheid; Rusland
hangt, als gewoonlijk, als een wolk, don
ker en stil, aan den horizon van Euro
pa; terwijl alle krachten, hulpbronnen en
invloeden van het Britsche Rijk zwaar op
de proef worden gesteld en nog zwaar
der op de proef gesteld zullen worden bij
het 't hoofd bieden aan den uitgebreiden
en doodelijken Indischen opstand en aan
zijn gestoorde betrekkingen in China.
„Van onze eigen moeilijkheden kan
niemand het einde zien. Zij zijn, geluk
kig, totdusver in hoofdzaak van commer-
cieelen aard en als wij slechts geld moe
ten verliezen en door pijnlijke armoede
wijsheid leeren de wijsheid van eer,
van geloof, van sympathie en van men-
schenliefde hoeft niemand in ernst te
wanhopen. En toch heeft juist de haast
om rijk te worden eveneens de strekking
gehad de zedelijke krachten te vernielen,
waarmee zij weerstand moeten bieden aan
de ramp en haar onderdrukken."
„Zie je," begon Jod dadelijk, „dat is
heel wat anders, dat hoor je direct dat
het iets is van dezen tijd."
„Ja," beaamde tante, „zoo was 't toch
vroeger nooit."
„Zoo was het vroeger ook," lichtte ik
in, „want wat ik heb voorgelezen is niet
van nu, maar van 10 October 1967. Zoo
werd 70 jaar geleden geschreven in een
Amerikaansch blad, genaamd „Harpers
Weekly". Maar dat is nog niets vergele
ken bij den toestand waarin Duitsohland
verkeerde in den dertigjarigen oorlog,
omstreeks 1640. Ik zal jullie daarover ook
««us iets voorlezen:
„Een tijdlang dienden onnatuurlijke
voedingsmiddelen, als eikels, beukenno-
en en wortels van allerlei soort, tot stil
ling van den honger. Dooh ook deze
bronnen verdroogden. Van den vilder
haalde men het vleesch en den afval; van
de galgen, die in grooten getale overal
stonden opgericht, sneed men de lijken
oer opgehangenen af en schraapte het
vleesch als een zeer gewenschte spijs
van de beenderen. Eindelijk werden selfs
de kerkhoven geplunderd en de graven
ontwijd, zoodat op vele plaatsen scluld-
moest begeven. Clifford Revel, die "hem
nauwelijks een oogenblik verlaten had,
was nog naast hem, de angstige blik
nog even duidelijk als te voren op zijn
gezicht. Plotseling verscheen de statige
gestalte van Palmer door het gedrang
heen; hij raakte eerbiedig lord Fane's
arm aan en zsi: „Mylord, de markies is
hier en versoekt u hem even te woord
te staan."
„Onmogelijk!" zei Clifford, met bijna
ruw ongeduld, „het is direct tijd!"
Maar lord Fane wendde zich kalm om.
„Zeker," verklaarde hij. „Heeren, ex
cuseer me maar een paar minuten."
Palmer bracht hem naar het rijtuig
van den markies, dat vooraan in de file
stond en lord Fane gaf zijn vader de
hand, die hem door het venster toege
stoken werd.
„Je bent verbaasd me te zien?" vroeg
de markies.
„Ja, vader, dat ben lk," antwoordde
lord Fane. „Ik hoop dat het u beter
gaat?"
De markies maakte een handbeweging.
„Het is twintig jaar geleden, dat lk een
wedren bijwoonde," zei hij langzaam.
Het ongeduld van de schreeuwende me
nigte deed hem niet sneller spreken. „Ik
ben hier vandaag ter wille van jou ge
komen."
„Ter wille van mij, vader?" vroeg
lord Fane.
„Ja, lk heb het in de kranten gele
zen," zei de markies met nadruk.
Lord Fane glimlachte.
„Denk je dat het mij niet interesseert?"
klonk het. „Is dat paard, dat jij moet be
rijden, zoo prikkelbaar, als ze beschrij
ven?"
