s9xvtVö#^r Uit de geschiedenis van: UITSLUITEND GOEDEREN VAN T Ammerstol. FEUILLETON. II NOVEMBER. Mengelwerk. EERSTE BLAD. ^HEUWSBLAD VOOR ZU ID-HOLLA ND EN UTRECHT, Sthoonhowntch» Courant VRIJDAB 11 NOVEMBER 1MJ TWEEDE BLAn. NIEUWSBLAD VOOR ZUID-HOLLAND EN UTRECHT. Schoonllovinulia Courant VRIJDAB 11 NOVEMBER 1S32 (Auteursrechten voorbehouden). Bit dorp dankt naam en waarschijnlijk ook ontstaan, aan de grafelijke tol op de Lek. Langen tijd lag hier de grens van 't gebied der graven van Holland, die zich er pl.m. 115b gezeteld hadden, na dat zij, gebruik makend van den onmacht van bissohop Herman v, Hoorn, dezen Dirk VI gewapenderhand naar Utrecht hadden laten brengen. Voor dien tijd be stond Ammerstol waarschijnlijk niet en 't verhaal, dat 't geslaoht v. Arkel 't dorp zou hebben gesticht, verdient slechts 'n plaats tussohen de legenden-kransen, die om deze beroemde familie zijn gevloch ten. De naam Amers zou wijzen op 'n vroe gere rivier, die daar in de Lek kwam* volgens de oude ohroniqueurs. Inderdaad is daar veel voor te zeggen. Verschillen de feiten en omstandigheden kunnen daardoor worden verklaard. Maar zou daar 'n rivier hebben geloopen (zoo als sells oude kaarten aangeven), dan moesten nog sporen en resten in den bo dem worden aangetroffen en die ontbre ken totaal. Overigens: 't woord Amers op zichzelf behoeft geen eigen naam te we zen. *t Is (afgewisseld met Aa, Emer, Eem, Ee) 't gewone woord voor water en de verklaring Amerstol tol aan 't water is ook gepermitteerd. In 1228 wordt 't voor 't eerst genoemd, in verband met zekere Gilkanus, zoon van Gilkanus van Ammers en we lezen in 'n oorkonde van 1288 dat Graaf Flo- ris IV aan Bernard van Oolre zes pon den Hollandsph gaf uit de opbrengst van den tol te Ammers. De grafelijke tollen waren van hoog belang voor de sohatkist. Veruit 't groot ste deel der inkomsten bestond uit „tol- Serechtigheden", en daar in die dagen e doorvoer-handel HollandBrabant langs Ammers ging, werd deze tol Spoe dig een der belangrijkste van het graaf schap. 't Was dan ook een goede huwe lijksgift, die graaf Willem II zijn zuster Margaretha meegaf, toen hij haar in 1240 een aandeel in de tollen te Geervliet en te Ammers gaf (Ammers wordt hier genoemd Amborg, de tweede lettergreep staat in verband met Borgambacht, waartoe Ammerstol behoorde), Jan v. Henegouwen, baljuw van Zuid-Holland, later graaf Jan II, zag de hooge waarde van zulke aandeelen en toen de gravin in 1281 was gestorven, kooht hij ze direct van haar man. Ondanks de lange rij van tol-vrijgestel- den (Dordrecht, do Duitsohe Ridders), vermeerderen gestadig de inkomsten en graven gunst over *t dorp neemt in evenredigheid toe. De bloeitijd van 't dorp valt in de oor- •te helft deï XlVde eeuw. In 1821 gaf graal Willem III de goe deren van den heer v. d. Berfh aan Jan HET HUIS OP HET EILAND. (Nadruk verboden). 22 ,3eteekent het geluk van uw dochter dan niets voor u," pleitte hij. „Ik ben beter in staat om te beoordce- ien wat tot het geluk van mijn doch tor B'rekt dan u of zijzelf op haar leeltijd," antwoordde Richards uit de hoogte „Heusch, er valt aan mijn besluit mets te veranderen." „Ook niet, wanneer ik het gruota ver mogen dat mij ontstolen is, terugvind?" Richards gaf niet direct antwoord „Wanneer de juweelen, of het grootste gedeelte van de juweelen, die u ontstolen zijn," zei hij na eenig nadenken, „ooit in uw bezit komen, weldan wil ik uw verzoek opnieuw in overweging nemen. Daarmede moet u zich tevreden stollen En tot het zoover is, verlang ik defini tief en stellig uw belofte, dat u op geen enkele wijze contact zult hebben met mijn dochter, een belofte, die ditmaal op gee nerlei wijze ontdoken zal worden." „Die belofte kan ik tf niet geven. Ik heb het éénmaal gedaan, zonder eigen lijk te beseffen, wat ik beloofde, en als u wilt, mag u gerust zeggen dat ik die belofte niet heelemaal gehouden heb. Ik bon niet anders en u moet vooral nief denken, dat ik zooiets licht tel. Boven dien," Guy wond zich steeds meer op, „waarom zou ik u iets beloven? Ik wil direct toegeven dat uw dochter veel en veel te goed voor mij is, maar daar staat tegenover, dat er tientallen ouders zijn, die recht hebben hooge eischen te stellen voor het huwelijk van hun dochters en die mij geen weigerend antwoord zouden geven, wanneer ik hun vertelde, wat ik u nu verteld heb. Voor u schijnt het alleen v. Arkel en diens moeder, vrouwe Kuni- gonde van Verrenburgh, maar nij zon dert Ammers nadrukkelijk uit en 'n jaar daarna geeft hij 't dorp stadsrechten. Voor de omschrijving der rechten ver wijst de oorkonde naar de stadsrechten van Oudewater. Dit was 'n groot voor deel. De plaats kreeg nu kant en klaar de constitutie van een model dat in maat schappelijke ontwikkeling Ammors zoo ver vooruit was, dat de ontleende jroahts- vormen nog langen tijd 't vermogen zou den hebben om het opkomende stadsle ven in zich te besluiten, 't Legde 'n band tusschen deze beide steden door de een heid van recht. Ingeval dat de „lieden van Ammers eenige verclaeringe van den reohten of vrijheden behoefden ende sij selven niet vroed en waren", mochten zij bij de sohe- Sjnen van Oudewater ter hofvaart gaan. eze hofvaart was 'n oorzaak van poli tieke en economische toenadering. Die stadsrechten bewijzen, dat Am mers was geworden een koopmansstad. Immers 't verleenen ervan vond aanlei ding in 't feit dat de bevolking van 'n nederzitting zich niet meer kon schik ken naar 't oude recht, dat was geba seerd op de verhouding tusschen edel lieden en dorpers. Duel en eedgenooten bijvoorbeeld werden afgeschaft, 't straf recht verscherpt. De belastingen werden vervangen door 'n vaste som. aan den vorst uitgekserd door het stadsbestuur, dat op eigen ge legenheid weer 't verhaalde op de bur gers. Altemaal instellingen, berustend op handelsverhoudingen. Al gauw kwam nu ook de weekmarkt: 18 Juli 1827. Op Woensdag moest deze gehouden worden (hiermee wordt ook 't bericht dat reeds in 1800 tweemaal per week markt werd gehouden, een fabel tje). En in 1881 werd de kapel, kort *e voren gesticht (naar welke de Capelle- laan haar naam nog draagt) omgezet in 'n parochiekerk, (Van de omstandigheid, dat de Gapellelaan uitkomt op de Jler- gambaohtsche Kerklaan zou zijn af te leiden dat Kerk en Kapel gelijk zijn ge sticht). De pastoor, Nicolaas van Nor- tich, moest worden onderhouden door don grafolijken tollenaar, voIgenB 's graven hevel. Reden voor al die vrijgevigheid bestond er wel, want in 1831 was de op brengst van den tol te Ammers, te Geer vliet en te Dordrecht de grootste. Langzaam kwam toen verval. In ver gelijking met de andere tollen bracht Ammers, volgens de rekeningen van Zuid-Holland, al tusschen I860 en 1808 sleohts weinig op. Steeds zakte de welvaart toen weg, de harde klap kwam In 1401, toen de graaf in bezit kreeg de landen van Blois en daarmee de grens van nol- land—Utkocht verschoof naar Sohoon- maar een handelszaak te zijn. Als ik een buitengewoon gefortuneerd man word, wilt u de zaak opnieuw in overweging ne men; zoolang dat niet het geval is, kom ik voor u niet in aanmerkingl