42 Maar 'k zeg u- al ons bang zijn, is verbonden aan ons zondig "ik", waaruit ons Christus' bloed verlost! Dat wist ik ieder oogenbük in deze strafgevangenis. Geestelijke ervaringen Het lijkt schier heiligschennis, dit terrein te betreden. De zieleworsteling tusschen God en onze ziel leggen we niet gaarne bloot voor ieders oog. Men leert n.l. wel echt uit diepten van ellende roepen om redding. Roepen niet in de eerste plaats om lichamelijke bevrijding, maar om vrijspraak van schuld en straf. De verdoemelijkheid voor God, de zonden van een schijnbaar fatsoenlijk leven, de zonden, aanklevende de heiligste verrichtingen in het leven, daarvan ontvangt men diep besef. En dit drijft uit tot een roepen en smeeken om ontferming. Tot een pleiten op Gods barmhartigheden, op de verdiensten van den Heere Jezus Christus. Pleiten ook op de gebeden van vrouw en kinderen en van de vrienden in het vaderland. Want het is persoonlijke ervaring, dat wordt gevoeld, dat die gebeden met eigen smeekgebed, als samengebundeld de heem'len doorboren tot voor 's Heeren genadetroon. Men voelt zich in die oogenblikken niet eenzaam meer. Men voelt de gemeenschap der Heiligen. Dit zijn aangrijpende oogenblikken en men ondervindt dan verhooring van het gebed en ontvangt de zekerheid tot Gods uitverkooren volk te behooren. Dat geeft ook kracht den nieuwen dag, vol nieuwe ellende, aan te vangen en bij het sneller en steeds bonzender slaan van het broze hart onder zware arbeid, toch te weten dat het goed zal zijn, ook als dat hart het begeven zal. Dit is de geestelijke kracht, waarop degenen die dat houvast misten, jaloersch waren; het missen van die kracht [was dikwijls de oorzaak] waardoor zij zooveel vlugger hun levensstrijd opgaven. Hoeveelen [waren er] toch, [die] een gewoone afzondering in gevangenis of kamp niet verdroegen, of zelfs voor dit dreigend gevaar naar de gift-beker grepen! Dit alles neemt natuurlijk de groote schuld van de nazi-beulen - het allerverschrik kelijkste wordt niet vermeld - niet weg. voor de gevangene die christen is, was, als de slaap verre week, de ure des gebeds aangebroken. De zaaksgerechtigheid van den politieke gevangene en van de onderdrukte volken stond vast, doch anderszins was in dit alles de tuchtroede Gods over land en volk en over eigen schuld en zonde op te merken. !k ben geen heilige en geen held, maar k trachtte 't in uw oog te zijn, tot meerder glorie van mijn Heer, in wien 'kin bangen nood en pijn mijn eenig uitzicht had gesteld. En was 'k weer in mijn cel alleen, dan heb ik menigmaal gebloosd, om allen hoogmoed, waarmee k u uit mijn beproeving heb getroost en waardoor ik zoo moedig scheen!

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1995 | | pagina 20