33SAHM, ONA 197, fo. 53, 17 ailg 1648
34Het is niet duidelijk hoe groot de oplage van de bijbel geweest is. Maar ongetwijfeld groter dan de hier genoemde 200 stuks.
36aldus vermeld in de bijbeluitgave
70
geleend van predikant Christoffel van Langerack en van Jacob Trist om zijn voornemen de
statenbijbel na te drukken te kunnen realiseren; van de eerste 400 gld., van de tweede 800
gld. Als onderpand dienden 200 bijbels33, die Pieter hun werkelijk in handen gaf34. Dat zou
betekenen dat de bijbel, vermoedelijk het boekblok, ingenaaid zonder band of wellicht als
blok ongesneden en niet in katernen gevouwen, per stuk slechts zes gld. waard zou zijn. Of
was het onderpand meer waard dan het geleende bedrag? Hoe hoog de prijzen van boeken,
nieuw of 'tweede-hands', in de zeventiende eeuw waren voor de particuliere koper en voor
collegae-boekhandelaren is een een nog duistere materie. Van Selm35 heeft enig materiaal
omtrent deze kwestie bestudeerd, met name fondscatalogi met gedrukte prijzen van
verschillende boekhandelaren en boekhandelaren-uitgevers. Maar feitelijk riep deze studie
meer vragen op dan dat er bantwoord konden worden. In veel gevallen was de prijs die een
coWega-Hbraire diende te betalen voor een boek lager dan dat de particuliere klant moest
overleggen. Hetgeen voor de hand lijkt te liggen, omdat de winkelier ook iets aan datzelfde
boek moest verdienen. Maar in enkele gevallen betaalden zowel de winkelier als de klant
dezelfde prijs voor een boek. Misschien was er in die gevallen sprake van winkeldochters?
Korting werd wel verleend, wanneer meerdere exemplaren van een titel gekocht werd. Dit
betrof voornamelijk de boekwinkeliers. Kwantumkorting zouden wij nu zeggen. Ook werd
veelal korting verleend op de prijs van het boek, indien het contant betaald werd. Dat was in
de zeventiende eeuw niet gebruikelijk. Men kocht meestal op rekening, die dan bijvoorbeeld
eens per jaar werd voldaan.
Het afsluiten van bovengenoemde leningen door de Rammesijns was echter niet
voldoende om het drukken van de Statenbijbel te bekostigen. Zij gingen een compagnie aan
met Esdras Snellaert, Hbraire te Utrecht36. Deze deed op zijn beurt zaken met Paulus Callen-
bach, boekdrukker te Rotterdam. Een vreemd gegeven hierbij is dat Callenbach eind 1647 160
van de 'Rammesijn-bijbels' aan Snellaert verkocht, waarvan de koopson duizend gulden
bedraagt. Dus ook hier bedraagt de prijs per ingenaaid boekblok zonder band of de stapel
ongevouwen en ongesneden katernen zes gulden, feitelijk zelfs iets meer dan zes gulden.-
'160 duitsche bijbels, Augustijn letter in folio, die bij Johan Rammaseyn gedruckt worden*7.
Het is verwonderlijk dat Callenbach aan snellaert zo'n grote hoeveelheid boeken verkocht
heeft, omdat de utrechtse Hbraire immers een compagnie met de Rammesijns was aange
gaan. Het voert mij hier te ver over deze kwestie te gaan speculeren.
37J.G.C Briels, Zuidnederiandse boekdrukkers en boekverkopers in de Republiek der Verenigde Nederlanden omstreeks 1570-1630;
een bijdrage tot de kennis van de geschiedenis van het boek Nieuwkoop, 1974 192-193, GA Rotterdam, notarch. 499, no. 1077, 31
dec 1647;
Vanzelfsprekend betekent 'duitsche' de landstaal, het Nederlands; 'Augusöj letter’ is vermoedelijk de naam van de lettersoort,
waarmee de bijbel gedrukt werd.
35 Bert van Selm, inzichten en Vergezichten. Zes beschouwingen over het onderzoek naar de geschiedenis van de Nederlandse
boekhandel, si, 1992; m.n. 'Uit de voorgeschiedenis van de vaste winkelprijs', pp. 46-62