Hij deed de vraag met een effen stem,
maar er lag een zonderlinge glans in zijn
oogen.
..Assasin li geen kalm dier," erkende
lord Fane.
De markiw beet *ich op dl lippen.
VRIJDAG 20 MEI 1032.
wachten op de kerkhoven geplaatst moes
ten worden. Ouders slachtten hun kinde
ren en aten hen op, geheele benden hon
gerenden sloten ziph aaneen om geza
menlijk op de menéchenjacht te gaan. In
SileziS werd een boer ter dood gebracbt
die den bijnaam had van „Melcinor don
Schutter", omdat hij een groot aantal
menschen, meestal soldaten, bad doodge
schoten, om hun vleesch te gebruiken
als voedsel voor hem on zijn gezin
„Jan, scbei uit," riep tante, „ik kan 't
niet langer aanhooren. 't Is niet te ge-
looven dat zulke dingen ooit hebben be
staan. Als ik dat hoor moot ik zeggen
dat wij nog als in Abrahams schoot
leven."
„Ik denk," zei Teun ernstig, „dat er
nog wel een tijd zal komen, waarin de
menschen zullen zeggen: hadden we 't
maar zoo als in 1932."
Philipp Ashton was de zoon van een
kleinen Amerikaanschen reeder te Sa
lem, in de Amerikaansche provincie
Massachusetts. Gedurende een lange zee
reis, die hij in opdracht van zijn vader
ondernam, werd de achttienjarige knaap
door zeeroovera overvallen, die hem
dwongen in dienst te treden van hun
aanvoerder, een beruchte piraat, Red
Low genaamd. Dat was in het jaar 1722.
Hoewel Ashton zich met handen en voe
ten verzette, bleef hem geen andere keus,
dan zeeroover te worden en zijn kans
af te wachten om te vluchten. Hij moest
aan boord van het seerooverschip blij
ven, een snelvarende brik en medehel
pen bij het veroveren van vreenjdT sohé-
pen. Daar hij echter de verwjhting voor
zijn nieuwe beroep en zijn dnèijezeeroovers
niet onder stoelen ol banken stak, werd
hij steeds uitgezocht voor de smerigste
baantjes aan boord en moest hij zich
de ergste kwellerijen laten welgevallen.
Nog een graadje erger werd het toen
Ashton op een gegeven oogenblik Red
Low's schip moest verlaten, om op het
Bchip van een ondercommandant, een
zekere Spriggs, dienst te doen. Zijn leven
werd hem tot een hel gemaakt en het
eenige levend wezen aan boord, dat hem
kon lijden, was een zwarte poedel, die
toebehoord had aan een der piratenoffi-
cieren, die in den strijd gevallen was.
len was.
Om zijn pijnigers te ontvluchten, be
sloot Ashton de eerste de beste gelegen
heid aan te grijpen om van het tooneel
te verdwijnen. Al spoedig vond hij oen
gelegenheid, namelijk toen bet schip in
de Hondurasbaai van het eiland Ruatan
voor anker ging, teneinde versch water
in te nemen. Om niet in het oog
te vallen, moest de vluchteling totaal on
bewapend en slechts in enkele schamele
kledingstukken gehuld, aan land gaan,
waar ook reeds de andere matrozen, op
dezelfde wijze gekleed, bezig waren wa
ter in te laden. Philipp hielp Ijverig me
de en verwijderde zioh even later, om
sooals hij zeide nog enkele cooos-
noten te plukken. Zoodra hij uit de ge
zichtskring van zijn begeleiders was ge
komen, rende hij blindelings voorwaarts,
het woud ln en verborg zioh in het bijna
ondoordringbare struikgewas. Natuur
lijk bleef zijn vlucht niet onopgemerkt,
maar daar zijn makkers hem niet kondei
vinden, keerden zij naar het schip terug,
om den commandant het verdwijnen van
Philipp Ashton te melden.
