en 14 noemen, meter de tot tussen een koetsier, in de keu- vrijwel altijd inwonend en huisde op zolder of in de van een aantal panden gewone burgers. Toch behoefden de 18de-eeuwse Gouwenaren zich zeker niet te schamen voor hun grachten; de Goudse grachten genoten zelfs enige faam. Het doet mij dan ook plezier te zien hoe de laatste jaren het herstel aan de Haven ter hand is genomen. De grootste en fraaiste panden aldaar zoals het pand waarin de Kamer van Koophandel is gevestigd, brachten omstreeks 1750 zo'n ƒ20.000 op en konden daarmee wed ijveren met grachthuizen in rijkere steden als Delft en Leiden. De meeste patriciërshuizen waren echter minder kostbaar. Voor ƒ5000 tot ƒ10.000 woon de men ook op stand. Met een statig huis in de stad was men er evenwel nog niet. De deftigste en rijkste ingezetenen van de stad woonden gedurende de zomermaanden op het platteland in een buitenhuis. De meeste Goudse regenten en burgers hebben het nooit zover gebracht. De luxe van een buitenhuis was voor hen niet weggelegd. Een dergelljk bezit was eenvoudigweg te duur. Een statig buiten kostte namelijk ongeveer evenveel als een huis in de stad. Men moet zich overigens geen overdreven fraaie voorstelling maken van de gemiddelde buitenplaats. In Holland zijn veel buitenhuizen ontstaan uit boerderijen en waren derhalve weinig meer dan het verbouwde voorhuis van een wat gro tere boerderij. Pas in de tweede helft van de 18de eeuw gingen sommige eigenaren van buitens ertoe over om voor veel geld een apart buitenhuis te laten bouwen en deze te omringen met parken en vijvers. Door de grootte van de huizen en het zeer drukke sociale leven - waarover later meer - hadden vrijwel alle patriciërs huispersoneel in dienst. Twee a drie bedienden was standaard, maar enkele vermogende en voorname burge meesters hadden wel tot acht domestieken op de loonlijst staan. Zo woonden en werkten er in het eerder genoemde pand van de Kamer van Koophandel tenminste vijf bedienden. Wanneer er sprake was van een zo uitgebreide huishoudelijke staf, dan bestond er een zekere taakverdeling tussen de knechts en meiden: een lijfknecht voor de heer des huizes, een tuinman, twee a drie kamermeisjes en één of twee vrouwen ken. Het personeel was kelder. Als vierde statuskenmerk zou ik de koets willen noemen. Ook al was stad toentertijd veel kleiner dan nu - hooguit 900 meter van poort poort - toch bezat omstreeks 1750 de helft van alle regenten en een klein aantal burgers een rijtuig, in de regel met twee paarden. De burgemees ters die het vaak wat hoger in de bol en wat meer in de beurs hadden, lieten soms vier paarden inspannen. Toen de rijtuigen langzamerhand gewo ner werden, probeerden de deftigste families de anderen op afstand te hou den door ten eerste duurdere modellen koetsen te kopen en tevens door er meerdere en verschillende typen rijtuigen op na te houden. De koetsen van toen en de duurdere auto's van nu vervulden dus ongeveer dezelfde functie. Tot zover het uiterlijk vertoon. Dit was allemaal voor geld te koop. Fat soen en prestige waren echter meer dan dat, anders zou elke succesvolle burger met behulp van een goed gevulde beurs zomaar patriciër worden. Om het laatste te voorkomen legde de elite sterk de nadruk op goede manieren, beschaafde omgangsvormen en het fatsoen. Een goede opvoeding was daarom erg belangrijk voor de kinderen van de patriciërs. Eerst bezochten de kin deren kleine privé-schooltjesDe jongens gingen daarna naar de Latijnse school, een voorloper van het huidige gymnasium, en vervolgens rechten studeren in Leiden. Meisjes werden naar gewone kostscholen voor jonge juffrouwen gestuurd. Daar leerden zij handwerken, musiceren, tekenen en andere nuttige zaken. Daarna keerden ze terug naar huis of gingen ze naar een tante of grootmoeder om te leren hoe ze een groot en deftig huis houden moesten organiseren. Dat laatste was van groot belang voor de elite. De regenten en rijke ren teniers zonder ambten hadden namelijk erg veel vrije tijd. Die tijd werd vooral gevuld met een eindeloze reeks visites, partijtjes en etentjes. Der gelijke bezoeken vormden niet alleen een aangename manier om de verveling te verdrijven. Ze waren ook van belang om nuttige contacten te leggen en

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1986 | | pagina 16