Het feit dat ik van uw dochter houd, speelt voor u absoluut geen rol...." „Goed, dat neem ik dan terug," ver klaarde Riohards bruusk. „Ik zei dat al leen maar, omdat ik niet geloof, dat er ook maar een spoor van kans is, dat u ooit een buitengewoon gefortuneerd man wordt. En ik ^eb ook niet gezegd dat ik dan mijn toestemming zou geven. Neen, ik neem het absoluut terug, het zou niet billijk zijn tegenover het meisje. Ik ver klaar u met de meeste, stelligheid dat ik, als u niet elk contact met haar in welken vorm en onder welken naam ook, achter wege laat, ik haar onmiddellijk uit High- gate weghaal. Ik heb nu meer dan ge noeg van dat gezanik en ben van plan er nu kort en goed een eind aan te maken." „Ik denk er niet aan om u een belofte te geven," hield Guy koppig vol. „Dan verzoek ik u mijn kamer te ver latenmet precies denzelfden nadruk waarmee u mij indertijd hetzelfde ver zocht hebt! En ik zal mijn maatregelen wel zoo nemen, dat u geen kans meer krijgt met mijn dochter in aanraking te komen, ofi u een belofte geeft of niet. Zij zal er natuurlijk onder lijden, dat ze zich weer met u heeft ingelaten, maar het ligt voor een groot deel aan u, hoe groot de onaangenaamheden voor haar zullen zijn." Guy was al bij de deur, maar bij de laatste woorden van Richards draalde hij zich om en vroeg, met een stem, die op eens merkwaardlg-deemoedlg klonk: „Als lk beloof wat u verlangt, wilt u mij dan toestaan haar nog éénmaal te schrijven?" „Neen," was het stroeve antwoord, „schrijven zal ik haar zelf wel! Er moet nu eens en vooral een eind aan die ge- hoven. De tol werd natuur] legd en Ammeretol ging op vergetelheid. Hoe meer Schoonhoven oj|kwam, hoe verder Ammers wegzakte. Eenige vergoeding kreeg 't etedike van Vrouwe Jacoba. Zij gaf den poorters vrijdom van alle tollen in fifenogouwen, 't welk de handel wat deed tfpblooion en oorzaak was, dat veel Bergambachters 't burgerrecht van Ammers kochten. De handel bestond dan voornamelijk in hout, graan, wijn en kalk. 't Was even een opleving. Nieuwe tij den kwamen. Nieuwe handelswegen wer den geopend, 't Dorp werd een uithoek en onze vaderlandsche historie gaat ver der Ammerstol voorbij. De pastoor ver klaarde dan ook in 1567, dat in deze uiterste streken de geuzerije nog niet was doorgedrongen. Met veel lof sprak hij over zijn parochie. Z'n collega's echter vertelden, dat in 'n geschil met 'n zustor- gemeente, de mannen van Ammers zich meer gedroegen als krijgslieden dan als schaapkens Christi. Trouwens, heelemaal scheen de pas toor zelf ook niet vrij van schuld, ten minste hij beloofde bij die gelegenheid, de vermaningen ter harte te nemen en z'n leven te beteren. In 1578 (Schoonhoven was door de Spanjaarden weer ontruimd) kregen Bergambacht en Atamers, nu weer ker kelijk vereenigd, een gereformeerde do minee. Tot 1058 zijn de dorpjes één ge bleven. Toen kreeg Ammers een eigen predikant: Hermanus van Halen. De omwenteling van 1795 bracht hier werkelijk wat goeds. De zalm moest tot nog toe naar Schoonhoven ter afslag worden gebracht, maar voortaan zou de visoh afgeslagen mogen worden in 't dorp zelf. Gemeente, kerk en armen wa ren d'r 't best mee. Van eiken gulden moest een stuiver worden betaald; nu kreeg de gemeente daarvan drie duiten, kerk en armen drie en de rest (twee dui ten) was voor den afslager. Aangezien tweemaal per dag afslag werd gehouden, beteekende dit 'n belangrijk voordeel. De kerk was oorspronkelijk 'n kruis kerk, met toren zonder uurwerk. Eenige nissen voor heiligenbeelden zijn later dichtgemetseld. In 1880 is 'n nieuw kerk je gebouwd, de klok uit de oude kerk, die in 1504 gegoten werd, benevens en kele andere antiquiteiten, zijn naar de nieuwe kerk overgebracht. In 't begin der vorige eeuw stond er nog 'n tolhuisje met 't Jaartal 1821. 't Gemeentewapen vertoont 'n staande leeuw en 'n zalm. JAN VAN P' ISALA. DE STEM UIT HET PUBLIEK. Hans was een eenvoudig, vriendelijk man, jaren geleden weggeloopen van de farm van zijn vader in Iowa, om zich met zijn lichaamskracht en bekwaamheid in den strijd des levens te werpen. En hij was vrij goed geslaagd in het leven. Maar nu, nu er lente was in de zachte lucht, had hij er plotseling genoeg van. „Luister eens," zei Hans tegen een paar jongens. „Er zit niks in in boksen - geen toekomst, zie je? Fijn en rook on kwetsuren en slecht gezelschap, daar is alles mee gezegd. Neem een verstandi- gen raad van mij aan en ga naar het land. Op een boerderij. Dat is iets voor een man. Als lk verstandig was ge weest, zat ik daar nu ook." „Maar waarom ben jU dan weggeloo pen, Hans, als het op de boerderij zoo goed was?" vroeg sen van de stoutmoe- digsten. „Omdat ik een stommeling was," grom de Hans, „als alle jongens. Omdat ik niet wou luisteren naar mijn vader, die sohiedenis komen. Als u zich verder niet met haar bemoeit, kan ze blijven waar ze is; als u dat niet doet, komt ze hier on der mijn hoede en ik verzeker u dat ze dan geen gemakkelijk leven zal hebben! Het ligt nu maar aan u om te zeggen wat u het liefste is en doet u dat alsjeblieft 'n beetje gauw, want mijn tijd is be perkt." En terwills van Peggy gaf Guy zijn eerewoord. HOOFDSTUK XV. „U most mU méér brsngsn George Greenfield kwam op een regen- achtigen en winderigen avond op Wet- stones aan; toen hij uit het rijtuig stapte Om in de boot plaats te nemen, sloeg de regen hem in het gezicht. Afgevallen bla deren en gebroken twijgen woeien de trappen op van het kasteel, dat donker en somber voor hem oprees. De verwoes tende adem van den herfst had zich reeds over ds zomersche schoonheid ge legd. Lord Garadoc begroette hem in de hall en kon nauwelijks wachten tot George zijn natte kleeren voor droge had ver wisseld en haastig zijn souper had ge bruikt* om zijn gast te betrekken in een gesprek over het onderwerp, waarvan zijn hart en geest vol waren. Ze zaten in het kleinere achtervertrek van de bibliotheek en Lord Garadoc scheen geen woorden genoeg te hebben voor de bewondering waarmee Sir Ro derick Bertram's grootsche werk hem had vervuld. Ook over George kwam iets van het overweldigend enthousiasme van zijn gastheer en de wijze waarop hij dit toonde deed Lord Caradoc zich geluk wenschen met den medewerker dien hij gevonden had. George moet in slaap gevallen zijn op het oogenblik dat zijn hoofd het kussen Elf November.telkenjare, Wordt alom het feit herdacht. Dat de oorlog werd beëindigd. Die zooveel ellende bracht, Dat het laatste sohot gelost werd, Uit het moordende kanon. En de menechheld hoopvol opzeg Naar de gouden vredeseon. Elf November.Vrouw® Vrede Toont ons hier een frontsoldaat, Dl® met uitgedoofde oogen Tastend lange de wegen gaat; En zij ie het, die hem telkens Naar het groot® kerkhof leidt, Waar de vele dooden rusten Uit den grooten wereldetrijd. Maar de oude, valeohe leuzen Duiken overal weer op. Opgeschroefd nationalisme, Voert de spanning weer ten top. Lang» den politieken hemel Drijft weer menig doak'r® wolkl Blinder dan d® oorlogahlinde, I» het opgezweepte volk. Elf November.Elf November. Werelds wapenstilstandsdag. Eén minuut van doodeohe