Toen den middag van den volgenden
dag bleef de vluchteling in zijn schull-
„Dus het is waar? Dan zal ik je dit zeg
gen, Edgar: berijdt dit pa&rd niet!"
Lord Fane laohte. Het was een rus
tige lach, maar het was antwoord genoeg.
„Ja, ik weet het," zei de markies
scherp. „Je wilt over eer gaan praten.
Eer beteekent in den regel geld; ik geef
om geen van beiden iets. Als er geld
voor noodig is om je er van af ts doen
vzien het pa&rd te berijden, dan ben ik be
reid daarvoor te betalen."
„Ik geloof niet dat u dat zoudt zeg
gen, als u het bedrag wist," antwoordde
lord Fane. „Maar geld is niet de hoofd
zaak. Ik heb op mij genomen het pa&rd
te berijden en ik ben van plan het te
doen. Mijn eer is er mee gemoeid, va
der!"
De markies luchtte. „Uitstekend," zei
hij met zachte stem, „dan heb ik niets
meer te zeggen. Geef me een hand, ik
geloofl dat je toch gelijk hebt. Ga en win,
als je kunt. Ik zal blijven tot de oitsl&g
bekend is. En Edgar
„Ja, vader?" vroeg lord Fane.
„Laten we alles, wat er tussohen ons
voorgevallen is, vergeten," ging de ma>
kies voort, hem la het gelaat ziend. „Dat
zou ik graag willen."
„Goedendag, vader," antwoordde de
zoon. „Na de race zal ik bij u komen;
u zult zien dat ik win. Assasin is het
beste paard van de lijst."
De markies hield de hand van zijn
zoon nog steeds vast. „"Wees voorzich
tig!" klonk het en de anders zoo trotsche
stem beefde. „Wees voorzichtlgl Denk
er aan, dat Je de laatste Fane bentr
„Ik zal voorzichtig zijn, va^er, als het
niet ter wille van mijzelf is, dan ter-
wille vananderen."
Hij waohtte even voor hij het woord
uitsprak, maar in zichzelf voegde hij er
aan toe: „ter wille van Lela!"
Terwijl zij spraken was het tumult in
de menigte toegenomen. Er was een gs-
ruoht rond verspreid, dat lord Fane op
Na een langen, bangen tijd van
Moordende onzekerheid
Werd de vrees'lijke ontknooping
Van dat drama dus een feit.
Een onschuldig kind gestolen
Envermoord slechts om wat gold!
Zoo eert men in 't Verre Westen
Dus een nationalen held
Door de wereld ging een rilling
Bij 't vernemen van die daad.
Zou zoo iets nog moog'lijk wszen
In een ordelijken Staat?
Zou het kunnen dat een bende
Gansch een volk tiranniseert
En de wetten en de reohten
Van den mensch gewoon negeert?
't Antwoord is niet twijfelachtig.
Want de feiten toonen aan
Dat het rooverswezen woekert
Op het gansche volksbestaan.
Misschien heeft het drama-Lindbergh
Voor het land dat groote nut
Dat een talmende regeering
Daardoor wakker wordt geschud.
Dat kén als zij al 't geboefte
Achter slot en grendel sluit,
En niet slechts belasting vordert
Als hèAr aandeel in den buitt
In de harten aller ouders
Leeflt een redelijken wensch:
Veiligheid voor hunne kleinen,
Veiligheid voor ieder mensohl
hoek verborgen. Aan een n&astbijzijnde
bron lesohte hij zijn dorst sn de vlak
naast hem groeiende ann&naasen stilden
zijn eerste honger. Toen zakte hij van
uitputting ineen en sliep een gat in den
dag.
