LIGGING VAN DE GRAVEN
80
De graven in de Goudse Sint-Janskerk lagen in het middenschip en in de noorder- en zuider-
zijbeuk. Toen de kerk in de jaren I475w. werd vergroot werd ook de 'nieuwe kerk' als
begraafplaats in gebruik genomen: de kapellen waarmee de zijbeuken werden uitgebreid en
het transept. Maar in het hoogkoor van de Sint-Janskerk werd tot in het laatst van de middel
eeuwen niet begraven. Noch in het vijftiende-eeuwse grafboek, noch in dat van 1539 staan
'lagen' vermeld in het koor. Dit geldt trouwens ook voor de grafboeken uit de tijd na de
Hervorming. Wel werden er in de loop van de zestiende eeuw in het koor enkele grafkelders
aangelegd.
De eerste van wie vermeld staat dat hij in het koor begraven wordt is de heer van
Borsselen, kastelein van Gouda. We vernemen daarvan op indirecte wijze. In het in 1600
aangelegde grafboek wordt op de laatste pagina een verklaring opgetekend die door
burgemeester Dirkjacobsz Schoonhoven ten overstaan van de kerkmeesters wordt afgelegd
in het jaar 1611.19> De burgemeester laat aan de kerkmeesters een acte zien die hun
voorgangers op 24 december 1565 hadden opgesteld en waarin ze aan de toenmalige
kastelein, jonkheer Van Dorp, twee graven in het koor verkochten ten noorden van het graf
waarin een zekere Balich Pieter Leuwen dochter de kerkmeesters verzoekt het graf waarvan
zij de eigenaar is over te nemen en haar er 'de nobel' voor terug te geven, omdat zij die in
verband met haar ziekte nodig heeft. Balichs dochter Lisabet Broeckhuysen ondertekent het
briefje mede, om te kennen te geven dat ze het verzoek van haar moeder steunt: zij is
immers rechthebbende op het erfelijke graf.16*
In al deze gevallen gaat het kennelijk om eenmalige betalingen. Andere notities
spreken echter van renten en van achterstalligheid in betaling daarvan die tot verlies van het
graf kan leiden: 'dit graf es verloren voor ii scilde van renten' (2v,8); 'voor 4 beyers gulden
verloren' (23,7-, vgl. 25v,2); 'voert 3 sc. afterstallige renten verloren' (48,8). Blijkbaar gaat het
hierbij om regelmatig terugkerende betalingen. Dan ligt het voor de hand aan huurgraven te
denken.
In de zeventiende eeuw en later schijnen die inderdaad te zijn voorgekomen.17) Maar
voor de vroegere perioden is er niets dat op huur als beheersvorm van graven in de Sint
janskerk wijst. Daarom ligt een andere interpretatie voor de hand. Veel Gouwenaars hadden
verplichtingen aan de kerk in de vorm van jaarlijks te betalen renten; een rentelegger uit
1483 getuigt daarvan nog.18) Personen die in gebreke bleven zagen soms geen andere weg
om uit de moeilijkheden te komen dan door het familiegraf van de hand te doen. Er is hier
dus enige overeenkomst met het zojuist genoemde geval van Balich Pieter Leuwen dochter.
Per saldo kende de middeleeuwse Sint-Janskerk vanuit het beheersoogpunt dus slechts twee
soorten graven: particuliere eigen graven en graven in eigendom bij de kerk.
l6> StJ 25.
18> StJ 5.
191 KM 232. Met dank aan Mw. Van Dolder die me op deze verklaring attent maakte.
17> Van Dolder-de wit, De St lanskerK 130: na 1621 zou men ook graven hebben kunnen huren. Zij beroept zich hiervoor
op de kerkrekening van dat jaar (mondelinge mededeling) maar deze spreekt nergens van huurgraven en zet overigens de
tariefstelling van de voorafgaande jaren ongewijzigd voort.