*0t'.
|S0^27^J
flSSü^Sl
rv^ 22.
^-rarScs
Ï.0&L
_j>
l^'--aQ75
Van Rondom
FEUILLETON.
ONQELUKKEN-B ALANS.
non i
~»2s*s ns
Mengelwerk.
tofiH
VL«rW£*$"rW|. 'z5«r-oi-
"pf\rrt® 1
St.^Vwo.". ^W.
AMSTERDAM
ROTTERDAM
DEN HAAG
HAARLEM
LEIDEN
UTRECHT
ARNHEM
GRONINGEN
LEEUWARDEN
SNEEK
ZWOLLE
ENSCHEDE
DORDRECHT
NIJMEGEN
EINDHOVEN
tweede blad
NIEUWSBLAD VOOR ZUIO-HOLLAN" EN UTRECHT, SchoonhOYtnttli» Coypint
VRIJPA'O 1« IERTEMBER 1WX
door JAN KIJKUIT.
't Wordt wel weer eenmaal
beter, Tante zegt; hét ligt
aan de menschen. De rivier
de Vlist Een autobus als
rechtszaal. De Figaro van
Montfoort. Leve het Var
ken.
Jod was naar de gToote stad geweest.
Nu. de j,r" in de maand was, moest hij
weer eens aan de studie had hi) gezegd
en hij had zyn biezen gepakt en was wog-
gesjeesd. Tante en ik verwachtten hem
spoedig terug, want als regel i# hij er
dan weer gauw bij om ons wat nieuws
te vertellen.
Zoo was het ook dit keer. Opgewokt
kwam hij binnenstappen en neuriede 't
schoone lied' van: ,,'t Wordt wegweer
eens beter".
—•Je bent nogal vroolijk, zei tante,
terwijl ze hem door haar bril nieuwsgie
rig opnam. Wat zeien ze in de stad van
de crisis?
De crisis is er vandoor, zei Jodocus.
Ik zag hem net de hoek omgaan. Hij had
een gleufhoed op.
Een flauwe grapl
De stemming was in de stad veel
en veel beter. Anders praten ze altijd
over de crisis. De conducteur op de tram
en de chauffeur van de autobus, de por
tier van het café en de pedel van de uni
versiteit, iedereen had het over de crisis.
En weet je waar iedereen het nu over
had?
Nou? vroegen tante en ik tegelijk.
Over do verdwijning van de crisis.
Iedereen verwacht opleving. ledereon
had het erover, dat bij Philips weer een
vijfhonderd man waren aangenomen, dat
de scheepvaart wat beter gaat, dat de
goederenmarkten vaster prijien vertoo-
nen, dat de werkloosheid in Duitschland
wordt, dat de
Allemaal opgeschroefd, zei ik. Ik
geloof er nog niet veel van.
Zoo, geloof jij er nog niet aan? Dan
hoor jij tot de menschen, die m a k e n
dat er crisis is, die altijd putterig en
domperig en kniezerig en ontevreden
zijn. Jij en je soort zijn de ware malaise-
Je moet zeker doen als een struis
vogel, je kop in 't zhnd steken en niets
zien, vroeg ik spottend.
Natuurlijk niet, groote eend, zei
Jod, maar je moet ook vertrouwen .heb
ben in de toekomst. Met tobben is de
menschheid er nooii gekomen. Heb ver
trouwen. En weer neuriede hij het lied1:
,,'t Wordt- wel weer eenmaal beter".
Dat geloof ik, zei tante, dat'het een
maal boter wordt. Zoo oud als ik ben,
heb ik altijd meegemaakt, dat het betor
en slechter was.
Maar het was meer slechter dan
beter, bromde ik kwaadaardig.
Dat is waar, Jan, dat is jammer ge
noeg waar, maar dat ligt aan de men
schen. De aarde geeft, geeft volop. Alles
groeit en gedijt, zoo zelfs, dat de menschen
er geen weg mee weten. Als wij men
schen het maar niet verknoeiden door
ons egoïsme, door onze schraapzucht,
door ons winstverlangen, door onze zelf-
lucht.