Tot den middag van den volgenden dag
geweldigen schrik stemmen in zijn on
middellijke nabijheid. Sprigge was zelf
aan land gegaan, om den deserteur op te
sporen. Gelukkig bleven ook deze pogin
gen zonder resultaat, daar de zoeroover
het eenvoudigste middel niet toepaste,
namelijk de hond mede te nemen. Maar
Ashton voelde zich toch verre van vei
lig, zoolang het zeerooversohip nog op
de reede lag. Hij besloot dus een nieuw
toevluchtsoord te zoeken en vond ten
slotte een klein hol, waarvan de ingang
door een dicht struikgewas verborgen
was. Hoewel dit hol door griezelige
vleermuizen bewoond was, waagde hij
het niet, deze veilige schuilplaats te ver
laten. De akelige dieren nestelden zich
op zijn hoofd en voorden met elkander
me thet warme plaatsje op zijn hoofd.
Hij overwon zijn afkeer en liet de dieren
tenslotte hun gang gaan. Zijn veiligheid
was hem te lief, want terugkeer naar
boord zou gelijk staan met geduchte
straffen, misschien zelfs wel met de
doodstT&f! Inderdaad hoorde hij den vol
genden dag opnieuw matrozen in zijn
omgeving zoeken en tot sijn grooten
schrik verscheen ook de poedel in den
ingang van het hol. Gelukkig zag het
dier in het donker niet en durfde ook
niet verder naar binnen te gaan - in
ieder geval, toen de matrozen floten,
keerde hij terug, uit angst voor slaag.
Zonder Ashton moesten de seoroovers
naar hun schfp terugkeoren
Den volgenden dag lichtte de brik ein
delijk het anker. Philipp was nu sllcen
maar zonder wapens en zijn klueren
bedekten zijn lichaam «leohts *eer on
volkomen. Zonder schoenen, kousen of
werktuigen, moest hij trachten zich ln
te richten. Zijn toestand was dus veel
het laatste oogenblik geweigerd had te
rijden; en de lucht was vervuld met zijn
naam. Bij de stallen stond Clifford Re
vel op hem te wachten. Lord Fane, op
gemonterd door de vriendelijke woorden
van zijn vader, legde zijn hand op Clif
ford's schouder.
„Waar hebben ze hem gelaten?" vroeg
hij.
Clifford Revel leidde hem naar de stal,
waar het paard stond en lord Fane ging
er heen en streelde het dier. Terwijl hij
dit deed, bemerkte hij een man, een
mank loopende staljongen met een laag
voorhoofd, die dichtbij stbnd en op
scherpen toon vroeg hij Clifford Revel:
„Wie is die kerel en wat doet hij
hier?"
„Hij is een staljongen," antwoordde
Clifford. „Onse gewone knecht ligt in
bed; Assasin gaf hem eergisteren een
trap en toen heb ik dezen man geno-
en."
„Arme kerel! Deze heeft geen prettig
gezicht," merkte lord Fane op, toen hij
naar het paard toeging.
„Het schijnt dat Assasin niet in een
al te best humeur is," zei hij. „Als hij
maar niet sohiohtig wordt, is het niets."
Clifford Revel haalde zijn aohouders
op. „Hij zal wel kalm zijn, als hij weet
dat jij op zijn rug zit."
Er waren drie mannen noodig om
hem te zadelen en een van hen kreeg
Assasin's tanden in zijn arm.
Lord Fane besteeg het dier en reed het
veld in onder een losbarstend gejuich van
de stalknechten, die óénparig op hem
gewed hadden. Een donderend applaus
barstte los, toen hij verscheen. Volkomen
onbewogen galoppeerde lord F&ne over
den voorgeschreven afstand, het paard
met lichte hand besturend en reed naar
de startpaal terug. Intusschen steeg er
een schreeuw van bewondering uit de
menigte op, want als Assasin goed start
te, moest hij stksr winnen; er was geen
wanhopiger dan die van de „origiaeele"
Robinson Crusoe. Deze had tenminste
van (je schipbreuk nog wapens on enkele
werktuigen kunnen redden. Maar Ashton
verloor den moed niet. In de eerste plaats
begaf hij zich naar de plaats, waar sijn
kameraden hun eten gekookt hadden sn
inderdaad vond hij op de stookplaats
nog verschillende stukjes vuursteen, die
hem in den eersten tijd zouden kunnen
helpen, vuur te slaan. Toen hij zoo gebukt
lag, voelde hij, dat er een dier tegen hem
opsprong. Doodelijk verschrikt keerde hij
zich om maar hoe spoedig verander
de zijn schrik in blijdschap, toen hij be
merkte, dat het de trouwe poedel was,
die overboord gesprongen was, om zijn
meester trouw te kunnen blijven.
