*0t'. |S0^27^J flSSü^Sl rv^ 22. ^-rarScs Ï.0&L _j> l^'--aQ75 Van Rondom FEUILLETON. ONQELUKKEN-B ALANS. non i ~»2s*s ns Mengelwerk. tofiH VL«rW£*$"rW|. 'z5«r-oi- "pf\rrt® 1 St.^Vwo.". ^W. AMSTERDAM ROTTERDAM DEN HAAG HAARLEM LEIDEN UTRECHT ARNHEM GRONINGEN LEEUWARDEN SNEEK ZWOLLE ENSCHEDE DORDRECHT NIJMEGEN EINDHOVEN tweede blad NIEUWSBLAD VOOR ZUIO-HOLLAN" EN UTRECHT, SchoonhOYtnttli» Coypint VRIJPA'O 1« IERTEMBER 1WX door JAN KIJKUIT. 't Wordt wel weer eenmaal beter, Tante zegt; hét ligt aan de menschen. De rivier de Vlist Een autobus als rechtszaal. De Figaro van Montfoort. Leve het Var ken. Jod was naar de gToote stad geweest. Nu. de j,r" in de maand was, moest hij weer eens aan de studie had hi) gezegd en hij had zyn biezen gepakt en was wog- gesjeesd. Tante en ik verwachtten hem spoedig terug, want als regel i# hij er dan weer gauw bij om ons wat nieuws te vertellen. Zoo was het ook dit keer. Opgewokt kwam hij binnenstappen en neuriede 't schoone lied' van: ,,'t Wordt wegweer eens beter". —•Je bent nogal vroolijk, zei tante, terwijl ze hem door haar bril nieuwsgie rig opnam. Wat zeien ze in de stad van de crisis? De crisis is er vandoor, zei Jodocus. Ik zag hem net de hoek omgaan. Hij had een gleufhoed op. Een flauwe grapl De stemming was in de stad veel en veel beter. Anders praten ze altijd over de crisis. De conducteur op de tram en de chauffeur van de autobus, de por tier van het café en de pedel van de uni versiteit, iedereen had het over de crisis. En weet je waar iedereen het nu over had? Nou? vroegen tante en ik tegelijk. Over do verdwijning van de crisis. Iedereen verwacht opleving. ledereon had het erover, dat bij Philips weer een vijfhonderd man waren aangenomen, dat de scheepvaart wat beter gaat, dat de goederenmarkten vaster prijien vertoo- nen, dat de werkloosheid in Duitschland wordt, dat de Allemaal opgeschroefd, zei ik. Ik geloof er nog niet veel van. Zoo, geloof jij er nog niet aan? Dan hoor jij tot de menschen, die m a k e n dat er crisis is, die altijd putterig en domperig en kniezerig en ontevreden zijn. Jij en je soort zijn de ware malaise- Je moet zeker doen als een struis vogel, je kop in 't zhnd steken en niets zien, vroeg ik spottend. Natuurlijk niet, groote eend, zei Jod, maar je moet ook vertrouwen .heb ben in de toekomst. Met tobben is de menschheid er nooii gekomen. Heb ver trouwen. En weer neuriede hij het lied1: ,,'t Wordt- wel weer eenmaal beter". Dat geloof ik, zei tante, dat'het een maal boter wordt. Zoo oud als ik ben, heb ik altijd meegemaakt, dat het betor en slechter was. Maar het was meer slechter dan beter, bromde ik kwaadaardig. Dat is waar, Jan, dat is jammer ge noeg waar, maar dat ligt aan de men schen. De aarde geeft, geeft volop. Alles groeit en gedijt, zoo zelfs, dat de menschen er geen weg mee weten. Als wij men schen het maar niet verknoeiden door ons egoïsme, door onze schraapzucht, door ons winstverlangen, door onze zelf- lucht. Tante Begint te mediteeren, merkte Jod een beetje spottend op. Recht is recht, zei ik, maar Jod viel me in de rede: Recht, \vat js recht? Mag je bijvoor beeld in de Vlist visscHen of mag je het niet? HET RAADSEL VA H TANBUCK HALL 46 „Maar waarom gaf Darley Mabel dan dat briefje, Waarin hij 'Ida als de schul dige aanwees?" vroeg Morgan, die begon in te zien dat zijn vernuftige theorie over de wijze waarop de gouvernante, met hulp van haar zuster, den moord zou hebben bedreven, ernstig aan het wan kelen was gebracht. „Dat heb ik u al gezegdik denk, dat bij zich bij voorbaat wilde wreken, voor het geval, dat Ida haar belofte niet zou houden en het