Tante Begint te mediteeren, merkte
Jod een beetje spottend op.
Recht is recht, zei ik, maar Jod
viel me in de rede:
Recht, \vat js recht? Mag je bijvoor
beeld in de Vlist visscHen of mag je het
niet?
HET RAADSEL VA H
TANBUCK HALL
46
„Maar waarom gaf Darley Mabel dan
dat briefje, Waarin hij 'Ida als de schul
dige aanwees?" vroeg Morgan, die begon
in te zien dat zijn vernuftige theorie over
de wijze waarop de gouvernante, met
hulp van haar zuster, den moord zou
hebben bedreven, ernstig aan het wan
kelen was gebracht.
„Dat heb ik u al gezegdik denk,
dat bij zich bij voorbaat wilde wreken,
voor het geval, dat Ida haar belofte niet
zou houden en het kind verwaarloozen,
wat ze ook inderdaad gedaan heeft. Maar
om op mijn verhaal terug te komen; ik
was boos op Darley, dat hij u gered had;
maar dat neemt niet weg, dat ik ver
plicht ben op mijn beurt die arme.vrouw
te redden. Teeken dat papier."
Ze wees gebiedend naar de tafel.
„Straks is nog tijd genoeg. Bent u zich
er wel van bewust, dat ik u kan laten
arresteeren?"
„Ga uw gang," zei juffrouw Merton
vermoeid en ze leunde zwaar tegen den
muur.
Pickering stond op. „Neen", antwoord
de hij ernstig, „u kunt vrijuit gaan."
De oude dame staarde hem wezenloos
aan.
„Dat zegt u, torwijl u weet, dat Ik
schuldig ben," stamelde ze verbaasd.
„Maar u bént bereid, u zelf voor een
ander op te offreren, dat pleit in uw voor
deel. Bovendien kan ik het niet over mij
verkrijgen, om u te laten arresteeren. Er.
zou een smet geworpen worden op den
naam van uw neef en hij gaat immers
met mijn nicht trouwen. Ik zal zwijgen
Tante en ik grinnikten.
Nee, lach nou niet^is het water be-
vlotbaar en bevaarboor of niet?
Waarom is de Schoonhovensche
kantonrechter niet eens op een zon-
nigen dag er gaan visschen, de
ambtenaar had dan het deeg kun
nen dragen en de griffier het visch-
tonnetje, waarin de buit bewaard zou
moeten worden. Jullie rechtsgeleerden
doen toch niet veel anderB dan visóchen
in troebel water
Dat is heelemaal mis, antwoordde
Jod. Als er geen juristen waren, dan was
er ook geen recht.
Je fyn het ook omdraaien; als er
geen rechtsgeleerden waren, dan was er
minder onrecht.
Dat is een misplaatste aardigheid.
Wat zeg je dan van de Rotterdamsche
Rechtbank, die per autobus naar Baren-
drecht trok om een auto-ongeluk weer in
elkaar te zetten. Een klein meisje moest
gaan staan, waar een verongelukt meisje
gestaan had
Hè, ze hadden der mijn kind niet
voor gekregen, zei tante.
Het ging heel voorzichtig, tdnte. En
toen werd de autobus de rechtszaal en
werden getuigen gehoord, op verzoek van
de advokaat. Is dat eventjes een bewijs,
dat men in Nederland recht wil doen
of niet.
Dat is waar, zei ik, maar al die
haarkloverij over visschen en jagen lijkt
me wat peuterij. Wat is er niet te doen
geweest over de Botersloot in Schoonho
ven. Of daar belasting veor betaald
moest worden of niet en wie de- eige
naars of eigenaressen waren. Toen de
Batavieren de Rijn kwamen afzakken..
