4 hiaat in de rentmeester-rekeningen na de Bloise periode in de eerste helft van de vijftiende eeuw, blijken er in 1440 nog maar twee jaarmarkten te Schoonhoven te worden gehouden. Markttol-inkomsten komen dan van de “huentgensmarkt” van paarden en van een vee markt.19 In de tussenliggende periode was, zo bleek hierboven al, in 1412 de paarden- en veemarkt van stolwijk naar Schoonhoven verplaatst. Een derde jaarmarkt werd dus pas weer in 1535 ingesteld. In het voorjaar van 1536 (tussen februari en mei) zijn als bewijsmateriaal in het proces op verzoek van de stadsregering van Schoonhoven een groot aantal akten opgemaakt in omliggende dorpen, met het getuigenis, dat sinds mensenheugenis aldaar tussen 4 en 17 juli een vrije jaarmarkt werd gehouden, waar zuivel, koeien, paarden, varkens en andere goederen verkocht werden.20 Verklaringen werden afgelegd te: Ottoland, Laagblokland, Ammersgraafland, Langerak, Lexmond, Goudriaan en Nieuwpoort, alle in de Alblasserwaard gelegen; Zevender, Lopik en Jaarsveld in de Lopikerwaard; Ammers, Vlist-Bonrepas en Schoonhoven zelf in de Krimpenerwaard. Ironisch genoeg kan aan deze opsomming van ten gunste van Schoonhoven opgestelde akten uit de te Gouda bewaarde afschriften nog toegevoegd worden Gelkenes in de Alblasserwaard, en nóg een verklaring van de buren van Zevender, afgelegd voor de prior van het regulierenklooster "De Hem” buiten Schoonhoven en de prior van het convent van de Vrouwenbroeders binnen de stad met schout en gezworenen van dat ambacht!21 De tekst van de akten is soms letterlijk hetzelfde. Voor de diverse schouten verklaarden enige buren dat zij op de poorten van Schoonhoven, op “ameij- en” of slagbomen en op andere plaatsen tekens en witte “crusen" hadden gezien, waarmee de vrije jaarmarkt werd aangekondigd. Deze akten bieden een unieke mogelijkheid iets te weten te komen over de omvang van het marktgebied van de stad Schoonhoven. De dorpen die genoemd worden liggen in de Alblasserwaard en verder veelal direct rond de stad in de Krimpener- en Lopiker waard. Met name in de Krimpenerwaard zullen de markten van Gouda en Haastrecht (paardenmarkt op St. Odulfus, ofwel 12 juni, met eveneens het Bloise tarief van 4 groot per paard22) concurrerend gewerkt hebben. De Goudse markt was voor inwoners van de Krimpenerwaard goed bereikbaar via de Haastrechtse brug over de Hollandse Ijssel, die de stad in 1471 van Haastrecht richting Gouda had laten verplaatsen.23 Hierboven bleek al, dat inwoners van Berkenwoude en Stolwijk ook de Goudse markt bezochten. Inwoners uit de Alblasserwaard moeten in de Krimpenerwaard ofwel met eigen schuiten zijn gekomen, ofwel gebruik hebben gemaakt van het veer over de Lek bij Schoonhoven. Duidelijk wordt ook dat het zgn. “Groot octrooi" uit 1520, waarbij ondermeer bepaald werd dat alle dorpen in (het middeleeuwse!) Zuid-Holland te Dordrecht met hun produkten ter markt dienden te gaan, met voeten getreden werd. Zowel dorpen in het Zuid- hollandse deel van de Krimpenerwaard (zie ook hieronder) als dorpen in de Alblasserwaard 19 ARA RR inv.nr. 3330 20 OASch. inv.nr. 861a-n, een thans verbroken lias van perkamenten charters 21 OAG dossier inv.nr. 2349 22 in ieder geval sinds 1440 (ARA RR inv.nr. 3303) gehouden, blijkens de jaarlijkse opgave van de tolgelden in de rentmees- terrekeningen. Op het verloop van deze tolgelden hoop ik nog terug te komen. In 1541 stelt Gouda dat haar poorters op de paardenmarkt te Haastrecht geen tol hoeven te betalen (OAG inv.nr. 1198: stadsrekening ƒ18) 23 OAG inv.nr. 662, vgl. regest 179 dd. 1471, 8 nov.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1995 | | pagina 6