stilte, Aangehoord met etil ontzag. Naties, volkeren der aarde: Sohuwt den oorlog als venijn I Laat de dag van 11 November Tooh voor U geen frase zijn! net tegen mij iel, wat ik nu tegen jullie zeg. En hij wist wat boksen was, hoort Kampioen-lichtgewicht van Iowa was hij. Maar hij was niet uit Duitsohland hierheen gekomen om te boksen. Dat was maar tijdverdrijf. De boerderij ging voor. Hij leerde me zoo het een en ander van boksen en toen ik den knecht van een naburige boerderij had verslagen en toen nog een kampioen van de streek, toen dacht ik natuurlijk al, dat ik een soort Camera was. Ik kreeg de kana om met boksen op een kermis vijf- en twin tig dollar te verdienen, maar mijn vader had me in de gaten en sprak eens ern stig met me. Als ik op die kermis durf de te gaan boksen, zou hij me een ge weldig pak slaag geven en me wegjagen. Het pak slaag heb ik nooit gehad, omdat hij me tfiet meer te pakken kreeg: ik ging er 's avonds na den wedstrijd van door. Maar ik heb er na dien tijd dik wijls, heel dikwijls spijt van gehad. Een boerderij, dat is je warel En," vervolg de hij met een woedenden blik, „als ik toch ooit hoor, dat een van jullie voor geld is gaan boksen! Alia, vort, ga je kranten verkoopen!" En Hans liep door, zich koesterend ln de zon. Hij dacht er over na, dat hij zijn laatste drie wedstrijden verloren had, maar hij tobde er niet over. want voor zijn oogen zweefde een lieflijk visioen van golvende korenvelden Tien uur den volgenden avond. Hans bókste met een cowboy en had heftige aanvallen te doorstaan. De sympathie ging uit naar den landgenoot en het pu bliés maande Johnson aan, den Duit- scher er van langs te geven. Tweemaal werd de oowboy door deö scheidsrechter gewaariohuwd wegens te laag stooten, maar niettemin bleef het publiek op zijn hand. Toen hij op een moment door een heftige aanvallen van H&ns ln de tou wen ging, klonk een angstig: „0..o..." door de zaal, maar toen Hans een oogen blik duizelig was door een rechtsohe hoek, werd er gelaohen. Dat maakte hem woedend en even kwam hij in het voor deel. Tien uur dertig. Tien uur vijf en aanraakte en hij ontwaakte den volgen den morgen met vóór acht uur, toen de kneoht ai in zijn kamer bezig was. De wind was in den loop van den naoht ge heel gaan liggen; de luoht was sohoonge- waaid en volkomen helder. Het uitsioht dat Guy Bertram bij zijn eerste ontwaken soo in verrukking had gehraoht, trof ook George diep, toen hij voor het open raam ging staan. De late zomerbloemen vormden een magnifieke omlijsting van het beeldhouwwerk en de balustraden en de waterval ruischte en klaterde vroolijk naar het blauwe water van het meer. De knecht legde hem uit waar gezwommen werd; George begaf zioh vlug naar het meer en dompelde zioh met welbehagen in het koele water. Toen hij na zijn bad de trappen van het huiz weer opging, een toonbeeld van Jeugd en gezondheid en energie, was hij het type van den knappen, levenskrach- tigen jongeman, waarnaar men met ge noegen kijkt. Fluitend wipte hij veer- kraohtig de laatste treden op van de trap, die naar het groote front-terras voerde en toen hij naar boven keek, zag hij Ge- oily staan, een bos bloemen in de eene hand, de andere rustend op den steenen rand van de balustrade. Hij bleef met een ruk staan en keek naar haar, tot een beweging van het meisje hem tot de wer kelijkheid deed komen. Toen liep hij ver der en groette haar, zoo gewoon-beleefd, alsof gedurende dit korte oogenblik niet den ganschen opzet van zijn levensplan was veranderd. Het was niet haar schoonheid