kind verwaarloozen, wat ze ook inderdaad gedaan heeft. Maar om op mijn verhaal terug te komen; ik was boos op Darley, dat hij u gered had; maar dat neemt niet weg, dat ik ver plicht ben op mijn beurt die arme.vrouw te redden. Teeken dat papier." Ze wees gebiedend naar de tafel. „Straks is nog tijd genoeg. Bent u zich er wel van bewust, dat ik u kan laten arresteeren?" „Ga uw gang," zei juffrouw Merton vermoeid en ze leunde zwaar tegen den muur. Pickering stond op. „Neen", antwoord de hij ernstig, „u kunt vrijuit gaan." De oude dame staarde hem wezenloos aan. „Dat zegt u, torwijl u weet, dat Ik schuldig ben," stamelde ze verbaasd. „Maar u bént bereid, u zelf voor een ander op te offreren, dat pleit in uw voor deel. Bovendien kan ik het niet over mij verkrijgen, om u te laten arresteeren. Er. zou een smet geworpen worden op den naam van uw neef en hij gaat immers met mijn nicht trouwen. Ik zal zwijgen Tante en ik grinnikten. Nee, lach nou niet^is het water be- vlotbaar en bevaarboor of niet? Waarom is de Schoonhovensche kantonrechter niet eens op een zon- nigen dag er gaan visschen, de ambtenaar had dan het deeg kun nen dragen en de griffier het visch- tonnetje, waarin de buit bewaard zou moeten worden. Jullie rechtsgeleerden doen toch niet veel anderB dan visóchen in troebel water Dat is heelemaal mis, antwoordde Jod. Als er geen juristen waren, dan was er ook geen recht. Je fyn het ook omdraaien; als er geen rechtsgeleerden waren, dan was er minder onrecht. Dat is een misplaatste aardigheid. Wat zeg je dan van de Rotterdamsche Rechtbank, die per autobus naar Baren- drecht trok om een auto-ongeluk weer in elkaar te zetten. Een klein meisje moest gaan staan, waar een verongelukt meisje gestaan had Hè, ze hadden der mijn kind niet voor gekregen, zei tante. Het ging heel voorzichtig, tdnte. En toen werd de autobus de rechtszaal en werden getuigen gehoord, op verzoek van de advokaat. Is dat eventjes een bewijs, dat men in Nederland recht wil doen of niet. Dat is waar, zei ik, maar al die haarkloverij over visschen en jagen lijkt me wat peuterij. Wat is er niet te doen geweest over de Botersloot in Schoonho ven. Of daar belasting veor betaald moest worden of niet en wie de- eige naars of eigenaressen waren. Toen de Batavieren de Rijn kwamen afzakken.. Hadden ze het maar nooit gedaan, zuchtte Jod. Ooh jongetje, dan had jij toch nooit hier kunnen doen of je studeert, zei tante. Ze moesten veel meer van allerlei kwesties laten zwemmen. Zwemmen, daar weten ze in Schoon hoven van, zei Jod. Goeie grutjes, alles zwemt daar, van de kleine dreumissen af tot de oudsten toe, allemaal zwemmen ze. Drie meisjes zwommen diploma, een tje van zes jaar en twee van acht jaar. Die van zes was het dochtertje van den badmeester. Een prachtige reclame voor haar vader f3n moeder, zei ik. Toch kranig, vond tante. Ik geloof dat ik ook nog zwemmen leer. U, tante? vroegen wij verbaasd. Ja, is dat zoo'n wonder? Mevrouw Esther de Boer van Rijk leerde nog zwemmen toen ze zeventig was, dus ik kan het ook nog leeren. Als je maar voorzichtig bent. De Lek eischt altijd offers, ieder jaar weer, en nu zijn er ook weer verschillende ge vallen voorgekomen van menschen, die zich te ver gewaagd hadden en nauwe lijks gered konden worden. V- Tante, als u toch zoo modern wordt, zpi Jod, dan nog uw haar korten en laten permanenten. Jongen,.dat kan niet,"want de kap pers zijn een middag in de week geslo ten. Dat moet van de wet. Van de wet mag je 's morgens voor tienen geen versch brood eten, van de wet mag je na acht uur niet koopen, van de wet mag je niet links houden, van de