EEN SLIKMETER IN MOORDRECHT
door R. den Ouden
24
Het Hollandse platteland was vóór de Franse tijd onderverdeeld in districten
(baljuwschappen) en onderdistricten (ambachten). Aan het hoofd van een
ambacht stonden schout en ambachtsbewaarders voor het algemeen bestuur
en voor de rechtspraak schout en schepenen. De Zuidplas behoorde toe aan
vier ambachten, te weten Waddinxveen, Moordrecht, Nieuwerkerk en Zeven
huizen. Door eeuwenlange vervening (turfwinningwas er in de 18de eeuw
een woest plassengebied ontstaan.
In 1700 hadden de Staten van Holland aan Gouda en Rotterdam een octrooi
tot droogmaking van de plas verleend en de noodzaak daartoe deed zich in
de loop van de tijd hoe langer hoe meer gevoelen: de plas vormde een be
dreiging voor het omliggende land en voor de bovengenoemde dorpen. Er
werden in de zeventi ger en tachtiger jaren van de 18de eeuw wel plannen
voor drooglegging gemaakt, maar die werden niet uitgevoerd. Dit mede van
wege het feit, dat het slagturven voor de veenlieden een lucratieve zaak
was
Evenwel werd er juist in die tijd door weersomstandigheden minder turf ge
wonnen dan anders. Voor de ambachten betekende dat minder belastingop
brengsten, terwijl de onkosten die het plassengebied met zich meebracht
In de vergadering van schout en ambachtsbewaarders van
17 februari 1781 werd besloten om de belasting (slik- of
en
en
bestond
Men stelde
reglement voor de veenlieden op
Ten overstaan
legde hij
Voor de
de onkosten
groter werden. In de vergadering van schout en
Moordrecht van 17 februari 1781 werd besloten om
lastgelden), die werd geheven over het opgebaggerde en op open veld uit
gespreide slik (in droge toestand: turf) te verhogen en tevens om een beë
digde slikmeter aan te stellen, omdat het vermoeden bestond dat door de
veenlieden veelal onjuiste opgave werd gedaan. Men stelde een instructie
voor de slikmeter en een reglement voor de veenlieden op en in april 1781
werd Maarten de Jong tot slikmeter benoemd. Ten overstaan van schout Jo
hannes van Staveren en de ambachtsbewaarders legde hij de eed af.
Tegen deze maatregel echter kwamen de veenlieden in verzet. In een arro
gant en fel gestelde brief van de hand van Gerrit Evenblij en mede onder
tekend door andere veenlieden opperden zij een aantal praktische bezwaren.
Evenblij volgde daarbij de artikelen van het reglement. Enkele citaten:
"Dat de veerman ingevolge 't 2e art, geen hindernisse in *t meeten aan den aan-
gestelden slikmeter moogen toebrengen, is iets dat onder alle beschaafde volke
ren, ook aan de ondergeteekendenszeer wel bekend is, dat men niemand in zijn
ampt off bediening mag benadeelen off hindernisse aandoen/
en naar aanleiding van het 4e artikel, waarin de veenman verplicht werd
gesteld om aan de slikmeter aanwijzingen te geven en om zijn vragen te be
antwoorden:
zeedert dit reglement, moet den veerman eerst den aangestelde slikmeter
gaan zoeken, om hem van de meeting te adverteren, dan moet hij hem des anderen
daags opwagten tot dat hij komt om de behoorlijke aanwijzing te doen, en onderrich
ting te geeven; - wie ziet niet, die eenigsints tot welzijn van den veerman
denkt, off dit artic, is tot groot nadeel van den veerman, de tijd, de kostelijke
tijd, (die nimmer wederom komt) werd hierdoor bij den veerman verspild die hem zoo
noodzakelijk is, en daar een braaff veerman niet gaerne veel van verliest;
Belangende het 5e art.om den aangestelde slikmeter voor zijn loon te betalen
eene duijt van jeder roe, is een zo geringe zaak, dat daar jegens niet kan geal-
legeerd worden, alleenig is hier op aan te merken, dat, daar alle de voorgem.
art., ja het gansche reglement is tot benadeeling van den veerman, ook dit,
schoon maar eene duijt van de roe;
Gerrit Evenblij werd met anderen in de gelegenheid gesteld om in de verga
dering van schout en ambachtsbewaarders van 24 maart 1782 zijn bezwaren
mondeling toe te lichten. Hij en de zijnen wilden dat het reglement werd in
getrokken en dat er geen slikmeter werd aangesteld. Citaat uit de notulen: