12 OAG inv.nr. 1192: stadsrekening 1535 ƒ22 (reispost) 13 OAG inv.nr. 2349 charter dd.!535sc. 31 jan. 14 OASch inv.nr. 909" suppl. dd.1536 14 mei 15 OAG inv.nr. 1192: stadsrekening 1535 ƒ24 (reispost) 16 OAG inv.nr. 2349, charter dd. 1535 27 nov. 17 OASch inv.nr. 909": katern met processtukken zd., 23 art in antwoord op doleantie van Gouda, art 13 en 17 18 OAG dossier inv.nr. 2349 en OASch inv.nr. 909" 3 hoogtepunt van bijna 2000 stuks jaarlijks.11 Het zal duidelijk zijn, dat ook de paardenmarkten voor Gouda een belangrijke inkomstenbron vormden. De nieuwe zuivelmarkt in Schoonhoven van 6-19 juli moest wel tot problemen met het nabij gelegen Gouda leiden, omdat de belangrijkste jaarmarkt aldaar zeer kort daarna op St. Jacob begon (26 juli, gedurende 8 dagen). De onenigheid bestond dus meer over de datering dan over het houden van een zuivelmarkt op zich, in 1535 al ging Gouda naar Brussel om de koning en stadhouder te verzoeken dat de "Scoenhovense suveimarct comen- de voir die Goudtse sint Jacobsmarct off en de te niet gedaen m och te worden"'2 Op 31 januari 1536 kwam de deurwaarder van de Grote Raad van Mechelen dit op verzoek van Gouda te Schoonhoven bij Willem Thin, burgemeester, voorstellen. Deze vroeg om de moge lijkheid tot toelichting van zijn standpunt. Door de deurwaarder werd Schoonhoven vervol gens uit naam van de keizer op 17 maart daaropvolgend13 voor de Grote Raad gedaagd. Dat Schoonhoven al snel bereid bleek de aanvangsdatum te vervroegen naar 4 juli ("st. metten scuddecorfs avont") heeft, begrijpelijk, niet veel aan Gouda's bezwaren afgedaan.14 11 OAG inv.nr. 2357, vgt. regest 67 dd. 1410 sep.io. De aantallen verhandelde paarden jaarlijks in de rentmeesterreke- ningen vanaf 1446 (ARA Rekeningen Rekenkamer (RR) inv.nr. 1705 ev.). Naast het aantal vertolde paarden werd nog een onbekend aantal vrije paarden verkocht Op het verloop van deze cijfers en de paardenhandel hoop ik nog terug te komen. DE PERIODE 1536-1540 Aangetoond diende te worden wie van beide steden de oudste rechten had op de markt in juli, in 1535 bezocht Gouda in Den Haag de reken- en leenkamer om "te hebben besceyt vuytten registere wanneer sint Jacobsmarct eerst ingesteit es':15 In november van dat jaar verklaren schepenen van Gouda dat voor hen twee personen, afkomstig uit Berkenwoude, en twee uit Stolwijk getuigd hebben, dat zolang zij weten de markten van St. Jacob en St. Matheus te Gouda gehouden zijn en dat zij daar met hun ouders vaak geweest zijn.16 Schoonhoven stelde dat vele privileges aantoonden dat deze stad ouder was dan Gouda en dus oudere rechten zou hebben. Ook de ligging van Gouda aan de verlandende IJssel zou de stad veel minder geschikt maken als marktstad. Schoonhoven zou "bekwamer gelegen zijn tot gerief van de koopman komende van boven en beneden" [stroom op- en afwaarts].17 Tussen de processtukken zijn zelfs opgaven te vinden door beide steden van de jaarmarkttol-opbrengsten, afgeschreven uit de rekeningen van de graven van Blois uit de tweede helft van de 14e eeuw. Toen waren er in Schoonhoven drie jaarmarkten (in mei, augustus en oktober) en in Gouda twee (de reeds genoemde st. jacobsmarkt en toen nog de St. Lambertsmarkt, omdat de feestdag van St. Lambert op 17 september was).18 Na het grote

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1995 | | pagina 5