s9xvtVö#^r
Uit de geschiedenis van:
UITSLUITEND GOEDEREN VAN
T
Ammerstol.
FEUILLETON.
II NOVEMBER.
Mengelwerk.
EERSTE BLAD.
^HEUWSBLAD VOOR ZU ID-HOLLA ND EN UTRECHT, Sthoonhowntch» Courant
VRIJDAB 11 NOVEMBER 1MJ
TWEEDE BLAn.
NIEUWSBLAD VOOR ZUID-HOLLAND EN UTRECHT. Schoonllovinulia Courant
VRIJDAB 11 NOVEMBER 1S32
(Auteursrechten voorbehouden).
Bit dorp dankt naam en waarschijnlijk
ook ontstaan, aan de grafelijke tol op de
Lek. Langen tijd lag hier de grens van
't gebied der graven van Holland, die
zich er pl.m. 115b gezeteld hadden, na
dat zij, gebruik makend van den onmacht
van bissohop Herman v, Hoorn, dezen
Dirk VI gewapenderhand naar Utrecht
hadden laten brengen. Voor dien tijd be
stond Ammerstol waarschijnlijk niet en
't verhaal, dat 't geslaoht v. Arkel 't dorp
zou hebben gesticht, verdient slechts 'n
plaats tussohen de legenden-kransen, die
om deze beroemde familie zijn gevloch
ten.
De naam Amers zou wijzen op 'n vroe
gere rivier, die daar in de Lek kwam*
volgens de oude ohroniqueurs. Inderdaad
is daar veel voor te zeggen. Verschillen
de feiten en omstandigheden kunnen
daardoor worden verklaard. Maar
zou daar 'n rivier hebben geloopen (zoo
als sells oude kaarten aangeven), dan
moesten nog sporen en resten in den bo
dem worden aangetroffen en die ontbre
ken totaal. Overigens: 't woord Amers op
zichzelf behoeft geen eigen naam te we
zen. *t Is (afgewisseld met Aa, Emer,
Eem, Ee) 't gewone woord voor water
en de verklaring Amerstol tol aan 't
water is ook gepermitteerd.
In 1228 wordt 't voor 't eerst genoemd,
in verband met zekere Gilkanus, zoon
van Gilkanus van Ammers en we lezen
in 'n oorkonde van 1288 dat Graaf Flo-
ris IV aan Bernard van Oolre zes pon
den Hollandsph gaf uit de opbrengst van
den tol te Ammers.
De grafelijke tollen waren van hoog
belang voor de sohatkist. Veruit 't groot
ste deel der inkomsten bestond uit „tol-
Serechtigheden", en daar in die dagen
e doorvoer-handel HollandBrabant
langs Ammers ging, werd deze tol Spoe
dig een der belangrijkste van het graaf
schap. 't Was dan ook een goede huwe
lijksgift, die graaf Willem II zijn zuster
Margaretha meegaf, toen hij haar in
1240 een aandeel in de tollen te Geervliet
en te Ammers gaf (Ammers wordt hier
genoemd Amborg, de tweede lettergreep
staat in verband met Borgambacht,
waartoe Ammerstol behoorde), Jan v.
Henegouwen, baljuw van Zuid-Holland,
later graaf Jan II, zag de hooge waarde
van zulke aandeelen en toen de gravin in
1281 was gestorven, kooht hij ze direct
van haar man.
Ondanks de lange rij van tol-vrijgestel-
den (Dordrecht, do Duitsohe Ridders),
vermeerderen gestadig de inkomsten en
graven gunst over *t dorp neemt in
evenredigheid toe.
De bloeitijd van 't dorp valt in de oor-
•te helft deï XlVde eeuw.
In 1821 gaf graal Willem III de goe
deren van den heer v. d. Berfh aan Jan
HET HUIS OP HET EILAND.
(Nadruk verboden).
22
,3eteekent het geluk van uw dochter
dan niets voor u," pleitte hij.
„Ik ben beter in staat om te beoordce-
ien wat tot het geluk van mijn doch tor
B'rekt dan u of zijzelf op haar leeltijd,"
antwoordde Richards uit de hoogte
„Heusch, er valt aan mijn besluit mets te
veranderen."
„Ook niet, wanneer ik het gruota ver
mogen dat mij ontstolen is, terugvind?"
Richards gaf niet direct antwoord
„Wanneer de juweelen, of het grootste
gedeelte van de juweelen, die u ontstolen
zijn," zei hij na eenig nadenken, „ooit in
uw bezit komen, weldan wil ik uw
verzoek opnieuw in overweging nemen.
Daarmede moet u zich tevreden stollen
En tot het zoover is, verlang ik defini
tief en stellig uw belofte, dat u op geen
enkele wijze contact zult hebben met mijn
dochter, een belofte, die ditmaal op gee
nerlei wijze ontdoken zal worden."
„Die belofte kan ik tf niet geven. Ik
heb het éénmaal gedaan, zonder eigen
lijk te beseffen, wat ik beloofde, en als
u wilt, mag u gerust zeggen dat ik die
belofte niet heelemaal gehouden heb. Ik
bon niet anders en u moet vooral nief
denken, dat ik zooiets licht tel. Boven
dien," Guy wond zich steeds meer op,
„waarom zou ik u iets beloven? Ik wil
direct toegeven dat uw dochter veel en
veel te goed voor mij is, maar daar staat
tegenover, dat er tientallen ouders zijn,
die recht hebben hooge eischen te stellen
voor het huwelijk van hun dochters en
die mij geen weigerend antwoord zouden
geven, wanneer ik hun vertelde, wat ik u
nu verteld heb. Voor u schijnt het alleen
v. Arkel en diens moeder, vrouwe Kuni-
gonde van Verrenburgh, maar nij zon
dert Ammers nadrukkelijk uit en 'n jaar
daarna geeft hij 't dorp stadsrechten.
Voor de omschrijving der rechten ver
wijst de oorkonde naar de stadsrechten
van Oudewater. Dit was 'n groot voor
deel.
De plaats kreeg nu kant en klaar de
constitutie van een model dat in maat
schappelijke ontwikkeling Ammors zoo
ver vooruit was, dat de ontleende jroahts-
vormen nog langen tijd 't vermogen zou
den hebben om het opkomende stadsle
ven in zich te besluiten, 't Legde 'n band
tusschen deze beide steden door de een
heid van recht.
Ingeval dat de „lieden van Ammers
eenige verclaeringe van den reohten of
vrijheden behoefden ende sij selven niet
vroed en waren", mochten zij bij de sohe-
Sjnen van Oudewater ter hofvaart gaan.
eze hofvaart was 'n oorzaak van poli
tieke en economische toenadering.
Die stadsrechten bewijzen, dat Am
mers was geworden een koopmansstad.
Immers 't verleenen ervan vond aanlei
ding in 't feit dat de bevolking van 'n
nederzitting zich niet meer kon schik
ken naar 't oude recht, dat was geba
seerd op de verhouding tusschen edel
lieden en dorpers. Duel en eedgenooten
bijvoorbeeld werden afgeschaft, 't straf
recht verscherpt.
De belastingen werden vervangen door
'n vaste som. aan den vorst uitgekserd
door het stadsbestuur, dat op eigen ge
legenheid weer 't verhaalde op de bur
gers. Altemaal instellingen, berustend
op handelsverhoudingen.
Al gauw kwam nu ook de weekmarkt:
18 Juli 1827. Op Woensdag moest deze
gehouden worden (hiermee wordt ook 't
bericht dat reeds in 1800 tweemaal per
week markt werd gehouden, een fabel
tje). En in 1881 werd de kapel, kort *e
voren gesticht (naar welke de Capelle-
laan haar naam nog draagt) omgezet in
'n parochiekerk, (Van de omstandigheid,
dat de Gapellelaan uitkomt op de Jler-
gambaohtsche Kerklaan zou zijn af te
leiden dat Kerk en Kapel gelijk zijn ge
sticht). De pastoor, Nicolaas van Nor-
tich, moest worden onderhouden door don
grafolijken tollenaar, voIgenB 's graven
hevel. Reden voor al die vrijgevigheid
bestond er wel, want in 1831 was de op
brengst van den tol te Ammers, te Geer
vliet en te Dordrecht de grootste.
Langzaam kwam toen verval. In ver
gelijking met de andere tollen bracht
Ammers, volgens de rekeningen van
Zuid-Holland, al tusschen I860 en 1808
sleohts weinig op. Steeds zakte de welvaart
toen weg, de harde klap kwam In 1401,
toen de graaf in bezit kreeg de landen
van Blois en daarmee de grens van nol-
land—Utkocht verschoof naar Sohoon-
maar een handelszaak te zijn. Als ik een
buitengewoon gefortuneerd man word,
wilt u de zaak opnieuw in overweging ne
men; zoolang dat niet het geval is, kom
ik voor u niet in aanmerkingl Het feit
dat ik van uw dochter houd, speelt voor
u absoluut geen rol...."
