Jhz J DE JACHT OP DE STROPER BKXXKKX*** Kerstvertelling door Anne de Vries Het taazerdichaam hing mar lang» het bo»N walletje neer. De kop waa achterover gesla gen, de ogen puilden uit, de bruine «nijtan- den kwamen bloot, een voorpoot wai to toat- ate kramp geheven naar de plaats, waar de roodkoperen tor ik wegkneep to de wollige hal». Ken wieóe geheimzinnige klauw, dte b«* dier had gegrepen, toen het op voer wilde uitgaan naar de akker» Rondom wa» de aar de omwoeld en besmeurd door de lange wan hopige worsteling om het leven. bij de kop waa een paddestoel opgeschoten ta de nacht, een vergiftige Amaniet; die stond daar al» een witte lamp bij een doodsbed. de zon die bloedrood onderging boven de hei, wierp lichte glanzen over de bruine vacht cn blonk in een dood oog al» een spiegel. Daar stond Luut Willink bij, de handen M de zakken, kauwend zijn pruim, schijnbaar onbewogen. Hij moest geen goed jachtopsis- ller en dierenvriend zijn, al» hem deze moord niet door de ziel zou gaan. Maar hij kauwde slecht». Hij «poot een straal tabaksnat over zijn achouder en bespiedde de omtrek. Ir wa» geen sterveling te zien. HU onderzocht nauw keurig de grond in de naaste omgeving. De regen had sile sporen uitgewist. Toen ging MJ fluitend naar hui». Maar laiut Willink floot alleen al» hij nijdig was. Waar aen «nder schold, daar floot Luut Willink. Binnen *t kwartier wa» hij terug. HU doop met een boog door de lage dennen, bereikte de borwal achter de bocht, waar niemand hem kon zien toen hij overstak étx kroop door de greppel nader. Een half uur zat hij gedoken dicht bU de haa» achter een bremstruik, waar aan de rijpe peultjes rammelden zodra Mj aich even bewoog, en schold In stilte ap «en late ekster, die schetterend om hem heen sprong door bet hakhout De schemering was nu so zwaaSËRteorden. dat hij de jeneverboa oP twintiMfer afgt^nd voor een men kon houden. Toen was er licht gerucht achter hem. Dear kwam iemand door de greppel heen met een mes en een zak. Daar kwam Harm Oldengarm die sneed hier en daar onder t gaan een pol heide af en stond telkens roerloos te spieden on te luisteren. En een klein ruig hondje dook plotseling op in de «truiken en Jankte van schrik, toen hij Luut Willink, de Jacht opziener ontdekte Luut stond zuchtend op en begon bedaard een pijp te stoppen. ..Jtfbent ook nog laat op ped. Harm Olden garm". zei hij. De man kwam grijnzend nader en tikte aan zijn net Harm wa» altijd zeer beleefd. Ik kan van oe hetzulfde zeggen, as T mU vergund is. Luut Willink", antwoordde h«. ,,Je bent toch werkeloos, dan heb Je over dag toch wel de tijd om heide te plukker?" Och, wat zou Harm daarvan zeggen... Ja, helaas was hij werkloos. Hij mocht vier da- gen in de week in de werkverschaffing gaan en van die paar centen, die hij dan verdiende, moest hij eoi^ vrouw en een troep kinders de mond open tjouden. Hoeveel kinder had Wil link" »n en een vast inkomen. Neen, dan v»i«t hij daar niet van Die andere twfce da gen was Harm thuis, zeker Dan had hij ook zijn iegen Akertje te varzorgen en het was nou zo'n m#oie lichte avond Maar al» Wil link er wat op tegen had Zijn voorkomende grjjns behield hij voortdu rend. maar zijn ogen fonkelden in 't maan licht. Wn Luut hem fouilleerde. Hij deed, alsof hij niet begreep, waarvoor dat nodig was en hij droeg ook niets verbodens: