toonden de Goudse notabelen
Laat
12
van i
te
vijandige factie. Voeg bij dit
daardoor weinig bekende fa-
kent hier, dat ze tenminste ƒ2000 per jaar opbrachten. Wie geen goede amb
ten kreeg, moest rondkomen van de opbrengsten van het familiekapitaal. De
meeste patriciërs waren immers renteniers.
De genoemde verschillen in macht en rijkdom waren medebepalend voor het
gezins- en familieleven van het patriciaat. Personen die tot de elite be
hoorden, moesten bijvoorbeeld bij hun huwelijkskeuze met meer belangen re
kening houden dan knechten en winkeliers. Zij dienden te letten op de goe
de naam van hun familie, hun carrièrekansen, hun portemonnaie etc. Voor
een zoon van een regent of van een rijke en ambitieuze burger was het
zaak om naar de dochter van een machtig heer te dingen. Een armere maar
wel aanzienlijke of invloedrijke familie kon proberen het geslonken kapitaal
aan te vullen door huwelijken met vermogende burgers. Voor nouveaux ri
ches was een huwelijk immers de enige manier om in het oude patriciaat te
worden opgenomen. Voor de vrouwen uit de elite was een goede huwelijks
keuze helemaal belangrijk. De man bepaalde namelijk de status van het ge
zin en dus van zijn echtgenote. Uit dit alles mag overigens niet worden
afgeleid, dat alle patricistische huwelijken puur verstandelijk tot stand
kwamen en door de familie gearrangeerd werden. Uit brieven en dagboeken
blijkt keer op keer, dat ook in de 18de eeuw gevoelens en emoties een rol
speelden
Toch werkten de geringe middelen van veel regenten en de verschillen in
macht en aanzien wel degelijk door in de huwelijkskeuze. In Gouda bleven
relatief veel patriciërs ongehuwd. Bovendien werd er vrij laat getrouwd: de
mannen omstreeks het achtentwintigste levensjaar en de vrouwen zo rond
het vierentwintigste. Telgen uit invloedrijke en kapitaalkrachtige families
trouwden vaker en jonger dan anderen omdat zij de middelen bezaten om
een eigen bestaan op te bouwen.
Het aantal kinderen per gezin was in Gouda vrij gering. Het hebben van
veel kinderen was financieel gezien ook niet erg verstandig. Ruim een der
de van de regenten overleed kinderloos en de overige raadsleden hadden in
de regel zelden meer dan twee of drie kinderen die de leeftijd van acht
tien jaar bereikten. Door dit alles stierven vrij wat regentengeslachten uit
en was er dus ruimte voor deftige lieden van buitenaf.
Dat men niet of laat trouwen en een beperkt kindertal verkoos, was vooral
de schuld van de toenmalige levensstijl van de regenten. Men werd geacht
naar zijn of haar stand te leven en dus voor alles het fatsoen op te hou
den. De levensstijl diende immers de positie die men in het openbare leven
innam te weerspiegelen. Nu was die positie echter lang niet altijd gemakke
lijk te bepalen. Waar moest men daarbij vooral op letten? Er waren rijke,
maar desondanks weinig aanzienlijke regenten en burgers, arme maar wel
zeer geziene regenten en bovendien - om alles nog gecompliceerder te ma
ken - bestond er weinig zekerheid in het politieke bedrijf. Wie in een be
paald jaar het stadhuis controleerde, kon in het daaropvolgende jaar uit de
belangrijkste ambten worden geweerd door een
alles ook nog eens het grote aantal nieuwe en
milies en de chaos lijkt compleet.
Toch werkten al deze verschillen en onzekerheden allemaal in een en de
zelfde richting en wel in de richting van een sterk ontwikkeld standsbe
wustzijn en fatsoensbegrip. De armere regenten wilden in hun manier van
leven niet onderdoen voor de rijkeren en omgekeerd gold precies hetzelfde.
Weer anderen probeerden door middel van een kostbare en deftige levens
stijl een gebrek aan macht of prestige te camoufleren. Om aan iedereen
duidelijk te maken dat men tot de eerste families van de stad gerekend be
hoorde te worden, toonden de Goudse notabelen naar buiten een voorname
deftigheid.
Die deftigheid kon op allerlei manieren onderstreept worden. Laat ik be
ginnen met het uiterlijk vertoon. Dat was immers voor iedereen bedoeld. Als
uiterlijk statussymbool was het woonhuis in de stad het meest geschikt. De
trotse gevels aan Haven, Gouwe en Turfmarkt getuigen ervan. Daar woonden
toentertijd de eerste families van de stad, zij het niet exclusief zoals aan
sommige Amsterdamse grachten. Aan de eerder genoemde straten woonden ook