36 NA HET MORGENAPPEL11 elkaar opdringen in de aangegeven richting. De andere arm strekt zich in de richting van het concentratiekamp en de figuren die hierop staan zijn zeer beteekenisvol. Zij stellen, zeer natuurgetrouw, voor: een jood, een pastoor en een predikant, met daarachter de kolf van het geweer, gehanteerd door een ss-man, dringend en stootend in de richting van het kamp. Het is de symbolische uitdrukking van den godsdiensthaat van Hitlers nazi-staat. Aan het begin van een toegangslaan staan drie meter hooge muren, waarop links en rechts godslasterlijke opschriften10 als: "Onze Heer is onze plicht"! Dan volgen links en rechts de administratiegebouwen [en] garage, alle meest van hout. Ook een diergaarde is aanwezig, al zag ik nooit anders dan beeren. Dan volgt het eigenlijke poortgebouw met de boven aangeduide ijzeren hekken. Het poortgebouw, precies boven den ingang, heeft een galerij, waarop een soldatenwacht met mitrailleur, een groote luidsprekerinstallatie en de electrische klok. De ééne vleugel bevat de kantoren en wachtkamer van de dienstdoende SS- mannen en de andere vleugel de gevreesde bunkers, zoodanig ingericht dat de gestraften slechts kunnen staan. In één daarvan heb ik een nacht doorgebracht. Of de lampekappen in de SS-bureaux van geprepareerd menschenvel waren, laat ik voor rekening van degenen, die dat als stellige waarheid vertelden. Direct na het passeeren van den ingang onder den toren, strekt zich de groote appèlplaats uit (zie beide illustraties op pag. 38). Deze plaats is wel juist geteekend in het gedicht, getiteld: Dreigend grauw plein in stervenden nacht; Vervloekte appèlplaats, vervloekt ied're dag. Verlaten door werkers, nog niet ontkracht, Gevuld met stervenden en de hoonende lach Van sadisten, die trappen op buik en op nieren van onmachtigen, zieken en zwakken; om macht overleven en sterven wellustig te vieren. Dreigend grauw plein in stervenden nacht. 11 A. Dubois noemt, op pagina 39, Melis Stoke als de dichter van dit en het nog volgende gedicht Melis Stoke was het pseudoniem van Herman Salomonson. in de bij noot 10 genoemde folder van Buchenwald staat over de appèlplaats het volgende "Hinter dem Torgebaude dehnt sich weit der Appellplatz. Stundenlang muszten hier die Haftlinge morgens und abends zum Zahlappel stehen, junge, alte, auch Kinder! lm eisigen Schnee- und Regenschauer, bei glühender Hitze, in schneidender Kalte standen hier Arbeiter, Geistliche aller Konfessionen, Wissenschafder, schriftsteller, Künstler, Antifaschisten aus 32 Landern. Vielen Haftlingen brachten die langen Appelle den Tod. Hungernd und fiebernd, mangelhaft bekleidet standen sie auf diesem Platz, einmal 18 Stunden lang im eisig-schneidenden Wind.” 10 Dit is de mening van polet, maar ik denk dat hij hier met "Onze Heer is onze plicht" geen goede vertaling geeft van een Duitse tekst In algemene zin is zijn interpretatie, dat de opschriften bedoeld waren om God te beschimpen of te smaden, niet juist Dr. L de jong vestigde er in deel 8 (wetenschappelijke editie, pagina 399) de aandacht op, dat Himmler straf het meest effectieve middel tot opvoeden in nationaal-socialistische geest vond. De Duitsers hadden zo hun eigen poëzie en filosofie om dit zgn. opvoedingsproces te ondersteunen: "Mit Hohn und Zynismus versuchte die SS, die moralische Kraft der Haftlinge zu brechen", staat in een gids voor de bezoekers van "die Nationale Mahn- und Gedenkstatte Buchenwald", tn Dachau, Sachsenhausen, Flossenburg en Auschwitz stond op de toegangspoort "Arbeit macht frei". Op de gebouwen die de appèlplaats omringden stond, in reusachtige letters, in Dachau, Sachsenhausen en Mauthausen: "Es gibt einen Weg zur Freiheit seine Meilensteine heissen: Gehorsam - Fleiss - Ehrlichkeit - Ordnung - Sauberkeit - Nüchternheit - Wahrheit - Opfersinn und Liebe zum Vaterland." In de toegangspoort tot Buchenwald stond, in keurige smeedijzeren letters.- "Jedem das Seine". Deze leuze heeft, als citaat van Dr. J. Goebbels, in Nederland gediend als parool voor een Arbeidsweek in juni 1942: "Waarachtig socialisme beteekent niet allen hetzelfde, maar ieder het zijne."

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1995 | | pagina 14