geen strikken, geen wild. geen wapens behalve ztyo mes Ze liepen samen op naar het dorp en apva- ken over onbetekenende dingen, maar achter hun woorden broeide het wantrouwen. Daar na keerde Lmit langs een omweg terug en tot da morgen lag htJ tevergeefs op wacht achter «a boawaL Toen de aan saoMHJk door de veis brak, kwam tol stijf overeind, ■smakte de baas tos au waa aan poosje stttend op da boswel bezig met »«n zakboekje snto stompje potlood. Toen bevestigde bij to brief je aan de lege torik. „Pao op, morgen vang flt Josr, had bfl «nas* op geschreven. Ka» twee dagen later vond hij op de achtor- sijde to drukletters bat antwoord: „Of ik jou MP." Dèt stond ar av.p. Deur sluiten a.vp. Ik Bal jon vangen s.v.p. Met mito geweer av.p» Luut zag in gedachten twee ogen fonkelen recht in de zijne en hij twijfelde er geen ogen- Mik aan, wie de schrijver van deze oorlogs varklaring moest zijn. Dot beleefde s.vp. wa» no goed als een handtekening. Drie maanden duurde de stifle strijd jachtopziener en stroper. Willink gaf al zjjn tijd, al zijn energie aan de jacht op Olden- garm. Zijn tuin bleef onverzorgd, zijn gezin Bog hem nauwelijks Als hij nog naar de kerk ging. stond voortdurend bet grijnzende ge licht van Oldengarm to zijn gedachten. Toen kwam de dag. dat bü, voorzichtig te- gan de wind in sluipend, het grijze keffertje verraste, terwijl het een konijnenhol uitgroef. Zijn baas stond er bf) en Luut Willink, dia hem ogenblikkelijk fouilleerde, vond een pa trijs tussen de kejiotte voering van afjn jas. Waar hij die vandaan had? Van een paar Ja gen gekregen, omoat WJ aan poos nana had helpen drijven. Welke jagers waren dot? Ja, Willink moest het Ham maar niet kwa lijk nemen, hij kende die kerels niet. Hat waa treuwen» niet op Willink*» terrein to de staatsbossen, een uur ver. Harm mocht gaan. Natuurlijk mocht hij gaan Het varvoeren van een patrijs was geoorloofd in da jacht tijd. Hij nam zijn pet af vroeger tikte hij ar slechts tegen en liep waf. „Goeie vangst met de stropers", aei hfl met een bittere lach, maar Willink merkte met voldoening, hoe onzeker dat klonk. „Tot weerziens", riep hfl malend. De stroper keerde zich om en kwam teree stappen terug. „Nou, goed dan, tot weerziens!" zei hij met nadruk. Dat klonk als oea bedreiging. In deze tijd solliciteerde Luut Willink naar de betrekking van i jachtopziener ergens ta het Noorden van de provincie en omdat hij daar geboren 'was, begeerde hij vurig om benoemd te worden Hij werd opgeroepen om aich ta komen voorstellen en kreeg daarna beooek van twee heren, die zijn jachtveld kwamen zien. Toen hij hen rondleidde was hij onze ker en verlegen van vrees dat zij een strik zouden ontdekken van Harm Oldengarm. En toen zij wegreden in hun glanzende auto stond hij verslagen tegen de deurpost geleund, zeker van een mislukking. Toen voelde hij dat hij Harm Oldengarm haatte, die zijn leven moeilijk en,gevaarlijk maakte en hem deze promotiekans ontnam. Hij schrok er even van. HU had nog zelden een mens gehaat Hit was er een ie goedhartig maa au te ernstig Christen voor geweest. Het weerzienvond plaats ns een week. Willink zat verborgen aan *t eind van een bosweg Toen zag hij in de verte Oldengarm, ^Me gebukt de weg overstak met het hondje op de hielen Lnut Willink probeerde hem anel en voorzichtig te besluipen, maar