Eerst scheen het, alsof Ashton's klui
zenaarsleven tamelijk dragelijk verloopan
zou. In de buurt van een helder beekje,
dat hem steeds zuiver water verschafte,
had hij uit takken en zeegras een zacht
bed gespreid, waarboven hij een dak van
breede bladeren had bevestigd. Voedsel
was in overvloed te vinden, daar talrijke
wilde zwijnen, ganzen en onder smake
lijk gevogelte het land bevolkten en een
reeds lang verlaten mensohelijke aan
planting vruohten en groenten in over
vloed bood. Ashton's belangrijkste wa
pen was een soort lange speer, die hij
van een buigzamen tak had gemaakt;
hij had de punt in het vuur gehard en
weerhaken aangebracht van scherpgesle
pen schelpen en beenderen. Helaas dood
de een vraatzuchtige haai op goeden dag
zijn trouwe poedel, die zioh te ver in de
branding had gewaagd. Bijna wae ook
Ashton het slachtoffer van het dier ge
worden. Om aan het spreekwoord „een
ongeluk komt nooit alleen" te voldoen,
vraten de mieren zijn geheele voorraad
levensmiddelen tot op den laatsten kor
rel toe op, terwijl hij tengevolge van
het gebrek aan voetkleeding zijn voe
ten zoodanig verwond had, dat hij niet
meer kon loopen- Steed# erger werd zijn
toeetand zijn beide voeten waren één
en al wond en reeds begonnen des*
tweede zooale hff. Gegil en geschreeuw
weerklonk, toen lord F&ne op en neer
galoppeerde om het paard in beweging
te houden en toen hij toevallig opkeek,
zag hij Edith Drayton. Met een glim
lach bracht hij de hand aan zijn pet en
reed door, daverend toegejuioht door de
menigte, die er stellig op rekende, dat
Assasin en zijn berijder zouden winnen.
HOOFDSTUK XXXI.
Op den morgen van de rennen zat Lela
aan het ontbijt alleen! Ze had beloofd
niet te huilen, niet te gaan zitten treu
ren, maar ze voelde dat het een onver
standige belofte was, want het sou haar
opgeluoht hebben, als ze eens goed had
kunnen uithuilen. Lusteloos stond sa op
van de tafel, liep langzaam naar het
venster en een oogenblik later ging ds
deur open en kwam Lovel binnen. Er
was een aarzelende blik op sijn gssioht
en hij bleef even staan, totdat Lela sloh
omkeerde.
„Je kunt het ontbijt weg nemen, Lo
vel," zei ze.
„Ja, mevrouw." Toen kuchte hij. „Er
is een man beneden in de hall, die u
wenecht te spreken, mevrouw."
„Om mij te spreken?" vroeg Ida
verbaasd." Ik denk dat hij lord Fane
bedoelt. Heb je gezegd dat lord Fane
niet thuis ie?"
„Ja, mevrouw, maar hij wenscht u te
spreken en hij wil van geen neen
hooren; hij zegt, dat zijn mededeeling
van belang is en dat u dat ook soudt
vinden, als u dis hoorde."
„Ken ik hem of ken jij hem, bedoel
ik?" k
„Neen, mevrouw," zei Lovel. ,Jk heb
hem nooit eerder gezien."
("Wordt vervolgd.)