wet, ja, Jodo cus, vertel jij me nu eens, wat je van de wet wèl mag. Van de wet mag u, sprak Jod plech tig, van de wet mag U de wet uit Uw hoofd kennen, want ieder Nederlander wordt geacht de wet te kennen. Tante lachte. Die slag is Jou, zei ze, maar in ais het graf, over wat ik van u gehoord hebu doet het beste met hier van daan te gaan en in een andere streek te gaan wonen." „En juitrouw Gasheil?" „ik zal deze verklaring teekenen." Mor gan nam zijn vulpen en zette zijn hand- teeZemng onder hetgeen juffrouw Mer ton geschreven had. Het is overigens niet noodlg," ging hij voort. „Ik, doe geen verdere stappen tégen haar en ik zal zorgen, dat Luck zijn mond houdt. Wain en Ashton neem ik ook voor mijn reke ning. Ik zal aÜQé aannemelijk maken, zonder uw naam té noemen. Nu, juffrouw Merton, ben ik (nu werkelijk zoo'n bar baar als u dacht?" „Neen," antwoordde ze slapjes, „maar waarom doet u dat, terwijl u mij en Lan celot haat?" „Ik haat u geen van beiden; daarin vergist u zich volkomen en dat wilde ik u nu juist uitleggen. U denkt, dat ik den generaal bedrogen heb en hem zijn bezit ontfutseld heb. Ik heb in sommige op- zichteu een sluw zakenman zijn, juffrouw Merton, maar ik zou het nooit in mijn hoofd hebben gekregen een man te be driegen, die mij dertig jaar geleden zoo de hand boven hel hoofd heeft gehouden als hij." Juffrouw Merton, die tegen den muur geleund had, viel op eén stoel neer en streek met de hand over haar gloeiend voorhoofd. „Ik begrijp het niet," zei ze moeilijk. „Natuurlijk niet," viel Pickering scherp uit, „want als u dat deed, was u daar net niet zoo tegen mij te keer gegaan en had u mij al die jaren niet zoo'n slecht hart toegedragen. Kijkt u eens, de zaak zit zoo: Ik wilde den man helpen, die zich tegenover mij zoo nobel gedragen had, hem en zijn kleinzoon. Ik zag dat de generaal een verkwister was en aar dig op weg was om alles, wat hij bezat, Montfoort was een kapper, die niet wou sluiten op Donderdagmiddag. Het vierde geval in Nederland, stel je voor, Amster dam, Haarlem en Utrecht gingen voor aan, waar een kapper zich liet bekeuren omdat hij verkoos te werken, als hij wou werken. Montfoort is de vierde stad des rijks, zeg ik het goed, Jodocus? die een opstandigen kapper heeft. I O Figaro, Figaro, neuriede Jodo cus, die dacht aan de parodie op de bar bier van Sevilla, die hij op een gramo- foonplaat heeft. - En nou willen ze nog wel het kan tongerecht Schoonhoven opheffen, zei tante. Stel je toch eens voor, dat in Lopi- kerkapel of in de Vlist ook een kap per is, die werkt als hij niet mag. Dan zouden ze in Schoonhoven geen kanton rechter hebben om dien man vrij te spre ken. Want kantonrechters e breken heel vaak vrij, dat weten we. - Maar het kantongerecht in Schoon hoven is nog niet opgeheven, zei ik. Ze zij ndruk aan 't actie voeren en als het net gaat als in 1925, don gebeurt het miet. - Maar nu willen ze veel erger bezui nigen dan in 1925, zei Jod. In Bergam bacht hebben ze de betrekking van tijde lijk onderwijzer aan de lagere school aan den dijk opgeheven, wegens de bezuini ging. Nota bene, daar werd f 700 voor be id en toen zei een raadslid, dat hij dié leerkracht wel wou houden, maar dan op een koopje. Men moest dan iemand tegen veel minder salaris nemen en de burgemeester antwoordde, dat dat in strijd was met de eer van Bergam bacht. Ik vond dat hij daar gelijk in had. - 0 ja, jij denkt, dat het allemaal □mar van den hoogen boom kan blijven gain; jijzelf zult ook nog wel eens moe ten verminderen. Niet zoolang ik u heb, lieve tante, zei Jod met een grijns. Je béht een varken, zei ik vriende lijk. - Dat.is