hoorde de hond waarschuwen an teen h|j Harm to bet oog kreeg, waa deze i houtaprokkelen. Wel lag to zijn nabijheid een boa strikken, maar hoe die daar kwam, dal wiet Oldengarm niet. „Onvoorzichtig van die streupers otn die daar zomaar in t bos te gooien", vond h$. -En onvoorzichtig van oe, Luut Willink, om de hele harfst geeneen anders as mij op de hak ken te zitten. Ik waarschouwe oe". „Wat bedoel je daarmee?" vroeg Luut streng. Er was een ogenblik niets dan wan hoop in de ogen van de stroper. Ztyn handen strekte hij haast smekend uit. „De heb een gezin dat te eten moet hebben", aei hij schor. „Wat doet men daar al niet voor, Luut Willink V Luut zweeg. En de stroper beheerste aich plotseling, bet was alsof hij schrok. „Ik zeg niet, dat ik veur ze zou gaan streu- pen, beur Jachtopziener!" Hij lachte gedwongen. „Maar waarom ik oe waarschouwe?" vroeg MJ dan langzaam. In zijn ogen bliksemde het even. „Nou, Luut Willink, ie moet het mty niet kwalijk nemen, bet klonk niet ao aardig, hè? Maar het bontien kon oe ee bieten. Meer be doel Ik er niet mee. En ie bebt tóch eek maar één leven te verspeulen. „Heb j|j d'r twee?" vroeg Luut, wtt van drift Maar Harm zei niets meer en dese keer boog MJ met zijn pet to de hand, toen hü wegging met een onnosel bundeltje hout. En na die dag, als Luut langs de ecoaame bospaadjes ging, kon het gebeuren, dat plot- - aelmg een felle angst hem besprong veer to scbot hagel in zijn rug. Hij raakte zijn rust an zijn zelfbeheersing kwijt in |tesc Mfd- I Niet lang daarna viel de beslissing. Willink tooop to de eerste schemering vaa kerstmor gen langs een besneeuwd bospad; toen toond hij plotseling vlak achter de stroper, die ep een bocht van het pad, met uitzicht op een wei geknield met het geweer te toeren zat. Zonder na te denken besprong h|j hem als een roofdier zijn prooi, maar de veel grotere en sterkere stroper rukte zich tos sa zette het op sen lopen. Willink schreeuwde tweemaal zijn bevel om te blijven staan, tegelijk met ds derde keer schoot hij. Het #u de eerste maal van zfja leven dal hQ ep een mens schoot. Het was, af hij zich zelf geraakt had. alsóf het leven uit hem weg vloeide, toen hij Oldengarm als een konijn over de kop zag buitelen. Hij Mep wankelend naar hem toe, de handen aan zijn hoofd, da revolver nog ia zijn ene hand De stroper klaagde en mhreide als een kind. „Is dat nou wark, ^nllink*Honderd maai heb ik oe onder schot 'had ep de boa- weg en Ik heb er niet aan gedacht Luut beet zich op de lippen, hij kon niets zeggen. Hij was na een poosje bevend sn ijverig doende de man te helpen. Hü nam de hand van, de" stroper en schoof sijs nek on der diens arm; zijn vrije arm sloeg hjj om Ol- dengarms lijf. Zo, half gedragen, half lopend, werd de stroper meegevoerd In de prille aaor- gen trokken ze ever de sneeuw, langzaam, in stevige omarming, als twee kleine dte lenigs vriendschap gesloten hebban, kwamen se aan het kleine mmmmésiNPn k t dia b|j bet vuur bezig waa, keerde zich ora sn vloog jammerend op hen toe. Turnen de gordijntjes van al dn drie bedsteden kwamen toen de verschrikte ogen vaa kinderen kijken an sen seconde later kermden ze in alle hoe ken met de moeder mee. „Wat moe* dat worden", kreet de vrouw, „wij hadden al haast geen brood in humt" Daar kon Luut met bij blijven. Al zjjn haat kwam nu beschuldigend