hebben doen vermoeden, dat het samenbrengen van een zoo eensgezinde groep méér tot
opbouw, dan tot afbraak van de antifascistische beginselen moest leiden. De uitwisseling van
gedachten zou vruchten dragen in verren toekomst, een toekomst waaraan niemand twij
felde, al vergisten allen zich in het tijdstip waarop deze zou aanbreken.
Even willekeurig als bij het arresteeren, ging de vijand ook te werk bij het ontslag,
dat allengs aan het overgroote deel te beurt viel.
Het vertrek naar Duitschland
In augustus 1941 waren nog een veertigtal gijzelaars over en deze ontvingen het bericht, dat
zij naar een beter ingericht oord zouden worden overgebracht. Rees al eens eenige argwaan
bij sommigen, de stellige verzekeringen van den Duitschen kampcommandant dat dit betere
oord in Nederland gelegen was, deed de teleurstelling van het gevangen blijven beter
verdragen. Doch ook hier bleek wat het Duitsche woord waard was.
In den vroegen zaterdagmorgen van 23 augustus 1941 werden de overgebleven
veertig "gevaarlijksten" in twee dichte auto’s gepakt, de noodzakelijkste bagage tusschen de
beenen. Er werd in snel tempo, bijkans zonder eenig oponthoud, in de richting van de
Duitsche grens gereden en eenmaal Hengelo gepasseerd, was alle hoop op een verblijfplaats
in Nederland den bodem ingeslagen. Na een ganschen dag en nacht gereden te hebben,
meestal langs smalle wegen, werd eindelijk des zondagsmorgens 4 uur een groot kamp
bereikt. Het was het konzentrationslager "Buchenwald".5
33
Gijzelaars in Buchenwald
Hier was men op de aankomst van groote gezelschappen ingesteld. In minder dan geen tijd
waren allen geheel ontkleed. Onder de groote electrische lampen was de aanblik min of
meer komisch. De stille vrees in de harten kon niet verhinderen, dat bij menigeen een
glimlach op het gelaat kwam. Het stof van de slingerende berg- en boschwegen was
tusschen de linnen overdekking der auto’s binnengedrongen. Gelaat en handen en voeten
staken zwart af tegen de blanke lichamen. Zoo stond de keur - naar de Duitschers meenden -
der Anti-Rev[olutionaire] Partij, moedernaakt op muilen, elkaar aan te zien. Zoo ging het
klepperend de stenen trappen af naar een douc[h]eke!der, waarna blauwgestreept onder
goed en een kamppakje de uitrusting voltooiden.
Gelukkig werd de groep niet in het eigenlijke concentratiekamp opgeborgen. In
twee, van steen opgetrokken gebouwen van twee verdiepingen, bevonden zich reeds vanaf
1940 de z.g. Indische gijzelaars.6 Dat waren de eere-Haftlinge.7 De haren van hun hoofd
5 Zeer consequent scCirijft Polet steeds "Buchenwalde". Een verklaring daarvoor is moeilijk te vinden. Misschien heeft hij
deze schrijfwijze van de plaatsnaam ontleend aan "Konzentrationslager im Buchenwalde". In dit verband is het opvallend,
dat in artikelen ter gelegenheid van het feit dat Polet 25 jaar raadslid was (bijvoorbeeld in een krantebericht van onbeken
de herkomst, gedateerd 7 juli 1953 en in Trouw van 17 juli 1953) eveneens sprake is van "Buchenwalde”. Hetzelfde is het
geval in een artikel in de Goudsche Courant van 30 augustus I960, dat verscheen ter gelegenheid van zijn 25-jarig wethou
derschap. zelfs in het analytisch verslag van de gemeenteraad van Gouda, zitting 29 augustus i960, staat "Buchenwalde".
6De gebruikelijke term "Indische gijzelaars" is enigszins misleidend, omdat slechts een deel van deze categorie gevan
genen persoonlijk iets met Nederlands-lndië te maken had. Indische gijzelaars werden in juli en in oktober 1940 opgepakt,
om de autoriteiten in Nederlands-lndië tot een gunstige behandeling van de daar geïnterneerde Duitsers te bewegen.
7De aanduiding Ehrenhaftling werd m.i. toegekend aan personen als H. Colijn en JA de Wilde. Colijn werd na een geïsoleerd
verblijf van enige weken in Valkenburg (Zuid-Limburg) naar Berlijn vervoerd, waar hem dertig verhoren werden afgenomen.
Sinds 26 maart 1942 werd hem, op eigen kosten, een gedwongen verblijf in Ilmenau (Thüringen) opgelegd, waarbij alleen
zijn vrouw hem mocht vergezellen. Hij overleed daar op 18 september 1944 door een hartverlamming. JA de Wilde was
na Colijn het meest prominente lid van de ARP. Hij werd eerst afzonderlijk geïnterneerd in Vught Eind 1941 werd hij
verhuisd naar St Michielsgestel. Voor mannen als Polet gebruikte Dr. A.J.W. Kaas in Onderdrukking en Verzet Nederland in
oorlogstijd. (Arnhem/Amsterdam, z.j.) I, 631, de naam Vorzugshaftlingen.