een eerenaam tegenwoordig, hernam Jodocus. Niemand hoeft belee- digd te zijn als hij varken wordt genoemd Waar wordt zooveel eer en zooveel aan dacht aan besteed als aan het Varken, met een groote V? Er worden vergade ringen over gehouden, de minister zit mot de handen in zijn haar (in 't minis- terieele haar, niet in 't haar van 't var ken) er worden protest-moties aangeno men en het Varkens wentelt lustig in 't hok rond, gemerkt of niet gemerkt, het leöft er vroolijk op los. - Als het waar is dat de mesters in deze streek het gelag moeten betalen voor de zoutermesters, dat die meer geld zullen beuren, zei ik, dan ia dat geen goede regeling. Maar het Varken is in eere, ging Jod voort. Ik ken nog een leuk versje: Het Varken is een edel dier, wiodo- wiedewiet sal bom, het heeft in zijn le ven veel plezier, wiedewiedewiet zal bom. En zoo gaat dat schoone lied door. Laten de varkensmesters een strijdzang maken en een vaandel met het Varken erin, en dan onder den dreunenden zang van dat strijdlied naar Den Haag opmarcheeren, en dep minister bij zijn haar trekken. Maak er maar een grapje mee, be sloot tante opstaande, recht is recht, dat moest jij toch weten. Maar het is geen recht, als de eene landstreek moet beta len voor een andere. Elk is zijn eigen het naast en wij hier in de Lekstreek re kenen natuurlijk ook het eerste met ons eigen. 0 zoo, zei de ouwe Teunis, die bin nenkwam. Het varken heeft niks aan al die eer. maar toch is 't wel waard dat er om gevochten wordt, tot de mesters hun recht hebben verkregen. Rust, kalmte en zelfbeheersching keefen weer terug na het gebruik van Mi|nhardt'a Zanuwtoblattan. Glazen Buisje 75 et. Bij Apoth. en Drogisten. er door te brengen. Zijn zoon, Lancelot's vader, was ook zoo roekeloos met geld ge weest en de moeder van zijn kleinzoon kende de waarde van het geld al oven- min. Ik kwam met den generaal overeen om hem eèn royaal jaargeld te geven op voorwaarde dat ik Tanbuck Hall en zijn verdere bezittingen voor zijn kleinzoon zou beheerén." „Wat-wat-wat?" stamelde juffrouw Merton. „Voor Lancelot beheeren?" „Wat is er met u.voelt u zich niet goed?" vroeg Morgan, die merkte dat het zijn gastvrouw moeite kostte om te spreken en dat er groote, zwarte kringen onder haar oogen waren. „Het gaat wel weer over," zei ze mat. „Ik heb wel eens meer last van zenuw uitputting. „Vertelt u maar verder. „Goed dan. Ik zal trachten zoo kort mogelijk te zijn. De generaal, heel tevre den met die regeling, heeft tot zijn dood op den ouden voet kunnen leven. De be doeling was om aan Lancelot Ashton, als hij door armoede en hard werken (je waarde van het geld leerde kennen en de noodzakelijkheid om In zijn eigen on derhoud te voorzien, had leeren waar- deeren, zijn erfdeel over te dragen. Alles is bij testament geregeld; het testanwnt van generaal Ashton is in mijn bezit. Ik wilde den jongen toentertijd helpen, maar u weigerde." „Ja," zei juffrouw Merton met een zwakke stem, „ik weigerde, maar u had mij alles moeten vertellen." „Niemand mocht het weten; het was voor Lancelot's bestwil beslist noodig, dat het geheim bleef en zoo verdroeg ik alles, wat er ten nadeele van mij gezegd werd. Ik vond die zoogenaamden bloed verwant in Devonshire uit en betaalde de studie van den jongen. Ik heb Lancelot nooit een oogenblik uit het oog verloren en ik heb gezien, dat de tegenspoed en de dringende noodzaak om iets te worden ISy&p-V ft&ag j, «m, 1 J- Aan 't einde ran het badseizoen Gaat Magere Hein aan 't reek'nen Hoeveel de winst voor hem dit jaar Nu wel heeft te beteek'ndn. En zie: hij toont zich zeer voldaan. Daar heel