op hem aan. Maar hij verweerde zich. terwijl hij door de meeuw ging pen de dokter te halen. Zijn ziel kroop weg achter zijn ambt, zoals hü zelf gewoon was weg te kruipen, sluipende door de bossen. HÜ had zifn plicht gedaan, hg had het recht om te schieten. Het recht om te haten ook..? Het wa» aan ongevaarlijke vleeswond in 't dijbeen, dat gaf een hele rust Dat gaf Wil link kracht om zijn houding te bepaim. Hij bad als jachtopziener zijn plicht gedaan en hij zou die blijven doen, maar hü zon bat ook als Christen doen. Hü zon proces-verbaal op maken en tegaljjk zorgen dat er brood ia dat gesia kwam. Maar terwQl hfl dat proces-verbaal schreef, kwam de post met een expresse-bestelling en bracht, alsof het zo wezen moest, juist nu zijn benoeming tot jachtopziener la zijn ge boorteplaats. Hg schrok arvan en de uitgelatenheid van zijn vrouw ergerde hem bijna., Die benoeming kon hem nu geen blijdachap\neer geven. Hij stond voor bet raam te peinzen an had bet gevoel, alsof hij die ten koste van Harm Ql- deogarm had veroverd, alsof die b aam aard waa met diens bloed. Hü floot Hoog en schril, vals als van een gebarsten snaar klonk dat gefluit en hg zag in zijn verbeelding met anders dan die kerel met zgn grauw gezicht temiddea van de ontreddering in zün huis. HU wist het tenslotte heel zeker: als deze brief een dag eerder was gekomen, sou hü van morgen niet geschoten hebben. Die ellende in dat kleine huis, -daar was alleen sijn haat de oorzaak van. Luut Willink vloekte tussen zijn tanden. „Wat zee je?" vroeg zün vrouw. „DÉ'k even naar boven moet", antwoordde Luut.' Hij ging naar boven. HU draalde de deur van de slaapkamer op slot. Een bona daar- binnen, daarna was het stil. Toen hü weer In de kamer kwam. bleek het, dat hij een schone zakdoek had gehaald. Er was een vochtige glans in zijn ogen, ter wijl hij met het half-voltooide proeve verbaal Ito handen stond. Buiten over het besneeuwde blinkende land, door de zonnige feestelijke morgen, htidtie de kerkklok. „Kerstfeest", zei Luut tegen zichzelf. „Christus/eest", dacht hij. „Feest'ven Gods Ontferming". En onderwijl scheurden zgn handen het verbaal en wierpen de snippers in de blauwe, begerig lekkende vlammen van hot lel-bran dende kacheltje. NAAK SIMEONS LOFZAMQ Zo laat thans. Heer, Uw dienstknecht gaan in vrede Mijn ogen hebben Uwe heerlijkheid aanschouwd Die Gij bereid hebt voor 't gezicht van al de volken, 'k Heb. Heer. op U en op Uw God'lyk woord vertrouwd: „Een Rijsje zal aan Isafs tronk ontspruiten En op Hem zal de Geest des Heren zjjn. Het volk dat in de duisternis nog wandelt Zal t Licht des Hemels zien en zich verheugen pn Zijn schijn". Nu kan Tc in vreugd" en rust de-ogen sluiten. Nu is het Licht over de wereld opgegaan. Geloofd z| God! Gezegend, Gij Maria. Laat. Heer. Uw dienstknecht thans in vrede gaan. v A. H. *E)k maak zety ietó lekkeró. Naast alle Kerstverhalen, hier nog iets over het eten en drinken, dat toch met de feest dagen een zekere uitbreiding zal ondergaan. We willen allemaal juist ook In deze tijd van versobering toch graag eenj iets ex tra's hebben en zo nodig hebben we voor de ze dagen wat gespaard. In de eerste plaats kunnen we misschien dit Jaar zelf ons kerstbrood bakken: We nemen: 2 kilo zeer fijne tarwebloem. 