„Goed, dat neem ik dan terug," ver
klaarde Riohards bruusk. „Ik zei dat al
leen maar, omdat ik niet geloof, dat er
ook maar een spoor van kans is, dat u
ooit een buitengewoon gefortuneerd man
wordt. En ik ^eb ook niet gezegd dat ik
dan mijn toestemming zou geven. Neen,
ik neem het absoluut terug, het zou niet
billijk zijn tegenover het meisje. Ik ver
klaar u met de meeste, stelligheid dat ik,
als u niet elk contact met haar in welken
vorm en onder welken naam ook, achter
wege laat, ik haar onmiddellijk uit High-
gate weghaal. Ik heb nu meer dan ge
noeg van dat gezanik en ben van plan er
nu kort en goed een eind aan te maken."
„Ik denk er niet aan om u een belofte
te geven," hield Guy koppig vol.
„Dan verzoek ik u mijn kamer te ver
latenmet precies denzelfden nadruk
waarmee u mij indertijd hetzelfde ver
zocht hebt! En ik zal mijn maatregelen
wel zoo nemen, dat u geen kans meer
krijgt met mijn dochter in aanraking te
komen, ofi u een belofte geeft of niet. Zij
zal er natuurlijk onder lijden, dat ze zich
weer met u heeft ingelaten, maar het
ligt voor een groot deel aan u, hoe groot
de onaangenaamheden voor haar zullen
zijn."
Guy was al bij de deur, maar bij de
laatste woorden van Richards draalde hij
zich om en vroeg, met een stem, die op
eens merkwaardlg-deemoedlg klonk:
„Als lk beloof wat u verlangt, wilt u
mij dan toestaan haar nog éénmaal te
schrijven?"
„Neen," was het stroeve antwoord,
„schrijven zal ik haar zelf wel! Er moet
nu eens en vooral een eind aan die ge-
hoven. De tol werd natuur]
legd en Ammeretol ging op
vergetelheid.
Hoe meer Schoonhoven oj|kwam, hoe
verder Ammers wegzakte.
Eenige vergoeding kreeg 't etedike van
Vrouwe Jacoba. Zij gaf den poorters
vrijdom van alle tollen in fifenogouwen,
't welk de handel wat deed tfpblooion en
oorzaak was, dat veel Bergambachters 't
burgerrecht van Ammers kochten. De
handel bestond dan voornamelijk in hout,
graan, wijn en kalk.
't Was even een opleving. Nieuwe tij
den kwamen. Nieuwe handelswegen wer
den geopend, 't Dorp werd een uithoek
en onze vaderlandsche historie gaat ver
der Ammerstol voorbij. De pastoor ver
klaarde dan ook in 1567, dat in deze
uiterste streken de geuzerije nog niet was
doorgedrongen. Met veel lof sprak hij
over zijn parochie. Z'n collega's echter
vertelden, dat in 'n geschil met 'n zustor-
gemeente, de mannen van Ammers zich
meer gedroegen als krijgslieden dan als
schaapkens Christi.
Trouwens, heelemaal scheen de pas
toor zelf ook niet vrij van schuld, ten
minste hij beloofde bij die gelegenheid,
de vermaningen ter harte te nemen en
z'n leven te beteren.
In 1578 (Schoonhoven was door de
Spanjaarden weer ontruimd) kregen
Bergambacht en Atamers, nu weer ker
kelijk vereenigd, een gereformeerde do
minee. Tot 1058 zijn de dorpjes één ge
bleven. Toen kreeg Ammers een eigen
predikant: Hermanus van Halen.
De omwenteling van 1795 bracht hier
werkelijk wat goeds. De zalm moest tot
nog toe naar Schoonhoven ter afslag
worden gebracht, maar voortaan zou de
visoh afgeslagen mogen worden in 't
dorp zelf. Gemeente, kerk en armen wa
ren d'r 't best mee. Van eiken gulden
moest een stuiver worden betaald; nu
kreeg de gemeente daarvan drie duiten,
kerk en armen drie en de rest (twee dui
ten) was voor den afslager. Aangezien
tweemaal per dag afslag werd gehouden,
beteekende dit 'n belangrijk voordeel.