Hadden ze het maar nooit gedaan,
zuchtte Jod.
Ooh jongetje, dan had jij toch nooit
hier kunnen doen of je studeert, zei
tante.
Ze moesten veel meer van allerlei
kwesties laten zwemmen.
Zwemmen, daar weten ze in Schoon
hoven van, zei Jod. Goeie grutjes, alles
zwemt daar, van de kleine dreumissen
af tot de oudsten toe, allemaal zwemmen
ze. Drie meisjes zwommen diploma, een
tje van zes jaar en twee van acht jaar.
Die van zes was het dochtertje van
den badmeester. Een prachtige reclame
voor haar vader f3n moeder, zei ik.
Toch kranig, vond tante. Ik geloof
dat ik ook nog zwemmen leer.
U, tante? vroegen wij verbaasd.
Ja, is dat zoo'n wonder? Mevrouw
Esther de Boer van Rijk leerde nog
zwemmen toen ze zeventig was, dus ik
kan het ook nog leeren.
Als je maar voorzichtig bent. De
Lek eischt altijd offers, ieder jaar weer,
en nu zijn er ook weer verschillende ge
vallen voorgekomen van menschen, die
zich te ver gewaagd hadden en nauwe
lijks gered konden worden.
V- Tante, als u toch zoo modern wordt,
zpi Jod, dan nog uw haar korten en laten
permanenten.
Jongen,.dat kan niet,"want de kap
pers zijn een middag in de week geslo
ten. Dat moet van de wet. Van de wet
mag je 's morgens voor tienen geen
versch brood eten, van de wet mag je na
acht uur niet koopen, van de wet mag je
niet links houden, van de wet, ja, Jodo
cus, vertel jij me nu eens, wat je van de
wet wèl mag.
Van de wet mag u, sprak Jod plech
tig, van de wet mag U de wet uit Uw
hoofd kennen, want ieder Nederlander
wordt geacht de wet te kennen.
Tante lachte.
Die slag is Jou, zei ze, maar in
ais het graf, over wat ik van u gehoord
hebu doet het beste met hier van
daan te gaan en in een andere streek te
gaan wonen."
„En juitrouw Gasheil?"
„ik zal deze verklaring teekenen." Mor
gan nam zijn vulpen en zette zijn hand-
teeZemng onder hetgeen juffrouw Mer
ton geschreven had. Het is overigens
niet noodlg," ging hij voort. „Ik, doe geen
verdere stappen tégen haar en ik zal
zorgen, dat Luck zijn mond houdt. Wain
en Ashton neem ik ook voor mijn reke
ning. Ik zal aÜQé aannemelijk maken,
zonder uw naam té noemen. Nu, juffrouw
Merton, ben ik (nu werkelijk zoo'n bar
baar als u dacht?"
„Neen," antwoordde ze slapjes, „maar
waarom doet u dat, terwijl u mij en Lan
celot haat?"
„Ik haat u geen van beiden; daarin
vergist u zich volkomen en dat wilde ik
u nu juist uitleggen. U denkt, dat ik den
generaal bedrogen heb en hem zijn bezit
ontfutseld heb. Ik heb in sommige op-
zichteu een sluw zakenman zijn, juffrouw
Merton, maar ik zou het nooit in mijn
hoofd hebben gekregen een man te be
driegen, die mij dertig jaar geleden zoo
de hand boven hel hoofd heeft gehouden
als hij."
Juffrouw Merton, die tegen den muur
geleund had, viel op eén stoel neer en
streek met de hand over haar gloeiend
voorhoofd. „Ik begrijp het niet," zei ze
moeilijk.