wat arme zielen, Veelal door onervarendheid, Hem in de armen vielen. Was aan den greep van Magere Hein Dan heusch niet te ontkomen? Bestond er kans om op z'h minst Zijn macht wat in te toornen? Ons antwoord is volmondig: jal Die moog'lijkheid bestaat er: Leer zwemmen, en ge hoeft niet meer Bevreesd te zijn voor 't water. En uit de wereld van de sport Komt steeds een koor van stemmen: Wacht toch niet langer met uw plan En oefen u in 't zwemmen) Maakt ook de jeugd vroegtijdig reeds In deze kunst bedreven, Dat spaart, vooral in 't badseizoen. Zoo menig jeugdig leven. Voor stads- en dorpsbesturen is Het plicht om zorg te dragen, Dat men om zwemgelegenheid Niet Truchtloos hoeft te vragen. Breng toch de mooiste zomersport Onder H bereik van allen, Dan zullen er niet jaar op jaar Meer zooveel offers vallen I DE MOEDIGSTE DAAD UIT DEM BOERENOORLOG door i DR. M. F. PROKS, gewezen Staatssecretaris van den Oranjo-Vrijstaat. Nadat Bloemfontein, de hoofdstad van den Oranje-Vrijstaat, door de Engelaohen was bezet, streed de staatspresident Steyn aan de zijde van Veoht-Generaal De Wet en zijn mannen, voor de onafhan kelijkheid der Boeren. Christaan de Wet was toen een inval in de Kaapkolonie van plan en bij de beraadslagingen daar voor, zei Steyn o.a.: „B ijde ontruiming van Bloemfontein is in een geheim vak van de kast op mijn studeerkamer een verdrag achter gebleven. Als dat gevon den werd, zou velen onzer trouwen vrien den groot nadeel en misschien zelfs den dood worden aangedaan. Het moet In onze handen komen of vernietigd wor den." Bij deze woorden sprong de veldkor- net Jan van Tonner op en verzocht den president om de eer, het document te mo gen halen. President Steyn gaf hem de noodige verklaringen en bij het opkomen van de maan verliet Van Tonner het kamp. Weken gingen voorbij. Van 1 Tonner werd al betreurd, want we hoorden niets meer van hem. Het was bekend gewor den. dat hij In Bloemfontein was aange komen, doch verder ontbrak elk spoor van hem en ook van het geheime verdrag werd niets meer vernomen. Intusschen was de inval der boeren in de Kaapkolo nie mislukt, doordat de Oranjerivier sterk gezwollen was. Na eenigen tijd zou De Wet opnieuw trachten om de rivier over te steken, dooh een onverwachte re genval in haar brongebied hield hem op nieuw op. Plotseling bemerkten de sohildwachten een zwemmer, die met buitengewone bekwaamheid, lichaams kracht en moed door de bruisende rivier naar hen toe zwom en na onverwacht korten tijd, door gebruik te maken van den tegenstroom, den oever bereikte. Hij had een waterdichte zak bij zich, waar uit hij zijn kleeren te voorschijn haalde, kleedde zich aan en meldde den terug keer van veldkornet Van Tonner. Enkele minuten later vertelde hij Aan Steyn, De Wet en zijn staf zijn wederwaardigheden welk relaas wij hier in zijn geheel zul len navertellen: „Ik ben laW teruggekeerd, dan ik had gedacht, doch ik ben door de omstandig- heden gedwongen geweest, om een om weg van ruim 300 K.M. te maken. Reeds bfy het begin van mijn tocht, moest ik in verband met de ligging der vijandelijke troepen naar het Oosten rijden inplaats van naar het Zuiden .Toen ik de kopjes ten Noorden van Lindley had bereikt, wachtte ik daar den opgang der zon af om te zien. waar de Engelaohen lagen. Zoodra de eerste zonnestralen het mach tige Drakengebergte beschenen, kwamen 50 Engeische infanteristen op het door mij bezette kopje af. Het was mij onmo gelijk hen te ontwijken. Daarom opende ik het vuur op den vijand, waarbij ik mij voortdurende tussohen de rotsen ver plaatste, om den indruk te geven, dat ez daar een tamelijk groote