2I> OA 463 en diverse afschriften in 469 (regesten 234 en 246). Zie ook de in de volgende noot genoemde grafsteen.
24) J.C. Breen, Rechtsbronnen der stad Amsterdam (Den Haag 1902) 31.
251 GA Amsterdam, Archief Herv. Gemeente: Kerkvoogdij inv. 74.
26> H.G. Hamaker, De middeneeuwsche keurboeken der stad Leiden (Leiden 1873) 42.
27> Hamaker, Middeneeuwsche keurboeken. 486/7.
81
2S) w.H. Vroom, De Onze-Lieve-Vrouwekerk te Antwerpen. De financiering van de bouw tot de beeldenstorm (Antwerpen
en Amsterdam 1983) 39.
231 J.A. Fruin, De oudste rechtsbronnen der stad Dordrecht en van het baljuwschap Zuidholland (Den Haag 1882) 26. Wat
wordt bedoeld met 'opt toxael' is niet duidelijk.
20> Bedoeld is Johan van Dorp, kastelein tevens baljuw en schout van Gouda van 1562 tot zomer 1565. Toen hij het graf
kocht was hij dus al kastelein af. Dat het om een graf in het hoogkoor gaat blijkt alleen uit het opschrift boven de
verklaring van 1611. De burgemeester was in het bezit van de twee graven van Van Dorp gekomen door koop van diens
erfgenamen.
22> P.c. Bloys van Treslong Prins, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie zuid-
Holland I (Utrecht 1922) 248-319, hieruit nr. 2.
van de heer van Borsselen.20) Wie was nu de heer van Borsselen die vóór Van Dorp in het
koor was begraven? Twee personen komen in aanmerking. Jacob van Borsselen was kaste
lein, tevens baljuw en schout, van 1494 tot 1503. zijn zoon, die eveneens Jacob heette, volgde
hem in 1503 op. Deze tweede Jacob overleed 20 december 1521.21> In de laatstgenoemde
zullen we wel de bedoelde grafeigenaar moeten zien, zijn grafsteen is bewaard en ligt nu in
de zuidelijke kooromgang.22) Zoals zoveel grafstenen in de Sint Janskerk ligt deze zerk niet
meer op zijn oorspronkelijke plaats.
De reden waarom men te Gouda niet in het hoogkoor begroef is niet duidelijk.
Begraven in het koor werd zeker niet als een ontwijding van het altaar beschouwd. Het
begraven in kerken berustte juist op de gedachte dat de nabijheid van het sacrament en van
de in het altaar gevatte relieken aan de dode bescherming bood. In andere Hollandse
stadskerken werd in het koor volop begraven. De kerkmeesters van de Grote Kerk in
Dordrecht berekenden speciale tarieven voor een begrafenis op het oksaal en beneden in het
koor.23> Ook het Amsterdamse keurboek van 1413 bevat een bijzonder tarief voor graven in
het koor.24) Het oudste grafboek van de Oude Kerk te Amsterdam vermeldt inderdaad graven
in het koor.25) Het Leidse keurboek van 1406 regelt wie er in de Hooglandse of st. Pancraskerk
een graf in het koor mag kopen: priesters, ridders en hun familie, en diegenen die schout,
schepen of raad (burgemeester) zijn of geweest zijn of die het ambt van kerk-, gasthuis- en H.
Geestmeester bekleden of hebben bekleed. Bezitten deze personen eenmaal een graf, dan
mogen zij zelf of hun rechtsopvolgers erin begraven worden.26) Een zelfde regeling gold ook
voor de Leidse Pieterskerk. Alleen werd hier een maatregel getroffen die het in principe voor
iedereen mogelijk maakte om graven, die door de uitbreiding van de kerk binnen het koor
kwamen te liggen, te laten legaliseren.27) Van een voorkeursbehandeling van geestelijken is
ook elders sprake. De kanunniken van de Onze Lieve Vrouwekerk in Antwerpen bijvoorbeeld
werden in het koor van die kerk begraven.28)