De kerk was oorspronkelijk 'n kruis
kerk, met toren zonder uurwerk. Eenige
nissen voor heiligenbeelden zijn later
dichtgemetseld. In 1880 is 'n nieuw kerk
je gebouwd, de klok uit de oude kerk,
die in 1504 gegoten werd, benevens en
kele andere antiquiteiten, zijn naar de
nieuwe kerk overgebracht.
In 't begin der vorige eeuw stond er
nog 'n tolhuisje met 't Jaartal 1821.
't Gemeentewapen vertoont 'n staande
leeuw en 'n zalm.
JAN VAN P' ISALA.
DE STEM UIT HET PUBLIEK.
Hans was een eenvoudig, vriendelijk
man, jaren geleden weggeloopen van de
farm van zijn vader in Iowa, om zich
met zijn lichaamskracht en bekwaamheid
in den strijd des levens te werpen. En
hij was vrij goed geslaagd in het leven.
Maar nu, nu er lente was in de zachte
lucht, had hij er plotseling genoeg van.
„Luister eens," zei Hans tegen een
paar jongens. „Er zit niks in in boksen -
geen toekomst, zie je? Fijn en rook on
kwetsuren en slecht gezelschap, daar is
alles mee gezegd. Neem een verstandi-
gen raad van mij aan en ga naar het
land. Op een boerderij. Dat is iets voor
een man. Als lk verstandig was ge
weest, zat ik daar nu ook."
„Maar waarom ben jU dan weggeloo
pen, Hans, als het op de boerderij zoo
goed was?" vroeg sen van de stoutmoe-
digsten.
„Omdat ik een stommeling was," grom
de Hans, „als alle jongens. Omdat ik
niet wou luisteren naar mijn vader, die
sohiedenis komen. Als u zich verder niet
met haar bemoeit, kan ze blijven waar ze
is; als u dat niet doet, komt ze hier on
der mijn hoede en ik verzeker u dat ze
dan geen gemakkelijk leven zal hebben!
Het ligt nu maar aan u om te zeggen wat
u het liefste is en doet u dat alsjeblieft
'n beetje gauw, want mijn tijd is be
perkt."
En terwills van Peggy gaf Guy zijn
eerewoord.
HOOFDSTUK XV.
„U most mU méér brsngsn
George Greenfield kwam op een regen-
achtigen en winderigen avond op Wet-
stones aan; toen hij uit het rijtuig stapte
Om in de boot plaats te nemen, sloeg de
regen hem in het gezicht. Afgevallen bla
deren en gebroken twijgen woeien de
trappen op van het kasteel, dat donker
en somber voor hem oprees. De verwoes
tende adem van den herfst had zich
reeds over ds zomersche schoonheid ge
legd.
Lord Garadoc begroette hem in de hall
en kon nauwelijks wachten tot George
zijn natte kleeren voor droge had ver
wisseld en haastig zijn souper had ge
bruikt* om zijn gast te betrekken in een
gesprek over het onderwerp, waarvan
zijn hart en geest vol waren.
Ze zaten in het kleinere achtervertrek
van de bibliotheek en Lord Garadoc
scheen geen woorden genoeg te hebben
voor de bewondering waarmee Sir Ro
derick Bertram's grootsche werk hem
had vervuld. Ook over George kwam iets
van het overweldigend enthousiasme van
zijn gastheer en de wijze waarop hij dit
toonde deed Lord Caradoc zich geluk
wenschen met den medewerker dien hij
gevonden had.
George moet in slaap gevallen zijn op
het oogenblik dat zijn hoofd het kussen
Elf November.telkenjare,
Wordt alom het feit herdacht.
Dat de oorlog werd beëindigd.
Die zooveel ellende bracht,
Dat het laatste sohot gelost werd,
Uit het moordende kanon.
En de menechheld hoopvol opzeg
Naar de gouden vredeseon.
Elf November.Vrouw® Vrede
Toont ons hier een frontsoldaat,
Dl® met uitgedoofde oogen
Tastend lange de wegen gaat;
En zij ie het, die hem telkens
Naar het groot® kerkhof leidt,
Waar de vele dooden rusten
Uit den grooten wereldetrijd.
Maar de oude, valeohe leuzen
Duiken overal weer op.
