46
Was er dan niets goed in Buchenwald? Zeer weinig. Tot dat weinige mag gerekend
worden de douc[h]eïhrichting, ondergebracht in een, half onder de begane grond aange
brachte kelder, waar naar schatting een honderdtal sproeiers aan het plafond waren aan
gebracht. Voor de vermagerde gestalten behoefde [de] tusschenruimte niet groot te zijn.
Tot de kleine ergernissen24 behoorde het volgende. Het was de gewoonte dat des
zondagsavonds, voor het naar bed gaan, luizencontrole werd gehouden. Alle barakbewoners
ontkleedden zich en stelden zich in een rij achter elkaar op, vóór de tafel waar een Duitscher
de controle verrichtte. Hij kwam gelukkig niet met de handen aan dit werk te pas, doch
gebruikte hiervoor 2 stokjes. Vooral voor degenen, die nimmer in militaire dienst waren
geweest, was dit een vernederend bedrijf, m de Hollandsche-, de Geuzenbarak, werden geen
ongedierten aangetroffen, in de periode waarover dit verhaal handelt, 't Behoeft niet extra
gemeld te worden dat iedere zondagmiddag het hoofdhaar geknipt werd; de blonden om de
veertien dagen.
De beschouwing van het leven in de concentratiekampen zou niet volledig zijn,
wanneer niet iets over de appèls werd gezegd. Aan de appèls ontkwam niemand. Gebeurde
het, dat in den nacht één der kameraden ziek werd, ook hij moest eerst naar de appèlplaats.
Ik heb wel medegemaakt, dat den ganschen nacht werd opgetrokken met iemand die hevige
maagbloedingen kreeg, ook deze ernstige patiënt werd dan, in een deken gewikkeld, op een
bank medegedragen. Reeds vroeg, in half donkere morgenschemering, werd buiten tusschen
de barakken aangetreden en daarna in voorgeschreven volgorde naar vaste plaatsen afge
marcheerd, waar groep voor groep werd gericht en geteld, waarna het appèl door de
dienstdoende SS-commandant werd afgenomen en de verschillende orders voor den dag
werden bekend gemaakt. Dit duurde soms geruimen tijd en er werd dan veel geleden door
de koude en de in de winter hangende zware mist. De boomen rondom het kamp waren
meestal zwaar berijmd en in één der eeuwenoude boomen hing dan, nieuwsgierig den
ruigen kop rechts en links wendende, een groote bruine beer. Was eindelijk aan alle
formaliteiten voldaan, dan marcheerden de werkgroepen af en werden de zieken naar het
hospitaal gebracht. Bij een ernstig geval, als hiervoor door mij genoemd, werd dan 's avonds
vernomen, dat de kameraad reeds overleden was. Het afzonderlijke commando lijkendragers
zorgde verder voor het vervoer naar de verbrandingsoven.
Des avonds geschiedde alles in omgekeerde volgorde. Direct na het, stram in de pas,
binnenkomen door de poort, waarbij een muziekkorps in actie was, werd eerst het
avondappèl gehouden. Dit duurde vaak nog langer dan des morgens, al naar gelang het
humeur van den dienstdoenden SS-officier uitviel. Daarbij moesten allerlei Duitsche liederen
worden gezongen en wee degene, die erop betrapt werd niet flink te hebben meegezongen.
Vooral als er iets met de telling niet klopte, of om andere onbekende redenen, duurden die
appèls lang, terwijl het eten dan in de barakken wachtte. Men moet het persoonlijk hebben
meegemaakt, om te weten hoe tergend langzaam de wijzers van de klok, waarop men
gestadig het oog gericht heeft, zich bewegen, als men één, twee of soms wel drie uren op
dezelfde plaats moet staan, zonder dat ook maar iemand zich mag of kan verwijderen. Wat
zich in de ergste gevallen dan voordoet, kan natuurlijk niet beschreven worden.
Op de appèlplaats werden meestal ook de straffen voltrokken. De slachtoffers
kregen daar de 25 slagen "over den bok", een soort dubbele schraag. Met een lederen
zweep en door een sterke hand toegebracht, was deze straf niet malsch. Met een dubbel
24 A. Dubois, pagina 49: "Al noemde de wethouder dit een van de kleine ergernissen, wij konden wel merken, dat hij en
mannen als Prof. Telders dit zeer vernederend en irriteerend vonden.”