„Natuurlijk niet," viel Pickering scherp
uit, „want als u dat deed, was u daar
net niet zoo tegen mij te keer gegaan en
had u mij al die jaren niet zoo'n slecht
hart toegedragen. Kijkt u eens, de zaak
zit zoo: Ik wilde den man helpen, die
zich tegenover mij zoo nobel gedragen
had, hem en zijn kleinzoon. Ik zag dat
de generaal een verkwister was en aar
dig op weg was om alles, wat hij bezat,
Montfoort was een kapper, die niet wou
sluiten op Donderdagmiddag. Het vierde
geval in Nederland, stel je voor, Amster
dam, Haarlem en Utrecht gingen voor
aan, waar een kapper zich liet bekeuren
omdat hij verkoos te werken, als hij wou
werken. Montfoort is de vierde stad des
rijks, zeg ik het goed, Jodocus? die een
opstandigen kapper heeft.
I O Figaro, Figaro, neuriede Jodo
cus, die dacht aan de parodie op de bar
bier van Sevilla, die hij op een gramo-
foonplaat heeft.
- En nou willen ze nog wel het kan
tongerecht Schoonhoven opheffen, zei
tante. Stel je toch eens voor, dat in Lopi-
kerkapel of in de Vlist ook een kap
per is, die werkt als hij niet mag. Dan
zouden ze in Schoonhoven geen kanton
rechter hebben om dien man vrij te spre
ken. Want kantonrechters e breken heel
vaak vrij, dat weten we.
- Maar het kantongerecht in Schoon
hoven is nog niet opgeheven, zei ik. Ze
zij ndruk aan 't actie voeren en als het
net gaat als in 1925, don gebeurt het
miet.
- Maar nu willen ze veel erger bezui
nigen dan in 1925, zei Jod. In Bergam
bacht hebben ze de betrekking van tijde
lijk onderwijzer aan de lagere school aan
den dijk opgeheven, wegens de bezuini
ging. Nota bene, daar werd f 700 voor be
id en toen zei een raadslid, dat hij
dié leerkracht wel wou houden, maar
dan op een koopje. Men moest dan
iemand tegen veel minder salaris nemen
en de burgemeester antwoordde, dat dat
in strijd was met de eer van Bergam
bacht. Ik vond dat hij daar gelijk in had.
- 0 ja, jij denkt, dat het allemaal
□mar van den hoogen boom kan blijven
gain; jijzelf zult ook nog wel eens moe
ten verminderen.
Niet zoolang ik u heb, lieve tante,
zei Jod met een grijns.
Je béht een varken, zei ik vriende
lijk.
- Dat.is een eerenaam tegenwoordig,
hernam Jodocus. Niemand hoeft belee-
digd te zijn als hij varken wordt genoemd
Waar wordt zooveel eer en zooveel aan
dacht aan besteed als aan het Varken,
met een groote V? Er worden vergade
ringen over gehouden, de minister zit
mot de handen in zijn haar (in 't minis-
terieele haar, niet in 't haar van 't var
ken) er worden protest-moties aangeno
men en het Varkens wentelt lustig in 't
hok rond, gemerkt of niet gemerkt, het
leöft er vroolijk op los.
- Als het waar is dat de mesters in
deze streek het gelag moeten betalen
voor de zoutermesters, dat die meer geld
zullen beuren, zei ik, dan ia dat geen
goede regeling.
Maar het Varken is in eere, ging
Jod voort. Ik ken nog een leuk versje:
Het Varken is een edel dier, wiodo-
wiedewiet sal bom, het heeft in zijn le
ven veel plezier, wiedewiedewiet zal bom.
En zoo gaat dat schoone lied door. Laten
de varkensmesters een strijdzang maken
en een vaandel met het Varken erin, en
dan onder den dreunenden zang van dat
strijdlied naar Den Haag opmarcheeren,
en dep minister bij zijn haar trekken.
Maak er maar een grapje mee, be
sloot tante opstaande, recht is recht, dat
moest jij toch weten. Maar het is geen
recht, als de eene landstreek moet beta
len voor een andere. Elk is zijn eigen
het naast en wij hier in de Lekstreek re
kenen natuurlijk ook het eerste met ons
eigen.