afdeeling lag. Met groote verliezen trok de vijand te rug, waarnaar ik verder naar het Oosten reed, om dasx op een hoogte uit te rus ten. Van daar uit zag ik, hoe de Engel aohen mijn vroegere «telling met zwaar geschut beschoten en toen in stormpas innam. Torwijl ik dat fraaie schouwspel echter door mijn kijker bok ook, werd ook de hoogte, waarop ik mij bevond, met lydietgranaten beschoten, die gaten in de wereld, een man van hem hebben gemaakt. Toen ik verdacht werd van den moord, gaf ik hem zijn eerste kans. Maar nu is al het leed geleden; het oogenhlik is gekomen om hem zijn ouderlijk huis terug te geven. Hij zal weer Ashton van Tanbuck Hall zijn, met een inkomen van zevenduizend pond per jaar; ik heb zijn eigendom goed beheerd. Alle papieren be vinden zich in mijn safe en ik kan ieder woord, wat ik zeg, met de stukken be wijzen." „Judith," stamelde juffrouw Merton. „Ik hoopte al lang, dat de jongen van Judith zou gaan houden. Zij zal een flinke, lieve en degelijke vrouw voor hem zijn. Het huwelijk zal het symbool wor den, dat de veete tusschen de Ashton's en de Pickering's uit de wereld is en een bescheiden getuigenis, dat mijn be doelingen beter waren dan de menschen dachten. Ja, dat zal de bekroning van mijn leven zijnEloise's kind ge trouwd met den kleinzoon van den gene raal I" De aandoening belette hem een oogen blik voort te gaan. Toen zei hij: „Ik hoop dat u zult inzien, dat Morgan Pickering niet zoo slecht is, als ledTraen hom altijd afgeschilderd heeft. Het zal voor den jongen een groote en welver diende verrassing zijn. "Wat u betreft, ik zal u helpen om hier weg te komen: dan kunt u in vrede op een ruetlg plekje de rost van uw dagen slijten. Als juffrouw, Cashell in leven blijft, zal Ik haar ook helpen om naar Amerika te gaan; de grond is hier een beetje te warm voor baar." „Ja," vervolgde Pickering, na een nieuw oogenblik van stilte. „Ze is (en- slotte onschuldig aan den moord en voor de rest van haar verkeerdhoden is ze al genoeg gestraft, doordat haar mooie plan nen ten opzichte van Sir Reginald In dui gen gevallen zijn. Maar vertelt n mij eens eerlijk, waarom hebt u mij nu pas in vertrouwen genomen?" De oude dame probeerde met inspan ning van al haar krachten overeind te komen, maar ze viel machteloos in haar stoel terug. *In vertrouwen genomen. in vertrouwen genomenmompelde ze suffig. „Ik voel me zoo raar, zoo slap, mijn hoofd is zoo dof en mijn beenen zijn als lood, den heelen tijd al.het wordt steeds erger. Ikikbegrijp het niet." Ze sloot even de oogen, dwong zich met moeite om ze weer te openen en vroeg met flauwe stem: „Voeltu zich heelemaal in orde?" Morgan begreep er niets van. „Waarom vraagt u dat In vredesnaam? Ik ben zoo frisch als een hoentje!" .0, genadige hemel," hijgde Juffrouw Merton zwaar, „dan is het met mij ge daandan ben ik net slachtoffer van mijn eigen hinderlaagik moet in de haast en de opwinding de kopjes verwis seld hebben „De kopjes verwisseld hebben....?" vroeg Pickering verbluft. „Ja, omdat ik u toen niet heb kunnen vermoorden, heb ik u hierheen gelokt en geprobeerd u te vergiftigen Morgan staande haar huiverend en vol ontzetting aan. „Mij te vergiftigen?" herhaalde hij toonloos. Juffrouw Merton knikte. Ze omklemde krampachtig de leuning van haar stoel; het kostte haar de grootste moeite om te spreken; het was nauwelijks verstaan baar gestamel en gemompe* dat over haar lippen kwam. Haar ges'cht was asoh- grauw en vertrokken, de schaduwen des doods begonnen er zich reeds pver alt te spreiden. (Worfft ffrvÖÏBfl).

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1932 | | pagina 3