REGELING TOT NAZORG Een schaduwkant met betrekking tot de zorg voor zwakzinnigen is voortdurend het ontbreken van de zogenaamde 'nazorg' geweest. Arbeidsbemiddeling voor de oud-leerling kon hoe langer hoe minder tot de taken van het hoofd van de B.LO.-school gerekend worden. Diverse pogingen zijn in het werk gesteld om tot een goede regeling te komen. In 1936 bewerkstelligt de vereniging “Zorg voor geestelijk misdeeiden” te Gouda, dankzij hulp en steun van de gemeenteraad en het college van Gedeputeerde Staten in Zuid-Holland, dat de opening van een “Werkinrichting voor mannelijke imbecielen”29 in het vooruitzicht wordt gesteld. Het blijft echter bij dit initiatief. In 1947 wordt gesproken over het aantrekken van een nazorgambtenaar in dienst van de gemeente. Hij moet bemiddelen bij de leerlingen die hun intrede in het produktie- proces maken. Zij hebben namelijk voorlichting en hulp nodig, en de werkgevers zijn er bij gebaat dat ze op de hoogte gebracht worden van de eigenaardigheden met betrekking tot karakter, aanleg en mogelijkheden van deze leerlingen. Heel gemakkelijk kunnen er conflicten ontstaan.30 Het jaarverslag over 1950 geeft een beter inzicht waarom nazorg voor de oud- leerlingen vande B.LO.-school zo belangrijk is. Dullemond klaagt hierin over het feit dat veel oud-leerlingen aan hun lot overgelaten worden. Ze verwisselen vele keren van baas of ze gaan het verkeerde pad op. (in de politieregisters komen verscheidene namen van debielen voor!) Hij zelf kan dit stuk werk naast zijn omvangrijke dagtaak aan de school en zijn taak in de nazorg van imbecielen onmogelijk op zich nemen. Met het oog op de toenemende criminaliteit onder debiele oud-leerlingen vindt Dullemond het noodzakelijk, dat de “nazorg debielen” naar behoren geregeld wordt.31 Daarom doet hij in 1952 opnieuw een oproep aan B&w om de nazorg beter te regelen. Hij wijst daarbij op een rapport van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, waarin erover gesproken wordt om Gouda en omstreken tot een ressort te benoemen, waarvoor een nazorgambtenaar gewenst is.32 Die komt er echter niet. In 1956 weet Dullemonds opvolger Heykoop B&w zo ver te brengen, dat ze in de begroting een post opnemen voor een nog te stichten avondschool voor oud-leerlingen. Die avondschool komt er ook, voornamelijk tijdens de wintermaanden-, de opkomst is wissel vallig. Een groot gemis blijft het ontbreken van een nazorgregeling en een werkinrichting, die speciaal bedoeld is voor leerlingen die de imbecielenafdeling moeten verlaten.33 Toch zijn er lichtpuntjes te bespeuren. Het jaarverslag over I960 vermeldt, dat er een plezierige samenwerking is ontstaan met de gemeentediensten, politie, Pro Juventute en het Medisch Opvoedkundig Bureau.34 En een stap voorwaarts om tot een betere nazorg te komen wordt verwacht van de in 1964 opgerichte Algemene Vereniging voor Sociaal- Het leerlingenaantal op “De Ark” groeit gestaag; tegen het einde van 1960 worden 44 leerlingen verwacht, zodat de imbecielenafdeling zelfstandig kan worden. Op 1 januari 1962 is het zo ver, terwijl in de loop van 1961 dhr Augustinus tot hoofd van de imbecielen afdeling "De Ark" is benoemd. 20 29 30 31 32 33 34 Verslag van den toestand der Gemeente Gouda, 1936 Jaarverslag 1947 jaarverslag 1950 jaarverslag 1952 jaarverslag 1956 jaarverslag I960

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1995 | | pagina 22