0 zoo, zei de ouwe Teunis, die bin
nenkwam. Het varken heeft niks aan al
die eer. maar toch is 't wel waard dat er
om gevochten wordt, tot de mesters hun
recht hebben verkregen.
Rust, kalmte en
zelfbeheersching
keefen weer terug na het gebruik van
Mi|nhardt'a Zanuwtoblattan.
Glazen Buisje 75 et.
Bij Apoth. en Drogisten.
er door te brengen. Zijn zoon, Lancelot's
vader, was ook zoo roekeloos met geld ge
weest en de moeder van zijn kleinzoon
kende de waarde van het geld al oven-
min. Ik kwam met den generaal overeen
om hem eèn royaal jaargeld te geven op
voorwaarde dat ik Tanbuck Hall en zijn
verdere bezittingen voor zijn kleinzoon
zou beheerén."
„Wat-wat-wat?" stamelde juffrouw
Merton. „Voor Lancelot beheeren?"
„Wat is er met u.voelt u zich niet
goed?" vroeg Morgan, die merkte dat
het zijn gastvrouw moeite kostte om te
spreken en dat er groote, zwarte kringen
onder haar oogen waren.
„Het gaat wel weer over," zei ze mat.
„Ik heb wel eens meer last van zenuw
uitputting. „Vertelt u maar verder.
„Goed dan. Ik zal trachten zoo kort
mogelijk te zijn. De generaal, heel tevre
den met die regeling, heeft tot zijn dood
op den ouden voet kunnen leven. De be
doeling was om aan Lancelot Ashton, als
hij door armoede en hard werken (je
waarde van het geld leerde kennen en
de noodzakelijkheid om In zijn eigen on
derhoud te voorzien, had leeren waar-
deeren, zijn erfdeel over te dragen. Alles
is bij testament geregeld; het testanwnt
van generaal Ashton is in mijn bezit. Ik
wilde den jongen toentertijd helpen, maar
u weigerde."
„Ja," zei juffrouw Merton met een
zwakke stem, „ik weigerde, maar u had
mij alles moeten vertellen."
„Niemand mocht het weten; het was
voor Lancelot's bestwil beslist noodig, dat
het geheim bleef en zoo verdroeg ik
alles, wat er ten nadeele van mij gezegd
werd. Ik vond die zoogenaamden bloed
verwant in Devonshire uit en betaalde de
studie van den jongen. Ik heb Lancelot
nooit een oogenblik uit het oog verloren
en ik heb gezien, dat de tegenspoed en
de dringende noodzaak om iets te worden
ISy&p-V ft&ag j, «m,
1 J-
Aan 't einde ran het badseizoen
Gaat Magere Hein aan 't reek'nen
Hoeveel de winst voor hem dit jaar
Nu wel heeft te beteek'ndn.
En zie: hij toont zich zeer voldaan.
Daar heel wat arme zielen,
Veelal door onervarendheid,
Hem in de armen vielen.
Was aan den greep van Magere Hein
Dan heusch niet te ontkomen?
Bestond er kans om op z'h minst
Zijn macht wat in te toornen?
Ons antwoord is volmondig: jal
Die moog'lijkheid bestaat er:
Leer zwemmen, en ge hoeft niet meer
Bevreesd te zijn voor 't water.
En uit de wereld van de sport
Komt steeds een koor van stemmen:
Wacht toch niet langer met uw plan
En oefen u in 't zwemmen)
Maakt ook de jeugd vroegtijdig reeds
In deze kunst bedreven,
Dat spaart, vooral in 't badseizoen.
Zoo menig jeugdig leven.
Voor stads- en dorpsbesturen is
Het plicht om zorg te dragen,
Dat men om zwemgelegenheid
Niet Truchtloos hoeft te vragen.
Breng toch de mooiste zomersport
Onder H bereik van allen,
Dan zullen er niet jaar op jaar
Meer zooveel offers vallen I
DE MOEDIGSTE DAAD UIT DEM
BOERENOORLOG
door i
DR. M. F. PROKS,
gewezen Staatssecretaris van den
Oranjo-Vrijstaat.
Nadat Bloemfontein, de hoofdstad van
den Oranje-Vrijstaat, door de Engelaohen
was bezet, streed de staatspresident
Steyn aan de zijde van Veoht-Generaal
De Wet en zijn mannen, voor de onafhan
kelijkheid der Boeren. Christaan de Wet
was toen een inval in de Kaapkolonie
van plan en bij de beraadslagingen daar
voor, zei Steyn o.a.: „B ijde ontruiming
van Bloemfontein is in een geheim vak
van de kast op mijn studeerkamer een
verdrag achter gebleven. Als dat gevon
den werd, zou velen onzer trouwen vrien
den groot nadeel en misschien zelfs den
dood worden aangedaan. Het moet In
onze handen komen of vernietigd wor
den."
Bij deze woorden sprong de veldkor-
net Jan van Tonner op en verzocht den
president om de eer, het document te mo
gen halen. President Steyn gaf hem de
noodige verklaringen en bij het opkomen
van de maan verliet Van Tonner het
kamp.
Weken gingen voorbij. Van 1 Tonner
werd al betreurd, want we hoorden niets
meer van hem. Het was bekend gewor
den. dat hij In Bloemfontein was aange
komen, doch verder ontbrak elk spoor
van hem en ook van het geheime verdrag
werd niets meer vernomen. Intusschen
was de inval der boeren in de Kaapkolo
nie mislukt, doordat de Oranjerivier
sterk gezwollen was. Na eenigen tijd zou
De Wet opnieuw trachten om de rivier
over te steken, dooh een onverwachte re
genval in haar brongebied hield hem op
nieuw op. Plotseling bemerkten de
sohildwachten een zwemmer, die met
buitengewone bekwaamheid, lichaams
kracht en moed door de bruisende rivier
naar hen toe zwom en na onverwacht
korten tijd, door gebruik te maken van
den tegenstroom, den oever bereikte. Hij
had een waterdichte zak bij zich, waar
uit hij zijn kleeren te voorschijn haalde,
kleedde zich aan en meldde den terug
keer van veldkornet Van Tonner. Enkele
minuten later vertelde hij Aan Steyn, De
Wet en zijn staf zijn wederwaardigheden
welk relaas wij hier in zijn geheel zul
len navertellen:
„Ik ben laW teruggekeerd, dan ik had
gedacht, doch ik ben door de omstandig-
heden gedwongen geweest, om een om
weg van ruim 300 K.M. te maken. Reeds
bfy het begin van mijn tocht, moest ik in
verband met de ligging der vijandelijke
troepen naar het Oosten rijden inplaats
van naar het Zuiden .Toen ik de kopjes
ten Noorden van Lindley had bereikt,
wachtte ik daar den opgang der zon af
om te zien. waar de Engelaohen lagen.
Zoodra de eerste zonnestralen het mach
tige Drakengebergte beschenen, kwamen
50 Engeische infanteristen op het door
mij bezette kopje af. Het was mij onmo
gelijk hen te ontwijken. Daarom opende
ik het vuur op den vijand, waarbij ik mij
voortdurende tussohen de rotsen ver
plaatste, om den indruk te geven, dat ez
daar een tamelijk groote afdeeling lag.
Met groote verliezen trok de vijand te
rug, waarnaar ik verder naar het Oosten
reed, om dasx op een hoogte uit te rus
ten.