Opgeschroefd nationalisme,
Voert de spanning weer ten top.
Lang» den politieken hemel
Drijft weer menig doak'r® wolkl
Blinder dan d® oorlogahlinde,
I» het opgezweepte volk.
Elf November.Elf November.
Werelds wapenstilstandsdag.
Eén minuut van doodeohe stilte,
Aangehoord met etil ontzag.
Naties, volkeren der aarde:
Sohuwt den oorlog als venijn I
Laat de dag van 11 November
Tooh voor U geen frase zijn!
net tegen mij iel, wat ik nu tegen jullie
zeg. En hij wist wat boksen was, hoort
Kampioen-lichtgewicht van Iowa was
hij. Maar hij was niet uit Duitsohland
hierheen gekomen om te boksen. Dat
was maar tijdverdrijf. De boerderij ging
voor. Hij leerde me zoo het een en ander
van boksen en toen ik den knecht van
een naburige boerderij had verslagen en
toen nog een kampioen van de streek,
toen dacht ik natuurlijk al, dat ik een
soort Camera was. Ik kreeg de kana om
met boksen op een kermis vijf- en twin
tig dollar te verdienen, maar mijn vader
had me in de gaten en sprak eens ern
stig met me. Als ik op die kermis durf
de te gaan boksen, zou hij me een ge
weldig pak slaag geven en me wegjagen.
Het pak slaag heb ik nooit gehad, omdat
hij me tfiet meer te pakken kreeg: ik
ging er 's avonds na den wedstrijd van
door. Maar ik heb er na dien tijd dik
wijls, heel dikwijls spijt van gehad. Een
boerderij, dat is je warel En," vervolg
de hij met een woedenden blik, „als ik
toch ooit hoor, dat een van jullie voor
geld is gaan boksen! Alia, vort, ga je
kranten verkoopen!"
En Hans liep door, zich koesterend ln
de zon. Hij dacht er over na, dat hij zijn
laatste drie wedstrijden verloren had,
maar hij tobde er niet over. want voor
zijn oogen zweefde een lieflijk visioen
van golvende korenvelden
Tien uur den volgenden avond. Hans
bókste met een cowboy en had heftige
aanvallen te doorstaan. De sympathie
ging uit naar den landgenoot en het pu
bliés maande Johnson aan, den Duit-
scher er van langs te geven. Tweemaal
werd de oowboy door deö scheidsrechter
gewaariohuwd wegens te laag stooten,
maar niettemin bleef het publiek op zijn
hand. Toen hij op een moment door een
heftige aanvallen van H&ns ln de tou
wen ging, klonk een angstig: „0..o..."
door de zaal, maar toen Hans een oogen
blik duizelig was door een rechtsohe
hoek, werd er gelaohen. Dat maakte hem
woedend en even kwam hij in het voor
deel. Tien uur dertig. Tien uur vijf en
aanraakte en hij ontwaakte den volgen
den morgen met vóór acht uur, toen de
kneoht ai in zijn kamer bezig was. De
wind was in den loop van den naoht ge
heel gaan liggen; de luoht was sohoonge-
waaid en volkomen helder.
Het uitsioht dat Guy Bertram bij zijn
eerste ontwaken soo in verrukking had
gehraoht, trof ook George diep, toen hij
voor het open raam ging staan. De late
zomerbloemen vormden een magnifieke
omlijsting van het beeldhouwwerk en de
balustraden en de waterval ruischte en
klaterde vroolijk naar het blauwe water
van het meer. De knecht legde hem uit
waar gezwommen werd; George begaf
zioh vlug naar het meer en dompelde
zioh met welbehagen in het koele water.
Toen hij na zijn bad de trappen van
het huiz weer opging, een toonbeeld van
Jeugd en gezondheid en energie, was hij
het type van den knappen, levenskrach-
tigen jongeman, waarnaar men met ge
noegen kijkt. Fluitend wipte hij veer-
kraohtig de laatste treden op van de trap,
die naar het groote front-terras voerde
en toen hij naar boven keek, zag hij Ge-
oily staan, een bos bloemen in de eene
hand, de andere rustend op den steenen
rand van de balustrade. Hij bleef met
een ruk staan en keek naar haar, tot een
beweging van het meisje hem tot de wer
kelijkheid deed komen. Toen liep hij ver
der en groette haar, zoo gewoon-beleefd,
alsof gedurende dit korte oogenblik niet
den ganschen opzet van zijn levensplan
was veranderd. Het was niet haar
schoonheid die hem een schok gaf* of
schoon zij hsel mooi was. Wie zal zeg
gen wat het if, dat onuitsprekelijke en
mysterieuze in de oogen van een meisje,
dat geen boodschap voor velen inhoudt,
maar dat net geheels zijn van één man
in beroering brengt?