die hem een schok gaf* of schoon zij hsel mooi was. Wie zal zeg gen wat het if, dat onuitsprekelijke en mysterieuze in de oogen van een meisje, dat geen boodschap voor velen inhoudt, maar dat net geheels zijn van één man in beroering brengt? Het oogenblik dat George naar Cecily had staan kijken, was zoo kort geweest, dat het een oppervlakkig toeschouwer zou van-WLKEMBURG'S-- LfEWARDEM- veertig. De jeugd van Johnson begon zioh te doen gelden. Hans verdedigde zioh nog met den moed der wanhoop, maar iedereen zag, dat het nog maar een kwestie van tijd was. Daar weerklonk opeens een stem, die iedereen deed schrikken. Schril, trillend van woede, sloeg zij door de rookerige lucht in de zaal. „Allo, Hans, sla er op! Domoor dat je bentmoet je met den stok hebben? Vooruit zeg ikl" De woorden troffen de» veohter als zweepslagen. Hij tuurde een oogenblik in den mist van stof en rook in de zaal. Een angst, diepe, instinotieve agnst stond ln zijn oogen te lezen. „Hoe durf je het er zoo bij te laten zitten? Ben je een man of ben je een muis, hè? Vooruit! Laat me er eens door! Laat me. En in een panlschen sohrik viel Hans aan, De cowboy, beduusd, was tegen zoo veel heftigheid niet meer bestand. a En aanstonds sloeg ook de stemming van het publiek om: „Goed zoo, Hansl" werd er geroepen. „Goed zoo, sla er maar op" Maar boven al het geroep uJt klonk nog steeds die eene stem, als een vlam, die boven den rook uitslaat: ..Je moeit Je sohamen! Vooruit, sla er opr En als een automaat gehoorzaamde Hans. Een paar minuten later ging de cowboy neer en kon binnen de tien lellen niet meer omhoog. De scheidsrechter sloeg Hans op den schouder ten teeksn van zijn overwinning. In de kleedkamer lag Hans op ren bank te, hijgen, terwijl twee helpers hem met handdoeken afwreven. Een gebiedende klop op de deur. zijn ontgaan. Zij gaven elkaar een hand en gingen samen het huls binnen, pra tende over de sohoonheid van den mor gen en over het werk, dat George op Wetstones wachtte. Hij was blij een oogenblik alleen te kunnen zijn, hij wilde wat klaarheid soheppen in zijn stormende gedaohten, want hij wae zich bewust van wat tot hem gekomen was. Maar toen hij gereed was met zijn toilet, moest hij ziohzelf bekennen, dat hij er niet in was geslaagd zijn gedachten te ordenen Den heelen morgen werkte hij met Lord Garadoo. De geestdriftige geschiedvor- soher zou graag den heelen middag en avond aan den arbeid zijn gebleven, maar hij beperkte zich in zooverre, 4at hlJ George verzocht vóór het diner fflog een uur in de bibliotheek te komeq en nog een uur voor het naar bed gaan. Vóór de lunch ging George even naar zijn kamer en wederom probeerde hij tot klaarheid te' komen met Zichzelf, maar één gedachte oveTheerschte alle andoren: dat hij binnen eenige minuten met haar aan tafel zou zitten en dat hij maar één verlangen had: den avond in haar gezel schap te kunnen doorbrengen. Aan de lunch stelde Mevrouw Herbert voor te gaan theedrinken in een klein tuinhuisje met een stroodak, dat aan den overkdnt van het meer in de bosschen lag, George roeide hen en toen ze de plaats van bestemming hadden bereikt, zette Mevrouw Herbert zich op de ver anda en ging zitten breien; weldra echter viel ze in een lichte sluimering, die ten slotte overging in een vaste slaap. Geor ge en Cecily wandelden langs het meer en zochten rotskristallen, daarna kookte ze water op een houtvuurtje en zette thee. Nog nooit in zijn leven had George zich zoo gelukkig gevoeld.. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1932 | | pagina 3