875 gram boter, 300 gram. suiker, 1-2 lepels rum (of een cap sule rumaroma), 50 gram bittere en 125 gram zoete amandelen, 125 gram gist, 75 gram su- cade, stokje vanille, geraspte schil van een halve citroen, liter melk, Is theelepel zout Voor het bestrijken en bestrooien na het bak ken: pond boter, pond poedersuiker. Alle bovenstaande ingrediënten moeten wU goed voorbereiden, de bloem zeven en op 'n warme plaats wegzetton, de amandelen pel len en fijnmalen. De sucade werd reecfe een dag tevoren in kleine dobbelsteentjes gesne den. met de rum overgoten en met een scho teltje dichtgedekt, weggezet. Maak de gist fijn en roer ze In lauw warm# melk met een weinig bloem tot een dikke pap. Laat dit gistmengsel ongeveer 20 minuten op een warme, maar niet hete plaats, rijzen. In tussen de boter laten smelten, vermengen met bloem, suiker en zout en daar de gistmassa bijvoegen. Nu wordt het deeg flink bewerkt, niet roeren, maar met een houten lepel kloppen, tut het beslag flink luchtig is en van de pan en lepel loslaat. Zodra zich aan de op pervlakte van het beslag luchtbellen gaan vormen, hebben we genoeg ons best gedaan. We laten nu dit beslag nog eens ongeveer 'n uur op een. warme plaats rijzen. Dan wordt het nog eens flink doorgekneed, de vruchtje# en amandelen worden toegevoegd en daarna vormen wij op een geboterd bakblik twen grote broden, die in de lengte dubbelgesla- gen worden en nog eens ongeveer een uuf moeten rijzen. Daarna bakken wü de kerst broden in een niet te hete oven lichtbruin, bestrijken ze tussendoor een paar keer m«t gesmolten boter en gebruiken, zodra ze uit de oven komen, de rent van de boter, waBr- door de opgestroolde poedersuiker goed mal blijft plakken. Nog een recept voer de ontbijttafel We nemen: 500 gram bloem, 10 gram zout, geraspte schil van 1 citroen, 100 gram boter. 2 deciliter melk, 15 gram gist, 200 gram sui ker, klontjes Meng de bloem met het zout en de gerasp te citroenschil. Snijdt hierin met twee messen de boter tot klontjes. Maak in het midden to kuiltje. Doe hierin de gist. die met een weinig lauwe melk tot een papje is aangemaakt Meng dK geleidelijk, van het midden uit roe rend, door de bloem en vtfeg daarna de ove rige melk toe. Kneed het deeg. Laat het af gedekt n#et een doekje op eelauw warme plaats een uur rijzen. Vorm er spits toegelopen boordjes van. Doe ze over, op een beboterde bakplaat. Knip sa in. Laat ze nogmaals een half uur rijzen. Bak ze In een hete oven bruin en gaar. Be- strük ze, zodra ze uit de oven komen, met to suikerstroopje. bereid door suiker ln 'n wei nig water op te lossen. Laat ze drogen en af koelen. Thee met mat. Na het avondeten zullen we als de kin deren misschien al naar bed zijn - nog wal tets willen BNnken. En omdat het kerstavond is, willen we Iets feestelijkere schenken, dam koffie en thee. Nu hebben we tussen veel dranken de keus Wijn in vele soorten en kwa liteiten. Port, bisschopwijn.enfin, teveel om alles op te noemen. Daarom zü slechts i herinnerd aan een eenvoudige drank, die to de meeste gevallen heel welkom zal zijn thee met rum. We nemen een groot glas thee. ntet te sterk, maar vooral ook niet te slap. Wa doen daarin een behoorlijke schep suiker, to scheut rum en een schijf cijroen Dan hebbeu we een drank, die op een koude feestavond hogelijk gewaardeerd cal worden.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1951 | | pagina 5