Van daar uit zag ik, hoe de Engel
aohen mijn vroegere «telling met zwaar
geschut beschoten en toen in stormpas
innam. Torwijl ik dat fraaie schouwspel
echter door mijn kijker bok ook, werd
ook de hoogte, waarop ik mij bevond,
met lydietgranaten beschoten, die gaten
in de wereld, een man van hem hebben
gemaakt. Toen ik verdacht werd van den
moord, gaf ik hem zijn eerste kans. Maar
nu is al het leed geleden; het oogenhlik
is gekomen om hem zijn ouderlijk huis
terug te geven. Hij zal weer Ashton van
Tanbuck Hall zijn, met een inkomen van
zevenduizend pond per jaar; ik heb zijn
eigendom goed beheerd. Alle papieren be
vinden zich in mijn safe en ik kan ieder
woord, wat ik zeg, met de stukken be
wijzen."
„Judith," stamelde juffrouw Merton.
„Ik hoopte al lang, dat de jongen van
Judith zou gaan houden. Zij zal een
flinke, lieve en degelijke vrouw voor hem
zijn. Het huwelijk zal het symbool wor
den, dat de veete tusschen de Ashton's
en de Pickering's uit de wereld is en
een bescheiden getuigenis, dat mijn be
doelingen beter waren dan de menschen
dachten. Ja, dat zal de bekroning van
mijn leven zijnEloise's kind ge
trouwd met den kleinzoon van den gene
raal I"
De aandoening belette hem een oogen
blik voort te gaan. Toen zei hij:
„Ik hoop dat u zult inzien, dat Morgan
Pickering niet zoo slecht is, als ledTraen
hom altijd afgeschilderd heeft. Het zal
voor den jongen een groote en welver
diende verrassing zijn. "Wat u betreft, ik
zal u helpen om hier weg te komen: dan
kunt u in vrede op een ruetlg plekje de
rost van uw dagen slijten. Als juffrouw,
Cashell in leven blijft, zal Ik haar ook
helpen om naar Amerika te gaan; de
grond is hier een beetje te warm voor
baar."
„Ja," vervolgde Pickering, na een
nieuw oogenblik van stilte. „Ze is (en-
slotte onschuldig aan den moord en voor
de rest van haar verkeerdhoden is ze al
genoeg gestraft, doordat haar mooie plan
nen ten opzichte van Sir Reginald In dui
gen gevallen zijn. Maar vertelt n mij eens
eerlijk, waarom hebt u mij nu pas in
vertrouwen genomen?"
De oude dame probeerde met inspan
ning van al haar krachten overeind te
komen, maar ze viel machteloos in haar
stoel terug. *In vertrouwen genomen.
in vertrouwen genomenmompelde
ze suffig. „Ik voel me zoo raar, zoo slap,
mijn hoofd is zoo dof en mijn beenen zijn
als lood, den heelen tijd al.het wordt
steeds erger. Ikikbegrijp het
niet."
Ze sloot even de oogen, dwong zich
met moeite om ze weer te openen en
vroeg met flauwe stem:
„Voeltu zich heelemaal in orde?"
Morgan begreep er niets van.
„Waarom vraagt u dat In vredesnaam?
Ik ben zoo frisch als een hoentje!"
.0, genadige hemel," hijgde Juffrouw
Merton zwaar, „dan is het met mij ge
daandan ben ik net slachtoffer van
mijn eigen hinderlaagik moet in de
haast en de opwinding de kopjes verwis
seld hebben
„De kopjes verwisseld hebben....?"
vroeg Pickering verbluft.
„Ja, omdat ik u toen niet heb kunnen
vermoorden, heb ik u hierheen gelokt en
geprobeerd u te vergiftigen
Morgan staande haar huiverend en vol
ontzetting aan.
„Mij te vergiftigen?" herhaalde hij
toonloos.
Juffrouw Merton knikte. Ze omklemde
krampachtig de leuning van haar stoel;
het kostte haar de grootste moeite om te
spreken; het was nauwelijks verstaan
baar gestamel en gemompe* dat over haar
lippen kwam. Haar ges'cht was asoh-
grauw en vertrokken, de schaduwen des
doods begonnen er zich reeds pver alt te
spreiden.
(Worfft ffrvÖÏBfl).