Het oogenblik dat George naar Cecily
had staan kijken, was zoo kort geweest,
dat het een oppervlakkig toeschouwer zou
van-WLKEMBURG'S--
LfEWARDEM-
veertig. De jeugd van Johnson begon zioh
te doen gelden. Hans verdedigde zioh
nog met den moed der wanhoop, maar
iedereen zag, dat het nog maar een
kwestie van tijd was.
Daar weerklonk opeens een stem, die
iedereen deed schrikken. Schril, trillend
van woede, sloeg zij door de rookerige
lucht in de zaal.
„Allo, Hans, sla er op! Domoor dat je
bentmoet je met den stok hebben?
Vooruit zeg ikl"
De woorden troffen de» veohter als
zweepslagen. Hij tuurde een oogenblik in
den mist van stof en rook in de zaal.
Een angst, diepe, instinotieve agnst stond
ln zijn oogen te lezen.
„Hoe durf je het er zoo bij te laten
zitten? Ben je een man of ben je een
muis, hè? Vooruit! Laat me er eens door!
Laat me.
En in een panlschen sohrik viel Hans
aan, De cowboy, beduusd, was tegen zoo
veel heftigheid niet meer bestand. a En
aanstonds sloeg ook de stemming van het
publiek om: „Goed zoo, Hansl" werd er
geroepen. „Goed zoo, sla er maar op"
Maar boven al het geroep uJt klonk
nog steeds die eene stem, als een vlam,
die boven den rook uitslaat: ..Je moeit Je
sohamen! Vooruit, sla er opr
En als een automaat gehoorzaamde
Hans. Een paar minuten later ging de
cowboy neer en kon binnen de tien lellen
niet meer omhoog. De scheidsrechter
sloeg Hans op den schouder ten teeksn
van zijn overwinning.
In de kleedkamer lag Hans op ren
bank te, hijgen, terwijl twee helpers hem
met handdoeken afwreven.
Een gebiedende klop op de deur.
zijn ontgaan. Zij gaven elkaar een hand
en gingen samen het huls binnen, pra
tende over de sohoonheid van den mor
gen en over het werk, dat George op
Wetstones wachtte.
Hij was blij een oogenblik alleen te
kunnen zijn, hij wilde wat klaarheid
soheppen in zijn stormende gedaohten,
want hij wae zich bewust van wat tot
hem gekomen was. Maar toen hij gereed
was met zijn toilet, moest hij ziohzelf
bekennen, dat hij er niet in was geslaagd
zijn gedachten te ordenen
Den heelen morgen werkte hij met Lord
Garadoo. De geestdriftige geschiedvor-
soher zou graag den heelen middag en
avond aan den arbeid zijn gebleven, maar
hij beperkte zich in zooverre, 4at hlJ
George verzocht vóór het diner fflog een
uur in de bibliotheek te komeq en nog
een uur voor het naar bed gaan.
Vóór de lunch ging George even naar
zijn kamer en wederom probeerde hij tot
klaarheid te' komen met Zichzelf, maar
één gedachte oveTheerschte alle andoren:
dat hij binnen eenige minuten met haar
aan tafel zou zitten en dat hij maar één
verlangen had: den avond in haar gezel
schap te kunnen doorbrengen.
Aan de lunch stelde Mevrouw Herbert
voor te gaan theedrinken in een klein
tuinhuisje met een stroodak, dat aan den
overkdnt van het meer in de bosschen
lag, George roeide hen en toen ze de
plaats van bestemming hadden bereikt,
zette Mevrouw Herbert zich op de ver
anda en ging zitten breien; weldra echter
viel ze in een lichte sluimering, die ten
slotte overging in een vaste slaap. Geor
ge en Cecily wandelden langs het meer
en zochten rotskristallen, daarna kookte
ze water op een houtvuurtje en zette thee.
Nog nooit in zijn leven had George zich
zoo gelukkig gevoeld..
(Wordt vervolgd).